Wil de rechterflank van de CGK nog wel samen verder?

De Christelijke Gereformeerde Kerken verkeren in misschien wel de grootste crisis van hun bestaan. Er wordt zo verschillend gedacht over zaken als ‘vrouw en ambt’ en ‘homoseksualitieit’, maar ook over binding aan de Bijbel, de gereformeerde belijdenissen en de kerkorde,  dat het kerkverband op sommige plekken amper meer functioneert. Daarom houden de Christelijke Gereformeerde Kerken op zaterdag 20 april te Veenendaal een ‘Convent’ over de toekomst van de CGK. Alle plaatselijke kerken mogen twee personen afvaardigen. Op het Convent worden de volgende vier denkrichtingen besproken om uit de impasse te komen (de tekst is overgenomen uit het Nederlands Dagblad):

1. Het kerkverband blijft in de huidige vorm bestaan. Daar is ‘ruimte voor een grote mate van diversiteit’ tussen gemeenten. Maar plaatselijk moeten de kerken zich wel houden aan de besluiten die landelijk genomen worden. 

2. Grotere autonomie voor plaatselijke kerken: ze zijn minder gebonden aan landelijke uitspraken. Hoeveel vrijheid lokale kerken dan hebben, moet nog worden doordacht. 

3. Alle CGK-gemeenten worden zo mogelijk gezamenlijk ondergebracht bij een ander kerkverband. Dit betekent het einde van de Christelijke Gereformeerde Kerken.

4. Alle CGK-gemeenten zoeken aansluiting bij een ander kerkverband naar keuze. Ook in deze variant verdwijnt het verband van de Christelijke Gereformeerde Kerken op den duur. 

Deze denkrichtingen en de manier waarop het gesprek gevoerd zal worden, is alleen bij de CGK-kerkenraden bekend. Maar binnen de CGK heeft halverwege 2022 een groep verontruste predikanten en (oud-)ambtsdragers de Stichting Christelijk Gereformeerd Beraad (CG-Beraad)opgericht. Ze maken zich grote zorgen over de koers die veel CGK-gemeentes varen als het om het toelaten van vrouwelijke ambtsdragers en, in mindere mate, het toelaten van samenwonende homo’s aan het Avondmaal gaat. Ook keuren ze het de handelswijze van een aantal CGK-regio’s (classes) af, omdat die weigeren CGK-kerken waar al wel zusters in het ambt van ouderling en/of diaken zijn bevestigd, te vermanen. Verder geeft men gevraagd en ongevraagd adviezen aan CGK-kerkenraden, belegt voorlichtingsavonden en geeft via de website www.cgberaad.nl commentaar op allerlei kerkelijke ontwikkelingen.

Onlangs stuurde het CG-Beraad aan alle CGK-kerkenraden een ‘Handreiking voorbereiding op het convent’ toe. Daarmee mengde een niet-kerkelijke stichting zich in de interne CGK-discussie en wordt die nu publiek gevoerd.

BUIGEN OF BARSTEN

De oplossingsrichting van het CG-Beraad om uit de crisis te komen is vrij simpel.

Kies samen voor Denkrichting 1. (Kerkstelsel handhaven): “alle gemeenten voegen zich weer van harte naar de Schriftuurlijke lijn van de besluiten” Als plaatselijke kerken toch vasthoudt aan vrouwen in het ambt hebben ze “als zodanig hun positie in het kerkverband onmogelijk gemaakt. Het gevolg zal zijn dat ze hun plaats in het kerkverband verliezen. Gezien de huidige onhoudbare situatie zal deze oplossingsrichting met spoed gewezen en gegaan moeten worden.”

Denkrichting 2. (Kerkstelsel aanpassen) vindt het CG-Beraad principieel niet verantwoord.

Denkrichting 3. (Gezamenlijk aansluiten bij een ander kerkverband) vindt men praktisch niet haalbaar.

Dus blijft als alternatief Denkrichting 4. (Kerkverband ontvlechten) over. Deze optie is volgens het CG-Beraad onontkoombaar zolang men binnen de CGK plaatselijke gemeentes en ook regionale, provinciale of landelijke vergaderingen niet opnieuw “in gezamenlijkheid in het klassiek-gereformeerde spoor kunnen of willen gaan. (…) Zolang het wonder van wederkeer uitblijft, staan de kerken ongewild voor de keuze ‘buigen of barsten’. Dan is deze denkrichting een beschamende verlegenheidsoplossing die verdere verlamming en kwaad voorkomt.”

