C.J. Haak – PLAYBACK of LIVE (de betekenis van de Vrijmaking na 75 jaar) – deel 3

Kees Haak

Foto: Dick Vos

Wat kunnen we leren van de Vrijmaking in 1944 voor vandaag en voor de toekomst? Drs. Kees Haak (geboren en getogen op Zaamslag en van 1989-2014 hoogleraar missiologie aan de T.U. in Kampen) hield in 1995 een referaat over de blijvende betekenis van de Vrijmaking. Met zijn instemming mag ik het op mijn weblog publiceren. Dat doe ik in vier afleveringen. Na de samenvatting van deel 1 en deel 2 volgt nu deel 3.

C.J. Haak – Playback of Live (de betekenis van de Vrijmaking na 75 jaar)

Samenvatting 1  Ontmoeting met de levende God

De Vrijmaking stond op de bres voor de realiteit van de leven­de God zoals Hij in de bijbel tot ons komt. Daarom werd een spekulatieve verkiezings­systematiek aangevochten en afgewezen. Zodoende kwam de weg vrij om het geloof weer een plaats te geven in de konkre­te werke­lijkheid van elke dag in plaats van in een soort boventijdelij­ke eeuwigheid.

Dat was tegelijk de doodsteek voor kerkelij­ke gear­riveerdheid en lauw­heid. In de prediking werden de mensen op­nieuw voor de levende God geplaatst. Dat wil zeggen de God die barmhartig­heid wil bewijzen aan duizenden die Hem daadwerkelijk liefheb­ben, vgl. Ps. 103, maar ook als de heilige God met eerbied en ontzag vereerd wil worden, Hebr. 12:28-29.

Samenvatting 2  Klem van bekering en geloof

De belijdenis van de levende God werd in de Vrijma­king kon­kreet uitgewerkt en geformuleerd in het spreken over de belof­te en de eis van het genáde-ver­bond. Daardoor werd het hele leven onder het beslag van de serieuze genade gesteld. De eis van het verbond was niet de zweep van het wetticisme en het behagen van een religieus gevoel, maar herkreeg zijn plaats binnen de kaders van het leven met God in zijn verbond. Gods eisen zijn evengoed genade, omdat Hij ons daarmee binnen de perken van het ver­bond houdt. Het is de ‘wet der vrijheid’, Jak. 2:12, waar­door we de genade niet verliezen.

Ook de sakra­menten werden in dat kader geplaatst. Zodoende werd de kinder­doop geen kussen voor valse geloofszeker­heid, maar een oproep ‘bij het op­groei­en de doop te leren verstaan’. Dat wil zeggen: om de genade die God bij de doop al beloofd had ook met­terdaad te belij­den, vast te houden en daarin door voortdu­rende en voort­gaande reformatie ook toe te nemen.

Met een verbondsprediking die gericht is op konkrete bekering en aktueel geloof heeft de Vrijmaking elke vorm van automa­tisme princi­pieel willen uitbannen. Daardoor ontstond er de ruimte van het evangelie voor een exis­tentieel en dyna­misch leven van geloof en dage­lijkse beke­ring. Hoe kon het ook an­ders, met een levende God.

3/ Zekerheid van het geloof vanwege betrouwbare beloften

In het verbond geldt niet alleen de eis, maar ook en vooral de beloften. Juist in de harde strijd tegen het verkiezingsschema kwam opnieuw aandacht voor het belofte-karakter van Gods Woord. Wanneer God naar ons toekomt met zijn evangelie belooft Hij ons vergeving van zonden en eeuwig leven. Dat is geen mededeling over onze toekomst, geen goddelijke waarzeggerij over onze plaats op de nieuwe hemel en aarde, maar een serieus voorhouden van de weg naar het leven. Kort gezegd: God doet in zijn Woord geen voorzeg­ging, maar toezegging. Dit leven is voor jou! Daar mag je zeker van zijn, zo waar als God je dit zegt. Dat belofte-karakter is fundamenteel voor het verstaan van de hele bijbel. God doet geen ‘state­ments’ over onze toekomstige status quo, maar komt naar ons toe met de uitnodigingsbrief van het heil. Je kunt daar verschil­lend op reageren.

Ik geef hier het voorbeeld van een brief van een man die zijn weggelo­pen vrouw terug wil hebben. Hij schrijft thuis in alle ernst een hartelijke plei­dooi tot herstel van de relaties. Dan valt op een goede dag die brief door de bus. En wat gebeurt er dan? Je kunt die brief verachte­lijk ver­scheuren. Dan heb je de brief wel gehad, maar hem niet geaccep­teerd. Je kunt hem ook accepteren, maar apathisch blijven wachten op de volgende stap, in twijfel of hij het wel echt meent. Je kunt ook op­springen van blijd­schap, alles vergeten en naar hem toeren­nen gedra­gen op de vleugels van vertrouwen en verlangen: ja, bij jou wil ik zijn, altijd! Kijk, die laatste ‘ontving’ de belofte, die geloof­de hem op zijn woord. De anderen kregen die belofte net zo goed, maar verspeelden die door noncha­lan­ce of twijfel. Het geloof ont­brak. Dat ongeloof be­rooft de belofte niet van kracht, maar ontmaskert de mens in zijn onwil en hardnekkigheid.

