Een zee van ruimte zonder veel richting – over het NGK-rapport ‘Homoseksualiteit in de kerk’

In mijn eerste blog gaf ik een korte samenvatting van het NGK-rapport ‘Homoseksualiteit in de kerk’ (klik hier). Het kreeg van de opstellers de titel ‘Ruimte en richting’ mee. In deze tweede blog wil ik inhoudelijk ingaan op het rapport. Ik doe dat zonder al veel te citeren. Kort gezegd komt mijn reaktie hier op neer: het is een zeer integer rapport met indrukwekkende lifestory’s. Tegelijk vind ik het, zeker nadat ik het nog een paar keer herlezen heb, toch wel een teleurstellend rapport. De opstellers wilden graag zoveel mogelijk ruimte bieden voor de verschillende keuzes die gelovige homo’s en lesbiennes op grond van de Bijbel maken. Tegelijk wilden ze intens zoeken naar richting in de Bijbel en voor Gods aangezicht vanuit een diepe verbondenheid in Christus.

Wat de ruimte betreft: de opstellers hebben de veelheid van opvattingen binnen onze kerken helder en duidelijk beschreven. Maar als het om de adviezen gaat, laten ze het aan de plaatselijke kerken over om uit die veelheid hun eigen keus te maken.

Wat de richting betreft wordt er eigenlijk geen richting gewezen. Er wordt alleen maar een oproep gedaan om elkaar in liefde te verdragen wanneer kerken plaatselijk tot verschillende beleidskeuzes komen. Daarvoor beroept men zich op Romeinen 14 en 15, waarin Paulus aangeeft dat elke christen naar eer en geweten voor Gods aangezicht z’n eigen keus maakt, want Paulus zegt, aldus het rapport “heel beslist: ‘alles wat niet uit geloof voortkomt is zondig’ (14:23). We mogen elkaar als kerken en broers en zussen daarom niet dwingen, zelfs niet verleiden te doen wat ingaat tegen het geweten, wat ingaat tegen de geloofsovertuiging. Een landelijke uitspraak mag dan ook niet dwingend opgelegd worden aaneen lokale kerk wanneer die daarmee een gewetensprobleem heeft.” (blz. 136+137)

Wat zijn dan die landelijke uitspraken die we als Nederlandse Gereformeerde kerken zouden moeten doen? Nou, eigenlijk zijn dat er maar twee.

1/ Heet in alle gemeentes homoseksuele broers en zussen die in een relatie van liefde en trouw samenleven, welkom aan de maaltijd van de Heer.

2/ Laat, als er voldoende draagvlak in de plaatselijke gemeente is, homoseksuele broers en zussen die in een relatie van liefde en trouw samenleven ook toe tot het ambt van ouderling en diaken.

Verder schuift het rapport twee andere onderwerpen door naar een nieuwe landelijke commissie. Die moet zich de komende drie jaar buigen over:

3/ Het al of niet zegenen of bevestigen van een homoverbintenis / homohuwelijk.

4/ Het al of niet toelaten van predikanten die in een homosekuele verbintenis samenleven.

Tenslotte komt (behalve in één van de life-story’s) in het rapport op geen enkele manier een ander belangrijk vraagstuk aan de orde:

5/ Is in het licht van de Bijbel een kinderwens binnen een homoseksuele relatie van liefde en trouw geoorloofd?

Als het erop aan kom laat dit rapport de plaatselijke kerken dus zwemmen in een zee van ruimte zonder duidelijk een richting te wijzen.

Dat komt, denk ik, omdat het rapport niemand in verlegenheid wil brengen. Dat blijkt bijvoorbeeld in de beschrijving van de drie verschillende ‘lenzen’ van waaruit christenen de Bijbel op dit punt benaderen, nl. vanuit 1/ de scheppingsorde, vanuit 2/ de gebrokenheid en vanuit 3/ de variatie. Die drie opvattingen zijn er inderdaad.

Het rapport wijst lens 1/ af, benadruk heel sterk lens 2/ en voelt weinig sympathie voor lens 3/. Het noemt bij de eerste twee lenzen ook orthodoxe theologen uit eigen kring en schaart ten onrechte Ad de Bruijne onder de voorzichtige aanhangers van de derde lens.

Maar als men tot een afweging komt, wil men niemand tekort doen en is elke invulling vanuit de drie lenzen mogelijk, behalve de strikte opvatting dat samenlevende homoseksuele broers en zussen geen belijdenis mogen doen en geen avondmaal mogen vieren.

