Een zee van ruimte zonder veel richting – over het NGK-rapport ‘Homoseksualiteit in de kerk’

In mijn eerste blog gaf ik een korte samenvatting van het NGK-rapport ‘Homoseksualiteit in de kerk’ (klik hier). Het kreeg van de opstellers de titel ‘Ruimte en richting’ mee. In deze tweede blog wil ik inhoudelijk ingaan op het rapport. Ik doe dat zonder al veel te citeren. Kort gezegd komt mijn reaktie hier op neer: het is een zeer integer rapport met indrukwekkende lifestory’s. Tegelijk vind ik het, zeker nadat ik het nog een paar keer herlezen heb, toch wel een teleurstellend rapport. De opstellers wilden graag zoveel mogelijk ruimte bieden voor de verschillende keuzes die gelovige homo’s en lesbiennes op grond van de Bijbel maken. Tegelijk wilden ze intens zoeken naar richting in de Bijbel en voor Gods aangezicht vanuit een diepe verbondenheid in Christus.

Wat de ruimte betreft: de opstellers hebben de veelheid van opvattingen binnen onze kerken helder en duidelijk beschreven. Maar als het om de adviezen gaat, laten ze het aan de plaatselijke kerken over om uit die veelheid hun eigen keus te maken.

Wat de richting betreft wordt er eigenlijk geen richting gewezen. Er wordt alleen maar een oproep gedaan om elkaar in liefde te verdragen wanneer kerken plaatselijk tot verschillende beleidskeuzes komen. Daarvoor beroept men zich op Romeinen 14 en 15, waarin Paulus aangeeft dat elke christen naar eer en geweten voor Gods aangezicht z’n eigen keus maakt, want Paulus zegt, aldus het rapport “heel beslist: ‘alles wat niet uit geloof voortkomt is zondig’ (14:23). We mogen elkaar als kerken en broers en zussen daarom niet dwingen, zelfs niet verleiden te doen wat ingaat tegen het geweten, wat ingaat tegen de geloofsovertuiging. Een landelijke uitspraak mag dan ook niet dwingend opgelegd worden aaneen lokale kerk wanneer die daarmee een gewetensprobleem heeft.” (blz. 136+137)

Wat zijn dan die landelijke uitspraken die we als Nederlandse Gereformeerde kerken zouden moeten doen? Nou, eigenlijk zijn dat er maar twee.

1/ Heet in alle gemeentes homoseksuele broers en zussen die in een relatie van liefde en trouw samenleven, welkom aan de maaltijd van de Heer.

2/ Laat, als er voldoende draagvlak in de plaatselijke gemeente is, homoseksuele broers en zussen die in een relatie van liefde en trouw samenleven ook toe tot het ambt van ouderling en diaken.

Verder schuift het rapport twee andere onderwerpen door naar een nieuwe landelijke commissie. Die moet zich de komende drie jaar buigen over:

3/ Het al of niet zegenen of bevestigen van een homoverbintenis / homohuwelijk.

4/ Het al of niet toelaten van predikanten die in een homosekuele verbintenis samenleven.

Tenslotte komt (behalve in één van de life-story’s) in het rapport op geen enkele manier een ander belangrijk vraagstuk aan de orde:

5/ Is in het licht van de Bijbel een kinderwens binnen een homoseksuele relatie van liefde en trouw geoorloofd?

Als het erop aan kom laat dit rapport de plaatselijke kerken dus zwemmen in een zee van ruimte zonder duidelijk een richting te wijzen.

Dat komt, denk ik, omdat het rapport niemand in verlegenheid wil brengen. Dat blijkt bijvoorbeeld in de beschrijving van de drie verschillende ‘lenzen’ van waaruit christenen de Bijbel op dit punt benaderen, nl. vanuit 1/ de scheppingsorde, vanuit 2/ de gebrokenheid en vanuit 3/ de variatie. Die drie opvattingen zijn er inderdaad.

Het rapport wijst lens 1/ af, benadruk heel sterk lens 2/ en voelt weinig sympathie voor lens 3/. Het noemt bij de eerste twee lenzen ook orthodoxe theologen uit eigen kring en schaart ten onrechte Ad de Bruijne onder de voorzichtige aanhangers van de derde lens.

Maar als men tot een afweging komt, wil men niemand tekort doen en is elke invulling vanuit de drie lenzen mogelijk, behalve de strikte opvatting dat samenlevende homoseksuele broers en zussen geen belijdenis mogen doen en geen avondmaal mogen vieren.

De opstellers van het rapport willen zowel aan Gods Woord recht doen als aan de inzichten in onze tijd die we als christelijke kerk onder leiding van de Heilige Geest vanuit Bijbels perspektief moeten wegen. Dan kun je, aldus het rapport, tot verschillende konklusies komen als het gaat om de vraag of er in de Bijbel ruimte is voor het aangaan van homoseksuele relaties in liefde en trouw. Want enerzijds tref je in de Bijbel alleen passages aan die gelijkgeslachtelijke seks afkeuren. Anderzijds gaat het in de Bijbel nergens over aantrekkingskracht, verliefdheid, intimiteit of zielsverwantschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht.

Nu laat het rapport dat laatste, hedendaagse inzichten, een belangrijke rol in zijn afweging spelen. Ik ben het daar mee eens. Tegelijk aarzelt het rapport om deze homoseksuele oriëntatie gelijk te stellen aan het door God ingeschapen verlangen van een man naar een vrouw en omgekeerd. Het verlangen is een scheppingsgegeven, aldus het rapport, maar de homoseksuele oriëntatie … niet … eigenlijk niet … “een pijnlijk raadsel” (blz. 57). Het valt mij op hoe aarzelend het rapport hier telkens spreekt.

Hoe kan dat? Want de opstellers van het rapport zijn unaniem van mening dat een homoseksuele relatie in liefde en trouw niet een gelijkwaardige variant op het bijbelse huwelijk tussen man en vrouw is. Ze zeggen namelijk klip en klaar op blz. 104 van hun rapport: “We willen ook aandacht vragen voor de polariteit van ‘mannelijk en vrouwelijk’. (…) Dit scheppingsgegeven willen we hoog blijven houden. De seksuele omgang tussen man en vrouw is vanwege dat wonder van het nieuwe leven meer dan een variant binnen het spectrum van de menselijke seksualiteit.”

Als dit werkelijk hun gemeenschappelijke overtuiging is, zou je op grond daarvan ook een aantal voorstellen mogen verwachten die concreet een richting aanwijst die we in de zee van opvattingen gezamenlijk als Gods kinderen binnen ons kerkverband zouden moeten gaan.

Maar dat doet men niet. En de reden is duidelijk. Meteen op het citaat hierboven volgt namelijk de zin: “Tegelijkertijd erkennen we in de werkelijkheid van mensen om ons heen een breedte van variaties waar we respectvol nabij willen zijn.”

Volgens mij zit hier de bottleneck van het rapport. Uit respect voor de veelheid van meningen wil men geen duidelijke keuzes maken die recht doen aan wat men eigenlijk wel vindt: de relatie tussen man en vrouw die uitmondt in het huwelijk, zoals God dat heeft ingesteld en beschrijft in Genesis 1 en 2, is van een andere orde dan homoseksuele relaties in liefde en trouw. En dus krijgt, met een beroep op Romeinen 14 en 15 (blz. 135+135), elke plaatselijke kerk alle ruimte om zelf uit te zoeken hoe men over homoseksuele relaties denkt en welke consequenties men daar in de praktijk aan verbindt. Alleen de optie ‘afhouding van het avondmaal’ wordt streng afgeraden.