Want als God met zijn beloften naar ons toekomt, wie zijn wij dan om te twijfelen of Hij het wel echt meent? Of er niet de valstrik van de verkie­zing achter steekt, die het mij onmoge­lijk maakt om te geloven, v.g. D.L. III/IV, 8? Juist het belof­te-karakter van Gods spreken bewaart voor twijfel en apathie. Die belofte komt namelijk regelrecht uit het hart van God, vervuld met liefde in Christus. Zijn komst op aarde laat overduide­lijk zien dat het God ernst is met zijn toezegging over vergeving en eeuwig leven. Hij houdt geen twee ijzers in het vuur. Het is één evange­lie: wie de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, Joh 3:16.

Zo mogen predikers op weg. Ze hoeven niet schuchter te zeggen dat de hoorders misschien ook tot de verkorenen behoren. Ze hoeven evenmin op Gods troon te gaan zitten om te zeggen dat God van alle mensen houdt. Ze moeten de belofte van het evan­gelie prediking met bevel van bekering en geloof. Dan weet de mens waar hij aan toe is. Hij mag zich aan dit Woord toever­trouwen, God daarop aanspreken. Van Gods kant gezien geen enkele reden tot twijfel of een houding van afwachten.

Alleen op deze manier worden mensen van hun onge­loof en twij­fel verlost. Er is geen zekerheid te vinden in wat zich in ons hart afspeelt, niet in jouw ijver, jouw kerkgang, jouw gods­dienstigheid en vroomheid. De zeker­heid is alleen te vinden in wat God tot jou zegt: geloof de Christus.

Toen de doop van jonge kinderen moest plaatsvinden op ‘veron­dersteld geloof’ van dat kind werd de leer van de genade omgekeerd. De zekerheid moest nu steunen op menselijk geloof. De sakramenten moesten nu óns geloof onderstrepen, in plaats van Gods beloften te bevestigen. Daarmee werd geloof subjek­tief en genoopt om altijd te twijfelen.

Diezelfde tendens wordt dan ook doorgevoerd op de Schrift zelf. Het is niet meer het gezaghebbend spreken van God, maar is verworden tot een mense­lijk getuigenis van al dan niet manmoedig geloof. Daarmee is princi­pieel de basis van het christelijk geloof gebroken. Dan blijft er wel veel ruimte voor allerlei geloofsbeleving en spiritualiteit, maar men komt tenslotte alleen zichzelf nog tegen. In gezelschap van net zulke vrome Moslims, Boeddhisten en Hindoes.

Toen God in de Vrijmaking de ogen opende voor het belofte-karakter van zijn spreken kwam er weer vaste zekerheid voor het geloof. Niet het geloof zelf was zo geweldig, maar het houvast dat God gaf. Hij is betrouwbaar van A tot Z. Op Hem kun je aan. Dát geeft zekerheid en vertrouwen, moed en nieuwe levenslust. Je vaart niet zonder koers in deze verdwaalde wereld.

Dat is nog steeds aktueel. Tegen de moderne Schr­ift­kritiek, die de hele Schrift tot een belijdenis van mensen wil maken. Maar het is ook aktueel tegen elke vorm van evangelisch zelf­vertrou­wen, dat de kinderdoop weigert en daarmee de zeker­heid van het geloof verplaatst uit het spreken van God naar het hart van de mens.

Samenvatting 3

Met de belijdenis van het verbond van genáde maakte de Vrijma­king de weg vrij om de aard van Gods belof­te op­nieuw te bena­drukken. De be­lofte is geen stati­sche mededeling over een te veronder­stellen status quo, maar een belovend spreken van God zelf. Beloven is niet voor­spellen, maar toe-zeggen, aan-zeg­gen, een serieuze uitnodiging voor­hou­den, v.g. D.L. III / IV, 8. Dat geeft tegelijk ook de vaste basis onder het geloof aan. Je kunt op Gods spreken aan.

Deze visie geeft ook ruimte voor de prediking, bin­nen en buiten de kerk. Een predi­ker moet zijn hoor­ders niet te bena­deren met ‘informa­tie’ of ‘st­ate­ments’ [God heeft u lief, bijv.], maar met de se­rieuze uitno­diging en bevel tot geloof. Alleen met dit betrouw­bare spreken van God kan elke twijfel in geloof worden uitgebannen. Je bouwt in de doop en in geloof niet op het funda­ment van eigen overgave en toewij­ding, maar je klampt je vast aan de belovende God.

Daardoor is in de Vrijmaking opnieuw het unieke karakter van het chrístelijk geloof uitgekomen te­genover elke reli­gie die zijn start­punt in de gelo­vende mens neemt, ook wanneer dat gecamou­fleerd wordt door evangelisch vuur.

Plaats een reactie