De opstellers van het rapport willen zowel aan Gods Woord recht doen als aan de inzichten in onze tijd die we als christelijke kerk onder leiding van de Heilige Geest vanuit Bijbels perspektief moeten wegen. Dan kun je, aldus het rapport, tot verschillende konklusies komen als het gaat om de vraag of er in de Bijbel ruimte is voor het aangaan van homoseksuele relaties in liefde en trouw. Want enerzijds tref je in de Bijbel alleen passages aan die gelijkgeslachtelijke seks afkeuren. Anderzijds gaat het in de Bijbel nergens over aantrekkingskracht, verliefdheid, intimiteit of zielsverwantschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht.

Nu laat het rapport dat laatste, hedendaagse inzichten, een belangrijke rol in zijn afweging spelen. Ik ben het daar mee eens. Tegelijk aarzelt het rapport om deze homoseksuele oriëntatie gelijk te stellen aan het door God ingeschapen verlangen van een man naar een vrouw en omgekeerd. Het verlangen is een scheppingsgegeven, aldus het rapport, maar de homoseksuele oriëntatie … niet … eigenlijk niet … “een pijnlijk raadsel” (blz. 57). Het valt mij op hoe aarzelend het rapport hier telkens spreekt.

Hoe kan dat? Want de opstellers van het rapport zijn unaniem van mening dat een homoseksuele relatie in liefde en trouw niet een gelijkwaardige variant op het bijbelse huwelijk tussen man en vrouw is. Ze zeggen namelijk klip en klaar op blz. 104 van hun rapport: “We willen ook aandacht vragen voor de polariteit van ‘mannelijk en vrouwelijk’. (…) Dit scheppingsgegeven willen we hoog blijven houden. De seksuele omgang tussen man en vrouw is vanwege dat wonder van het nieuwe leven meer dan een variant binnen het spectrum van de menselijke seksualiteit.”

Als dit werkelijk hun gemeenschappelijke overtuiging is, zou je op grond daarvan ook een aantal voorstellen mogen verwachten die concreet een richting aanwijst die we in de zee van opvattingen gezamenlijk als Gods kinderen binnen ons kerkverband zouden moeten gaan.

Maar dat doet men niet. En de reden is duidelijk. Meteen op het citaat hierboven volgt namelijk de zin: “Tegelijkertijd erkennen we in de werkelijkheid van mensen om ons heen een breedte van variaties waar we respectvol nabij willen zijn.”

Volgens mij zit hier de bottleneck van het rapport. Uit respect voor de veelheid van meningen wil men geen duidelijke keuzes maken die recht doen aan wat men eigenlijk wel vindt: de relatie tussen man en vrouw die uitmondt in het huwelijk, zoals God dat heeft ingesteld en beschrijft in Genesis 1 en 2, is van een andere orde dan homoseksuele relaties in liefde en trouw. En dus krijgt, met een beroep op Romeinen 14 en 15 (blz. 135+135), elke plaatselijke kerk alle ruimte om zelf uit te zoeken hoe men over homoseksuele relaties denkt en welke consequenties men daar in de praktijk aan verbindt. Alleen de optie ‘afhouding van het avondmaal’ wordt streng afgeraden.

Ik vind dit teleurstellend. Daarmee houdt het rapport toch wel heel erg veel rekening met wat “de dominante visie in onze cultuur” acceptabel vindt, ook al is men voortdurend oprecht en intensief bezig geweest met “de doordenking van God hierin van ons wil” (beide citaten staan op blz. 110). Wolter Rose schrijft in zijn minderheidshoofdstuk dat het rapport weinig oog heeft voor de corrigerende functie van de Bijbel. In het Nederlands Dagblad van 24 feb. 2024 zei Dick Westerkamp iets soortgelijks: als het over homorelaties gaat, krijgt het pastorale spreken van de Bijbel zo veel aandacht, dat het profetisch spreken van de Bijbel ondersneeuwt.

Omdat het rapport in de zee van ruimte geen duidelijke richting wil aanwijzen, zitten er ook een paar merkwaardige inconsequenties in. Ik noem er een paar.

*1* Het huwelijk tussen man en vrouw wordt wel principieel onderscheiden van homoseksuele relaties, maar het rapport stelt niet voor om uit te spreken dat het burgerlijke homohuwelijk niet gelijk staat aan het christelijke huwelijk. Het rapport stelt ook niet voor om uit te spreken dat een homo-relatie daarom niet op dezelfde manier bevestigd kan worden als een christelijk huwelijk.

*2* Als een homoseksuele relatie in liefde en trouw bijbels gezien geen variant is op het huwelijk tussen man en vrouw, zoals het rapport expliciet zegt op blz. 104, hoe kan men dan zonder enige argumentatie voorstellen om uit te spreken “dat plaatselijke gemeenten de mogelijkheid hebben om ook leden die in een homoseksuele verbintenis samenleven tot het ambt te roepen, zo daar binnen de plaatselijke gemeente voldoende draagvlak voor is” (blz. 134)? Er wordt, zelfs niet in een voetnoot, verwezen naar één van de bijbelse criteria voor oudsten, zoals Paulus dat voorschrijft aan Titus: oudsten moeten “onberispelijke mannen [zijn], die maar één vrouw hebben” (Titus 1:6) en aan Timoteüs: “Een opziener moet onberispelijk zijn. Hij kan slechts de man van één vrouw zijn” (1 Tim. 3:2).