Ik vind dit teleurstellend. Daarmee houdt het rapport toch wel heel erg veel rekening met wat “de dominante visie in onze cultuur” acceptabel vindt, ook al is men voortdurend oprecht en intensief bezig geweest met “de doordenking van God hierin van ons wil” (beide citaten staan op blz. 110). Wolter Rose schrijft in zijn minderheidshoofdstuk dat het rapport weinig oog heeft voor de corrigerende functie van de Bijbel. In het Nederlands Dagblad van 24 feb. 2024 zei Dick Westerkamp iets soortgelijks: als het over homorelaties gaat, krijgt het pastorale spreken van de Bijbel zo veel aandacht, dat het profetisch spreken van de Bijbel ondersneeuwt.

Omdat het rapport in de zee van ruimte geen duidelijke richting wil aanwijzen, zitten er ook een paar merkwaardige inconsequenties in. Ik noem er een paar.

*1* Het huwelijk tussen man en vrouw wordt wel principieel onderscheiden van homoseksuele relaties, maar het rapport stelt niet voor om uit te spreken dat het burgerlijke homohuwelijk niet gelijk staat aan het christelijke huwelijk. Het rapport stelt ook niet voor om uit te spreken dat een homo-relatie daarom niet op dezelfde manier bevestigd kan worden als een christelijk huwelijk.

*2* Als een homoseksuele relatie in liefde en trouw bijbels gezien geen variant is op het huwelijk tussen man en vrouw, zoals het rapport expliciet zegt op blz. 104, hoe kan men dan zonder enige argumentatie voorstellen om uit te spreken “dat plaatselijke gemeenten de mogelijkheid hebben om ook leden die in een homoseksuele verbintenis samenleven tot het ambt te roepen, zo daar binnen de plaatselijke gemeente voldoende draagvlak voor is” (blz. 134)? Er wordt, zelfs niet in een voetnoot, verwezen naar één van de bijbelse criteria voor oudsten, zoals Paulus dat voorschrijft aan Titus: oudsten moeten “onberispelijke mannen [zijn], die maar één vrouw hebben” (Titus 1:6) en aan Timoteüs: “Een opziener moet onberispelijk zijn. Hij kan slechts de man van één vrouw zijn” (1 Tim. 3:2).

*3* Opvallend is ook dat de opstellers van het rapport wel de vragen rond relatievorming en het krijgen van kinderen eventjes aanstippen als belangrijk aandachtspunt, maar dat ze er echt op geen enkele manier op ingaan. Terwijl, als je het over het legitieme verlangen naar een partner dat God in de schepping gelegd heeft, je het toch ook serieus over de even legitieme kinderwens van homoseksuele christenen zou moeten nadenken. Daar hoort ook meteen de vraag bij hoe je moet denken over de doop van kinderen die geboren en/of geadopteerd worden in een vaste homoseksuele relatie.

Terecht kan iemand nu vragen: welke ruimte én richting zouden we als Nederlandse Gereformeerde Kerken dan wel moeten geven en wijzen?

Zelf kom ik vanuit de lens van de gebrokenheid uit bij een mix van ‘milde tegemoetkomendheid’ en ‘royale acceptatie’.

Dat betekent volgens mij dat we als bijbelgetrouwe kerken niet bang moeten zijn om uit te spreken dat het huwelijk door God bedoeld is als de blijvende liefdesrelatie tussen man en vrouw. Andere relaties binnen de christelijke kerk zijn daar geen variatie op. Daarom kunnen we als Nederlandse Gereformeerde Kerken homo-relaties niet op dezelfde manier inzegenen als het huwelijk van een christelijke man en een christelijke vrouw.

Het betekent ook dat we na de zondeval leven allemaal van Gods barmhartigheid leven. Dus is er ruimte voor homo’s en hetero’s aan de maaltijd van de HERE,  of ze nu zonder partner door het leven gaan of in een relatie van liefde en trouw samenleven – tenminste, wanneer ze niet in grove zonden leven. Voor mij is het enkele feit van een vaste relatie van een vrouw met een bewust-niet-gelovige man (of omgekeerd) of een relatie van twee mannen of twee vrouwen met elkaar of een tweede huwelijk na een ongeoorloofde echtscheiding niet te beschouwen als zo’n grove zonde. Maar al deze drie situaties zijn voor mij wel een belangrijker verhindering om iemand toe te laten als ambtsdrager, omdat de Bijbel aan hogere eisen stelt aan deze geestelijke taak.

Als het om een kinderwens gaat, is mijn denklijn als volgt: of het nu om onvruchtbare hetero-stellen of om homo-stellen met een kinderwens gaat of om alleenstaande vrouwen die dolgraag moeder willen worden: je kind is biologisch van een andere persoon dan je partner. Bijbels gezien is er dan sprake van kunstmatig overspel. En als het gaat om een afweging van belangen: het recht van kinderen op twee biologische ouders weegt volgens mij zwaarder dan het verlangen naar een eigen kind terwijl het niet van je partner is.

‘Milde tegemoetkomendheid’ en ‘royale acceptatie’ betekent voor mij dus, dat homoseksuele kerkleden die in een vaste relatie van geloof, liefde en trouw leven, op alle fronten volop meedoet in de gemeente, net als ieder ander kerklid. Alleen op het punt van huwelijksbevestiging, ambtsdrager-zijn en kinderwens mogen we volgens mij als kerken uitspreken dat er op grond van Gods Woord zwaarwegende belemmeringen zijn.

Ruimte en richting – het NGK-rapport ‘Homoseksualiteit in de kerk’

Eind 2023 verscheen (met bijgaande foto op de NGK-website) het langverwachte NGK-rapport ‘Homosekualiteit in de kerk’. In deze eerste blog geef ik in eigen woorden een korte samenvatting van de inhoud van het rapport. De opstellers hebben, naast het officiële rapport van 258 bladzijden (klik hier) ook een ‘leeswijzer en samenvatting’ van 38 bladzijden (klik hier) gepubliceerd. Dat is nog behoorlijk uitgebreid, dacht ik. Dus vandaar deze nog beknoptere weergave. Daarin leg ik mijn eigen accenten en is er op één punt een volgens mij noodzakelijke korrektie. In een tweede blog wil ik inhoudelijk ingaan op het rapport.

Opdracht

De (toen nog GKV-)synode van Meppel gaf in 2017 een commissie de opdracht antwoord te geven op de vraag: ‘Wat heeft de gemeente van Christus te bieden aan lesbische zusters en homofiele broeders in haar midden?’

De volgende synode (die van Goes) gaf daarnaast in 2020 de commissie een aantal konkrete vragen mee:

  • geef een Schriftuurlijk onderbouwde visie op de bestaande seksuele diversiteit.
  • geef een Schriftuurlijk onderbouwde waardering van mogelijke seksuele relaties.
  • beschrijf hoe de christelijke gemeente veiligheid kan bieden aan mannen en vrouwen die niet in staat zijn om de weg te volgen die Genesis 2:24 wijst.
  • beschrijf hoe de christelijke gemeente ondersteuning kan bieden aan wie op grond van teksten als Matteüs 19:12 en 1 Korintiërs 7:37 kiezen voor een celibataire levensstijl.
  • beschrijf hoe een kerkenraad kan handelen in het geval gemeenteleden een seksuele relatie aangaan die naar het oordeel van de kerkenraad niet overeenstemt met de Schriftuurlijke norm.

Uitgangspunten

De opstellers hebben steeds een drietal algemene uitgangspunten voor ogen gehouden in het gesprek over LHBTI: het gaat om Christus, het gaat om mensen en het gaat om samen gemeente van Christus zijn.