Het CG-Beraad heeft een voorkeur voor de eerste optie, maar wel met de vermelding “dat dit alleen kan als de kerken als geheel blijven bij de bestaande Schriftuurlijke besluiten en die handhaven voor alle kerken; waarbij er geen ruimte is voor kerken die dat niet doen.” Maar het is ook denkbaar om nu al voor de laatste optie te kiezen, “om zo klassiek christelijk-gereformeerd te blijven, maar dan, als het niet anders kan, buiten het huidige kerkverband.”

In twee noten licht men toe hoe men dit bedoelt: “Gemeenten die besluiten en uitspraken van meerdere vergaderingen naast zich neerleggen (met welke achtergrond en verklaring ook, hoezeer daartoe gedrongen door de situatie waarin zij zich bevinden) en tegelijk stellen dat ze van harte onderdeel willen blijven uitmaken van de CGK spreken iets onmogelijks uit. (…) Toch een eigen koers varen als plaatselijke kerk kan niet anders gezien worden dan als het op­zeggen van het vertrouwen in de wijze waarop we als kerken gezamenlijk de wil van de Heere zoeken. (…) Omdat in het varen van een eigen koers het vertrouwen in het verband van kerken opgezegd wordt, en omdat het strijdig is met de belofte zich te voegen naar besluiten van meer­dere vergaderingen (wat eigen is aan ons kerk-zijn), is het onontkoombaar om te spreken over zonde en de noodzaak van vermaning en bekering. (…) De oplossing ligt voor de hand: alle gemeenten voegen zich (van harte, vanuit onderling vertrouwen en verlangen eenheid gestalte te geven) naar de praktijk zoals de CGK die hebben vastgesteld.”

SCHUIVENDE PANELEN

Ik verbaas mij erover dat het CG-Beraad zich zo scherp uitspreekt. Plaatselijke kerken die anders denken over ‘vrouw en ambt’ zijn niet geloofwaardig christelijk-gereformeerd, hebben het vertrouwen in het kerkverband opgezegd en moeten vermaand worden om zich van hun zondige wegen en inzichten te bekeren. Als dit wonder van wederkeer niet plaats vindt én het grote midden van de CGK besluit toch om elkaar vast te houden, staat de rechterflank van de CGK maar één ding te doen volgens het CG-Beraad: zelf als blok uit de CGK stappen om klassiek christelijk-gereformeerd te blijven. Hoe men dat voor zich ziet, wordt verder niet echt duidelijk gemaakt. Koerst men af op een eigen nieuw klassiek-reformatorisch-christelijk-gereformeerd kerkverband? Of zal men zich bij de HHK aansluiten als meest acceptabel alternatief?

RUIMTE VOOR VERSCHILLEND SCHRIFTVERSTAAN

Zoals gezegd, ik verbaas mij hierover. En wel om drie redenen. Allereerst hebben de Christelijke Gereformeerde Kerken in 1998 en 2001, toen voor het eerst besloten werd om geen zusters toe te laten tot het ambt, de visie van de minderheid niet als onschriftuurlijk afgewezen. Beide visies “hadden dezelfde hermeneutische basis, hetzelfde Schriftverstaan, terwijl daarna een verschillende evaluatie van de Schriftgegevens leidde tot een verschillende uitkomst.” Oftewel: de CGK-synode van 1998 waakte ervoor “om een principiële veroordeling van het standpunt van de minderheid van de studiecommissie uit te spreken.” In de brochure ‘Vrouw en ambt’ die in 2023 door de CGK Taakgroep ‘Samen kerk-zijn’ uitgegeven is, wordt het op blz. 157 als volgt verwoord: “Kerkelijk is er in de CGK altijd ruimte geweest voor iemands persoonlijke overtuiging inzake vrouwelijke ambtsdragers. De indieners van het minderheidsrapport in 1998 zijn niet veroordeeld en hebben volop in het kerkelijk leven gefunctioneerd. Voor verschil in Schriftverstaan is op grond van de vrijheid van exegese alle ruimte.”

Door voortdurend te stellen dat er nu wel sprake is van Schriftkritiek doet men de minderheid van 25 jaar geleden, die nu langzamerhand een meerderheid geworden is, geen recht. Want niet zozeer de kijk op de Bijbel als het gezaghebbende Woord van God is veranderd, als wel de verhouding tussen voor- en tegenstanders van de vrouw in het ambt. Dat is even slikken als je altijd in de meerderheid geweest bent, maar nu ziet dat je links (en niet rechts) wordt ingehaald door kerken die een andere conclusie trekken.

