Je kind bewust niet laten vaccineren is schuldige nalatigheid

Het is weer helemaal terug van eigenlijk nooit weggeweest: de discussie of de overheid mensen mag verplichten zichzelf of hun kinderen te laten vaccineren. Ging het een paar jaar geleden vooral over de inentingen tegen het corona-virus, nu gaat het over kinderziektes zoals mazelen en kinkhoest.

Gelukkig heeft het overgrote deel van de kinderen in Nederland de BKPT-prik (difterie, kinkhoest, tetanus, polio) en de BMR-prik (bof, mazelen, rode hond) gekregen. Daardoor zijn tussen 1953 en 1992 rond de 10.000 sterfgevallen voorkomen. Om tot deze groepsbescherming te komen is een inentingsgraad van 95% nodig. Daardoor zijn ongevaccineerde baby’s en kwetsbare kinderen die om gezondheidsredenen niet kunnen worden ingeënt, bijvoorbeeld door leukemie, ook beschermd. Want kinkhoest kan voor baby’s tot één jaar zeer ernstige gevolgen hebben, en mazelen voor alle kinderen. Helaas kunnen ze pas na 11 (DKTP) of 14 maanden (BMR) volledig ingeënt zijn en dus beschermd zijn tegen de gevolgen van deze kinderziektes.

De beide vaccins tegen deze kinderziektes worden al meer dan een halve eeuw gebruikt. Ze zijn absoluut veilig. Ze voorkomen ziekenhuisopnames en sterfgevallen bij baby’s en kinderen. En heel veel ouders snapten dat heel goed. Tot 2015 lag de vaccinatiegraad boven de 95%. Maar vanaf die tijd daalt ‘ie langzaam maar zeker. In 2023 had nog maar 88% van alle kinderen de DKPT-prik gehad en 89,4% de BMR-prik. Dus slaan de zorginstanties alarm. Er dreigen meer uitbraken van met name mazelen en kinkhoest. De gevolgen van beiden kunnen dodelijk zijn, zoals de uitzending van Op1 op donderdag 21 maart liet zien. En sinds 1963 is het niet meer voorgekomen dat er in één jaar vier baby’s overleden zijn aan kinkhoest.

Vooral vanwege dat laatste bericht laaide de discussie over wel of niet verplicht vaccineren weer op. De VVD stelde voor om niet-gevaccineerde kinderen uit de kinderopvang te mogen weren. Meteen was Nederland te klein en een meerderheid in de politiek was niet voor dit plan, want vaccinatieplicht is uit den boze.

Ook de christelijke partijen waren tegen het VVD-voorstel. Ik begrijp daar echt niets van. Nu ben ik niet voor een vaccinatieplicht om deze kinderziektes te voorkomen, al is die gedachte zo gek nog niet als je weet dat 15 Europese landen hier wel voor gekozen hebben.  Het punt is: in het voorstel van de VVD gaat het helemaal niet over een vaccinatieplicht. Het gaat om de maximale bescherming van baby’s tot bijna een jaar die nog niet ingeënt kunnen worden. Die bescherming is voorhanden, want we hebben al meer dan 60 jaar een goed werkend vaccin zonder schadelijke bijwerkingen waardoor dit soort kinderziektes bijna niet meer voorkomen in Nederland. Wanneer er ouders zijn die op grond van hun geloofsovertuiging (die waren er al langer) of vanwege wazig antroposofisch gedachtengoed (dat komt steeds meer voor) of uit argwaan tegen de overheid (dat is sinds corona flink toegenomen) besluiten om hun eigen kind niet in te laten enten, verhogen ze daarmee bewust het risico voor alle baby’s in de kinderopvang om toch kinkhoest of mazelen te krijgen. En dat, terwijl er al 60 jaar lang geen enkel bewijs is dat deze kinderprikken schadelijk zijn voor de ontwikkeling van je kind.

Dat je voor je eigen kind de gok neemt dat het ernstig ziek kan worden of zelfs kan overlijden aan mazelen of kinkhoest is nog tot daar aan toe. Want, eerlijk is eerlijk, dat risico is relatief klein. En dat er nu toevallig vier baby’s in één jaar aan kinkhoest overleden zijn, lijkt mij eerder te verklaren als een logische schommeling dan de start van een strukturele toename. Dat laatste is pas zo als er twee of drie jaar achter elkaar meerdere kinderen aan kinkhoest overlijden. Maar dat ouders hun kind vier jaar lang (van 0 t/m 3) lang ongevaccineerd laten rondlopen in de kinderopvang, zodat het alle baby’s die daar ook zijn, aan besmetting bloot stelt, lijkt mij ethisch onverantwoord. Zeker voor christenouders.

Dus ik snap kinderdagverblijven wel die ongevaccineerde kinderen van boven de 1 jaar en baby’s van ongevaccineerde ouders willen weigeren. Want voorkomen is beter dan genezen. Dan is er geen sprake van vaccinatieplicht of vaccinatiedwang, maar worden ouders geconfronteerd met de consequentie van hun eigen principiële keuze. Als het goed is, heeft men het er dan voor over dat hun kind niet toegelaten wordt bij een kinderdagverblijf waar men kiest voor een vaccinatiegraad van 95%. En vindt men het niet erg om 10 kilometer verderop hun zoon of dochter naar een opvang te brengen waar 80% van de kinderen ongevaccineerd is. Een goed voorbeeld daarvan is kinderopvangorganisatie ‘Berend Botje’ in Noord-Holland. Daar worden geen ongevaccineerde kinderen die ouder zijn dan 14 maanden toegelaten op locaties waar ook baby’s tot 14 maanden opgevangen worden.