Hoofdstuk 1 – Het wijdere verband (rapport blz. 30-36, samenvatting blz. 5-6)

Dit hoofdstuk laat zien dat onze westerse samenleving anno 2024 een heel andere tijd is dan die van een paar honderd jaar geleden. De antwoorden van toen zijn daarom niet één op één op vandaag toe te passen. Tegelijk moet het ons voorzichtig maken, want hoe wij in onze cultuur tegen homoseksualiteit aankijken is niet per definitie beter dan in andere tijden en in andere culturen. Als kerk moeten we ons niet laten leiden door de traditie (conservatief) of de huidige stand van zaken in de wetenschap (progressief). Als kerk moeten we telkens zelfstandig, in vertrouwen op Gods Woord en onder voortdurend gebed om wijsheid door Gods Geest, antwoord zoeken op aktuele vragen.

Hoofdstuk 2 – Homoseksualiteit: definitie en terminologie (rapport blz. 53-52, samenvatting blz. 6-8)

Dit hoofdstuk maakt onderscheid tussen * homoseksuele oriëntatie en * gelijkgeslachtelijk seksueel gedrag. Bij homoseksuele oriëntatie gaat het om de emotionele, romantische en/of seksuele aantrekkingskracht tot personen van hetzelfde geslacht. Men beschouwt zichzelf vaak als ‘homo’ of ‘lesbienne’. Vandaag is algemeen aanvaard dat deze oriëntatie geen ziekte of inbeelding is, maar alles te maken heeft met iemands identiteit en met wie hij of zij ten diepste is. Daarvan te onderscheiden is gelijkgeslachtelijk seksueel gedrag: de beleving van de seksualiteit tussen twee mensen van hetzelfde geslacht. Dit werd in het verleden nog wel eens beschouwd als hét criterium m.b.t. homoseksualiteit. Dat is onjuist. Gelijkgeslachtelijk seksueel gedrag is één van de uitingen (en dat nog niet eens altijd) van een homoseksuele oriëntatie.

Hoofdstuk 3 – Bijbel en ‘homoseksualiteit’ (rapport blz. 55-70, samenvatting blz. 9-13)

Dit hoofdstuk zet het onderwerp ‘homoseksualiteit’ in het grotere kader van Gods bedoeling met deze wereld en met zijn kinderen. Genesis 1+2: de unieke, levenslange, exclusieve, alomvattende levenseenheid van één man en één vrouw is een door God ingeschapen verlangen. Genesis 3: Gods goede schepping wordt diepgaand verstoord door de zondeval. Is de homoseksuele oriëntatie daarvan een rechtstreeks gevolg of te omschrijven als ‘pijnlijk raadsel’? Ook bij homo’s en lesbiennes is het door God ingeschapen verlangen naar een maatje voor het leven intact gebleven. Hooglied: binnen de relatie tussen man en vrouw heeft God de seksualiteit gegeven om van te genieten.

Relaties en seksualiteit hebben dus drie doelen: voortplanting, levenseenheid en genieten.

Het O.T. spreekt verschillende keren over ‘gelijkgeslachtelijke seks’ als uitwas (Genesis 19 – Sodom; Rechters 19 – Gibea) of in algemene zin als gruwel in de ogen van de HERE (Leviticus 18:22 en 20:13).

In het N.T. was men binnen het Jodendom unaniem van mening dat gelijkgeslachtelijke seks ‘tegen de natuur’ inging. Opvallend is dat Jezus in Matteüs 19 aangeeft, dat in Gods koninkrijk zoals Hij dat brengt, gelovigen ervoor kunnen kiezen vrijwillig van het huwelijk af te zien om zich volledig in te zetten voor de Heer.

In de rest van het Nieuwe Testament zijn drie plaatsen te vinden waarin gelijkgeslachtelijke seks expliciet genoemd en afgewezen wordt. In 1 Korintiërs 6:9 en in 1 Timoteüs 1:10 gaat het zeer waarschijnlijk om homo-prostitutie.

Paulus schrijft in Romeinen 1:26-27 uitgebreid over gelijkgeslachtelijke seks. Het gaat tegen de door God geschapen orde in. Paulus gebruikt hier dezelfde woorden als in Genesis 1: ‘vrouwelijk’ en ‘mannelijk’. Bij seksueel verkeer tussen mensen van hetzelfde geslacht wordt de door de Schepper gestelde grens overschreden.

Het rapport trekt twee belangrijke conclusies uit dit hoofdstuk:

1/ In de Bijbel tref je alleen teksten aan die gelijkgeslachtelijke seks afkeuren.

2/ Nergens gaat het over aantrekkingskracht, verliefdheid, intimiteit of zielsverwantschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht.

Hoofdstuk 4 – Verschillende visies (rapport blz. 74-98, samenvatting blz. 13-19)

Dit hoofdstuk beschrijft hoe christenen op drie verschillende manieren aankijken tegen de vraag of en hoeveel ruimte er mag zijn voor homoseksuele relaties. Deze drie lenzen leveren vanuit de Bijbel waardevolle inzichten op, zowel ethisch als pastoraal. Elke lens leidt meestal ook tot een andere uitkomst. [Zelf voeg ik nog een vierde lens toe – zie hierna]

1/ De lens van de scheppingsorde

God schiep de mens mannelijk en vrouwelijk en stelde het huwelijk tussen man en vrouw in. Heel de Bijbel wijst op morele gronden elke vorm van seksuele omgang tussen mensen van hetzelfde geslacht af. Twee theologen die deze visie aanhangen zijn Wolter Rose (NGK-gkv) en William Webb (Amerikaans Baptist)

Vanuit dit standpunt is elke vorm van homoseksueel verkeer zonde, ook als het plaatsvindt binnen een relatie van liefde en trouw. Wie zo’n relatie heeft kan niet worden toegelaten tot het doen van openbare geloofsbelijdenis, de heilige doop en de viering van het heilig avondmaal en kan geen kerkelijk ambt vervullen.

2/ De lens van gebrokenheid

Als gevolg van de zondeval is veel van Gods oorspronkelijk bedoeling verstoord geraakt. Ook op het gebied van seksualiteit en relaties. In onze gebroken wereld maakt God Zich bekend en gaat Hij met mensen om. Hij geeft geboden en verboden en houdt ook rekening met de gebrokenheid. Drie theologen die deze visie aanhangen zijn Henk de Jong (NGK-ngk), Bert Loonstra (CGK) en Jan Mudde (NGK-ngk).

Vanuit dit standpunt is er ruimte voor homorelaties als ‘blijk van milde tegemoetkomendheid’, maar dit ‘noodverband’ is niet gelijk te stellen aan het huwelijk.

3/ De lens van variatie

God heeft in zijn schepping een veelkleurige variatie aangebracht, en dus zijn er naast mensen met een heteroseksuele oriëntatie ook mensen met een homoseksueleoriëntatie. Deze verrijkende minderheidsvariant is geen verarming of degradatie van Gods goede schepping en ook geen gevolg van de zondeval of een teken van gebrokenheid. Volgens het rapport is Ad de Bruijne (NGK-gkv) op een zeer genuanceerde wijze aanhanger van deze visie.

Vanuit dit standpunt komt men in het algemeen tot een volledige acceptatie van alle samenlevingsvormen. Het vraagt van een kerkelijke gemeente dat zij een ’inclusieve’ gemeenschap is waarin iedereen even welkom is ongeacht zijn seksuele oriëntatie en de aard van zijn levensverbintenis.

