Een zee van ruimte zonder veel richting – over het NGK-rapport ‘Homoseksualiteit in de kerk’

In mijn eerste blog gaf ik een korte samenvatting van het NGK-rapport ‘Homoseksualiteit in de kerk’ (klik hier). Het kreeg van de opstellers de titel ‘Ruimte en richting’ mee. In deze tweede blog wil ik inhoudelijk ingaan op het rapport. Ik doe dat zonder al veel te citeren. Kort gezegd komt mijn reaktie hier op neer: het is een zeer integer rapport met indrukwekkende lifestory’s. Tegelijk vind ik het, zeker nadat ik het nog een paar keer herlezen heb, toch wel een teleurstellend rapport. De opstellers wilden graag zoveel mogelijk ruimte bieden voor de verschillende keuzes die gelovige homo’s en lesbiennes op grond van de Bijbel maken. Tegelijk wilden ze intens zoeken naar richting in de Bijbel en voor Gods aangezicht vanuit een diepe verbondenheid in Christus.

Wat de ruimte betreft: de opstellers hebben de veelheid van opvattingen binnen onze kerken helder en duidelijk beschreven. Maar als het om de adviezen gaat, laten ze het aan de plaatselijke kerken over om uit die veelheid hun eigen keus te maken.

Wat de richting betreft wordt er eigenlijk geen richting gewezen. Er wordt alleen maar een oproep gedaan om elkaar in liefde te verdragen wanneer kerken plaatselijk tot verschillende beleidskeuzes komen. Daarvoor beroept men zich op Romeinen 14 en 15, waarin Paulus aangeeft dat elke christen naar eer en geweten voor Gods aangezicht z’n eigen keus maakt, want Paulus zegt, aldus het rapport “heel beslist: ‘alles wat niet uit geloof voortkomt is zondig’ (14:23). We mogen elkaar als kerken en broers en zussen daarom niet dwingen, zelfs niet verleiden te doen wat ingaat tegen het geweten, wat ingaat tegen de geloofsovertuiging. Een landelijke uitspraak mag dan ook niet dwingend opgelegd worden aaneen lokale kerk wanneer die daarmee een gewetensprobleem heeft.” (blz. 136+137)

Wat zijn dan die landelijke uitspraken die we als Nederlandse Gereformeerde kerken zouden moeten doen? Nou, eigenlijk zijn dat er maar twee.

1/ Heet in alle gemeentes homoseksuele broers en zussen die in een relatie van liefde en trouw samenleven, welkom aan de maaltijd van de Heer.

2/ Laat, als er voldoende draagvlak in de plaatselijke gemeente is, homoseksuele broers en zussen die in een relatie van liefde en trouw samenleven ook toe tot het ambt van ouderling en diaken.

Verder schuift het rapport twee andere onderwerpen door naar een nieuwe landelijke commissie. Die moet zich de komende drie jaar buigen over:

3/ Het al of niet zegenen of bevestigen van een homoverbintenis / homohuwelijk.

4/ Het al of niet toelaten van predikanten die in een homosekuele verbintenis samenleven.

Tenslotte komt (behalve in één van de life-story’s) in het rapport op geen enkele manier een ander belangrijk vraagstuk aan de orde:

5/ Is in het licht van de Bijbel een kinderwens binnen een homoseksuele relatie van liefde en trouw geoorloofd?

Als het erop aan kom laat dit rapport de plaatselijke kerken dus zwemmen in een zee van ruimte zonder duidelijk een richting te wijzen.

Dat komt, denk ik, omdat het rapport niemand in verlegenheid wil brengen. Dat blijkt bijvoorbeeld in de beschrijving van de drie verschillende ‘lenzen’ van waaruit christenen de Bijbel op dit punt benaderen, nl. vanuit 1/ de scheppingsorde, vanuit 2/ de gebrokenheid en vanuit 3/ de variatie. Die drie opvattingen zijn er inderdaad.

Het rapport wijst lens 1/ af, benadruk heel sterk lens 2/ en voelt weinig sympathie voor lens 3/. Het noemt bij de eerste twee lenzen ook orthodoxe theologen uit eigen kring en schaart ten onrechte Ad de Bruijne onder de voorzichtige aanhangers van de derde lens.

Maar als men tot een afweging komt, wil men niemand tekort doen en is elke invulling vanuit de drie lenzen mogelijk, behalve de strikte opvatting dat samenlevende homoseksuele broers en zussen geen belijdenis mogen doen en geen avondmaal mogen vieren.

De opstellers van het rapport willen zowel aan Gods Woord recht doen als aan de inzichten in onze tijd die we als christelijke kerk onder leiding van de Heilige Geest vanuit Bijbels perspektief moeten wegen. Dan kun je, aldus het rapport, tot verschillende konklusies komen als het gaat om de vraag of er in de Bijbel ruimte is voor het aangaan van homoseksuele relaties in liefde en trouw. Want enerzijds tref je in de Bijbel alleen passages aan die gelijkgeslachtelijke seks afkeuren. Anderzijds gaat het in de Bijbel nergens over aantrekkingskracht, verliefdheid, intimiteit of zielsverwantschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht.

Nu laat het rapport dat laatste, hedendaagse inzichten, een belangrijke rol in zijn afweging spelen. Ik ben het daar mee eens. Tegelijk aarzelt het rapport om deze homoseksuele oriëntatie gelijk te stellen aan het door God ingeschapen verlangen van een man naar een vrouw en omgekeerd. Het verlangen is een scheppingsgegeven, aldus het rapport, maar de homoseksuele oriëntatie … niet … eigenlijk niet … “een pijnlijk raadsel” (blz. 57). Het valt mij op hoe aarzelend het rapport hier telkens spreekt.

Hoe kan dat? Want de opstellers van het rapport zijn unaniem van mening dat een homoseksuele relatie in liefde en trouw niet een gelijkwaardige variant op het bijbelse huwelijk tussen man en vrouw is. Ze zeggen namelijk klip en klaar op blz. 104 van hun rapport: “We willen ook aandacht vragen voor de polariteit van ‘mannelijk en vrouwelijk’. (…) Dit scheppingsgegeven willen we hoog blijven houden. De seksuele omgang tussen man en vrouw is vanwege dat wonder van het nieuwe leven meer dan een variant binnen het spectrum van de menselijke seksualiteit.”

Als dit werkelijk hun gemeenschappelijke overtuiging is, zou je op grond daarvan ook een aantal voorstellen mogen verwachten die concreet een richting aanwijst die we in de zee van opvattingen gezamenlijk als Gods kinderen binnen ons kerkverband zouden moeten gaan.

Maar dat doet men niet. En de reden is duidelijk. Meteen op het citaat hierboven volgt namelijk de zin: “Tegelijkertijd erkennen we in de werkelijkheid van mensen om ons heen een breedte van variaties waar we respectvol nabij willen zijn.”

Volgens mij zit hier de bottleneck van het rapport. Uit respect voor de veelheid van meningen wil men geen duidelijke keuzes maken die recht doen aan wat men eigenlijk wel vindt: de relatie tussen man en vrouw die uitmondt in het huwelijk, zoals God dat heeft ingesteld en beschrijft in Genesis 1 en 2, is van een andere orde dan homoseksuele relaties in liefde en trouw. En dus krijgt, met een beroep op Romeinen 14 en 15 (blz. 135+135), elke plaatselijke kerk alle ruimte om zelf uit te zoeken hoe men over homoseksuele relaties denkt en welke consequenties men daar in de praktijk aan verbindt. Alleen de optie ‘afhouding van het avondmaal’ wordt streng afgeraden.

Ik vind dit teleurstellend. Daarmee houdt het rapport toch wel heel erg veel rekening met wat “de dominante visie in onze cultuur” acceptabel vindt, ook al is men voortdurend oprecht en intensief bezig geweest met “de doordenking van God hierin van ons wil” (beide citaten staan op blz. 110). Wolter Rose schrijft in zijn minderheidshoofdstuk dat het rapport weinig oog heeft voor de corrigerende functie van de Bijbel. In het Nederlands Dagblad van 24 feb. 2024 zei Dick Westerkamp iets soortgelijks: als het over homorelaties gaat, krijgt het pastorale spreken van de Bijbel zo veel aandacht, dat het profetisch spreken van de Bijbel ondersneeuwt.

Omdat het rapport in de zee van ruimte geen duidelijke richting wil aanwijzen, zitten er ook een paar merkwaardige inconsequenties in. Ik noem er een paar.

*1* Het huwelijk tussen man en vrouw wordt wel principieel onderscheiden van homoseksuele relaties, maar het rapport stelt niet voor om uit te spreken dat het burgerlijke homohuwelijk niet gelijk staat aan het christelijke huwelijk. Het rapport stelt ook niet voor om uit te spreken dat een homo-relatie daarom niet op dezelfde manier bevestigd kan worden als een christelijk huwelijk.

*2* Als een homoseksuele relatie in liefde en trouw bijbels gezien geen variant is op het huwelijk tussen man en vrouw, zoals het rapport expliciet zegt op blz. 104, hoe kan men dan zonder enige argumentatie voorstellen om uit te spreken “dat plaatselijke gemeenten de mogelijkheid hebben om ook leden die in een homoseksuele verbintenis samenleven tot het ambt te roepen, zo daar binnen de plaatselijke gemeente voldoende draagvlak voor is” (blz. 134)? Er wordt, zelfs niet in een voetnoot, verwezen naar één van de bijbelse criteria voor oudsten, zoals Paulus dat voorschrijft aan Titus: oudsten moeten “onberispelijke mannen [zijn], die maar één vrouw hebben” (Titus 1:6) en aan Timoteüs: “Een opziener moet onberispelijk zijn. Hij kan slechts de man van één vrouw zijn” (1 Tim. 3:2).

*3* Opvallend is ook dat de opstellers van het rapport wel de vragen rond relatievorming en het krijgen van kinderen eventjes aanstippen als belangrijk aandachtspunt, maar dat ze er echt op geen enkele manier op ingaan. Terwijl, als je het over het legitieme verlangen naar een partner dat God in de schepping gelegd heeft, je het toch ook serieus over de even legitieme kinderwens van homoseksuele christenen zou moeten nadenken. Daar hoort ook meteen de vraag bij hoe je moet denken over de doop van kinderen die geboren en/of geadopteerd worden in een vaste homoseksuele relatie.

Terecht kan iemand nu vragen: welke ruimte én richting zouden we als Nederlandse Gereformeerde Kerken dan wel moeten geven en wijzen?

Zelf kom ik vanuit de lens van de gebrokenheid uit bij een mix van ‘milde tegemoetkomendheid’ en ‘royale acceptatie’.

Dat betekent volgens mij dat we als bijbelgetrouwe kerken niet bang moeten zijn om uit te spreken dat het huwelijk door God bedoeld is als de blijvende liefdesrelatie tussen man en vrouw. Andere relaties binnen de christelijke kerk zijn daar geen variatie op. Daarom kunnen we als Nederlandse Gereformeerde Kerken homo-relaties niet op dezelfde manier inzegenen als het huwelijk van een christelijke man en een christelijke vrouw.