Dat beleid zou algemeen moeten worden ingevoerd. Want ook al geeft volgens het RIVM een vaccinatiegraad van 95% alleen maar groepsbescherming binnen grote mensenmassa’s en is het geen garantie voor kleinere groepen mensen zoals binnen de kinderopvang – iedereen begrijpt dat, wanneer er steeds meer ongevaccineerde ouders en kinderen rondlopen, de periodes van grotere uitbraken steeds korter zullen worden, ook binnen kleinere groepen kinderen.

Daarom lijkt het mij onjuist om te zeggen, zoals bv. het Nederlands Dagblad op 22 maart als mening van de hele krant poneerde, dat er sprake is van “een ramkoers vanuit de overheid” wanneer men, zoals de VVD voorstelt, “mensen de vrije vaccinatiekeuze wil ontnemen, als zij hun kind tenminste naar de opvang willen brengen.” Jammer dat ook de ChristenUnie en de SGP deze opvatting zijn toegedaan, waarbij Mirjam Bikker zelfs woorden als “liberale dwingelandij” gebruikte.

Wat je leest en hoort is, dat veel ouders hun kinderen de eerste 14 maanden thuishouden, omdat ze bang zijn dat er teveel niet-gevaccineerde kinderen naar de opvang gaan. Die laatste categorie (11% van de ouders) wordt nu in bescherming genomen tegen een grote meerderheid (89% van de ouders) die graag hun kinderen zo veilig mogelijk naar de opvang laten gaan. Dat is omgekeerde wereld. Jammer dat er zoveel begrip is voor ouders die op basis van een algemeen gevoel van onbehagen het bewezen effect van kindervaccinaties ontkennen en gedreven door een gevoel van egoïstische autonomie geen rekening willen houden met de zorgen die andere ouders zich maken.

Ik preek regelmatig op zondagmiddag uit de Heidelbergse Catechismus. Daar staat in Zondag 40: ‘Ik mag mijzelf (en anderen) geen letsel toebrengen en evenmin mijzelf (en anderen) moedwillig in gevaar begeven, maar ik zal mijn naaste liefhebben en zijn schade zoveel mogelijk voorkomen.’ Bewust je kind niet laat vaccineren is daarom schuldige nalatigheid.

Deze blog verscheen eerder als opiniestuk onder de titel “Onbegrijpelijk dat christenen zich verzetten tegen een vaccinatieplicht’ op CVandaag. Die kop gaf de redactie aan mijn artikel. Zelf ben ik er minder gelukkig mee, omdat er geen sprake is van een afgedwongen vaccinatieplicht als kinderdagverblijven (in mijn ogen terecht) alleen gevaccineerde kinderen willen toelaten.

Twee andere blogs over hoe christenen in het verre en in het recente verleden over vaccinatie dachten:

Christenen over vaccineren – drie posities en iemand die van ‘nee’ naar ‘ja’ging

Vaccinatie – een geloofskeus zonder (overheids)dwang

Christenen over vaccineren – drie posities en iemand die van ‘nee’ naar ‘ja’ ging

Een goede kennis vroeg me laatst: “Wanneer je met goede argumenten kunt komen, laat ik me graag door jou overtuigen om mij toch maar te laten vaccineren. Ik kijk uit naar je reactie.” Nu denk ik niet dat ik mensen kan overtuigen om zich te laten vaccineren. Zelf vind ik dat vaccinatie een door God gegeven middel is dat we kunnen gebruiken om te voorkomen dat mensen doodziek worden of zelfs sterven aan een relatief makkelijk te voorkomen virusinfectie. Een andere goede kennis zei een paar week geleden tegen me: “In de 19e eeuw had je de pokken waar duizenden mensen aan stierven, tot half jaren ’50 van de vorige eeuw had je polio waar honderden mensen aan stierven, en in beide periodes had je predikanten die openlijk schreven dat het een geschenk en dus ook een opdracht van God is om je laten vaccineren. Waarom durven christelijke voorgangers dat nu niet openlijk te zeggen?”

Om me wat verder in dit onderwerp te verdiepen las ik opnieuw het uitstekende boekje POLIO – Afwachten of afweren van prof. dr. J. Douma (TU Kampen – GKV) en prof. dr. W.H. Velema (TU Apeldoorn – CGK) uit 1979. Zij schreven dit boekje n.a.v. de polio-uitbraak in 1978 op initiatief van de regering (!). Want die wilde graag het reformatorische volksdeel dat principiële bezwaren had tegen inenting laten voorlichten, niet door niet-christelijke medici en seculiere politici, maar door “twee bij uitstek deskundigen op het gebied van de theologisch-ethische benadering van het vraagstuk van de vaccinatie” (blz. 7, E. Veder-Smit, staatssecretaris Volksgezondheid en Milieuhygiëne).

Drie posities

Douma en Velema laten zien dat er drie standpunten zijn onder christenen als het om vaccinatie gaat (blz. 63-65).

“Er zijn gelovigen die elke vorm van inenting principieel en radicaal afwijzen. Zij willen er niets van weten. Zij menen dat zij in strijd handelen met het gebod van Gods en het geloof in Gods vaderlijke leiding – de voorzienigheid van God – als ze maatregelen nemen vóór de ziekte toegeslagen heeft.

Een tweede groep van christenen acht inenting geboden als plicht van iedere gelovige. (…) Ieder christen moet uit besef van verantwoordelijkheid voor zijn directe omgeving en voor de samenleving in haar geheel zichzelf en zijn kinderen laten inenten.

(…) Tussen beide standpunten bevindt zich een groep die van mening is dat ieder voor zichzelf een beslissing moet nemen. Wie inenting niet met zijn geweten in overeenstemming acht, moet haar nalaten. Wie er wel vrijmoedigheid voor vindt, moet haar toepassen.”