4/ De lens van de herschepping

Het is volgens mij onterecht dat volgens rapport Ad de Bruijne tot een “voorzichtige duiding van homoseksualiteit als variant” komt. Hij heeft wel veel waardering voor de ‘variatie’-lens, maar ziet een homoseksuele oriëntatie ten diepste als iets wat niet in Gods goede schepping voor komt. De relatie man-vrouw blijft hij beschouwen als een bijbels basisgegeven van het menselijk bestaan. Wat De Bruijne echter sterk benadrukt is, dat we seksualiteit niet alleen vanuit de schepping, maar ook vanuit de toekomst van Gods Koninkrijk moeten benaderen. Daarin heeft seksualiteit geen plaats meer. Hij bekijkt homoseksualiteit dus vooral door de vierde lens van de herschepping. In het Nieuwe Testament zie je daar nu al contouren van, bv. in de herwaardering van het ongetrouwd zijn. Op basis daarvan ziet De Bruijne ook ruimte voor homorelaties, al dan niet incl. seksuele gemeenschap.

Het rapport constateert dat bijna iedereen binnen onze kerken erkent dat de Bijbel zelf zonder enige uitzondering gelijkgeslachtelijke seks afwijst. Toch ziet de een wel en de ander geen ruimte voor homoseksuele relaties. Hierbij is het gezag van de Bijbel niet in het geding. Wel verschilt men van meningover de vraag of de Heilige Geest op dit onderwerp de bijbelschrijvers boven hun eigen tijd en cultuur uittilde, zodat het verbod op homoseksuele relaties voor alle latere tijden en culturen geldt, of dat de Heilige Geest door de eeuwen heen in nieuwe omstandigheden Gods kinderen ook nieuwe inzichten geeft die geheel in lijn met de Bijbel liggen. Het rapport roept aan het eind van dit hoofdstuk op om ruimte te geven aan de verschillen.

Hoofdstuk 5 – Het gesprek (rapport blz. 101-118, samenvatting blz. 19-22)

Dit hoofdstuk laat zien dat er tussen de opstellers van het rapport overeenstemming is over het volgende:

  • De Bijbel schrijft uitsluitend in veroordelende zin over gelijkgeslachtelijke seks.
  • Homoseksualiteit is een modern concept dat je als zodanig niet terug kunt vinden in de Bijbel.
  • Basale verlangens naar geborgenheid, een maatje, intimiteit, iemand met wie je een nieuwe levenseenheid zijn door de HERE God Zelf ook in homoseksuele mensen gelegd.
  • De opvatting dat een homoseksuele oriëntatie een directe uiting is van zonde of verkeerde keuzes wordt nadrukkelijk afgewezen.
  • De seksuele omgang tussen man en vrouw is een scheppingsgegeven met het oog op de voortplanting. Het is dus meer dan een variant binnen het spectrum van de menselijke seksualiteit. Dit heeft gevolgen voor hoe je, als het om homoseksualiteit gaat, over relatievorming en kinderwens denkt.
  • De gemeente van Christus moet een veilige plek voor LHBTI’ers zijn.

De opstellers van het rapport verschillen van mening over de vraag of er binnen de gemeente van Christus ruimte mag zijn voor duurzame, uit liefde gegroeide homoseksuele relaties waarbinnen ook de seksuele omgang een plek heeft. Daarom kan één van hen, Wolter Rose, zich niet vinden in de keuzes die in hoofdstuk 6 gemaakt worden. Hij verantwoordt dat in hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 6 – Keuzes maken (rapport blz. 121-138, samenvatting blz. 22-34)

Dit hoofdstuk bevat een aantal voorstellen m.b.t avondmaal, ambten en kerkelijke inzegening van homo-relaties. De Bijbel kent het verschijnsel van een homoseksuele oriëntatie niet, maar wel het herkenbare en diep-menselijke verlangen om niet alleen door het leven te gaan, zoals ook homo’s en lesbiennes dat hebben. De HERE is een barmhartig God en legt mensen geen ondraaglijke lasten op. In de gebrokenheid van dit bestaan kunnen homoseksuele relaties in liefde en trouw daarom geaccepteerd worden. Dat betekent dat iedereen die zich door God geroepen voelt om ongetrouwd door het leven te gaan, respect en ondersteuning verdient. Het betekent ook dat iedereen die het voor God kan verantwoorden om in liefde en trouw een relatie aan te gaan met een partner voor het leven, een volwaardige plek in de gemeente Christus mag hebben. Dit leidt tot de volgende adviezen:

6.2 Heilig Avondmaal

  • Laat homoseksuele broers en zussen die leven in een relatie van liefde en trouw toe tot het Avondmaal.

De motivatie hierbij is, dat het samenleven in een homoseksuele verbintenis van liefde en trouw geen grotere zonde is dan zoveel andere vormen van kwaad in onze cultuur en samenleving waaraan we ons allemaal schuldig maken.

6.3 Homoverbintenissen

  • Stel een nieuwe studiecommissie in om de vragen rondom het al of niet zegenen en/of bevestigen van homoverbintenissen en homohuwelijken te beantwoorden.

De motivatie hierbij is, dat men erkent dat er bijbels gezien een onderscheid blijft tussen het huwelijk tussen man en vrouw en het homohuwelijk. Het is-gelijk-teken dat de overheid tussen beide gezet heeft, kan de kerk niet zomaar overnemen. Aan de andere kant mag geen enkele vorm van een totaalrelatie die twee gelovige mensen voor het leven aangaan binnen de gemeente van Christus vrijblijvend van aard zijn.

6.5 Ambten

  • Plaatselijke kerken mogen kerkleden die in een homoseksuele relatie leven toelaten tot de ambten als daar binnen de gemeente voldoende draagvlak voor is.

Sommige opstellers willen hier terughoudend in zijn omdat ze homo’s die bewust ongetrouwd willen blijven niet in gewetensnood willen brengen. Andere opstellers vinden dat als we een duurzame relatie in liefde en trouw accepteren, dat ook geen belemmering voor het ambt mag zijn.

  • Stel een nieuwe studiecommissie in als het gaat om de vraag of we landelijk ook kerkleden die in een homoseksuele relatie leven kunnen toelaten in het ambt van predikant.

De motivatie hiervoor is, dat predikanten in het hele kerkverband mogen preken en de sakramenten bedienen, en er dus ook regionaal en landelijk voldoende draagvlak moet zijn.

Hoofdstuk 6 eindigt met de oproep om elkaar in liefde te verdragen, ook als kerken plaatselijk verschillende afwegingen maken. Paulus geeft immer aan in Romeinen 14 en 15, dat elke christen naar eer en geweten voor Gods aangezicht z’n eigen keus maakt. Dat mag ook elke plaatselijke kerk biddend doen.

Hoofdstuk 7– Een zijspoor, een dwaalspoor (rapport blz. 144-160, samenvatting blz. 34-35)

In dit hoofdstuk geeft Wolter Rose aan waarom hij niet kan instemmen met de inhoud en de adviezen van de overige opstellers in hoofdstuk 6. In zijn optiek is een homoseksuele oriëntatie niet verkeerd of zondig, maar roept Jezus zijn volgelingen dan op om in seksuele onthouding te leven en te kiezen voor het celibaat. Het rapport schuift volgens hem met een beroep op de barmhartigheid van God het duidelijke onderwijs van heel de Bijbel als het om ‘gelijkgeslachtelijke seks’ gaat op een zijspoor. De kern van Rose’s bezwaren zit ‘m vooral hierin: er wordt geen rekening mee gehouden dat Gods woorden in de Bijbel ook bedoeld zijn om onze opvattingen te corrigeren. We moeten het bijbels onderwijs over huwelijk en seksualiteit onvoorwaardelijk accepteren, zonder argumenten van buiten in te voeren om tot andere conclusies te komen. Ook vindt hij het vreemd dat de meerderheid zich op Romeinen 14+15 beroept om elkaar de ruimte te geven, terwijl uit het hele onderwijs van Paulus blijkt, dat keuzes op dit terrein juist niet onder de christelijke vrijheid vallen. Door op dit onderwerp alles in de vrijheid van de plaatselijke kerken te laten, leggen we met mooie woorden ten diepste Gods Woord naast ons neer en wordt de Bijbel een soort ‘wassen neus’, vatbaar voor elke interpretatie.