Het betekent ook dat we na de zondeval leven allemaal van Gods barmhartigheid leven. Dus is er ruimte voor homo’s en hetero’s aan de maaltijd van de HERE,  of ze nu zonder partner door het leven gaan of in een relatie van liefde en trouw samenleven – tenminste, wanneer ze niet in grove zonden leven. Voor mij is het enkele feit van een vaste relatie van een vrouw met een bewust-niet-gelovige man (of omgekeerd) of een relatie van twee mannen of twee vrouwen met elkaar of een tweede huwelijk na een ongeoorloofde echtscheiding niet te beschouwen als zo’n grove zonde. Maar al deze drie situaties zijn voor mij wel een belangrijker verhindering om iemand toe te laten als ambtsdrager, omdat de Bijbel aan hogere eisen stelt aan deze geestelijke taak.

Als het om een kinderwens gaat, is mijn denklijn als volgt: of het nu om onvruchtbare hetero-stellen of om homo-stellen met een kinderwens gaat of om alleenstaande vrouwen die dolgraag moeder willen worden: je kind is biologisch van een andere persoon dan je partner. Bijbels gezien is er dan sprake van kunstmatig overspel. En als het gaat om een afweging van belangen: het recht van kinderen op twee biologische ouders weegt volgens mij zwaarder dan het verlangen naar een eigen kind terwijl het niet van je partner is.

‘Milde tegemoetkomendheid’ en ‘royale acceptatie’ betekent voor mij dus, dat homoseksuele kerkleden die in een vaste relatie van geloof, liefde en trouw leven, op alle fronten volop meedoet in de gemeente, net als ieder ander kerklid. Alleen op het punt van huwelijksbevestiging, ambtsdrager-zijn en kinderwens mogen we volgens mij als kerken uitspreken dat er op grond van Gods Woord zwaarwegende belemmeringen zijn.

Ruimte en richting – het NGK-rapport ‘Homoseksualiteit in de kerk’

Eind 2023 verscheen (met bijgaande foto op de NGK-website) het langverwachte NGK-rapport ‘Homosekualiteit in de kerk’. In deze eerste blog geef ik in eigen woorden een korte samenvatting van de inhoud van het rapport. De opstellers hebben, naast het officiële rapport van 258 bladzijden (klik hier) ook een ‘leeswijzer en samenvatting’ van 38 bladzijden (klik hier) gepubliceerd. Dat is nog behoorlijk uitgebreid, dacht ik. Dus vandaar deze nog beknoptere weergave. Daarin leg ik mijn eigen accenten en is er op één punt een volgens mij noodzakelijke korrektie. In een tweede blog wil ik inhoudelijk ingaan op het rapport.

Opdracht

De (toen nog GKV-)synode van Meppel gaf in 2017 een commissie de opdracht antwoord te geven op de vraag: ‘Wat heeft de gemeente van Christus te bieden aan lesbische zusters en homofiele broeders in haar midden?’

De volgende synode (die van Goes) gaf daarnaast in 2020 de commissie een aantal konkrete vragen mee:

  • geef een Schriftuurlijk onderbouwde visie op de bestaande seksuele diversiteit.
  • geef een Schriftuurlijk onderbouwde waardering van mogelijke seksuele relaties.
  • beschrijf hoe de christelijke gemeente veiligheid kan bieden aan mannen en vrouwen die niet in staat zijn om de weg te volgen die Genesis 2:24 wijst.
  • beschrijf hoe de christelijke gemeente ondersteuning kan bieden aan wie op grond van teksten als Matteüs 19:12 en 1 Korintiërs 7:37 kiezen voor een celibataire levensstijl.
  • beschrijf hoe een kerkenraad kan handelen in het geval gemeenteleden een seksuele relatie aangaan die naar het oordeel van de kerkenraad niet overeenstemt met de Schriftuurlijke norm.

Uitgangspunten

De opstellers hebben steeds een drietal algemene uitgangspunten voor ogen gehouden in het gesprek over LHBTI: het gaat om Christus, het gaat om mensen en het gaat om samen gemeente van Christus zijn.

Hoofdstuk 1 – Het wijdere verband (rapport blz. 30-36, samenvatting blz. 5-6)

Dit hoofdstuk laat zien dat onze westerse samenleving anno 2024 een heel andere tijd is dan die van een paar honderd jaar geleden. De antwoorden van toen zijn daarom niet één op één op vandaag toe te passen. Tegelijk moet het ons voorzichtig maken, want hoe wij in onze cultuur tegen homoseksualiteit aankijken is niet per definitie beter dan in andere tijden en in andere culturen. Als kerk moeten we ons niet laten leiden door de traditie (conservatief) of de huidige stand van zaken in de wetenschap (progressief). Als kerk moeten we telkens zelfstandig, in vertrouwen op Gods Woord en onder voortdurend gebed om wijsheid door Gods Geest, antwoord zoeken op aktuele vragen.

Hoofdstuk 2 – Homoseksualiteit: definitie en terminologie (rapport blz. 53-52, samenvatting blz. 6-8)

Dit hoofdstuk maakt onderscheid tussen * homoseksuele oriëntatie en * gelijkgeslachtelijk seksueel gedrag. Bij homoseksuele oriëntatie gaat het om de emotionele, romantische en/of seksuele aantrekkingskracht tot personen van hetzelfde geslacht. Men beschouwt zichzelf vaak als ‘homo’ of ‘lesbienne’. Vandaag is algemeen aanvaard dat deze oriëntatie geen ziekte of inbeelding is, maar alles te maken heeft met iemands identiteit en met wie hij of zij ten diepste is. Daarvan te onderscheiden is gelijkgeslachtelijk seksueel gedrag: de beleving van de seksualiteit tussen twee mensen van hetzelfde geslacht. Dit werd in het verleden nog wel eens beschouwd als hét criterium m.b.t. homoseksualiteit. Dat is onjuist. Gelijkgeslachtelijk seksueel gedrag is één van de uitingen (en dat nog niet eens altijd) van een homoseksuele oriëntatie.

Hoofdstuk 3 – Bijbel en ‘homoseksualiteit’ (rapport blz. 55-70, samenvatting blz. 9-13)

Dit hoofdstuk zet het onderwerp ‘homoseksualiteit’ in het grotere kader van Gods bedoeling met deze wereld en met zijn kinderen. Genesis 1+2: de unieke, levenslange, exclusieve, alomvattende levenseenheid van één man en één vrouw is een door God ingeschapen verlangen. Genesis 3: Gods goede schepping wordt diepgaand verstoord door de zondeval. Is de homoseksuele oriëntatie daarvan een rechtstreeks gevolg of te omschrijven als ‘pijnlijk raadsel’? Ook bij homo’s en lesbiennes is het door God ingeschapen verlangen naar een maatje voor het leven intact gebleven. Hooglied: binnen de relatie tussen man en vrouw heeft God de seksualiteit gegeven om van te genieten.

Relaties en seksualiteit hebben dus drie doelen: voortplanting, levenseenheid en genieten.

Het O.T. spreekt verschillende keren over ‘gelijkgeslachtelijke seks’ als uitwas (Genesis 19 – Sodom; Rechters 19 – Gibea) of in algemene zin als gruwel in de ogen van de HERE (Leviticus 18:22 en 20:13).

In het N.T. was men binnen het Jodendom unaniem van mening dat gelijkgeslachtelijke seks ‘tegen de natuur’ inging. Opvallend is dat Jezus in Matteüs 19 aangeeft, dat in Gods koninkrijk zoals Hij dat brengt, gelovigen ervoor kunnen kiezen vrijwillig van het huwelijk af te zien om zich volledig in te zetten voor de Heer.

In de rest van het Nieuwe Testament zijn drie plaatsen te vinden waarin gelijkgeslachtelijke seks expliciet genoemd en afgewezen wordt. In 1 Korintiërs 6:9 en in 1 Timoteüs 1:10 gaat het zeer waarschijnlijk om homo-prostitutie.

Paulus schrijft in Romeinen 1:26-27 uitgebreid over gelijkgeslachtelijke seks. Het gaat tegen de door God geschapen orde in. Paulus gebruikt hier dezelfde woorden als in Genesis 1: ‘vrouwelijk’ en ‘mannelijk’. Bij seksueel verkeer tussen mensen van hetzelfde geslacht wordt de door de Schepper gestelde grens overschreden.

Het rapport trekt twee belangrijke conclusies uit dit hoofdstuk:

1/ In de Bijbel tref je alleen teksten aan die gelijkgeslachtelijke seks afkeuren.

2/ Nergens gaat het over aantrekkingskracht, verliefdheid, intimiteit of zielsverwantschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht.

Hoofdstuk 4 – Verschillende visies (rapport blz. 74-98, samenvatting blz. 13-19)

Dit hoofdstuk beschrijft hoe christenen op drie verschillende manieren aankijken tegen de vraag of en hoeveel ruimte er mag zijn voor homoseksuele relaties. Deze drie lenzen leveren vanuit de Bijbel waardevolle inzichten op, zowel ethisch als pastoraal. Elke lens leidt meestal ook tot een andere uitkomst. [Zelf voeg ik nog een vierde lens toe – zie hierna]

1/ De lens van de scheppingsorde

God schiep de mens mannelijk en vrouwelijk en stelde het huwelijk tussen man en vrouw in. Heel de Bijbel wijst op morele gronden elke vorm van seksuele omgang tussen mensen van hetzelfde geslacht af. Twee theologen die deze visie aanhangen zijn Wolter Rose (NGK-gkv) en William Webb (Amerikaans Baptist)

Vanuit dit standpunt is elke vorm van homoseksueel verkeer zonde, ook als het plaatsvindt binnen een relatie van liefde en trouw. Wie zo’n relatie heeft kan niet worden toegelaten tot het doen van openbare geloofsbelijdenis, de heilige doop en de viering van het heilig avondmaal en kan geen kerkelijk ambt vervullen.

2/ De lens van gebrokenheid

Als gevolg van de zondeval is veel van Gods oorspronkelijk bedoeling verstoord geraakt. Ook op het gebied van seksualiteit en relaties. In onze gebroken wereld maakt God Zich bekend en gaat Hij met mensen om. Hij geeft geboden en verboden en houdt ook rekening met de gebrokenheid. Drie theologen die deze visie aanhangen zijn Henk de Jong (NGK-ngk), Bert Loonstra (CGK) en Jan Mudde (NGK-ngk).

Vanuit dit standpunt is er ruimte voor homorelaties als ‘blijk van milde tegemoetkomendheid’, maar dit ‘noodverband’ is niet gelijk te stellen aan het huwelijk.

3/ De lens van variatie

God heeft in zijn schepping een veelkleurige variatie aangebracht, en dus zijn er naast mensen met een heteroseksuele oriëntatie ook mensen met een homoseksueleoriëntatie. Deze verrijkende minderheidsvariant is geen verarming of degradatie van Gods goede schepping en ook geen gevolg van de zondeval of een teken van gebrokenheid. Volgens het rapport is Ad de Bruijne (NGK-gkv) op een zeer genuanceerde wijze aanhanger van deze visie.

Vanuit dit standpunt komt men in het algemeen tot een volledige acceptatie van alle samenlevingsvormen. Het vraagt van een kerkelijke gemeente dat zij een ’inclusieve’ gemeenschap is waarin iedereen even welkom is ongeacht zijn seksuele oriëntatie en de aard van zijn levensverbintenis.