Douma en Velema geven ook aan, dat de principiële voorstanders van inenting “het als een verplichting zien dat iedere gelovige inenting toepast, ook al willen ze een ander er niet toe dwingen dit te doen. (…) Zij zeggen, met alle respect voor het geweten van de ander: De afwijzing van inenting berust op een verkeerd verstaan van de Schriften. Wie Gods gebod goed verstaat, mag zich aan inenting niet onttrekken. Inenting is plicht.”

Vaccinatiedrang en vaccinatiedwang

Tegelijk is het zo dat de voorstanders van inenting en de aanhangers van het middenstandpunt allebei de grens leggen bij het persoonlijke geweten. “Als het geweten neen zegt, mag niemand – zelfs de overheid niet – tot inenten dwingen.”  Het verschil hierbij is dan wel weer, dat overtuigde ja-zeggers het standpunt huldigen: geen staatsdwang, wel staatdrang. Toch waren ook zij in 1872 in meerderheid tegen de verplichte inenting van onderwijzers en leerlingen. Die was in 1872 niet absoluut trouwens: je mocht kiezen voor ander werk of je kind thuishouden. Maar het werd door veel christenen wel als sociale dwang gezien.

Bij de polio-uitbraken in de jaren ’70 van de vorige eeuw vinden Douma en Velema dat er helemaal geen staatsdwang toegepast mag worden, want die hadden zo’n beperkte omvang dat de gezondheid van de maatschappij niet in gevaar kwam.  

Wat mij dan wel triggert is, hoe Douma (die vorig jaar zelf overleden is aan corona) en Velema gedacht zouden hebben over de vaccinatie-drang en misschien binnenkort de sociale vaccinatie-dwang in onze tijd. Ik vermoed dat ze geen moeite zouden hebben met het eerste. En dat ze verplichte vaccinatie resoluut zouden afwijzen, want dan gaat de overheid over de gewetens van mensen heersen. Maar wat zouden ze vinden van sociale vaccinatie-dwang onder bv. IC-verpleegkundigen en zorgmedewerkers in verpleegtehuizen? Ik vermoed dat ze daar geen voorstander van zouden zijn, maar er gezien de ernst van de corona-epidemie wel begrip voor zouden hebben wanneer de overheid dit zou invoeren voor bepaalde beroepssectoren.

Douma en Velema geven ook duidelijk aan waarom het vertrouwen op de zorg van God het gebruik van preventieve middelen tegen ziektes goed kunnen samengaan. Hun uitleg van bijbelgedeeltes als Matteüs 9:12 (‘Wie gezond zijn hebben geen dokter nodig’) en Exodus 15:26 (‘Ik, de HERE, ben uw Heelmeester’) en Spreuken 22:3 (‘De schrandere ziet het onheil en bergt zich, maar de onverstandigen gaan hun gang en moeten boeten’) kan ik alleen maar ter lezing aanbevelen.

Van een principeel ‘nee’ naar een overtuigd ‘ja’

Het valt mij op dat in de eerste helft van de 19e eeuw de bijbelgetrouwe christenen uit de kringen van het Reveil, zoals de christelijke arts Abraham Capadose in 1823, en onder gereformeerden uit de kring van de Afscheiding van 1834, onder wie Hendrik de Cock, in meerderheid principieel tegen vaccinatie tegen de pokken waren, ook al maakte die vooral onder kleine kinderen veel dodelijke slachtoffers. Dat vaccin was in 1796 uitgevonden in Engeland en werd al snel in heel Europa toegediend.  De twee belangrijkste bezwaren waren ook toen al: ‘vooruitlopen op Gods voorzienigheid’  en ‘je laat je injecteren met het merkteken van het Beest. En complottheoriën zie je ook al opdoemen in die tijd, maar ook bv. als het gaat om het ontstaan van aids (bv. door een uit de hand gelopen experiment in een Amerikaans laboratorium – zoals J. Douma in zijn boekje ‘AIDS – meer dan een ziekte’  op blz. 15 schrijft)

In de tweede helft van de 19e eeuw werd er onder bijbelgetrouwe christenen veel positiever over gedacht, o.a. door Abraham Kuyper, de voorman van de tweede groep gereformeerden die in 1886 met de Doleantie meegingen en ook door Helenius de Cock, die leefde van 1824-1894. Ik blogde al eerder over hem – klik hier.  Helenius was de zoon van Hendrik de Cock, de voorman van de Afscheiding van 1834. Die was fel tegen vaccinatie, ook vanwege de rol van de overheid in de tijd van de Afscheiding: Hendrik de Cock werd vervolgd en gevangen gezet. Dat maakte hem, naast principiële bezwaren, ook argwanend tegen alle wetenschappelijke kennis van niet-gelovigen. Helenius was 17 jaar oud toen in 1841 zijn jongste broertje van bijna één jaar aan de pokken stierf. Jaren later, in 1871, schreef hij een brochure waarom hij zijn kinderen wél liet inenten. Hij vertelde, dat de dood van zijn broertje een verpletterende indruk op zijn vader had gemaakt. Ook, omdat de dokter had verklaard dat het kindje zeker was blijven leven als De Cock het wel had laten inenten. Toch, schreef Helenius, bleef mijn vader bij zijn standpunt dat vaccinatie niet geoorloofd was en heeft hij God nooit verwijten gemaakt dat zijn zoontje niet in leven bleef, hoewel hij er de HERE intens om gebeden had. Mede daarom was Helenius ook lange tijd principieel tegen vaccinatie.