Het tweede deel van het rapport (blz. 172-230) bevat een verdieping met als onderwerpen: # Homoseksualiteiten van de negentiende tot de eenentwintigste eeuw — een verkenning; # Biologische aspecten van geslacht, gender en seksuele oriëntatie; # Identiteitsontwikkeling en trends; # Persoonlijke reflecties van de opstellers. Het derde deel (blz. 231-246) geeft praktische tips en adviezen voor het gesprek binnen de kerk. In de samenvatting van het rapport wordt dit allemaal kort genoemd (blz. 35-38)

Om het hart van homo’s – pastoraat aan homoseksuele jongeren

Op zaterdag 11 mei 2019 organiseerde de stichting Hart van Homo’s een ontmoetingsdag in Barneveld voor iedereen die zich betrokken voelt bij homoseksuele jongeren in de kerk/gemeente: ouders, andere familieleden, pastores, jeugdwerkers en ook de jongeren zelf. Het thema was: ‘Een beker koud water – over pastoraat en homoseksualiteit’.  Het was in alle opzichten een fijne, bemoedigende dag.

Hart van Homo 1 en 2.jpgAan het eind van het morgenprogramma overhandigde Gerhard Rijksen van uitgeverij Gideon aan Herman van Wijngaarden het eerste exemplaar van zijn boek Om het hart van homo’s – pastoraat aan homoseksuele jongeren  (202 blz., € 14,95). Gerhard liet weten erg blij met dit boek te zijn, want christelijke jongeren met een homoseksuele geaardheid hebben het dubbel moeilijk: in de kerk en in maatschappij. Hij verwees naar de poster ‘Hier is homo (g)een scheldwoord’. Laatst riep een speler van een jeugdelftal waar zijn zoontje in voetbalde na een overtreding keihard: ‘Kankerhomo!’ tegen zijn tegenstander. De scheidsrechter hoorde het, maar deed er niets tegen. Hoe belangrijk is het dan dat homo-jongeren in de kerk wel gezien en gehoord worden, waartoe de andere poster oproept.

Hart van Homo boekHerman van Wijngaarden hield eerst een verhaal over de plaats van de kerk in de beleving van homoseksuele jongeren. In het pastoraat gaat het vooral om luisteren, interesse tonen, betrokkenheid en liefdevol doorvragen. Helaas blijkt nog vaak, dat de kerkelijke gemeente niet als een veilige plaats ervaren wordt. Herman heeft daar zelf onderzoek naar gedaan onder ongeveer 30 christelijke homo-jongeren. Op de vraag: ‘Wie hebben er een positieve rol gespeeld in het acceptatieproces als homo?’

De uitslag was als volgt:

  • Vrienden (74% redelijk tot veel, 26% weinig tot niet)
  • Internet / boeken (66% redelijk tot veel, 34% weinig tot niet)
  • Professionele hulp (55% redelijk tot veel, 45% weinig tot niet)
  • Ouders (41% redelijk tot veel, 59% weinig tot niet)
  • Mensen van de kerk (26% redelijk tot veel, 74% weinig tot niet)

De kerkelijke gemeente speelt dus maar een kleine rol bij christelijke homo’s als het gaat om ondersteuning en acceptatie. Herman van Wijngaarden gaf daar de volgende vier verklaringen voor:

*1* Het is voor een deel begrijpelijk. In de maatschappij is homoseksualiteit volledig geaccepteerd. Als er in bijbelgetrouwe kerken wel een punt van gemaakt wordt, krijg je al snel het verwijt dat je onverdraagzaam bent en LHTB’ers buitensluit. Maar de houding van ‘doe niet zo moeilijk over homoseksualiteit’ is net even te makkelijk als je Gods Woord serieus neemt. Op basis van de Bijbel is het niet vanzelfsprekend en ligt het niet voor de hand om homoseksuele relaties zonder meer goed te keuren. Dat is geen aantrekkelijk standpunt in onze moderne, geseculariseerde, individualistische tijd.

*2* We zenden geen of verkeerde signalen uit. Er zijn nog steeds veel kerken die het gesprek over homoseksualiteit helemaal niet aangaan. Het probleem bestaat niet. Herman haalde het voorbeeld aan van een plaatselijke kerk van ruim 500 leden waar men zei: ‘We kennen niemand in onze gemeente die homo of lesbisch is.’ Terwijl het er volgens de statistieken toch wel zo’n 10 moeten zijn. Als een kerk dit signaal uitzendt, geeft ze daarmee een homo-jongere het gevoel: ‘Jíj bestaat niet.’ Dus zal hij of zij er ook nooit over beginnen. Dit wordt nog versterkt doordat kerken vaak wel in aktie komen als de LHTB-lobby weer een lans breekt voor elke vorm van homoseksueel gedrag en daarbij de standpunten van orthodoxe christenen als volstrekt achterhaald en achterlijk  neerzet. Dan wordt de visie van de kerk op homoseksualiteit een standpunten-ding.  Juist daarmee wordt de nood van christenen die worstelen met hun homoseksuele gevoelens niet gepeild.

*3* We reageren te krampachtig. Nog veel te vaak is de insteek van het pastoraat een homo’s in de kerk gericht op de vraag of je wel of geen relatie aan mag gaan. Dat is wel een terechte vraag, maar die hoort niet als eerste in het pastoraat gesteld te worden. Een uitleg van wat de bijbelse lijn is als het om geloof en seksualiteit gaat, hoort in de prediking en in het onderwijs thuis. In het pastoraat gaat het om de vraag of iemand God lief heeft en Jezus wil volgen in deze gebroken wereld. Het moet dus eerst om het hart van mensen gaan en daarna pas over hun gedrag. Dat geldt ook voor het pastoraat aan homo’s. Als een homo straks voor God komt te staan, vraagt de HERE niet als eerste: ‘Heb jij op aarde een relatie met een man gehad?’ Hij zal als eerste vragen: ‘Had jij op aarde een relatie met dé Man van smarten, met Jezus, mijn Zoon?’ Daar moet het ook in het pastoraat steeds om gaan.

*4* We moeten meer geloven in de kracht van het Evangelie. De kerntekst van de hele Bijbel is volgens veel mensen Johannes 3:16: Want God had de wereld zo lief, dat Hij zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Als we dat echt geloven, persoonlijk en als kerk, werkt dat door in de manier waarop we met elkaar omgaan. Want dan staat de liefde van Christus centraal, zowel in de gesprekken als bij de keuzes die iemand maakt.

Dit laatste punt werkt Herman van Wijngaarden aan het eind van zijn boek uit in zeven adviezen, onder het kopje ‘Het Evangelie voor homoseksuele jongeren’.

1/ Geloof dat God zijn Zoon ook gegeven heeft voor iedere homo die in Hem gelooft.

2/ Het belangrijkste is niet hoe jij over homoseksualiteit denkt, maar hoe je over Jezus denkt.

3/ God heeft een plan met jouw leven – niet ondanks, maar inclusief je homo-zijn.

Hart van Homo's boek coverBovenstaande drie punten gelden voor alle christelijke homo-jongeren (en –ouderen). Voor jongeren die ervoor kiezen single te blijven, volgen er nog vier pastorale adviezen:

4/ Het ongetrouwd zijn is in de Bijbel een positieve roeping.

5/ Een mens kan niet zonder liefde, maar wel zonder seks.

6/ Onderdeel van jouw roeping is het geven en ontvangen van liefde en vriendschap.

7/ Jezus belooft ons geen prettig leven hier en nu, maar garandeert ons wel een toekomstig eeuwig leven met Hem.