4/ De lens van de herschepping

Het is volgens mij onterecht dat volgens rapport Ad de Bruijne tot een “voorzichtige duiding van homoseksualiteit als variant” komt. Hij heeft wel veel waardering voor de ‘variatie’-lens, maar ziet een homoseksuele oriëntatie ten diepste als iets wat niet in Gods goede schepping voor komt. De relatie man-vrouw blijft hij beschouwen als een bijbels basisgegeven van het menselijk bestaan. Wat De Bruijne echter sterk benadrukt is, dat we seksualiteit niet alleen vanuit de schepping, maar ook vanuit de toekomst van Gods Koninkrijk moeten benaderen. Daarin heeft seksualiteit geen plaats meer. Hij bekijkt homoseksualiteit dus vooral door de vierde lens van de herschepping. In het Nieuwe Testament zie je daar nu al contouren van, bv. in de herwaardering van het ongetrouwd zijn. Op basis daarvan ziet De Bruijne ook ruimte voor homorelaties, al dan niet incl. seksuele gemeenschap.

Het rapport constateert dat bijna iedereen binnen onze kerken erkent dat de Bijbel zelf zonder enige uitzondering gelijkgeslachtelijke seks afwijst. Toch ziet de een wel en de ander geen ruimte voor homoseksuele relaties. Hierbij is het gezag van de Bijbel niet in het geding. Wel verschilt men van meningover de vraag of de Heilige Geest op dit onderwerp de bijbelschrijvers boven hun eigen tijd en cultuur uittilde, zodat het verbod op homoseksuele relaties voor alle latere tijden en culturen geldt, of dat de Heilige Geest door de eeuwen heen in nieuwe omstandigheden Gods kinderen ook nieuwe inzichten geeft die geheel in lijn met de Bijbel liggen. Het rapport roept aan het eind van dit hoofdstuk op om ruimte te geven aan de verschillen.

Hoofdstuk 5 – Het gesprek (rapport blz. 101-118, samenvatting blz. 19-22)

Dit hoofdstuk laat zien dat er tussen de opstellers van het rapport overeenstemming is over het volgende:

  • De Bijbel schrijft uitsluitend in veroordelende zin over gelijkgeslachtelijke seks.
  • Homoseksualiteit is een modern concept dat je als zodanig niet terug kunt vinden in de Bijbel.
  • Basale verlangens naar geborgenheid, een maatje, intimiteit, iemand met wie je een nieuwe levenseenheid zijn door de HERE God Zelf ook in homoseksuele mensen gelegd.
  • De opvatting dat een homoseksuele oriëntatie een directe uiting is van zonde of verkeerde keuzes wordt nadrukkelijk afgewezen.
  • De seksuele omgang tussen man en vrouw is een scheppingsgegeven met het oog op de voortplanting. Het is dus meer dan een variant binnen het spectrum van de menselijke seksualiteit. Dit heeft gevolgen voor hoe je, als het om homoseksualiteit gaat, over relatievorming en kinderwens denkt.
  • De gemeente van Christus moet een veilige plek voor LHBTI’ers zijn.

De opstellers van het rapport verschillen van mening over de vraag of er binnen de gemeente van Christus ruimte mag zijn voor duurzame, uit liefde gegroeide homoseksuele relaties waarbinnen ook de seksuele omgang een plek heeft. Daarom kan één van hen, Wolter Rose, zich niet vinden in de keuzes die in hoofdstuk 6 gemaakt worden. Hij verantwoordt dat in hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 6 – Keuzes maken (rapport blz. 121-138, samenvatting blz. 22-34)

Dit hoofdstuk bevat een aantal voorstellen m.b.t avondmaal, ambten en kerkelijke inzegening van homo-relaties. De Bijbel kent het verschijnsel van een homoseksuele oriëntatie niet, maar wel het herkenbare en diep-menselijke verlangen om niet alleen door het leven te gaan, zoals ook homo’s en lesbiennes dat hebben. De HERE is een barmhartig God en legt mensen geen ondraaglijke lasten op. In de gebrokenheid van dit bestaan kunnen homoseksuele relaties in liefde en trouw daarom geaccepteerd worden. Dat betekent dat iedereen die zich door God geroepen voelt om ongetrouwd door het leven te gaan, respect en ondersteuning verdient. Het betekent ook dat iedereen die het voor God kan verantwoorden om in liefde en trouw een relatie aan te gaan met een partner voor het leven, een volwaardige plek in de gemeente Christus mag hebben. Dit leidt tot de volgende adviezen:

6.2 Heilig Avondmaal

  • Laat homoseksuele broers en zussen die leven in een relatie van liefde en trouw toe tot het Avondmaal.

De motivatie hierbij is, dat het samenleven in een homoseksuele verbintenis van liefde en trouw geen grotere zonde is dan zoveel andere vormen van kwaad in onze cultuur en samenleving waaraan we ons allemaal schuldig maken.

6.3 Homoverbintenissen

  • Stel een nieuwe studiecommissie in om de vragen rondom het al of niet zegenen en/of bevestigen van homoverbintenissen en homohuwelijken te beantwoorden.

De motivatie hierbij is, dat men erkent dat er bijbels gezien een onderscheid blijft tussen het huwelijk tussen man en vrouw en het homohuwelijk. Het is-gelijk-teken dat de overheid tussen beide gezet heeft, kan de kerk niet zomaar overnemen. Aan de andere kant mag geen enkele vorm van een totaalrelatie die twee gelovige mensen voor het leven aangaan binnen de gemeente van Christus vrijblijvend van aard zijn.

6.5 Ambten

  • Plaatselijke kerken mogen kerkleden die in een homoseksuele relatie leven toelaten tot de ambten als daar binnen de gemeente voldoende draagvlak voor is.

Sommige opstellers willen hier terughoudend in zijn omdat ze homo’s die bewust ongetrouwd willen blijven niet in gewetensnood willen brengen. Andere opstellers vinden dat als we een duurzame relatie in liefde en trouw accepteren, dat ook geen belemmering voor het ambt mag zijn.

  • Stel een nieuwe studiecommissie in als het gaat om de vraag of we landelijk ook kerkleden die in een homoseksuele relatie leven kunnen toelaten in het ambt van predikant.

De motivatie hiervoor is, dat predikanten in het hele kerkverband mogen preken en de sakramenten bedienen, en er dus ook regionaal en landelijk voldoende draagvlak moet zijn.

Hoofdstuk 6 eindigt met de oproep om elkaar in liefde te verdragen, ook als kerken plaatselijk verschillende afwegingen maken. Paulus geeft immer aan in Romeinen 14 en 15, dat elke christen naar eer en geweten voor Gods aangezicht z’n eigen keus maakt. Dat mag ook elke plaatselijke kerk biddend doen.

Hoofdstuk 7– Een zijspoor, een dwaalspoor (rapport blz. 144-160, samenvatting blz. 34-35)

In dit hoofdstuk geeft Wolter Rose aan waarom hij niet kan instemmen met de inhoud en de adviezen van de overige opstellers in hoofdstuk 6. In zijn optiek is een homoseksuele oriëntatie niet verkeerd of zondig, maar roept Jezus zijn volgelingen dan op om in seksuele onthouding te leven en te kiezen voor het celibaat. Het rapport schuift volgens hem met een beroep op de barmhartigheid van God het duidelijke onderwijs van heel de Bijbel als het om ‘gelijkgeslachtelijke seks’ gaat op een zijspoor. De kern van Rose’s bezwaren zit ‘m vooral hierin: er wordt geen rekening mee gehouden dat Gods woorden in de Bijbel ook bedoeld zijn om onze opvattingen te corrigeren. We moeten het bijbels onderwijs over huwelijk en seksualiteit onvoorwaardelijk accepteren, zonder argumenten van buiten in te voeren om tot andere conclusies te komen. Ook vindt hij het vreemd dat de meerderheid zich op Romeinen 14+15 beroept om elkaar de ruimte te geven, terwijl uit het hele onderwijs van Paulus blijkt, dat keuzes op dit terrein juist niet onder de christelijke vrijheid vallen. Door op dit onderwerp alles in de vrijheid van de plaatselijke kerken te laten, leggen we met mooie woorden ten diepste Gods Woord naast ons neer en wordt de Bijbel een soort ‘wassen neus’, vatbaar voor elke interpretatie.

Het tweede deel van het rapport (blz. 172-230) bevat een verdieping met als onderwerpen: # Homoseksualiteiten van de negentiende tot de eenentwintigste eeuw — een verkenning; # Biologische aspecten van geslacht, gender en seksuele oriëntatie; # Identiteitsontwikkeling en trends; # Persoonlijke reflecties van de opstellers. Het derde deel (blz. 231-246) geeft praktische tips en adviezen voor het gesprek binnen de kerk. In de samenvatting van het rapport wordt dit allemaal kort genoemd (blz. 35-38)

Wil de rechterflank van de CGK nog wel samen verder?

De Christelijke Gereformeerde Kerken verkeren in misschien wel de grootste crisis van hun bestaan. Er wordt zo verschillend gedacht over zaken als ‘vrouw en ambt’ en ‘homoseksualitieit’, maar ook over binding aan de Bijbel, de gereformeerde belijdenissen en de kerkorde,  dat het kerkverband op sommige plekken amper meer functioneert. Daarom houden de Christelijke Gereformeerde Kerken op zaterdag 20 april te Veenendaal een ‘Convent’ over de toekomst van de CGK. Alle plaatselijke kerken mogen twee personen afvaardigen. Op het Convent worden de volgende vier denkrichtingen besproken om uit de impasse te komen (de tekst is overgenomen uit het Nederlands Dagblad):

1. Het kerkverband blijft in de huidige vorm bestaan. Daar is ‘ruimte voor een grote mate van diversiteit’ tussen gemeenten. Maar plaatselijk moeten de kerken zich wel houden aan de besluiten die landelijk genomen worden. 

2. Grotere autonomie voor plaatselijke kerken: ze zijn minder gebonden aan landelijke uitspraken. Hoeveel vrijheid lokale kerken dan hebben, moet nog worden doordacht. 

3. Alle CGK-gemeenten worden zo mogelijk gezamenlijk ondergebracht bij een ander kerkverband. Dit betekent het einde van de Christelijke Gereformeerde Kerken.

4. Alle CGK-gemeenten zoeken aansluiting bij een ander kerkverband naar keuze. Ook in deze variant verdwijnt het verband van de Christelijke Gereformeerde Kerken op den duur. 

Deze denkrichtingen en de manier waarop het gesprek gevoerd zal worden, is alleen bij de CGK-kerkenraden bekend. Maar binnen de CGK heeft halverwege 2022 een groep verontruste predikanten en (oud-)ambtsdragers de Stichting Christelijk Gereformeerd Beraad (CG-Beraad)opgericht. Ze maken zich grote zorgen over de koers die veel CGK-gemeentes varen als het om het toelaten van vrouwelijke ambtsdragers en, in mindere mate, het toelaten van samenwonende homo’s aan het Avondmaal gaat. Ook keuren ze het de handelswijze van een aantal CGK-regio’s (classes) af, omdat die weigeren CGK-kerken waar al wel zusters in het ambt van ouderling en/of diaken zijn bevestigd, te vermanen. Verder geeft men gevraagd en ongevraagd adviezen aan CGK-kerkenraden, belegt voorlichtingsavonden en geeft via de website www.cgberaad.nl commentaar op allerlei kerkelijke ontwikkelingen.

Onlangs stuurde het CG-Beraad aan alle CGK-kerkenraden een ‘Handreiking voorbereiding op het convent’ toe. Daarmee mengde een niet-kerkelijke stichting zich in de interne CGK-discussie en wordt die nu publiek gevoerd.

BUIGEN OF BARSTEN

De oplossingsrichting van het CG-Beraad om uit de crisis te komen is vrij simpel.