Waarom ging hij uiteindelijk toch over van ‘nee’ naar ‘ja’? Om drie redenen, schrijven Douma en Velema (blz. 35-40). Allereerst: Helenius had de woorden van Christus over gezonden die geen geneesheer nodig hadden nooit letterlijk opgevat. Dat woord sprak Jezus namelijk tegen de farizeeën die in de waan leefden dat zij Jezus als geneesheer van hun zonden niet nodig hadden. Verder had Helenius lange tijd op het standpunt gestaan, dat je als christen beter solidair kunt zijn met gelovige gewetensbezwaarden dan met niet-gelovigen die in hun overmoed door vaccinatie de voorzienigheid van God miskennen. Maar toen hij in Schotland en Duitsland gelovigen tegenkwam die vonden dat vaccinatie voor christenen juist roeping en plicht was, besefte hij, dat je als christen het resultaat van de medische wetenschap niet hoeft af te wijzen, ook al blijf je de hoogmoed erachter afwijzen. Tenslotte moest Helenius toegeven, dat de resultaten van de vaccinatie enorm positief waren en dat alle schrikbeelden van mogelijke schadelijke gevolgen niet waren uitgekomen. Als niet-geneeskundige kon hij die feiten niet weerleggen.

Wat mij opvalt in het nieuwe standpunt van Helenius de Cock zijn de volgende dingen. Allereerst: hij gaat niet mee in het eindtijdscenario. Dat vind ik verstandig. Als christenen moeten we niet te snel met het teken van het beest op de proppen komen. Want als je als christen al vindt dat Openbaring 13 op de huidige tijd van toepassing is, moet je vooral de macht en invloed van de technologie en de toepassing ervan door een dictatuur als China benoemen. Dat was er al ver voordat het corona-virus begin 2020 de wereld rondging. Dat is echt een andere diskussie, vind ik, al is corona voor veel mensen wel een eye-opener als het om deze ontwikkelingen gaat. Verder beseft Helenius heel goed dat hij geen arts en dus geen deskundige is als het om het effect en de bijwerkingen van het pokkenvaccin gaat. Oftewel: argwaan levert niets op – een kritische houding wel. Dus geef ik –al sputterend- de overheid het voordeel van de twijfel als het om de coronamaatregelen gaat, want onze regering is niet te vergelijken met de Romeinse overheid aan wie Paulus zich ook onderwierp als die niet in strijd met Gods Woord handelde.  Daarom vind ik ook dat het RIVM meestal keurig en soms wat slordig objectieve gegevens publiceert. Vaak zijn niet de statistieken, maar de interpretatie die men er aan geeft de grootste leugen. En als ik weer een corona-scepticus tegen komt die een ander geluid laat horen dan de overgrote meerderheid van de deskundigen, check ik eerst even de achtergrond van deze kritische persoon. Dat laat meestal duidelijk zien dat bv. Gert Vanden Bossche of Robert Malone meer omstreden zijn dan ze zelf beweren. Als theologisch schoenmaker hou ik mijn liever bij mijn bijbelse leest dan dat ik denk dat ik het van de 17 miljoen virologen in Nederland het beste weet.

Die bijbelse leest leert mij dat je als christen de morele plicht hebt om de middelen die God in zijn voorzienigheid aan ons als mensheid geeft, niet achteloos te laten liggen, maar dankbaar uit zijn hand te aanvaarden.

Weer naar de kerk … een routekaart met perspectief

Het is lente. In de natuur. Maar ook in de samenleving en in de kerk. De verlenging van de avondklok en het uitstel van verdere versoepelingen is als een maartse bui die tot half april duurt, maar daarna is er toch eindelijk perspectief op meer. Wat kijken we daar naar uit, ook als christenen die graag weer naar de kerk willen. In de Bijbel staat een mooi zinnetje: Huppelend als kalveren die op stal gestaan hebben zullen jullie naar buiten komen. (Maleachi 3:20b). Zo voelt het inderdaad na een jaar corona.

Op 22 maart kwam het CIO, het landelijk overlegorgaan van alle kerkgenootschappen in Nederland, eindelijk met een routekaart. Daar ben ik erg blij mee. De routekaart sluit goed aan bij de fases die de overheid onderscheidt (‘waakzaam’ / ‘zorgelijk’ /  ‘ernstig’ / ‘zeer ernstig’ / ‘zeer ernstig met verzwaring =lockdown’). Het geeft duidelijk aan wat er voor kerken wel of niet mogelijk is in de diverse fases. Ik haal de highlight die mijzelf opgevallen zijn er even uit. En stel daarna een paar vragen bij de onduidelijkheden die er volgens mij overgebleven zijn.

Highlights voor de plaatselijke kerk

1/ Het aantal kerkgangers is volgens de routekaart bij ‘waakzaam’ flexibel, bij ‘zorgelijk’ max. 100 personen, bij ‘ernstig’ max. 60 personen en bij ‘zeer ernstig’ max. 30 personen. Bij een verzwaring = lockdown wordt er overgegaan tot alleen maar onlinediensten. Als maatwerk voor grotere kerken met meer dan 300 zitplaatsen wordt in de toelichting geadviseerd om bij ‘zorgelijk’ 20% van de zitplaatsen te benutten, bij ‘ernstig’ 15% en bij ‘zeer ernstig’ 10%.

2/ Onder alle omstandigheden, dus ook als er sprake is van een lockdown, mogen bij doopdiensten en trouwdiensten 30 kerkgangers aanwezig zijn. Over belijdenisdiensten (die hetzelfde karakter hebben als doopdiensten) wordt niets gezegd.