Hart van Homo’s is een organisatie die binnen de volle breedte van de gereformeerde gezindte (van NGK t/m GerGem) “informatie [wil] geven en steun bieden aan jongeren die zoeken naar een manier om met hun homoseksualiteit om te gaan.”

Hart van Homo’s “gaat voor een hart vol liefde – in de eerste plaats van en voor God. Van daaruit stimuleren wij homoseksuele jongeren om op een overwogen wijze met hun homo-zijn om te gaan. We hebben hart voor homo’s, ongeacht hun visie op geloof en homoseksualiteit.”

Hart van Homo 1Hart van Homo’s “is een plek waar deze jongeren in alle rust en veiligheid kunnen zoeken naar wie ze zijn als mens – gelovig en homoseksueel.”

Hart van Homo’s krijgt van de overheid geen subsidie meer omdat ze christelijke homo-jongeren de weg van single-blijven nadrukkelijk als mogelijkheid onder de aandacht brengen, zonder ook maar één iemand uit te sluiten die wel kiest voor het aangaan van een relatie in geloof, liefde en trouw. Omdat de politiek in meerderheid kiest voor de eenzijdige propaganda van de LHTB-lobby is Hart van Homo’s daarom afhankelijk van giften van personen en kerken. Op www.hartvanhomos.nl is meer informatie te vinden.

Het ligt (niet) in mijn aard – een column over homo-zijn

Een aantal jaren geleden schreef Adrian Verbree, columnist en predikant binnen de (vrijgemaakte) Gereformeerde Kerken, een ‘kruimeldief’ in het Nederlands Dagblad over homofilie. Met zijn toestemming mag ik het, nu heel Nederland in rep en roer is vanwege de pas verschenen Nashville-Verklaring, hier plaatsen.

verbree adrian cartoonLeviticus 18

Je mag het bed niet delen met een man zoals met een vrouw, dat is gruwelijk. (Leviticus 18:22)

Het moeilijkste onderwerp binnen mijn werk, acht ik dat van de homofilie. Honderd procent hetero, worstel ik er regelmatig mee. Het is niet dat ik geen dingen op gezag wil geloven. Als de Bijbel zou vertellen: Elia liep over het plafond, dan denk ik: rustig laten lopen. Ik voel geen behoefte hem naar beneden te halen omdat ik me niet goed kan voorstellen hoe hij de zwaartekracht overwon. Wie de zwaartekracht kan scheppen, kan er ook mee spelen. Het is ook niet dat ik geen onwelkome geboden wil accepteren. Stel dat God zou voorschrijven: Ik verbied jullie asperges te eten, dan zou ik er vanaf willen zien.

Mijn probleem met homofilie is dat ik waar ik het tegenkomen, ik niet altijd herken wat ik in de Bijbel over dit onderwerp lees. Als ik op het journaal de gayparade door de grachten van Amsterdam zie drijven, ga ik over mijn nek. Maar als een meisje me geëmotioneerd toevertrouwt dat ze denkt dat ze ‘wel niet zo snel op een jongen zal vallen’, dan ben ik in een totaal andere wereld. Of neem de man die met tranen in zijn ogen vertelt dat hij twintig jaar voor zijn huwelijk heeft gevochten en heeft verloren.

Nu mag je aannemen dat vandaag de dag iedereen de gayparade weet te onderscheiden van deze heel andere homofilie. Zou je denken. Ik heb meer gesprekken meegemaakt dan me lief zijn, waarin met groot gemak werd geoordeeld dat homoseksualiteit niet mag omdat de Bijbel duidelijk tegen is. Nu is het een heksentoer om de Bijbel zo te schudden dat zijn vóór homoseksualiteit is. Niet aan beginnen, lijkt mij. Je kunt er niet onderuit dat volgens de Bijbel God man en vrouw voor elkaar schiep en dat het huwelijk de enige relatie is waarbinnen twee mensen zich geslachtelijk mogen verenigen.

Waar ik moeite mee heb, is het feit dat er nog steeds een beroep wordt gedaan op hoofdstukken als Leviticus 18 en 20 om te bewijzen dat God homofilie-relaties verbiedt. Als ik zo iets hoor, schaam ik me. Goedbedoelend citeert men de Bijbel op een manier waar je kippenvel van mag krijgen. Wat men vergeet, is de context waarin binnen deze hoofdstukken homoseksueel contact wordt verboden. Ik heb er lang over nagedacht hoe je deze passages zou kunnen lezen op een manier die voor iedereen duidelijk maakt dat je het meisje en de echtgenoot van hierboven er niet in tegenkomt. Ik geloof dat ik die manier gevonden heb. Hieronder geef ik Leviticus 18 vanaf vers 6 op een andere manier weer.

Het ligt in mijn aard dat ik met mijn moeder naar bed wil

Het ligt in mijn aard dat ik met de bijvrouwen van mijn vader naar bed wil

Het ligt in mijn aard dat ik met mijn zus naar bed wil

Het ligt in mijn aard dat ik met mijn kleinkind naar bed wil

Het ligt in mijn aard dat ik met de zus van mijn vader naar bed wil

Het ligt in mijn aard dat ik met de zus van mijn moeder naar bed wil

Het ligt in mijn aard dat ik met mijn tante naar bed wil

Het ligt in mijn aard dat ik met mijn schoondochter naar bed wil

Het ligt in mijn aard dat ik met mijn schoonzus naar bed wil

Het ligt in mijn aard dat ik met mijn dochter naar bed wil

Het ligt in mijn aard dat ik naar bed wil met een ongestelde vrouw

Het ligt in mijn aard dat ik mijn kinderen aan de Moloch wil offeren

Het ligt in mijn aard dat ik met een man naar bed wil

Het ligt in mijn aard dat ik seks met een dier wil

Iedereen heeft meteen in de gaten wat er mis is. Niemand gelooft dat het in iemands geaardheid ligt besloten dat hij of zij seks met een dier wil. Niemand gelooft dat er mensen zijn van wie de geaardheid hen drijft tot het offeren van de eigen kinderen. En niemand heeft een geaardheid die hem in het bed van zijn moeder doet belanden. Het is zonneklaar dat we het hier over perversiteiten hebben. De Egyptische en Kanaänitische ‘gruwelen’ waar de Bijbel wars van is. In dit rijtje kan ik de gayparade plaatsen. Maar wie durft het meisje van hierboven van perversiteit beschuldigen? Zij worstelt juist wél met haar geaardheid. Daarmee is zij absoluut de vreemde eend in de bijt van Leviticus 18. Onteer haar niet.

Tot zover deze kruimeldief van Adrian Verbree. Ik heb geprobeerd de datum van publicatie in het Nederlands Dagblad terug te vinden, maar dat is me niet gelukt, ook omdat op internet de titels van de columns in de loop der tijd zijn aangepast.

HART van HOMO’s spant zich in voor een veilige plek voor homo’s

In 2016 werd Hart van Homo’s opgericht. Ze kwamen meteen in het nieuws, omdat ze als christelijke organisatie zich richten op christelijke jongeren die tot de ontdekking komen dat ze homo zijn.  Die groeien vaak op in een omgeving die vanuit de Bijbel geen ruimte ziet Hart van Homo 1voor een homoseksuele relatie en veel van deze jongeren willen daar ook zelf voor kiezen of overwegen serieus om op deze manier in het leven te staan. Hart van Homo’s wil deze jongeren helpen om te groeien in geloof, om zichzelf te leren accepteren zoals ze zijn, om in hun omgeving ruimte en begrip te ervaren voor wie ze zijn, om beter te leren omgaan met hun homo-zijn en om eigen keuzes te maken vanuit hun relatie met God. Maar omdat Hart van Homo’s zelf als standpunt heeft, dat het aangaan van een homo-relatie vanuit Gods bedoeling met de mens niet de eerste optie is die Hij in de Bijbel zijn kinderen voorhoudt, sprong de hele seculiere politiek boven op minister Jet Bussemaker, omdat zij een subsidie had verstrekt aan Hart van Homo’s juist om het thema ‘homoseksualiteit’ in orthodox-christelijke kring bespreekbaar te maken. Dus ging de subsidie niet door, omdat er volgens seculier Nederland maar “één canoniek goedgekeurde visie” op homoseksualiteit bestaat (aldus Ruard Ganzevoort).