Kies samen voor Denkrichting 1. (Kerkstelsel handhaven): “alle gemeenten voegen zich weer van harte naar de Schriftuurlijke lijn van de besluiten” Als plaatselijke kerken toch vasthoudt aan vrouwen in het ambt hebben ze “als zodanig hun positie in het kerkverband onmogelijk gemaakt. Het gevolg zal zijn dat ze hun plaats in het kerkverband verliezen. Gezien de huidige onhoudbare situatie zal deze oplossingsrichting met spoed gewezen en gegaan moeten worden.”

Denkrichting 2. (Kerkstelsel aanpassen) vindt het CG-Beraad principieel niet verantwoord.

Denkrichting 3. (Gezamenlijk aansluiten bij een ander kerkverband) vindt men praktisch niet haalbaar.

Dus blijft als alternatief Denkrichting 4. (Kerkverband ontvlechten) over. Deze optie is volgens het CG-Beraad onontkoombaar zolang men binnen de CGK plaatselijke gemeentes en ook regionale, provinciale of landelijke vergaderingen niet opnieuw “in gezamenlijkheid in het klassiek-gereformeerde spoor kunnen of willen gaan. (…) Zolang het wonder van wederkeer uitblijft, staan de kerken ongewild voor de keuze ‘buigen of barsten’. Dan is deze denkrichting een beschamende verlegenheidsoplossing die verdere verlamming en kwaad voorkomt.”

Het CG-Beraad heeft een voorkeur voor de eerste optie, maar wel met de vermelding “dat dit alleen kan als de kerken als geheel blijven bij de bestaande Schriftuurlijke besluiten en die handhaven voor alle kerken; waarbij er geen ruimte is voor kerken die dat niet doen.” Maar het is ook denkbaar om nu al voor de laatste optie te kiezen, “om zo klassiek christelijk-gereformeerd te blijven, maar dan, als het niet anders kan, buiten het huidige kerkverband.”

In twee noten licht men toe hoe men dit bedoelt: “Gemeenten die besluiten en uitspraken van meerdere vergaderingen naast zich neerleggen (met welke achtergrond en verklaring ook, hoezeer daartoe gedrongen door de situatie waarin zij zich bevinden) en tegelijk stellen dat ze van harte onderdeel willen blijven uitmaken van de CGK spreken iets onmogelijks uit. (…) Toch een eigen koers varen als plaatselijke kerk kan niet anders gezien worden dan als het op­zeggen van het vertrouwen in de wijze waarop we als kerken gezamenlijk de wil van de Heere zoeken. (…) Omdat in het varen van een eigen koers het vertrouwen in het verband van kerken opgezegd wordt, en omdat het strijdig is met de belofte zich te voegen naar besluiten van meer­dere vergaderingen (wat eigen is aan ons kerk-zijn), is het onontkoombaar om te spreken over zonde en de noodzaak van vermaning en bekering. (…) De oplossing ligt voor de hand: alle gemeenten voegen zich (van harte, vanuit onderling vertrouwen en verlangen eenheid gestalte te geven) naar de praktijk zoals de CGK die hebben vastgesteld.”

SCHUIVENDE PANELEN

Ik verbaas mij erover dat het CG-Beraad zich zo scherp uitspreekt. Plaatselijke kerken die anders denken over ‘vrouw en ambt’ zijn niet geloofwaardig christelijk-gereformeerd, hebben het vertrouwen in het kerkverband opgezegd en moeten vermaand worden om zich van hun zondige wegen en inzichten te bekeren. Als dit wonder van wederkeer niet plaats vindt én het grote midden van de CGK besluit toch om elkaar vast te houden, staat de rechterflank van de CGK maar één ding te doen volgens het CG-Beraad: zelf als blok uit de CGK stappen om klassiek christelijk-gereformeerd te blijven. Hoe men dat voor zich ziet, wordt verder niet echt duidelijk gemaakt. Koerst men af op een eigen nieuw klassiek-reformatorisch-christelijk-gereformeerd kerkverband? Of zal men zich bij de HHK aansluiten als meest acceptabel alternatief?

RUIMTE VOOR VERSCHILLEND SCHRIFTVERSTAAN

Zoals gezegd, ik verbaas mij hierover. En wel om drie redenen. Allereerst hebben de Christelijke Gereformeerde Kerken in 1998 en 2001, toen voor het eerst besloten werd om geen zusters toe te laten tot het ambt, de visie van de minderheid niet als onschriftuurlijk afgewezen. Beide visies “hadden dezelfde hermeneutische basis, hetzelfde Schriftverstaan, terwijl daarna een verschillende evaluatie van de Schriftgegevens leidde tot een verschillende uitkomst.” Oftewel: de CGK-synode van 1998 waakte ervoor “om een principiële veroordeling van het standpunt van de minderheid van de studiecommissie uit te spreken.” In de brochure ‘Vrouw en ambt’ die in 2023 door de CGK Taakgroep ‘Samen kerk-zijn’ uitgegeven is, wordt het op blz. 157 als volgt verwoord: “Kerkelijk is er in de CGK altijd ruimte geweest voor iemands persoonlijke overtuiging inzake vrouwelijke ambtsdragers. De indieners van het minderheidsrapport in 1998 zijn niet veroordeeld en hebben volop in het kerkelijk leven gefunctioneerd. Voor verschil in Schriftverstaan is op grond van de vrijheid van exegese alle ruimte.”

Door voortdurend te stellen dat er nu wel sprake is van Schriftkritiek doet men de minderheid van 25 jaar geleden, die nu langzamerhand een meerderheid geworden is, geen recht. Want niet zozeer de kijk op de Bijbel als het gezaghebbende Woord van God is veranderd, als wel de verhouding tussen voor- en tegenstanders van de vrouw in het ambt. Dat is even slikken als je altijd in de meerderheid geweest bent, maar nu ziet dat je links (en niet rechts) wordt ingehaald door kerken die een andere conclusie trekken.

VROUWENKIESRECHT

In de tweede plaats hebben de Christelijke Gereformeerde Kerken 55 jaar geleden eenzelfde principiële diskussie gevoerd over het zogenaamde ‘vrouwenkiesrecht’. De vraag was: mogen alleen belijdende mannelijke leden hun stem uitbrengen bij de verkiezing van ouderlingen en diakenen en bij het beroepen van een predikant, of komt dat recht alle belijdende leden toe? De Generale Synode van Hilversum 1968/1969 was toen van oordeel uit dat “de wijze waarop aan de medewerking van de gemeente bij de verkiezing van ambtsdragers vorm gegeven moet worden, in de Schrift niet nauwkeurig wordt voorgeschreven;  er geen aanwijzingen in de Heilige Schrift zijn die reden geven de zusters der gemeente van het deelnemen aan de verkiezing uit te sluiten; de verkiezing als middel waardoor Christus aan zijn gemeente ambtsdragers geeft de medewerking van de gemeente zoveel mogelijk tot haar recht moet komen; [en] de positie die de vrouw in de Nieuw-Testamentische gemeente van de Here ontving, haar in staat stelt onder leiding van de kerkeraad samen met de man zich (…) ook bij de verkiezing van ambtsdragers uit te spreken.” En dus besloot de synode met zeer ruimte meerderheid (44-8), “dat bij de verkiezing van ambtsdragers door de gemeente ook die wijze van verkiezen kan worden gevolgd waarbij de zusters der gemeente die tot het Heilig Avondmaal zijn toegelaten aan de verkiezing deelnemen.” (Acta, art 220, blz, 92).

Een minderheid was het hier zeer principieel mee oneens en steunde de opvatting die ds. M.C. Tanis in 1968 in een minderheidsrapport verwoordde: “Wanneer nu de Schrift uitdrukkelijk verbiedt, dat de vrouw zal onderwijzen en regeren in de gemeente en wel op grond van de scheppingsorde, hoe zou het dan in overeenstemming met de Schrift geacht kunnen worden, dat de vrouw deelneemt aan de verkiezing der ambtsdragers?” (Acta, bijlage 82, blz. 331).

Precies 20 plaatselijke CGK-kerken tekenden bezwaar aan tegen dit besluit, maar de Generale Synode van Rotterdam 1971/1972 sprak met ruimte meerderheid (33-11) uit, dat “het deelnemen aan de verkiezing geen regeerdaad is” en dat “de genoemde bezwaren niet genoegzaam zijn gefundeerd op Schrift, belijdenis en kerkorde.” Daarmee werd het appel van de 20 bezwaarde kerken afgewezen. Wel kregen deze kerken enige ruimte, want de synode sprak ook uit: “er blijft een zekere vrijheid in de wijze waarop de verkiezing moet plaats vinden.”  (Acta, art. 173, blz. 103).

In het meerderheidsrapport dat zeer uitvoerig inging op de ingebrachte bezwaren werd het aspect van de christelijke vrijheid extra benadrukt. Een aantal kerken had namelijk als argument aangevoerd: het besluit dat in sommige CGK-kerken belijdende zusters  mogen deelnemen aan de verkiezing van ambtsdragers “bezwaart de gewetens van velen in onze kerken, die dit niet voor vast en bondig kunnen houden op grond van de Schrift, belijdenis en K.O.” Het rapport geeft daarop als antwoord: “Er blijft vrijheid ; niemands geweten wordt gebonden; er is steeds in de kerken een gevarieerde wijze van verkiezing geweest.” (Acta, Rapport LXIX, blz. 326)

In 1968 en 1971 werden dus nagenoeg dezelfde principiële bijbelse bezwaren aangedragen tegen het vrouwenkiesrecht. Maar beide synodes spraken nadrukkelijk uit dat het deelnemen aan de verkiezing van ambtsdragers geen regeerdaad is. Tegelijk behielden de kerken op rechterflank van de CGK de mogelijkheid om toch te vinden dat het tegen Gods Woord inging om belijdende zusters mee te laten stemmen bij de verkiezing van ambtsdragers. Dat besluit konden de bezwaarde kerken dragen, omdat de meerderheid (75%) de minderheid niet verplichtte om het vrouwenkiesrecht in te voeren. Er werden geen gewetens gebonden.

EEN GEWETENSKWESTIE

Daarmee kom ik toe aan het derde punt van mijn verbazing. In de huidige discussie hoor ik namelijk regelmatig, dat het toelaten van vrouwen tot het ambt in sommige CGK-kerken betekent, dat die kerken heersen over de gewetens van predikanten, ambtsdragers en leden van alle andere CGK-kerken die menen dat vrouwelijke ambtsdragers op grond van Gods Woord niet toegestaan zijn. Men beroept zich daarvoor op art. 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waar staat:

“Daarom verwerpen wij alle menselijke bedenksels en alle wetten die men zou willen invoeren om God te dienen en daardoor het geweten te binden en te dwingen, op welke wijze dan ook. Wij aanvaarden dus alleen wat kan dienen om eendracht en eenheid te bevorderen en te bewaren en allen te doen blijven bij de gehoorzaamheid aan God.”

Nu werd dit beroep op art. 32 NGB al in 1968 en 1971 afgewezen. Want het gaat hier niet om hoe andere plaatselijke kerken omgaan met bepaalde kwesties, maar of men zelf verplicht wordt om besluiten uit te voeren die van bovenaf bindend als kerkleer of vanuit de traditie worden opgelegd.

Volgens de CGK-gemeentes die vóór de vrouw in het ambt zijn, heeft het besluit van de Generale Synode van Dordrecht/Nunspeet 2019-2021 “dat er in de Christelijke Gereformeerde Kerken geen plaats is voor een praktijk van vrouwelijke ambtsdragers, zolang de kerken daarvoor gezamenlijk op grond van de Schriften geen ruimte zien” (Acta, art. 266, blz. 435) hen in gewetensnood gebracht.  Of dat terecht is, valt te bezien, want je kunt ook ‘om eendracht en eenheid te bevorderen en te bewaren’ van je eigen standpunt afzien. Maar het gaat wel om de eigen plaatselijke gemeente waar men grote moeite heeft met dit besluit.