VROUWENKIESRECHT

In de tweede plaats hebben de Christelijke Gereformeerde Kerken 55 jaar geleden eenzelfde principiële diskussie gevoerd over het zogenaamde ‘vrouwenkiesrecht’. De vraag was: mogen alleen belijdende mannelijke leden hun stem uitbrengen bij de verkiezing van ouderlingen en diakenen en bij het beroepen van een predikant, of komt dat recht alle belijdende leden toe? De Generale Synode van Hilversum 1968/1969 was toen van oordeel uit dat “de wijze waarop aan de medewerking van de gemeente bij de verkiezing van ambtsdragers vorm gegeven moet worden, in de Schrift niet nauwkeurig wordt voorgeschreven;  er geen aanwijzingen in de Heilige Schrift zijn die reden geven de zusters der gemeente van het deelnemen aan de verkiezing uit te sluiten; de verkiezing als middel waardoor Christus aan zijn gemeente ambtsdragers geeft de medewerking van de gemeente zoveel mogelijk tot haar recht moet komen; [en] de positie die de vrouw in de Nieuw-Testamentische gemeente van de Here ontving, haar in staat stelt onder leiding van de kerkeraad samen met de man zich (…) ook bij de verkiezing van ambtsdragers uit te spreken.” En dus besloot de synode met zeer ruimte meerderheid (44-8), “dat bij de verkiezing van ambtsdragers door de gemeente ook die wijze van verkiezen kan worden gevolgd waarbij de zusters der gemeente die tot het Heilig Avondmaal zijn toegelaten aan de verkiezing deelnemen.” (Acta, art 220, blz, 92).

Een minderheid was het hier zeer principieel mee oneens en steunde de opvatting die ds. M.C. Tanis in 1968 in een minderheidsrapport verwoordde: “Wanneer nu de Schrift uitdrukkelijk verbiedt, dat de vrouw zal onderwijzen en regeren in de gemeente en wel op grond van de scheppingsorde, hoe zou het dan in overeenstemming met de Schrift geacht kunnen worden, dat de vrouw deelneemt aan de verkiezing der ambtsdragers?” (Acta, bijlage 82, blz. 331).

Precies 20 plaatselijke CGK-kerken tekenden bezwaar aan tegen dit besluit, maar de Generale Synode van Rotterdam 1971/1972 sprak met ruimte meerderheid (33-11) uit, dat “het deelnemen aan de verkiezing geen regeerdaad is” en dat “de genoemde bezwaren niet genoegzaam zijn gefundeerd op Schrift, belijdenis en kerkorde.” Daarmee werd het appel van de 20 bezwaarde kerken afgewezen. Wel kregen deze kerken enige ruimte, want de synode sprak ook uit: “er blijft een zekere vrijheid in de wijze waarop de verkiezing moet plaats vinden.”  (Acta, art. 173, blz. 103).

In het meerderheidsrapport dat zeer uitvoerig inging op de ingebrachte bezwaren werd het aspect van de christelijke vrijheid extra benadrukt. Een aantal kerken had namelijk als argument aangevoerd: het besluit dat in sommige CGK-kerken belijdende zusters  mogen deelnemen aan de verkiezing van ambtsdragers “bezwaart de gewetens van velen in onze kerken, die dit niet voor vast en bondig kunnen houden op grond van de Schrift, belijdenis en K.O.” Het rapport geeft daarop als antwoord: “Er blijft vrijheid ; niemands geweten wordt gebonden; er is steeds in de kerken een gevarieerde wijze van verkiezing geweest.” (Acta, Rapport LXIX, blz. 326)

In 1968 en 1971 werden dus nagenoeg dezelfde principiële bijbelse bezwaren aangedragen tegen het vrouwenkiesrecht. Maar beide synodes spraken nadrukkelijk uit dat het deelnemen aan de verkiezing van ambtsdragers geen regeerdaad is. Tegelijk behielden de kerken op rechterflank van de CGK de mogelijkheid om toch te vinden dat het tegen Gods Woord inging om belijdende zusters mee te laten stemmen bij de verkiezing van ambtsdragers. Dat besluit konden de bezwaarde kerken dragen, omdat de meerderheid (75%) de minderheid niet verplichtte om het vrouwenkiesrecht in te voeren. Er werden geen gewetens gebonden.