Hart van Homo’s vroeg of ik een aanbeveling wilde schrijven op hun website. Daar was ik meteen toe bereid. Sinds vorige week staat ‘ie erop. Dus plaats ik ‘m ook op m’n weblog. Hier komt ‘ie!

Hart van Homo 2In elke kerkelijke gemeente zitten homo’s. Maar biedt elke kerkelijke gemeente ook een veilige plek aan homo’s? Dat heeft veel te maken met de houding van de individuele leden van de gemeente. Te vaak hebben zij wel een standpunt over homoseksualiteit, maar kennen ze geen medechristenen die homo zijn. Datzelfde geldt voor de kerkelijke gemeente als geheel. Te vaak wordt er op grond van de Bijbel een algemeen oordeel uitgesproken zonder dat het echt tot een pastoraal gesprek gekomen is met broeders en zusters die homo zijn.

Als predikant van GKV ‘Het Noorderlicht’ in Assen-Peelo maakte ik de afgelopen jaren deel uit van een kerkenraad die zich intensief beziggehouden heeft met de vragen die er zijn rondom homoseksualiteit. Belangrijk uitgangspunt daarbij was dat we in liefde met elkaar zouden spreken en met respect naar elkaar zouden luisteren, ook wanneer we het niet op voorhand in alles met elkaar eens zouden zijn. Alleen zo ontstaat er ruimte om samen de wijsheid en leiding van God te zoeken.

Recht doen aan de Schrift
Bewust hebben we als kerkenraad niet voor de gemakkelijkste weg gekozen. ‘Gemakkelijk’ was het geweest als wij homoseksualiteit als een gelijkwaardige en legitieme variant in Gods schepping zouden beschouwen. Daarmee zouden we echter geen recht doen aan het gegeven dat homoseksualiteit in de Bijbel nergens in positieve zin ter sprake komt en dat homoseksuele relaties in de Bijbel nergens worden gelegitimeerd. God zelf heeft bepaald dat seksuele gemeenschap voorbehouden is aan de huwelijksrelatie tussen één man en één vrouw (Gen. 2:24).

We hadden ook kunnen zeggen dat er op bijbelse gronden voor samenwonende homoseksuele christenen geen enkele plaats is binnen onze gemeente. Maar ook daarmee zouden we geen recht doen aan wat de Schrift ons voorhoudt. In geen geval, zo is onze overtuiging, mogen broers en zussen met een homoseksuele geaardheid zich in de kou voelen staan binnen de gemeente van Christus. Opname en acceptatie binnen de geloofsgemeenschap kan helpen voorkomen dat zij door eenzaamheid en isolement tot wanhoop gedreven worden en/of van de gemeenschap met Christus worden afgedreven.

Verlegenheid en spanning
Door te luisteren naar elkaar en naar wat (ervarings-)deskundigen hebben ingebracht, maar vooral ook door te luisteren naar de Bijbel als het gezaghebbende Woord van God, hebben we elkaar kunnen vinden in een beleid waarbij we zowel aan Gods heiligheid als aan Gods barmhartigheid recht proberen te doen. Daarbij erkennen we dat er in onze benadering een zekere verlegenheid en spanning blijft zitten. Juist hier beseffen we dat ons kennen tekort schiet en ons inzicht beperkt is (1 Kor. 13:9).

De manier waarop we de hele thematiek van homoseksualiteit benaderd hebben, sluit aan bij de grondhouding van Hart van Homo’s. Anderen zullen die mogelijk op een andere manier uitwerken dan wij gedaan hebben. Waar het om gaat, is dat we recht doen aan Gods Woord én aan de homoseksuele broeder of zuster. Hart van Homo’s wil dat, vandaar mijn hartelijke aanbeveling!

 

Pastorale problemen en een verschuivende geloofsleer

Je loopt als gelovige ergens tegen aan. De praktijk botst met wat je altijd zo geleerd hebt. En je vraagt je af: klopt de bijbelse leer wel? Je denkt er over na en je gaat studie maken van het onderwerp dat je zo bezig houdt. Aan het eind kom je tot de konklusie: in zijn Woord spreekt de HERE er anders over dan ik altijd gedacht heb. Onze gereformeerde leer zoals we die in de belijdenisgeschriften geformuleerd hebben, komt niet helemaal overeen met wat de Bijbel erover zegt.Vervolgens schrijf je een boek of een artikel om anderen te laten delen in je nieuwe visie op dit onderwerp. Of je draagt het uit bij een inleiding op de bijbelstudievereniging of, als je predikant bent, vanaf de kansel.

DENKPROCES

Niets mis mee, zou je zeggen. Zo moet dat toch? Bestudeer de Bijbel, want zo wil de Heilige Geest je wijsheid geven. (Johannes 5:39 en 2 Timoteüs 3:15). En dan is het toch prima als je samen tot nieuwe konklusies komt? Het Woord van onze God moet immers in alle tijden een aktuele toepassing krijgen? Toch vraag ik mij af of het denkproces wat hier plaats vindt wel juist is. Wat mij al een tijd lang opvalt is, is het volgende. Vanuit de praktijk wordt de theorie geherformuleerd. Maar dan wel op een wijze, die volgens mij te weinig recht doet aan de bijbelse fundering van dat specifieke stukje geloofsleer waar men tegen aan loopt.  Deze manier van denken vind ik te kort door de bocht.  Dat zal ik straks uitleggen. Eerst een aantal voorbeelden.

1) GEREFORMEERD MAAKT DEPRESSIEF

Veel gereformeerde mensen staan niet echt blij in het leven. Integendeel, ze hebben een negatief zelfbeeld en zijn daarom sneller depressief. De oorzaak is ook bekend: in de Heidelbergse Catechismus staat het zinnetje: ‘Wij zijn zo verdorven, dat wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad.’ Zie je wel, dat de gereformeerde leer depressieve mensen maakt? En daarom kom je vanuit de liefde van God tot een positiever mensbeeld.

2) WIE LIJDT ER HET MEEST?

Als christen kom je om je heen en in je eigen leven soms zoveel leed tegen, dat het bijna niet te dragen is. Hoe kun je daar pastoraal mee omgaan, als je tegelijk in de kerk hoort, dat de Here Jezus gelukkig het ergste lijden voor ons aan het kruis gedragen heeft? Daarmee suggereer je tegenover mensen in grote nood: je eigen moeiten en verdriet kunnen nog zo erg zijn, maar vergeleken met het lijden van Jezus Christus valt het daarbij in het niet. Vanuit je pastorale bewogenheid kom je vervolgens tot de theorie, dat de Here Jezus juist met ons kan meevoelen, omdat Hij als mens precies hetzelfde lijden heeft doorgemaakt als wij.