Omgekeerd kun je dan niet zeggen, zoals binnen de rechterflank van de CGK gebeurt, dat ook daar mensen en kerkenraden in gewetensnood gebracht worden doordat elders binnen het kerkverband zusters worden toegelaten tot het ambt.  Dat is een weinig overtuigend argument. Men wordt namelijk op geen enkele manier belemmerd om zelf uitvoering te geven aan het besluit om geen vrouwen toe te laten tot de ambten. Dat men principiële moeite heeft met kerken die deze synode-uitspraak naast zich neerleggen, is begrijpelijk. Maar dat is wat anders dan dat daardoor het eigen geweten gebonden en gedwongen wordt.

FEDERATIE

Ooit voerde prof. dr. W. van ’t Spijker een pleidooi voor een federatie van kerkenverbanden. Daar is het nooit van gekomen. In 2022 lanceerde Arjan Witzier, CGK-predikant te Apeldoorn-Centrum iets soortgelijks, maar dan als oplossing om binnen de CGK toch nog de eenheid te bewaren (zie afbeelding hierboven). Ook het CG-Beraad ziet wel wat in deze optie, maar helaas alleen als manier om soepel tot een definitieve boedelscheiding te komen:  “Het vormen van een federatie als tussenstap in het proces van ontvlechting zien we als een raadzame optie om zo de druk van de huidige spanningen tijdelijk weg te nemen.” Daarmee laadt het CG-Beraad een grote verantwoordelijkheid op zich. Het zet niet alleen de eigen kerkelijke eenheid op het spel, maar ook, om maar eens iets te noemen, het voortbestaan van de Theologische Universiteit in Apeldoorn.

Ik hoop en bid dat men binnen de CGK elkaar blijft vasthouden bij Gods Woord en elkaar tegelijk plaatselijk de christelijke ruimte biedt om vanuit een gelovig Schriftverstaan daaraan binnen de kaders van Schrift en belijdenis een eigen invulling te geven.

Over student&vereniging, kerk en U-bocht-christenen

In het ND van 3 augustus benadrukte Dirk de Bree de waarde christelijke studentenverenigingen, maar wees ook op het risico van versnelde secularisatie als daarbij de kerk uit beeld verdwijnt. Een goede klik tussen student en kerk is daarom ontzettend waardevol. Dat geldt wederzijds. Maar dan moeten de verwachtingen wel goed op elkaar afgestemd zijn.

De studententijd als zoektocht

Niet alle christelijke studenten zijn lid van een kerkelijke gemeente in hun studentenstad. Dat is bijzonder jammer. In mijn tijd als dominee in een studentenstad en als vader van vier studerende kinderen heb ik gemerkt dat studenten vooral positief-kritisch betrokken zijn en blijven op geloof en kerk als ze in hun eerste jaar een goede band opbouwen met de kerkelijke gemeente in hun studentenstad. Wat dat betreft is het goed om pas in je studententijd belijdenis van je geloof te doen met medestudenten die dezelfde vragen over het christelijke geloof hebben. Bovendien raak je zo meteen betrokken bij je nieuwe kerkelijke gemeente.

Als het om ‘student en kerk gaat’ zijn er drie dingen belangrijk. Allereerst is de houding van de student van groot belang: hoe heeft de kerk waar iemand is opgegroeid en het voorbeeld van de ouders het geloof van de aankomende student gevormd? Daarnaast heeft ook de sfeer binnen een christelijke studentenvereniging veel invloed: hoe wordt er tegen het instituut ‘kerk’ in het algemeen en tegen de plaatselijke kerken in de stad aangekeken? Tenslotte speelt de houding van die plaatselijke kerken een grote rol: hoe betrokken en actief is men daar bij alles wat studenten op geloofsgebied bezig houdt?

Een parallelle gemeenschap der heiligen

De dynamiek tussen student en kerk zit ‘m volgens mij vooral in het feit dat de eerste kring waarbinnen studenten zich bewegen meestal de christelijke studentenvereniging is. Die functioneert in de praktijk als een parallelle ‘gemeenschap der heiligen’. En dat is prima, want het is juist de bedoeling dat je vooral in eigen kring elkaar ondersteunt en help en vormt. Tegelijk beseft bijna iedereen, dat een studentenvereniging geen kerkelijke gemeente is en het ook niet kan en wil zijn. Dat laat meteen een spanningsveld zien. Principieel gezien is de kerkelijke gemeente in de studentenstad het belangrijkste, terwijl studenten in de praktijk zich vooral inzetten binnen hun christelijke studentenvereniging. Zie dat maar eens, zowel van de kant van de student als van de kant van de kerkelijke gemeente een goede balans in te krijgen!

Spannend & Uitdagend

De dynamiek tussen student en gemeente kent ook z’n eigen problematiek. In heel de samenleving zie je dat mensen zich niet meer gebonden voelen aan instituten waar ze niks meer mee hebben. Als de plaatselijke kerk denkt het zonder studenten ook wel te kunnen en studenten denken dat de vereniging hen wel genoeg te bieden heeft, is dat voor allebei een gemiste kans. Soms lijkt de bijdrage van studenten in de kerkelijk gemeente allemaal zo ‘hap-snap’ te zijn. Maar hoe erg is dat? Veel studenten zijn graag bereid zich in te zetten voor concrete, kleinschalige, incidentele activiteiten van de plaatselijke gemeente. Ze zorgen er ook vaak voor dat de kerkleden betrokken raken bij allerlei projecten in de stad, zowel op evangelisatiegebied (AiA of Passionweek) als op diakonaal gebied (Happetaria).

 

U-bocht-christenen

Dirk de Bree stelt, dat een christelijke studentenvereniging kan leiden tot versnelde secularisatie. Ik denk dat als een christenenstudent nergens lid van wordt, die kans minstens tien keer zo groot is. Maar hij heeft wel een punt. Als christelijke jongeren tijdens hun studententijd afstand nemen van de plaatselijke kerk, vallen na hun afstuderen vaak in een gat. Ze zijn student af, zijn los van de kerk van hun jeugd, maar hebben geen enkele band opgebouwd met een kerkelijke gemeente in hun studentenstad. Gelukkig breekt dan regelmatig het besef door: dit is niet goed, ik moet me weer ergens bij aansluiten. Met een U-bocht keren na enkele jaren ze toch weer terug. Maar hoeveel oud-studenten lukt dat niet? Veel vaker gaan ze, als ze lid-af zijn van christelijke studentenvereniging, in hun eentje verder met hun geloof. Dat is erg riskant, want de Heilige Geest noemt noemt de plaatselijke kerk niet voor niets ‘de kring van mensen die gered willen worden’ (Hand. 2:47).

‘The best place to be’

Mijn ideale plaatje als het om student en kerk gaat is deze: laat de kerk in de stad waar iemand studeerde aan het eind van de studie ´the best place to be´ geweest zijn voor elke student. Zo van: ik heb als student in de afgelopen zes jaar veel heen en weer gependeld tussen allerlei plaatsen, maar uiteindelijk voelde ik me qua geloofsgroei en geestelijke ontwikkeling het meeste thuis in de kerkelijke gemeente van mijn studentenstad.

 

Ontdek ook je kerk!

Het liefst zou ik zien, dat christelijke studentenverenigingen zich meer verbinden aan de plaatselijke gemeentes in hun stad. Christenen zweven namelijk niet ergens in het luchtledige rond. Bij elke christen hoort een plaatselijke kerk. Bij een christenstudent ook. Iedere christelijke studentenvereniging zou die persoonlijke betrokkenheid bij een kerkelijke gemeente moeten stimuleren i.p.v. zich daarin neutraal op te stellen uit angst voor – ja, voor wat eigenlijk? Heel concreet pleit ik er dan ook voor, dat tijdens de introductieperiode alle eerstejaars minstens twee bezoekjes afleggen bij leden van een plaatselijke gemeente die overeenkomt met hun eigen achtergrond of voorkeur. Dan zijn de eerste contacten gelegd en ontstaat er een goede mix tussen student en kerk.

De herenigde NGK is ‘De Twaalf-Artikelen-Kerk’

Begin maart tijdens mijn ochtendwandeling raakte ik aan de praat met een dorpsgenoot, een jonge vrouw van half de 30. Toen ik vertelde dat ik net in Balkbrug was komen wonen, en ik op haar vraag waar ik woonde had gezegd: naast kerkgebouw ‘De Lichtbron’, zei ze: “O, je woont dus naast de artikel-kerk.” Help, dacht ik, staan we na ruim 75 jaar nog steeds zo bekend hier in het dorp?

 Maar vanaf vandaag, 1 mei 2024, gaat die bijnaam niet meer op. Vanaf nu zijn de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en de Nederlands Gereformeerde Kerken officieel herenigd tot de Nederlandse Gereformeerde Kerken. De breuk uit de jaren ’60 van de vorige eeuw is geheeld.

Na 1892 – de Vereniging van de Christelijke Gereformeerde Kerken uit de Afscheiding en de Nederduits Gereformeerde Kerken uit de Doleantie; en na 1907 – het ontstaan van de Geformeerde Gemeenten vanuit twee afgescheiden kleinere kerkverbanden; en de samenvoeging in 2004 van de Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken (synodaal) en de Lutherse Kerk tot de Protestantse Kerk Nederland in Nederland is dit de vierde grote hereniging van twee of meer kerkverbanden.

Ik ben erg blij met deze kerkelijke hereniging. Ik ervaar het als een stuk verhoring van het gebed van onze Heer Jezus Christus uit Johannes 17 om eenheid tussen Gods kinderen en zing van harte Psalm 133 op deze dag.

Want wat betekent deze nieuwe kerkformatie voor christenen in Nederland? Dit: er ontstaat een groot eigentijds-gereformeerd kerkgenootschap naast de bevindelijk-gereformeerden + de klassiek-gereformeerden aan de ene kant en de Protestants Kerk aan de andere kant.

Eigentijds-gereformeerd noem ik de nieuwe NGK. Voluit gereformeerd met een open blik naar de samenleving. Niet, zoals sommigen zeggen, een PKN-light. Want de NGK wil niet breder zijn dan de gereformeerde belijdenis en dus geen hotelkerk zijn waar zowel de vrijzinnigheid als de reformatorische flank evenveel recht van bestaan heeft als alles wat daar tussen zit. Tegelijk wil de NGK ook niet de afstand tot de samenleving onnodig groot maken door tradities en gewoontes over hoe men vroeger de bijbel las en hoe men vroeger het christelijke leven vorm gaf, als tweede norm naast de Bijbel te leggen.

Eigenlijk willen we een kerk zijn waar iedereen zich thuis voelt bij Jezus Christus als Redder en Heer. Hij is meer dan ons voorbeeld. Hij is onze Verlosser, die de vergeving van onze zonden verdiend heeft en ons daar door zijn Heilige Geest in doet delen. Een gemeenschap van heiligen die hun vertrouwen op Hem, Jezus onze Heer, stellen en daarom elkaar willen opbouwen in het geloof. Geen vrijblijvendheid – wel veel ruimte voor christelijke vrijheid.

Als we dan toch een nieuwe bijnaam krijgen, mag dat van mij ‘De-Twaalf-Artikelen-Kerk’ zijn. Daarin is namelijk de kern van de Bijbel samengevat. Zo willen we kerk van Christus zijn, hoopvol onderweg in Gods wereld.