EEN GEWETENSKWESTIE

Daarmee kom ik toe aan het derde punt van mijn verbazing. In de huidige discussie hoor ik namelijk regelmatig, dat het toelaten van vrouwen tot het ambt in sommige CGK-kerken betekent, dat die kerken heersen over de gewetens van predikanten, ambtsdragers en leden van alle andere CGK-kerken die menen dat vrouwelijke ambtsdragers op grond van Gods Woord niet toegestaan zijn. Men beroept zich daarvoor op art. 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waar staat:

“Daarom verwerpen wij alle menselijke bedenksels en alle wetten die men zou willen invoeren om God te dienen en daardoor het geweten te binden en te dwingen, op welke wijze dan ook. Wij aanvaarden dus alleen wat kan dienen om eendracht en eenheid te bevorderen en te bewaren en allen te doen blijven bij de gehoorzaamheid aan God.”

Nu werd dit beroep op art. 32 NGB al in 1968 en 1971 afgewezen. Want het gaat hier niet om hoe andere plaatselijke kerken omgaan met bepaalde kwesties, maar of men zelf verplicht wordt om besluiten uit te voeren die van bovenaf bindend als kerkleer of vanuit de traditie worden opgelegd.

Volgens de CGK-gemeentes die vóór de vrouw in het ambt zijn, heeft het besluit van de Generale Synode van Dordrecht/Nunspeet 2019-2021 “dat er in de Christelijke Gereformeerde Kerken geen plaats is voor een praktijk van vrouwelijke ambtsdragers, zolang de kerken daarvoor gezamenlijk op grond van de Schriften geen ruimte zien” (Acta, art. 266, blz. 435) hen in gewetensnood gebracht.  Of dat terecht is, valt te bezien, want je kunt ook ‘om eendracht en eenheid te bevorderen en te bewaren’ van je eigen standpunt afzien. Maar het gaat wel om de eigen plaatselijke gemeente waar men grote moeite heeft met dit besluit.

Omgekeerd kun je dan niet zeggen, zoals binnen de rechterflank van de CGK gebeurt, dat ook daar mensen en kerkenraden in gewetensnood gebracht worden doordat elders binnen het kerkverband zusters worden toegelaten tot het ambt.  Dat is een weinig overtuigend argument. Men wordt namelijk op geen enkele manier belemmerd om zelf uitvoering te geven aan het besluit om geen vrouwen toe te laten tot de ambten. Dat men principiële moeite heeft met kerken die deze synode-uitspraak naast zich neerleggen, is begrijpelijk. Maar dat is wat anders dan dat daardoor het eigen geweten gebonden en gedwongen wordt.

FEDERATIE

Ooit voerde prof. dr. W. van ’t Spijker een pleidooi voor een federatie van kerkenverbanden. Daar is het nooit van gekomen. In 2022 lanceerde Arjan Witzier, CGK-predikant te Apeldoorn-Centrum iets soortgelijks, maar dan als oplossing om binnen de CGK toch nog de eenheid te bewaren (zie afbeelding hierboven). Ook het CG-Beraad ziet wel wat in deze optie, maar helaas alleen als manier om soepel tot een definitieve boedelscheiding te komen:  “Het vormen van een federatie als tussenstap in het proces van ontvlechting zien we als een raadzame optie om zo de druk van de huidige spanningen tijdelijk weg te nemen.” Daarmee laadt het CG-Beraad een grote verantwoordelijkheid op zich. Het zet niet alleen de eigen kerkelijke eenheid op het spel, maar ook, om maar eens iets te noemen, het voortbestaan van de Theologische Universiteit in Apeldoorn.

Ik hoop en bid dat men binnen de CGK elkaar blijft vasthouden bij Gods Woord en elkaar tegelijk plaatselijk de christelijke ruimte biedt om vanuit een gelovig Schriftverstaan daaraan binnen de kaders van Schrift en belijdenis een eigen invulling te geven.

1 thoughts on “Wil de rechterflank van de CGK nog wel samen verder?

  1. Beste ds. Leeftink,

    ik lees in bovenstaande: ” Beide visies “hadden dezelfde hermeneutische basis, hetzelfde Schriftverstaan, terwijl daarna een verschillende evaluatie van de Schriftgegevens leidde tot een verschillende uitkomst.”

    volgens mij lees ik in het rapport wat anders. In het gedeelte van de meerderheid van de commissie wordt vermeld dat ze gebruik maken van de gereformeerde hermeneutiek en in die van de minderheid lees ik dat ze gebruik maken van de contextuele herneneutiek. Wel degelijk een verschillende hermeneutische basis!

    Het meerderheidsrapport is aangenomen, het minderheidsrapport is niet aangenomen en daarmee mijn inziens verworpen.

Plaats een reactie