3) IN LIEFDE TROUW ZIJN

Je kent persoonlijk een paar medechristenen met een homoseksuele geaardheid. Je wilt graag pastoraal naast deze broeders en zusters gaan staan. Want je merkt, hoe oprecht en gelovig velen van hen verlangen naar een man of vrouw om het leven mee te delen. Vanuit je grote bewogenheid met hen kom je na diepgaande studie tot de conclusie, dat in de Bijbel het grote gebod van de liefde, gepaard met levenslange trouw aan de HERE en de naaste, centraal staat. En die nuance vind je ook bij Paulus terug, als hij zegt: ‘Alles is toegestaan, maar niet alles is goed.’ (1 Korintiërs 6:12 en 10:23)

4) MEER VAN DE GEEST

Je ervaart bij jezelf en in de Gereformeerde Kerken een gebrek aan geloofsbeleving. Het lijkt wel, alsof er geen verlangen naar de doorwerking van de Heilige Geest is. Hoe is dat zo gekomen? Na onderzoek in de Bijbel trek je de conclusie dat de gereformeerde belijdenisgeschriften vooral rationalistisch en verstandelijk over het werk van Christus vóór ons spreken en dat er te weinig aandacht is voor het werk van de Geest van Christus ín ons. Tegelijk lees je in deze Bijbel dat daar veel meer ruimte geboden wordt voor (bijzondere) ervaringen van de Geest dan in onze gereformeerde kerken altijd geleerd is.

5) JE MOET DANKBAAR ZIJN

In gesprekken met mede-kerkgangers signaleer je dat velen van hen de verlossing uit de macht van de zonde als een genade-werk van Jezus Christus bestempelen. Maar als je doorvraagt wat dat voor hen betekent, krijg je van diezelfde gereformeerden vervolgens te horen, dat ze nu graag aan God willen laten zien dat ze Hem daar erg dankbaar voor zijn. En je ziet dat ze dat proberen te doen door zelf uit eigen kracht een perfekt gereformeerd leven te leiden. Je komt tot de conclusie, dat de Heidelbergse Catechismus daar mede aanleiding toe geeft door te spreken van Ellende –  Verlossing – Dankbaarheid. Want jezelf verlossen kun je niet, maar je kunt wel zelf laten zien hoe dankbaar je bent. En dat is niet bijbels: ook je heiliging en je christelijke leven is iets wat de Heilige Geest in jou bewerkt en dus een genadegeschenk van God.

6) BLIJVEN STEKEN BIJ DE ZONDE

Tegelijk constateer je in diezelfde gesprekken, dat veel gereformeerde broeders en zusters blijven steken in het ‘ik-ellendig-mens-geloof’ van Romeinen 7. Ze hebben een ‘ja-maar’ geloof en komen maar niet toe aan een nieuwe christelijke levensstijl door de kracht van de Geest, zoals Romeinen 8 daar over spreekt. Als je daar wat dieper over nadenkt, zie je opeens de relatie met de wekelijkse voorlezing van de Tien Geboden en de vele zondagen van de Catechismus over de Wet. Daardoor krijg je als christen ook gemakkelijk een schuldgevoel aangepraat. Want je moet dankbaar zijn, maar wat brengen je ervan terecht? En dus ga je nog beter je best doen met het leven onder de wet. Zet daar de Bijbel eens tegenover! Die heeft toch duidelijk ook oog voor die andere insteek, nl. de roeping om vrij te zijn en het ‘ik-vermag-alle-dingen-door-Hem-die-mij-kracht-geeft-geloof’.

7) MET DE KINDERDOOP DE GENADE OP ZAK

Je ergert je aan zoveel lauwheid bij al die gereformeerde gelovigen. Tegelijk zeggen ze allemaal wel, dat ze kind van God zijn en bij het verbond horen. Net alsof je dan automatisch ‘binnen’ bent! En plotseling besef je, dat de kinderdoop daar een belangrijke oorzaak van is. Dat wekt de indruk dat je Gods genade altijd paraat hebt. Maar in de Bijbel lees je, dat mensen zich bewust tot God bekeren moeten, want ‘wie gelooft en zich laat dopen zal gered worden’ (Markus  16:16). Zie je wel? Door al die nadruk op het verbond en de kinderdoop kweek je gemakzuchtige gelovigen.

LANGE HALEN – SNEL THUIS

Ik herken heel vaak de pastorale problemen in bovenstaande situaties. Maar naar mijn bescheiden mening wordt er bij de oplossingsrichting een denkfout gemaakt. We signaleren een pastoraal probleem en we denken dat het aan de gereformeerde leer ligt. En dus doen we ons best om aan te wijzen waar de gereformeerde manier van omgaan met de Bijbel niet klopt. Of waar de gereformeerde belijdenisgeschriften het aan het verkeerde eind hebben. Die analyse is, denk ik, meestal niet terecht. Met als gevolg, dat de oplossing ook niet deugt.

In de meeste gevallen is er wat anders aan de hand. Niet de gereformeerde leer is de oorzaak van persoonlijke moeiten of een gezamenlijke eenzijdigheid. Nee, het zijn de kloven tussen geloof en ervaring en tussen leer en leven die ons vaak parten spelen. Dan is het mij te gemakkelijk om te zeggen, dat de gereformeerde leer de oorzaak van alle ellende is.

Het is volgens mij niet moeilijk om bij elk van de zeven genoemde voorbeelden vanuit de Bijbel, maar zeker ook vanuit de gereformeerde belijdenisgeschriften aan te tonen, dat de geschetste problematiek vooral z’n oorzaak vindt in onze eenzijdigheid.

1) De gereformeerde leer maakt mensen niet depressief, want er wordt een reële uitweg uit de ellende aangewezen.

2) De gereformeerde leer erkent de diepte van het lijden en ziet reikhalzend uit naar de verlossing van geest, ziel, lichaam en schepping.

3) De gereformeerde leer ontkent niet dat iedere christen tegenover God zichzelf mag zijn, maar wil graag dat we onze individuele keuzes op die van Jezus onze Heer afstemmen.

4) De gereformeerde belijdenis staat vol van ervaringen door de Geest, waardoor we Jezus leren omhelzen en van binnen volstrekt bovennatuurlijk, liefdevol en wonderbaar worden aangeraakt.

5) De gereformeerde belijdenis leert ons juist om niet naar onze prestaties te kijken, maar naar onze motivatie.

6) De gereformeerde belijdenis zelf geeft duidelijk aan dat Christus ons door zijn Heilige Geest vernieuwen wil.

7) En de gereformeerde belijdenis neemt juist duidelijk afstand van de gedachte dat als God in de doop met jou zijn verbond sluit, je vanzelf automatisch de hemel binnen komt.

DE ‘BASICS’ WEER VAN ZOLDER HALEN

De gepresenteerde oplossingen gaan allemaal teveel uit van de praktijk. Om die kloppend te maken bij pastorale nood of om te vormen naar de eigen wenselijkheid, wordt de oorzaak bij de gereformeerde theologie gezocht. Die moet dan worden aangepast.

Het is veel moeilijker om eerst zelf als gereformeerd christen en zelf als gereformeerde kerken kritisch voor de spiegel van Gods Woord te gaan staan. En om daarna te constateren, dat we op een bepaald gebied scheefgegroeid zijn, terwijl onze papieren (de Bijbel én onze belijdenissen) heel evenwichtig zijn en daarom heel goed in staat zijn onze geloofsleer en ons geloofsleven prima in balans te houden.

Vervolgens is het nog moeilijker om te belijden, dat het dus onze eigen persoonlijke en collectieve schuld is, dat we in bepaalde eenzijdigheden zijn vervallen, en dat we daarom terug moeten keren naar de weg die God Zelf ons allang in de Bijbel heeft aangewezen en waar onze voorvaders in de gereformeerde belijdenissen allang oog voor gehad hebben.

Voor mij ligt de uitdaging hem hierin, om weer persoonlijk en gezamenlijk te gaan beleven, wat we allang als geloofskennis in onze bijbel en in onze belijdenisgeschriften hebben staan. Dan schuiven we de oorzaak van allerlei moeiten en ontwikkelingen niet langer op onze gereformeerde geloofsleer, maar maken we ons, door de Geest geleid, weer eigen wat we in Christus al lang op papier hebben staan.