De Hooge-Esch-kerk in Oosterwolde staat er al 65 jaar

Het was dat de koster van de Hooge-Esch-kerk toevallig wat rond zat te kijken op de Facebook-pagina van Oosterwolde Toen, anders waren we er nooit achter gekomen dat het kleine, intieme kerkgebouw van onze vrijgemaakt-gereformeerde gemeente in het Friese Oosterwolde deze maand 65 jaar geleden officieel in gebruik genomen is – op 10 november 1957 om precies te zijn. De dag erna stond dit bericht in de Leeuwarder Courant:

In Oosterwolde werd nieuwe vrijgemaakte kerk geopend

Gisteravond is in Oosterwolde een nieuw kerkgebouw van de Geref. Kerk (art. 31 K.O) officieel geopend en in gebruik genomen. Deze kerk is verrezen aan de Hooge Esch. De gemeente telt 23 belijdende leden. Zij begin in juni 1949 met diensten, terwijl zij op 11 september 1949 werd geïnstitueerd. Tot op heden werden de diensten gehouden in een lokaal van de o.l. school aan de Weemeweg in Oosterwolde.

De leiding van deze avond berustte bij de heer J. van der Meulen, praeses van de kerkeraad. In een kort welkomstwoord sprak hij zijn dank uit aan allen, die hebben bijgedragen, om de bouw van dit kerklokaal mogelijk te maken. Het heeft grote offers van de gemeente gevraagd. Wel was wellicht de mogelijkheid geweest om subsidie te krijgen voor de kerkbouw, maar hiervan wilde men geen gebruik maken: men wilde niet leunen op de overheid. Dit is echter geen reden om ons op de borst te slaan, doch wij hebben de Here dankbaar te zijn, die ons tot deze arbeid in staat stelde, aldus de spreker.

De heer H. Hoekstra te Oosterwolde, voorzitter van de bouwcommissie was bij, dat het ogenblik was aangebroken, dat hij dit kerkgebouw kon overdragen aan de kerkeraad. De bouwcommissie kan nu verdwijnen, meende spreker, maar de collectes kunnen nog geen einde nemen; men zal nu geld moeten opbrengen voor rente en aflossing.

Hierna kreeg ds. J. van Bruggen te Assen het woord. Is er reden voor vreugde of teleurstelling, vroeg spreker zich af. Het doel waarvoor gewerkt is, is bereikt. Wel is steeds gesproken van een klein gebouw, maar ik noem het een mooie kerkzaal.

Het gaat om de Dienst des Woords, aldus ds. Van Bruggen. Het begon bij Luther en bij elke volgende reformatie ging het om de Dienst des Woord. Ook bij de vrijmaking ging het nergens anders om, dan dat het Woord Gods niet gebonden zou zijn, aldus spreker.

Ds. Van Bruggen zei, verheugd te zijn, dat de kansel, die hier staat, vrij is van verkeerde en belemmerende prediking Weliswaar wordt er in de Hervormde en synodal Kerken veel goeds gebracht en vindt men hier ook wel goede predikers, die het woord zuiver brengen, maar zij doen dit op een kansel, waar dit niet toelaatbaar is, aldus spreker.

Namens het gemeentebestuur van Ooststellingwerf was wethouder K. Douma aanwezig. Ds. Keuning te Haulerwijk sprak namens de classis Assen en ds. T.H. Meedendorp voor de zustergemeente Ureterp.

De vrijgemaakte gereformeerde kerk van Oosterwolde is op 11 september 1949 geïnstitueerd. Het is altijd een kleine gemeente geweest. Men begon in 1949 met 37 leden. Bij de opening van het eigen kerkgebouw op 10 november 1957 waren het er 43. Daarna verliep het ledental als volgt: 1962 – 48 leden; 1972 – 73 leden; 1982 – 81 leden; 1992 108 leden; 2002 – 88 leden; 2012 – 94 leden en nu, in 2022, bestaat de gemeente uit 67 leden en 8 gastleden.

Pas in 1989 kreeg Oosterwolde haar eerste predikant, in combinatie met Wijnjewoude, nl. ds. D.J. van Diggele, van mei 1989 – juni 1994. Daarna volgenden, ook samen met Wijnjewoude, ds. R. IJbema, van oktober 1996 – december 2001 en ds. W.B. van der Wal van oktober 2004 – juni 2013. En sinds september 2020 mag ik voor 20% predikant van Oosterwolde en 80% predikant van eerst Assen-Peelo en nu Balkbrug zijn.

Hoe klein en fijn Oosterwolde is viel ds. Bart Dubbink van het grote Assen-Kloosterveen (1.350 leden) weer op toen hij op zondag 13 november jl. in Oosterwolde preekte. Hij maakte een foto met deze tekst: “Vanmorgen waren Amos en ik in dit kerkje in Oosterwolde. Uit de schoorsteen maakten we op dat er vast mensen binnen zouden zijn, en dat klopte: ongeveer 20. Alle pubers de het kerkje rijk is verzorgden de techniek (2 …). En de ouderling van dienst stond voor en na de dienst te ploeteren met het koffiezetapparaat. Even wennen natuurlijk vergeleken met de drukte in de eigen gemeente. Maar ik ontdekte opnieuw: bij God gaat het niet om de aantallen.

Inderdaad: met kleine aantallen en bescheiden middelen wordt elke zondagmorgen om 10:00 aan de Hooge Esch 1 een kerkdienst belegd waarin de Bijbel open gaat, Gods Woord verkondigd wordt en waarin gezongen en gebeden wordt. Een kerk dus, waar Gods Geest werkt, zoals het prachtige gebrandschilderde raam achter de preekstoel ook laat zien. En een gemeente waar vaste gasten, toevallige bezoekers en zomerse vakantiegangers altijd hartelijk welkom geheten worden.

En Oosterwolde zou Oosterwolde niet zijn als het 65-jarige bestaan van het kerkgebouw niet op bescheiden schaal gevierd werd met slingers en gebak. Op zondag 20 november, een week te laat weliswaar, zeker voor ds. Bart Dubbink, maar de volgende keer dat hij komt preken is er vast wel weer iets anders te vieren.

Op 11 augustus 1944 werd in Den Haag de ‘Acte van Vrijmaking of Wederkeer’ opgesteld. In de drie noordelijke provincies zijn vanaf dat moment 107 vrijgemaakte kerken ontstaan. Al deze vrijmakingen zijn in 2019 door dr. Harm Veldman beschreven in het boek De Vrijmaking van 1944Hoe de start in Den Haag doorwerkte in Noord-Nederland.

De eerste vrijgemaakt-gereformeerde kerk was die van Assen. Eén van de drie predikanten, ds. B.A. Bos, was op de vrijmakingsvergadering van 11 augustus aanwezig. Hij was ook afgevaardigde op de generale synode. Daar werd hij op 18 augustus als synodelid geschorst. De kerkenraad van Assen deed hetzelfde op 31 augustus en schorste de dag ernaar ook nog eens vier bezwaarde ouderlingen. Op 4 september 1944 besloten deze geschorste ambtsdragers, samen met nog één ouderling en vier diakenen, zich ‘vrij te maken van het juk van de synode’. De voorzitter van de kerkenraad van Assen was ds. J. van Bruggen. Die had als voorzitter zijn handtekening onder de schorsing van zijn collega gezet, maar kreeg in zijn geweten zoveel moeite met de gang van zaken, dat hij een week later zich alsnog bij het vrijgemaakte deel van de gemeente voegde. Van de ruim 3.400 leden volgden ongeveer 1.400 het voorbeeld van de twee dominees, vijf ouderlingen en vier diakenen.

In Oosterwolde vond de Vrijmaking pas op 11 september 1949 plaats. Daarmee was Oosterwolde nr. 102 in het Noorden. Daaraan ging, volgens de woorden van dr. Harm Veldman “een korte periode vooraf waarin de vrijgemaakte broeders en zusters in Oosterwolde diensten hielden onder verantwoordelijkheid van de kerk van Haulerwijk. Deze kerkleden zonden naar de kerkenraad van de GKN in Oosterwolde een oproep tot Vrijmaking, waarop men geen enkele reactie ontving. In september 1949 werd Oosterwolde door de instelling van de ambten een zelfstandige gemeente. Na enkele jaren wist men een perceel aan te kopen waarop een kerkgebouw kon worden gebouwd, dat in 1957 in gebruik kon worden genomen. In 1996 kreeg Oosterwolde, in samenwerking met Wijnjewoude, haar eerste predikant in de persoon [van] kandidaat R. IJbema. Nu telt de kerk van Oosterwolde 69 leden.” Dat laatste klopt dus niet: hij was de tweede predikant van Oosterwolde en Wijnjewoude.

Oproep Evangelisch Werkverband om coronapas te omzeilen is scha(n)delijk

‘Schandelijk’, zo typeerde een kennis van mij de manier waarop Hans Maat in zijn functie als directeur van het Evangelisch Werkverband binnen de Protestantse Kerk onder de coronapas probeert uit te komen (ND 29 september).

Hij roept kerken en ondernemers op om, zoals hij het subtiel noemt, ‘iets’  te organiseren waar christelijke artiesten en sprekers kunnen optreden. Want ‘kerken mogen activiteiten ontplooien onder de vrijheid van godsdienst.’ Daarmee zijn het volgens Maat geen concerten of evenementen, en dus hoef je ‘mensen niet in ingewikkelde gewetensnood te brengen’ vanwege de verplichte coronapas, want die geldt dan niet.

In een interview op Family 7 (minuut 5:48-19:30) legt Hans Maat het nog eens extra uit. Hij spreekt niet op persoonlijke titel, maar als directeur van het Evangelisch Werkverband. Hij vindt het erg ingewikkeld om uit te leggen waarom een coronatoegangsbewijs nodig is. Als de interviewer stelt, dat juist christenen zich aan overheidsregels moeten houden, zegt Hans Maat: “Ik geloof dat er wel een bepaalde grens is. Bij veel christenen is die ook echt bereikt. Is het niet veel te veel drang en dwang? En bedreigt dit ook niet gewoon de gemeenschap van christenen?” En dan verwijst hij naar Australië en Canada, waar de overheid veel meer maatregelen oplegt. Bovendien: ”Paulus schrijft gewoon  heel simpel: ‘we zijn in de wereld, maar we zijn niet van de wereld’, en dat is gewoon wat christenen bij zich dragen dat het evangelie soms op gespannen voet staat met datgene wat er verder nog gebeurt. Dat betekent dat er een bepaalde vrijheid genomen wordt door christenen om samen te komen en toch te blijven zingen ook als zingen wordt verboden, omdat God dan toch van ons de hoogste eer mag krijgen. Ik wil niet dat er een uitsluiting plaats vindt en daarom doen wij [het Evangelisch Werkverband’] ook niet mee aan het testbeleid. Wij gaan niet bij de deur staan.”

Om toch verbindend op te treden, adviseert Hans Maat om “niet al te veel grote evenement te organiseren waarbij groepen worden uitgesloten.” Zo vindt hij van zichzelf, dat hij in deze corona-discussie het midden probeert te vinden.