3/ Voor zingen in de kerk geldt bij ‘zorgelijk’  dat de gemeente op praatniveau mag zingen en dat er 12 zangers mogen zijn (maar in de toelichting op de routekaart wordt aangedrongen om het aantal zangers bij ‘zorgelijk’ zo mogelijk te beperken tot 6 personen). Bij ‘ernstig’ mag de gemeente op praatniveau zingen maar met beperkte tijd en kunnen er 4 zangers zingen. Bij ‘zeer ernstig’ wordt samenzang dringend ontraden en kunnen er nog steeds 4 zangers zingen. Bij ‘verzwaring’ luidt het advies voor samenzang en zangers: niet zingen.

4/ Op het kerkplein en bij andere activiteiten buiten mag je elkaar weer ontmoeten als de situatie niet meer ‘zeer ernstig’ is. Bij ‘ernstig’ met max. 40 personen, bij ‘zorgelijk’ met max. 60 personen en bij ‘waakzaam’ zonder limiet.  

5/ Voor kerkelijke activiteiten zoals catechisaties, jeugd- en verenigingswerk, kringen en cursussen geldt tot 18 jaar geen limiet wat betreft aantallen. Voor 18+ geldt geen limiet bij ‘waakzaam’, geldt bij ‘zorgelijk’ een limiet van 60 personen en bij ‘ernstig’ en ‘zeer ernstig’ een limiet van 30. Wanneer er sprake is van verzwaring mogen kinderen t/m 12 nog steeds in de kerk bij elkaar komen,  maar wordt voor 13 t/m 17 en voor 18+ geadviseerd om digitaal bij elkaar te komen.

6/ Activiteiten als inloopochtenden zijn in alle vier de fases mogelijk met steeds wat minder personen als maximum, behalve bij een verzwaring, want dan moet het kerkgebouw dicht blijven.

Alles wat mogelijk is, is uiteraard met inachtneming van alle richtlijnen van het RIVM.

Onduidelijkheden

A/ Het is voor mij wat verwarrend dat er verschillende termen gebruikt worden voor de verzwaringen bovenop de fase ‘zeer ernstig’. Ook is mij niet helemaal duidelijk wie bepaalt wanneer we met verzwaringen te maken hebben en voor welke onderdelen ze op dit moment gelden.

In de toelichting (blz. 3 van de routekaart) staat, dat het CIO aangeeft wanneer er verzwarende maatregelen gelden voor de erediensten. Die worden door het CIO afgekondigd “met daarbij een begin- en een einddatum waarbinnen deze verzwarende maatregelen geadviseerd worden.” Maar op de CIO-website staat alleen maar, zonder enige verdere verwijzing, dat de routekaart “geen wijziging brengt in de maatregelen die op dit moment van toepassing zijn.” Als je onderaan de CIO-site kijkt in het media-archief kom je een CIO-advies tegen van 5 okt. 2020 om in kerkdiensten max. 30 kerkgangers toe te laten zonder gemeentezang en een aanscherping op 15 dec. 2020 om voorlopig alleen online-diensten te houden. Maar het CIO geeft geen enkel advies over het aantal zangers in de kerk en de voortgang van het kinder- en jeugdwerk t/m 17 jaar tijdens de eredienst.

Moet ik daaruit de conclusie trekken dat we volgens het CIO wél in een verzwaring zitten als het om het aantal kerkgangers gaat (en dus adviseert de routekaart voor de gewone kerkdienst: alleen online-diensten) en dat we níet in een verzwaring, maar gewoon in ‘zeer ernstig’ zitten als het om zingen in de kerk gaat (en dus wordt gemeentezang dringend ontraden, maar kunnen er we max. 4 zangers aanwezig zijn)?

In de toelichting staat verder, dat voor doordeweekse activiteiten de verzwarende maatregelen gelden die de overheid afkondigt als het gaat om onderwijs, kinderopvang en horeca. Daardoor wordt de routekaart zelf wat verwarrend. Want daar staat aldoor alleen maar ‘verzwaring’ + bijbehorende maatregel. Maar de overheid maakt onderscheid tussen doelgroepen, dus er is op dit moment géén verzwaring als het gaat om onderwijs aan kinderen en jongeren. Dus geldt op dit moment de verzwaring níet voor het kerkelijk onderwijs aan kinderen (bijbelclub, zondagschool) en jongeren (jeugdvereniging, catechisatie), maar wél voor alle toerustende activiteiten voor volwassenen en voor diakonale aktiviteiten zoals inloopochtenden.

B/ Wat verder echt onduidelijk is, zijn de afspraken en adviezen over zingen in de kerk. Als je kijkt naar de verschillende kerkgenootschappen, is daar nog steeds geen enkele overeenstemming over. De PKN adviseert max. 4 zangers (25 febr. 2021), de RK ‘een beperkt aantal zangers’, het Steunpunt KerkenWerk (GKV) max. 1 zanger (4 maart 2021), het Diakonaal Steunpunt (ook GKV) en het Dienstencentrum van de CGK  ‘wat minimaal nodig is’ (beiden 15 jan. 2021). Op de routekaart staat dat er bij ‘verzwaring’ er ook geen zangers in de kerkdienst aanwezig mogen zijn, maar die verzwaring volgt niet uit de lockdown-maatregelen van de overheid, maar kan alleen door het CIO worden uitgesproken. Maar het CIO zelf heeft sinds 5 okt. 2020 alleen maar gemeentezang dringend ontraden en zich daarna op geen enkele manier uitgesproken over het aantal zangers in de kerk. Pas op deze routekaart worden er aantallen genoemd. Maar die wijken af van wat de verschillende kerkenverbanden adviseren. En onduidelijk is, of het CIO het op dit moment onverantwoord vindt om maximaal 4 zangers in een kerkdienst toe te laten.