*3* Opvallend is ook dat de opstellers van het rapport wel de vragen rond relatievorming en het krijgen van kinderen eventjes aanstippen als belangrijk aandachtspunt, maar dat ze er echt op geen enkele manier op ingaan. Terwijl, als je het over het legitieme verlangen naar een partner dat God in de schepping gelegd heeft, je het toch ook serieus over de even legitieme kinderwens van homoseksuele christenen zou moeten nadenken. Daar hoort ook meteen de vraag bij hoe je moet denken over de doop van kinderen die geboren en/of geadopteerd worden in een vaste homoseksuele relatie.

Terecht kan iemand nu vragen: welke ruimte én richting zouden we als Nederlandse Gereformeerde Kerken dan wel moeten geven en wijzen?

Zelf kom ik vanuit de lens van de gebrokenheid uit bij een mix van ‘milde tegemoetkomendheid’ en ‘royale acceptatie’.

Dat betekent volgens mij dat we als bijbelgetrouwe kerken niet bang moeten zijn om uit te spreken dat het huwelijk door God bedoeld is als de blijvende liefdesrelatie tussen man en vrouw. Andere relaties binnen de christelijke kerk zijn daar geen variatie op. Daarom kunnen we als Nederlandse Gereformeerde Kerken homo-relaties niet op dezelfde manier inzegenen als het huwelijk van een christelijke man en een christelijke vrouw.

Het betekent ook dat we na de zondeval leven allemaal van Gods barmhartigheid leven. Dus is er ruimte voor homo’s en hetero’s aan de maaltijd van de HERE,  of ze nu zonder partner door het leven gaan of in een relatie van liefde en trouw samenleven – tenminste, wanneer ze niet in grove zonden leven. Voor mij is het enkele feit van een vaste relatie van een vrouw met een bewust-niet-gelovige man (of omgekeerd) of een relatie van twee mannen of twee vrouwen met elkaar of een tweede huwelijk na een ongeoorloofde echtscheiding niet te beschouwen als zo’n grove zonde. Maar al deze drie situaties zijn voor mij wel een belangrijker verhindering om iemand toe te laten als ambtsdrager, omdat de Bijbel aan hogere eisen stelt aan deze geestelijke taak.

Als het om een kinderwens gaat, is mijn denklijn als volgt: of het nu om onvruchtbare hetero-stellen of om homo-stellen met een kinderwens gaat of om alleenstaande vrouwen die dolgraag moeder willen worden: je kind is biologisch van een andere persoon dan je partner. Bijbels gezien is er dan sprake van kunstmatig overspel. En als het gaat om een afweging van belangen: het recht van kinderen op twee biologische ouders weegt volgens mij zwaarder dan het verlangen naar een eigen kind terwijl het niet van je partner is.

‘Milde tegemoetkomendheid’ en ‘royale acceptatie’ betekent voor mij dus, dat homoseksuele kerkleden die in een vaste relatie van geloof, liefde en trouw leven, op alle fronten volop meedoet in de gemeente, net als ieder ander kerklid. Alleen op het punt van huwelijksbevestiging, ambtsdrager-zijn en kinderwens mogen we volgens mij als kerken uitspreken dat er op grond van Gods Woord zwaarwegende belemmeringen zijn.

2 thoughts on “Een zee van ruimte zonder veel richting – over het NGK-rapport ‘Homoseksualiteit in de kerk’

  1. Er wordt, zelfs niet in een voetnoot, verwezen naar één van de bijbelse criteria voor oudsten, zoals Paulus dat voorschrijft aan Titus: oudsten moeten “onberispelijke mannen [zijn], die maar één vrouw hebben” (Titus 1:6) en aan Timoteüs: “Een opziener moet onberispelijk zijn. Hij kan slechts de man van één vrouw zijn” (1 Tim. 3:2).

    Aha. En dezelfde tekst zou niets te zeggen hebben m.b.t. m/v en ambt? Wat is dit voor hermeneutisch gegoochel voor iemand die uitgesproken voorstander is?

  2. De opstellers van het rapport en daarnaast ook Ernst Leeftink zijn voor mij onbegrijpelijke uitvinders. Hoe je het voor elkaar krijgt net zo lang aan de teksten te sleutelen tot ze zeggen wat jij wilt dat ze zeggen om het leven van praktiserende homo paren maar bijbels-legaal op de kerkelijke rit te krijgen. En dan ook nog te durven stellen dat de Geest dit allemaal wel zo bedoeld zou hebben. Je moet maar durven……

Plaats een reactie