Volgens mij is het tegendeel het geval. Door te suggereren dat een worshipavond met een gospelartiest of een christelijke conferentie met een bekende spreker geen evenement is, maar onderdeel van de ‘core business’ van de kerk is, en dus hetzelfde is als een kerkdienst waar je ook zonder corona-check naar binnen mag, houdt Hans Maat geen maat, maar roept hij provocerend op tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Ik hoop van harte dat het moderamen van de PKN en het hoofdbestuur van het Evangelisch Werkverband binnen de PKN hem hier stevig op aanspreken en duidelijk afstand nemen van zijn ‘creatieve oplossingen’ om de corona-check te omzeilen.

Dan heeft heb ik veel meer respect voor zangeres Eline Bakker in hetzelfde ND-artikel. Zij vraagt de bezoekers van haar concerten wel om een coronatoegangsbewijs, want ‘een concert is een evenement, geen kerkdienst.’ Het is jammer dat andere christelijke artiesten, zoals Christian Verwoerd, hun optredens wel annuleren. Daarmee stellen zij 85% van hun fans die wel gevaccineerd zijn teleur en zwichten voor de verbale druk van een klein deel van de minderheid van 15% die niet gevaccineerd is. Omdat enkele christenen zelfs niet bereid zijn om ook maar één stap te zetten, namelijk een zelftest, boren ze een groot aantal mede-gelovigen een mooi concert of een fijne avond door de neus. Dus wie sluit nu wie uit?

Tenslotte: ik ben ook niet overtuigd van het nut van een corona-toegangsbewijs en had liever gezien dat de overheid het voorbeeld van Denemarken had gevolgd: als 90% van de bevolking boven de 12 jaar gevaccineerd is, wordt alles weer vrij gegeven. Want de niet-gevaccineerden zijn vooral een risico voor zichzelf: ze maken 10% van de bevolking uit, maar vormen in de ziekenhuizen 90% van de corona-opnames. Maar het gaat op geen enkele manier tegen Gods wil in om een zelftest te doen als je graag naar een massa-event wilt gaan of een terrasje wilt pakken. Er is ook niemand die jou die beperking oplegt. Daar kies je zelf vrijwillig voor.  

Als afsluiter een tweet van @lore_florentina die ik vandaag tegen kwam en die al meer dan 100x geretweet is:

De mondkapjes waren tijdelijk. De avondklok was tijdelijk. De coronapas is ook tijdelijk. Hijgerig protest wordt vooral gevoerd door mensen die er zelf mede debet aan zijn dat die maatregelen – langer dan nodig zou zijn – ingevoerd worden of in stand blijven.

Wie wil rekening houden met wie als we weer ’gewoon’ naar de kerk mogen?

De Volkskrant – zaterdag 18 september 2021

Het Nederlands Dagblad plaatste op 18 september dit artikel van mij onder de kop Niet-gevaccineerde zal ook iets moeten doen. Zelf had ik als kop Maatwerk voor kerkbezoek – voor wie? als kop voorgesteld. Ik wil graag uitleggen waarom ik dit artikel geschreven heb. Nu de 1½ meter opgeheven wordt moeten we met elkaar rekening houden. In de meeste kerken komt er geen corona-check bij de ingang. Dat is een tegemoetkoming aan de niet-gevaccineerden. Tegelijk zijn er vermoedelijk best wel veel kerkgangers die zich zorgen maken over de kans op besmetting door niet-gevaccineerden. Die angst is reëel, liet een onderzoek in De Volkskrant van 18 september zien: vaccins voorkomen veel besmettingen (zie bijgaande grafiek). Die angst kun je als kerk wegnemen  door van de niet-gevaccineerden te vragen of ze zich vrijwillig bij de GGD of thuis willen laten testen. Ik ben ervan overtuigd dat veel niet-gevaccineerden graag aan dat verzoek willen voldoen om hun mede-kerkleden een veilig gevoel te geven.  Als er dan toch nog kerkleden zijn die helemaal geen actie willen ondernemen, mag van hen gevraagd worden om vrijwillig afstand te houden en in een gedeelte van de kerkzaal te gaan zitten waar de 1½ meter nog wel geldt.

Ik veroordeel dus niemand die zich wel of niet laat vaccineren. Ik vraag alleen of christenen die een stevige eigen mening over de zin van vaccinatie hebben, bereid zijn om zelf een klein offer te brengen door niet maximale vrijheid voor zichzelf op te eisen, maar door een stap richting hun bezorgde mede-christenen te doen. Wat wil je nou liever? Dat die ander thuis blijft of dat je samen weer naar de kerk kunt?

Tot zover de inleiding. Nu volgt de volledige tekst van het artikel.

Na 1½ jaar laat de regering vanaf 25 september de anderhalvemetermaatregel los. In plaats daarvan komt er een verplichte toegangscontrole voor evenementen en in horeca-gelegenheden. Die coronapas is niet verplicht voor winkels, musea én kerken.

Met een enthousiaste plaatje erbij gaf het Dienstencentrum van de CGK aan, wat dit vanaf zondag 26 september voor de kerkdiensten (incl. jeugdwerk en kinderclubs) betekent. Men raadt een toegangscontrole bij de ingang van de kerk af. Wat mij betreft is dat terecht.

Maar wat doe je als kerk wanneer je weet dat bijna 15% van de bevolking zich niet heeft laten vaccineren? Als je geen corona-check bij de ingang wilt, laat je dan gevaccineerden en niet-gevaccineerden kris-kras door elkaar laten zitten in de kerkdienst? Of zoek je naar andere mogelijkheden?

Dat laatste adviseren de dienstencentra van CGK en van GKV/NGK: “De kaders zijn helder. Binnen die kaders kan elke gemeente de mogelijkheden onderzoeken voor herstel van de gemeenschap rond Gods Woord. Niet door een strikte toepassing van wel of niet 1,5 meter, maar door in liefde rekening te houden met elkaar.”

Ik had verwacht dat deze keer van de niet-gevaccineerden gevraagd zou worden om zoveel mogelijk rekening te houden met de meerderheid van kerkgangers binnen GKV en NGK en ook binnen een groot deel van de CGK door bijvoorbeeld de morele oproep om eerst op de zondagmorgen thuis een zelftest te doen, of anders te gaan zitten in een gedeelte van de kerk waar nog wel de 1,5 meter afstand gehouden worden. Dat laatste kan gemakkelijk: neem het rechtervak of de achterste vijf rijen.

Tot mijn verbazing komt men onder het kopje Ruimte en veiligheid tot een tegenovergesteld advies: laten kerken “in de kerkzaal ruimte reserveren voor leden die graag naar de kerk willen komen, maar ook de 1,5 meter nog in acht willen nemen.” Men voegt daar nadrukkelijk (bij de CGK in cursieve letters) aan toe: “Voor alle duidelijkheid: het gaat dan niet om een vak voor ongevaccineerden of voor mensen met een negatief testbewijs. Maar het is ruimte waar mensen, die zich anders niet veilig voelen in de kerk, hun plek kunnen innemen.” 

Ik vind dit de omgekeerde wereld. Als er gemeenteleden zijn die zich, om wat voor reden dan ook, niet willen laten vaccineren, maar toch graag naar de kerk willen, mag je juist van hén vragen of ze zich van te voren vrijwillig op corona laten testen, voordat ze zich onder al die andere gemeenteleden begeven. En als ze zelfs dat niet willen, mag je juist van hén vragen om op dezelfde manier in de kerk te zitten als vóór de afschaffing van de anderhalvemeterregel, nl. in een vak of op een rij waar je gepaste afstand van elkaar houdt.

Wie zelfs bij dat laatste zegt: ik wil gewoon tussen iedereen inzitten, want anders word ik in mijn vrijheid beperkt, heeft volgens mij weinig begrepen van de woorden van Paulus: Laat onder u de gezindheid die Jezus Christus had. Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander.

In de samenleving voert de regering weloverwogen de coronapas in om een tweedeling te voorkomen. Zonder die check zouden kwetsbaren zich nog steeds niet in de samenleving durven begeven en wordt hún vrijheid ingeperkt, zei minister de Jonge. Een CDA-kamerlid merkte tijdens het debat op, dat het niet zo kan zijn dat 16 miljoen mensen beperkingen moeten accepteren omdat 1,8 miljoen mensen zich niet laten vaccineren.

Vreemd dat dan in de kerk het omgekeerde wordt voorgesteld: iedereen mag weer gewoon naast elkaar zitten en we leggen niet-gevaccineerde kerkgangers die zich ook niet willen laten testen geen enkele beperking op. Wel zetten we die gemeenteleden apart die er moeite mee hebben om naast iemand te zitten die alleen maar aan zichzelf denkt.

Ik zou eerder zeggen: regel iets voor die personen die zich niet hebben laten vaccineren en zich ook niet op corona willen laten testen. Als ze echt de gezindheid van Jezus Christus hebben, zullen ze blij zijn dat er geen verplichte corona-check is, maar dat ze nog steeds welkom zijn onder dezelfde voorwaarden als vóór 25 september, nl. door zelf op gepaste afstand in de kerk plaats te nemen.

Immers: iedereen heeft de vrije keus in de beperkingen die men zichzelf oplegt.

Wentel die beperkingen in de kerk niet op anderen af, zou ik zeggen.

Slapen in de kerk – over Heilige Nachten, Eutychus en Calvijn

“Holy moly – je gaat slapen in een kerk!” Met die slogan probeert ‘Heilige Nachten’ mensen te verleiden een overnachting te boeken in een prachtig oud kerkgebouw, zoals in het Friese Oosterwolde, op nog geen 300 meter lopen van onze vrijgemaakte kerk aan de Hooge Esch. In de ene kerk kun je elke zondag om 10 uur naar de kerk. In de andere kerk kun je slapen als toeristische attractie: een creatief idee om een stukje cultureel erfgoed een nieuwe bestemming te geven.

Bekend is het verhaal in Handelingen 20 vers 7 – 12 van de tiener Eutychus die tijdens een lange preek Paulus in de vensterbank zat te luisteren, in slaap viel en door het open raam vanaf de derde verdieping naar beneden viel en daarbij om het leven kwam. Paulus stopte meteen met preken, ging naar beneden, wekte de jongen weer tot leven en ging daarna gewoon verder met zijn preek.

Aan de hand van dit verhaal kun je prachtig tegen slapen in de kerk fulmineren. En met evenveel recht kritiek hebben op te lange preken. Maar Lukas, de schrijver van Handelingen, geeft voor deze twee toepassingen geen aanleiding.

Dat vindt ook Calvijn in zijn bijbelcommentaar op Handelingen. Grappig genoeg kan Calvijn het tegelijkertijd niet laten om toch even fel van leer te trekken tegen het slapen in de kerk. Hier volgt, iets vrijer vertaald dan in de vertaling uit 1900 die in mijn boekenkast staat, Calvijns opmerkingen n.a.v. de tragische val uit het raam van Eutychus.      

Handelingen 20 vers 9

Een jongeman die Eutychus heette, zat in het venster en werd door slaap overmand toen Paulus maar doorging met zijn toespraak. Diep in slaap verzonken viel hij van de derde verdieping naar beneden; toen men hem optilde bleek hij dood te zijn.