C/ In de routekaart wordt als het om vergaderingen gaat, verwezen naar de regels van de overheid als het om samenkomsten gaat. Dat wordt verder niet ingevuld, behalve dat een gemeentevergadering voor verkiezing van ambtsdragers of het beroepen van een predikant door max. 100 personen bijgewoond mag worden, omdat dit onder de ekonomische uitzonderingen zou vallen. Dat lijkt mij behoorlijk gezocht (en ook willekeurig voor grote gemeentes met meer dan 100 belijdende, stemgerechtigde leden). Maar waarom geeft het CIO dan geen advies over de vergaderingen van de kerkenraad, de diakonie en commissies? Persoonlijk is mijn ervaring, dat men het niet ideaal vindt om digitaal te vergaderen. Nu biedt de overheid de mogelijkheid om in het kerkgebouw te vergaderen. Volgens de huidige regels mogen er max. 30 personen bij elkaar komen in één binnenruimte. Het is, denk ik, zelfs geoorloofd om, als het nodig is, met meer dan 30 personen bij elkaar te komen, want er geldt een uitzondering op dat aantal voor “een vergadering van de gemeenteraad, provinciale staten en het algemeen bestuur van een waterschap, of van een commissie daaruit.” Daarmee kun je kerkelijke vergaderingen toch vergelijken?

Drie wensen

  • Het lijkt mij verstandig dat het CIO zo spoedig mogelijk op zijn website duidelijk aangeeft, in welke fase we nu zitten en welke verzwarende maatregelen er op dit moment gelden, incl. begin- en einddatum, zoals men heeft toegezegd in de toelichting op de routekaart.
  • Het lijkt mij wenselijk dat de diverse kerkgenootschappen hun (verouderde en niet meer actuele) protocollen en adviezen vervangen en afstemmen op deze routekaart.
  • Het zou helpen wanneer het CIO konkretere adviezen geeft als het gaat om kerkelijke vergaderingen.

Maar goed – we hebben een routekaart met perspectief! Elke keer dat het nodig was om af te schalen, deden de meeste kerken dat meteen. En dat was verstandig. Nu hebben we een verantwoord kader waarbinnen we snel kunnen opschalen als dat weer mogelijkheid is. Ik hoop dat alle kerken dat met vrijmoedigheid en vol vertrouwen in hetzelfde tempo gaan doen. We hebben te lang op stal gestaan.

‘Laat de kinderen tot Mij komen’ – over bijzondere kerkdiensten in coronatijd

Wat is wijs? Dat vragen veel kerkenraden zich in deze coronatijd af als het om het aantal bezoekers van kerkdiensten gaat. Wijs is in elk geval, dat in december 2020 alle kerkgenootschappen gezamenlijk binnen het CIO welwillend gereageerd hebben op de dringende oproep van de regering om zoveel als mogelijk alleen online-diensten te houden. Maar we zijn nu weer drie maanden verder. Het is inmiddels één jaar geleden dat Nederland op slot ging. In de samenleving klinkt de roep om versoepeling steeds luider. De overheid geeft daar sinds begin maart ook beperkt de ruimte voor. Wat betekent dat voor de kerkdiensten?

Wijze vrijmoedigheid

In de kerk heb je twee soorten kerkdiensten. De gewone, regelmatige kerkdiensten. Daaronder vallen ook avondmaalsdiensten en jongerendiensten, om maar twee dingen te noemen. En de bijzonder, eenmalige diensten. Daaronder vallen doopdiensten, belijdenisdiensten, trouwdiensten en rouwdiensten. Zou er, in wijze vrijmoedigheid, voor die laatste categorie diensten iets meer mogelijk zijn? Het is immers volstrekt duidelijk dat het unieke, eenmalige diensten zijn ter gelegenheid van een feestelijke of verdrietige gebeurtenis in iemands leven. Dus het heeft geen enkele precedentwerking op andere kerkdiensten.

Ik spits het even toe op doopdiensten. Ik ben absoluut geen voorstander van de vroegdoop, waarbij de vader het kind ten doop houdt terwijl de moeder nog in het kraambed ligt. Ik vind het zo langzamerhand wel problematisch worden dat de doop nu al maanden lang (soms al bijna één jaar!) wordt uitgesteld. De reden is ‘m bijna altijd gelegen in het feit dat er helemaal niemand bij de doop aanwezig mag zijn. In mijn ogen leidt dat tot een onderschatting van de doop. Van uitstel komt geen afstel, maar je voedt als kerk wel de gedachte dat het teken van de doop niet zo belangrijk is. Terwijl de doop Gods verbondsteken is voor de gelovigen en hun kinderen! De hemelse Vader wil graag zijn prachtige beloften geven aan de kinderen van de gelovigen die hun vertrouwen op Hem stellen. En Jezus, onze Heer, zegt: Laat de kinderen tot Mij komen. Hoe lang kunnen kerkenraden dan blijven zeggen (terwijl heel Nederland elkaar in de supermarkt op 20 centimeter passeert en in februari massaal het ijs op ging): we kiezen in alle omstandigheden het liefst voor een zelfgekozen voorzichtigheid die nog strenger is dan de overheid ons oplegt?

De overheid biedt begrensde ruimte

Want de overheid geeft meer ruimte dan veel kerken tot nu toe nemen. Volgens de RIVM-richtlijnen zijn zelfs in deze lockdowntijd met avondklok huwelijksvoltrekkingen met 30 personen (zonder horeca) en uitvaarten met 50 personen (zelfs met koffie en cake) geoorloofd, mits aan alle voorwaarden voldaan wordt. Ik denk dat we het er als kerk over eens zouden moeten zijn dat de bediening van de doop minstens net zo’n belangrijk moment in het geloofsleven. Dus als die voortdurend wordt uitgesteld, moet je zoeken naar alternatieven. Dat geldt ook voor een trouwdienst: Gods zegen over het huwelijk op de knielbank in de kerk vinden de meeste echtparen van veel meer waarde dan het formele moment op het gemeentehuis. Hetzelfde geldt voor het doen van belijdenis: moet je dat eindeloos blijven uitstellen terwijl je graag, net als Timoteüs,”in aanwezigheid van velen zo’n krachtig getuigenis” wilt afleggen?