Calvijn zegt hierover: “Ik zie geen enkele reden, waarom sommige bijbeluitleggers zo heftig uitvaren tegen de slaperigheid van deze jongen en durven te zeggen dat zijn dood de straf was voor dit onbehoorlijke gedrag. Men moet zich er eerder over verwonderen dat hij zo lang heeft weten te strijden tegen de slaap die zich tijdens de nacht krachtig aan hem opdrong  en waardoor hij uiteindelijk overwonnen werd. Dat de slaap hem zonder dat hij het wilde bekropen en overmand heeft, kan men hier wel uit opmaken, dat hij niet in de vensterbank is gaan zitten om eens lekker uit te rusten. Omdat er zoveel personen in de bovenzaal aanwezig waren, moest Eutychus wel in het venster gaan zitten. Want het zou een schandelijke losbandigheid zijn waarmee iemand het hemelse evangelie veracht, wanneer men in het venster gaat zitten, terwijl er elders in de zaal ruimte was. Het is een teken van luiheid wanneer men een plaats uitzoekt die gelegenheid biedt om te slapen. Maar dat Eutychus door de slaap overmand werd terwijl hij in het venster zat, bewijst niets anders dan dat hij buiten zijn schuld door de zwakheid van zijn natuur bezweken is, evenals wanneer iemand een flauwte krijgt door honger of vermoeid raakt door al te grote inspanning.

Maar terecht valt de slaperigheid te berispen van iedereen die vol aardse zorgen onnadenkend naar de kerk komt of die vol van eten en wijn daardoor slaperig wordt; en die, hoewel ze in andere zaken waakzaam genoeg zijn, toch slaperig naar Gods Woord en de preek luisteren. Van al deze dingen kunnen we Eutychus niet beschuldigen,  want Lukas zegt duidelijk dat hij pas na middernacht door een diepe slaap werd overvallen en drie verdiepingen naar beneden viel.”

Weer naar de kerk … een routekaart met perspectief

Het is lente. In de natuur. Maar ook in de samenleving en in de kerk. De verlenging van de avondklok en het uitstel van verdere versoepelingen is als een maartse bui die tot half april duurt, maar daarna is er toch eindelijk perspectief op meer. Wat kijken we daar naar uit, ook als christenen die graag weer naar de kerk willen. In de Bijbel staat een mooi zinnetje: Huppelend als kalveren die op stal gestaan hebben zullen jullie naar buiten komen. (Maleachi 3:20b). Zo voelt het inderdaad na een jaar corona.

Op 22 maart kwam het CIO, het landelijk overlegorgaan van alle kerkgenootschappen in Nederland, eindelijk met een routekaart. Daar ben ik erg blij mee. De routekaart sluit goed aan bij de fases die de overheid onderscheidt (‘waakzaam’ / ‘zorgelijk’ /  ‘ernstig’ / ‘zeer ernstig’ / ‘zeer ernstig met verzwaring =lockdown’). Het geeft duidelijk aan wat er voor kerken wel of niet mogelijk is in de diverse fases. Ik haal de highlight die mijzelf opgevallen zijn er even uit. En stel daarna een paar vragen bij de onduidelijkheden die er volgens mij overgebleven zijn.

Highlights voor de plaatselijke kerk

1/ Het aantal kerkgangers is volgens de routekaart bij ‘waakzaam’ flexibel, bij ‘zorgelijk’ max. 100 personen, bij ‘ernstig’ max. 60 personen en bij ‘zeer ernstig’ max. 30 personen. Bij een verzwaring = lockdown wordt er overgegaan tot alleen maar onlinediensten. Als maatwerk voor grotere kerken met meer dan 300 zitplaatsen wordt in de toelichting geadviseerd om bij ‘zorgelijk’ 20% van de zitplaatsen te benutten, bij ‘ernstig’ 15% en bij ‘zeer ernstig’ 10%.

2/ Onder alle omstandigheden, dus ook als er sprake is van een lockdown, mogen bij doopdiensten en trouwdiensten 30 kerkgangers aanwezig zijn. Over belijdenisdiensten (die hetzelfde karakter hebben als doopdiensten) wordt niets gezegd.

3/ Voor zingen in de kerk geldt bij ‘zorgelijk’  dat de gemeente op praatniveau mag zingen en dat er 12 zangers mogen zijn (maar in de toelichting op de routekaart wordt aangedrongen om het aantal zangers bij ‘zorgelijk’ zo mogelijk te beperken tot 6 personen). Bij ‘ernstig’ mag de gemeente op praatniveau zingen maar met beperkte tijd en kunnen er 4 zangers zingen. Bij ‘zeer ernstig’ wordt samenzang dringend ontraden en kunnen er nog steeds 4 zangers zingen. Bij ‘verzwaring’ luidt het advies voor samenzang en zangers: niet zingen.

4/ Op het kerkplein en bij andere activiteiten buiten mag je elkaar weer ontmoeten als de situatie niet meer ‘zeer ernstig’ is. Bij ‘ernstig’ met max. 40 personen, bij ‘zorgelijk’ met max. 60 personen en bij ‘waakzaam’ zonder limiet.  

5/ Voor kerkelijke activiteiten zoals catechisaties, jeugd- en verenigingswerk, kringen en cursussen geldt tot 18 jaar geen limiet wat betreft aantallen. Voor 18+ geldt geen limiet bij ‘waakzaam’, geldt bij ‘zorgelijk’ een limiet van 60 personen en bij ‘ernstig’ en ‘zeer ernstig’ een limiet van 30. Wanneer er sprake is van verzwaring mogen kinderen t/m 12 nog steeds in de kerk bij elkaar komen,  maar wordt voor 13 t/m 17 en voor 18+ geadviseerd om digitaal bij elkaar te komen.

6/ Activiteiten als inloopochtenden zijn in alle vier de fases mogelijk met steeds wat minder personen als maximum, behalve bij een verzwaring, want dan moet het kerkgebouw dicht blijven.

Alles wat mogelijk is, is uiteraard met inachtneming van alle richtlijnen van het RIVM.

Onduidelijkheden

A/ Het is voor mij wat verwarrend dat er verschillende termen gebruikt worden voor de verzwaringen bovenop de fase ‘zeer ernstig’. Ook is mij niet helemaal duidelijk wie bepaalt wanneer we met verzwaringen te maken hebben en voor welke onderdelen ze op dit moment gelden.

In de toelichting (blz. 3 van de routekaart) staat, dat het CIO aangeeft wanneer er verzwarende maatregelen gelden voor de erediensten. Die worden door het CIO afgekondigd “met daarbij een begin- en een einddatum waarbinnen deze verzwarende maatregelen geadviseerd worden.” Maar op de CIO-website staat alleen maar, zonder enige verdere verwijzing, dat de routekaart “geen wijziging brengt in de maatregelen die op dit moment van toepassing zijn.” Als je onderaan de CIO-site kijkt in het media-archief kom je een CIO-advies tegen van 5 okt. 2020 om in kerkdiensten max. 30 kerkgangers toe te laten zonder gemeentezang en een aanscherping op 15 dec. 2020 om voorlopig alleen online-diensten te houden. Maar het CIO geeft geen enkel advies over het aantal zangers in de kerk en de voortgang van het kinder- en jeugdwerk t/m 17 jaar tijdens de eredienst.

Moet ik daaruit de conclusie trekken dat we volgens het CIO wél in een verzwaring zitten als het om het aantal kerkgangers gaat (en dus adviseert de routekaart voor de gewone kerkdienst: alleen online-diensten) en dat we níet in een verzwaring, maar gewoon in ‘zeer ernstig’ zitten als het om zingen in de kerk gaat (en dus wordt gemeentezang dringend ontraden, maar kunnen er we max. 4 zangers aanwezig zijn)?

In de toelichting staat verder, dat voor doordeweekse activiteiten de verzwarende maatregelen gelden die de overheid afkondigt als het gaat om onderwijs, kinderopvang en horeca. Daardoor wordt de routekaart zelf wat verwarrend. Want daar staat aldoor alleen maar ‘verzwaring’ + bijbehorende maatregel. Maar de overheid maakt onderscheid tussen doelgroepen, dus er is op dit moment géén verzwaring als het gaat om onderwijs aan kinderen en jongeren. Dus geldt op dit moment de verzwaring níet voor het kerkelijk onderwijs aan kinderen (bijbelclub, zondagschool) en jongeren (jeugdvereniging, catechisatie), maar wél voor alle toerustende activiteiten voor volwassenen en voor diakonale aktiviteiten zoals inloopochtenden.

B/ Wat verder echt onduidelijk is, zijn de afspraken en adviezen over zingen in de kerk. Als je kijkt naar de verschillende kerkgenootschappen, is daar nog steeds geen enkele overeenstemming over. De PKN adviseert max. 4 zangers (25 febr. 2021), de RK ‘een beperkt aantal zangers’, het Steunpunt KerkenWerk (GKV) max. 1 zanger (4 maart 2021), het Diakonaal Steunpunt (ook GKV) en het Dienstencentrum van de CGK  ‘wat minimaal nodig is’ (beiden 15 jan. 2021). Op de routekaart staat dat er bij ‘verzwaring’ er ook geen zangers in de kerkdienst aanwezig mogen zijn, maar die verzwaring volgt niet uit de lockdown-maatregelen van de overheid, maar kan alleen door het CIO worden uitgesproken. Maar het CIO zelf heeft sinds 5 okt. 2020 alleen maar gemeentezang dringend ontraden en zich daarna op geen enkele manier uitgesproken over het aantal zangers in de kerk. Pas op deze routekaart worden er aantallen genoemd. Maar die wijken af van wat de verschillende kerkenverbanden adviseren. En onduidelijk is, of het CIO het op dit moment onverantwoord vindt om maximaal 4 zangers in een kerkdienst toe te laten.

C/ In de routekaart wordt als het om vergaderingen gaat, verwezen naar de regels van de overheid als het om samenkomsten gaat. Dat wordt verder niet ingevuld, behalve dat een gemeentevergadering voor verkiezing van ambtsdragers of het beroepen van een predikant door max. 100 personen bijgewoond mag worden, omdat dit onder de ekonomische uitzonderingen zou vallen. Dat lijkt mij behoorlijk gezocht (en ook willekeurig voor grote gemeentes met meer dan 100 belijdende, stemgerechtigde leden). Maar waarom geeft het CIO dan geen advies over de vergaderingen van de kerkenraad, de diakonie en commissies? Persoonlijk is mijn ervaring, dat men het niet ideaal vindt om digitaal te vergaderen. Nu biedt de overheid de mogelijkheid om in het kerkgebouw te vergaderen. Volgens de huidige regels mogen er max. 30 personen bij elkaar komen in één binnenruimte. Het is, denk ik, zelfs geoorloofd om, als het nodig is, met meer dan 30 personen bij elkaar te komen, want er geldt een uitzondering op dat aantal voor “een vergadering van de gemeenteraad, provinciale staten en het algemeen bestuur van een waterschap, of van een commissie daaruit.” Daarmee kun je kerkelijke vergaderingen toch vergelijken?

Drie wensen

  • Het lijkt mij verstandig dat het CIO zo spoedig mogelijk op zijn website duidelijk aangeeft, in welke fase we nu zitten en welke verzwarende maatregelen er op dit moment gelden, incl. begin- en einddatum, zoals men heeft toegezegd in de toelichting op de routekaart.
  • Het lijkt mij wenselijk dat de diverse kerkgenootschappen hun (verouderde en niet meer actuele) protocollen en adviezen vervangen en afstemmen op deze routekaart.
  • Het zou helpen wanneer het CIO konkretere adviezen geeft als het gaat om kerkelijke vergaderingen.

Maar goed – we hebben een routekaart met perspectief! Elke keer dat het nodig was om af te schalen, deden de meeste kerken dat meteen. En dat was verstandig. Nu hebben we een verantwoord kader waarbinnen we snel kunnen opschalen als dat weer mogelijkheid is. Ik hoop dat alle kerken dat met vrijmoedigheid en vol vertrouwen in hetzelfde tempo gaan doen. We hebben te lang op stal gestaan.