Vier keuzeopties

Door corona kan niet alles wat je zou willen. Dus moeten kerkenraden in wijze vrijmoedigheid keuzes maken. Ik kwam deze maand in drie kerkbladen vier verschillende opties tegen.

In Gemeente A is besloten om zo weinig mogelijk contactmomenten te organiseren. Dus is er tijdelijk geen live-muziek in de eredienst en mogen de leden van het wijkteam tijdelijk geen bezoeken brengen, maar alleen de predikant en de pastoraal werker. De motivatie hierachter is, dat we als kerken onder het vergrootglas liggen en dat het ons een lief ding waard moet zijn dat Gods naam vanwege ons gedrag niet gelasterd, maar geëerd en geprezen wordt, zoals in Zondag 47 van de Heidelbergse Catechismus staat.

In Gemeente B is besloten om pas ruimte te geven voor kerkdiensten met max. 30 kerkgangers als dat door de kerkgenootschappen gezamenlijk weer geadviseerd wordt. Maar als het om doopdiensten gaat, wil men de wens van de ouders honoreren om in elk geval ook de wederzijdse grootouders aanwezig te laten zijn. Het Diakonaal Steunpunt noemt deze mogelijkheid (max. 6 volwassenen) expliciet. En als het om een trouwdienst gaat, is het kerkgebouw beschikbaar als trouwlokatie, zodat het burgerlijk huwelijk meteen gevolgd kan worden door de kerkelijke bevestiging ervan met max. 28 bruilofsgasten.

In Gemeente C heeft men besloten om de RIVM-richtlijnen ook toe te passen op de genoemde bijzondere eenmalige kerkdiensten. Dan kunnen bijvoorbeeld drie kinderen tegelijk gedoopt worden, waarbij elk gezin zes of zeven gasten mag uitnodigen. Of kunnen vier jongeren belijdenis doen met elk zes of zeven familieleden/vrienden. Uiteraard onder dezelfde strikte voorwaarden als de overheid bij andere gelegenheden stelt.

In Gemeente D neemt men meteen de nieuwe richtlijn over die de PKN zonder enige vorm van overleg met de overheid en met de andere kerkgenootschappen eind februari genomen heeft: er zijn elke zondag weer 30 kerkgangers welkom. Er is binnen de CGK/GKV/NGK zelfs een gemeente die binnen één maand eerst het superstricte standpunt A invoerde en na het PKN-advies meteen overstapte op het geen enkel ander kerkgenootschap geadviseerde standpunt D.

Voorzichtig meebewegen

Wat is wijs? Persoonlijk pleit ik voor meebewegen met de richtlijnen van de overheid. Dat gebeurt bijna altijd als de maatregelen verscherpt worden. Dat vind ik terecht. Het gebeurt helaas niet altijd als de overheid versoepelingen aankondigt. Dan hoor ik vaker kerken zeggen: ‘Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn.’ Dat vind ik niet altijd terecht. Als de overheid versoepelt, doet ze dat heel bewust en heel voorzichtig. Voorzichtiger kan dus, tenzij je daar binnen je eigen kerkgemeenschap heel goede redenen voor aan kunt dragen. Toch is de primaire reaktie wel vaak: laten we maar niet meteen alles gaan doen wat weer mag. Daardoor worden kerkleden die bewust en met een goed geweten de beperkte ruimte die de overheid geeft wel helemaal willen benutten, nogal eens impliciet beticht van ‘risico-gedrag’. Maar zou een kerk juist geen begrip moeten creëren voor mensen met meer vrijmoedigheid en hen beschermen tegen veroordeling? En hoort juist in de kerk het geestelijk belang van een doopdienst, een trouwdienst of een belijdenisdienst in alle voorzichtigheid niet zwaar mee te wegen bij de besluiten die men neemt? Als je aldoor al te voorzichtig bent, hoe geloofwaardig kun je dan nog zingen: “Ik stel mijn vertrouwen op de Heer, mijn God. Want in zijn hand ligt heel mijn levenslot”?

Ruimte voor vrijmoedigheid, begrip voor zorgvuldigheid

Maar zoals overal geldt ook in een plaatselijke kerk: niet de mening van één persoon, maar die van ons allen in gezamenlijk overleg leidt tot een wijs besluit dat biddend genomen is. Zowel in gemeente A als in gemeente B als in gemeente C. Laat zo’n vrijmoedig of zorgvuldig besluit dan door heel de gemeente eensgezind ontvangen en gedragen worden. En als je dat moeilijk vindt? Lees dan steeds weer Filippenzen 2:3-5. Dat heb ik tenminste regelmatig nodig.

Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf. Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander. Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. 

Geen zorgen voor de dag van morgen

– maar wel voor de dag van vandaag –

De vakantie is alweer lang voorbij. De herfst is alweer begonnen. Maar deze keer is het niet zoals altijd. Het corona-virus houdt ons nog stevig in de greep. We pendelen wat heen en weer tussen versoepeling en verscherping van de maatregelen.

Hoe ben je daar als christen onder? Waar stel je je vertrouwen op?

Ik stel mijn vertrouwen op de Heer, mijn God.

Want in zijn hand ligt heel mijn levenslot.

Dat klinkt vroom.

Maar tegelijk vertrouw ik ook op de medische wetenschap. Zij hebben verstand van het grillige verloop van virussen.

En ik vertrouw op onze overheid. Want je kunt veel van onze regering zeggen, maar in tegenstelling tot Wit-Rusland en heel veel andere landen, zoekt onze overheid wel het goede voor haar burgers. Ze staat in dienst van God en is er voor uw welzijn, zegt Paulus in Rom. 13:4a.

Ook vertrouw ik op de mensen om mij heen. Er zijn altijd uitzonderingen, maar het overgrote deel van de Nederlanders begrijpt heel goed dat de meeste maatregelen echt nodig zijn om een tweede corona-golf te voorkomen of, waar die al aangebroken is, door te komen.

Tenslotte vertrouw ik op mijn gezonde verstand. Dat zegt mij dat er in de laatste week van september de besmettingen in o.a. Zeeland (96), Friesland (373) en Drenthe (339) relatief laag zijn (tussen de 25.0 en 68.7 per 100.000), maar in de regio’s Amsterdam (2.669), Rotterdam (2.208) en Den Haag (1.950) erg hoog (tussen de 166.8 en 249.3 per 100.000). En mijn gezonde verstand zegt mij ook, dat ‘thuis’ zo’n 2.400 keer (= 57%), ‘familie+vrienden’ + ‘werk+school’ elk ruim 600 keer (= samen 28%) en ‘vrije tijd+uitgaan’ dik 500 keer (= 12%) vooral een virushaard zijn, terwijl ‘een religieuze bijeenkomst’ in de laatste week van september slechts 4 keer (= 0,4%) de vermoedelijke oorzaak van besmetting was.

Maar al dat vertrouwen in mensen, van de overheid tot aan mijzelf, is een wankele basis als dat eerste er niet is: Ik stel mijn vertrouwen op de Heer, mijn God. Want in zijn hand ligt heel mijn levenslot.

Dus let ik vooral op wat Jezus, mijn Heer, mij te zeggen heeft, nu we nog met de dreiging van het coronavirus te maken hebben. Daarbij moet ik vooral denken aan deze woorden van Hem:

“Maak je dus geen zorgen over de dag van morgen,

want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben.

Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.”

Vaak zeggen christenen: je hoeft je geen zorgen te maken voor de dag van morgen, want Jezus heeft gezegd dat als God voor de vogels en de bloemen zorgt, Hij zeker ook voor jou zal zorgen. En dat is ook zo. Dat zegt Jezus ook.

Maar hier geeft Jezus een hele andere reden. Hier zegt Hij: je mag je wél zorgen maken, maar hou het wel binnen de perken. Je kunt allerlei scenario’s uitdenken voor hoe het morgen en volgende week en de komende maanden gaat, maar, zegt onze Heer: Bewaar die zorgen maar voor morgen. Je hebt het al moeilijk genoeg met vandaag. (Bijbel in Gewone Taal).

Ik ben blij met deze woorden van Jezus.

Zorgen maken mág.

Want het leven is niet altijd makkelijk, het christelijke geloof is geen zoetsappig verhaaltje waarin het goede het altijd en overal wint van het kwade, en als gelovige lukt het mij vaak niet om de lastige dingen van het leven altijd met goede moed te dragen omdat de Heer alle zorgen van mij wegneemt. Nee, het leven is soms loodzwaar en dan is er maar één overlevingsstrategie: eerst maar eens deze dag zien door te komen. En wie geeft dat advies? Jezus Zelf nota bene! Zo goed kan Hij Zich inleven in onze situatie. Zo goed kan Hij meevoelen met wat iemand allemaal moet ondergaan. Onze Heer is niet wereldvreemd, maar kent de rauwe werkelijkheid van het leven uit eigen ervaring.

‘Zie eerst maar eens deze dag door te komen’, zegt Jezus dus, ‘en doe dat in vertrouwen op Mij’. Misschien betekent dat wel, dat je als christen redelijk relaxed met al het corona-nieuws kunt omgaan. We mogen alweer enkele maanden overal in Nederland kerkdiensten met 100 mensen of meer houden. Die vormen dankzij alle voorzorgsmaatregelen nagenoeg geen voor de gezondheid, blijkt telkens weer. We mogen daarbuiten om elkaar ook nog steeds in groepen van 30 binnen en groepen van 40 buiten ontmoeten. En veel voor activiteiten met kinderen of tieners van 12-17 jaar oud mogen nog steeds doorgaan. Als volgende week of volgende maand de situatie negatief verandert, is dat het ‘eigen kwaad’ van die periode en nemen we nieuwe maatregelen.

Geen zorgen voor de dag van morgen, zegt Jezus.

Ik stel mijn vertrouwen op de Heer, mijn God, zingen we.

Dan blijft het spannend. Er is geen enkele reden voor een ‘schijt-aan-corona-houding’. Hou je aan de maatregelen en adviezen.

Tegelijk weet ik dat God zorgt. Er is ook geen reden om aldoor krampachtig ‘Better safe than sorry’ te roepen. Wat kan kan, en wat mag mag.

En net zo belangrijk is: Laat iedereen zijn of haar eigen overtuiging volgen. (Rom. 14:5)

Orgaandonatie en de visie op de overheid

‘Je bent nogal uitgesproken’ en ‘Je neemt christenen die er anders over denken niet serieus’ zijn een paar reaktie die ik gehoord heb in het afgelopen jaar als het over de nieuwe wet op de orgaandonatie gaat. Dat vind ik jammer. Ik heb een sterke overtuiging als het om orgaandonatie gaat. Zoals ik iemand eens hoorde zeggen: ‘Je krijgt het leven als geschenk van God en mag er na je leven nog iets van doorgeven aan een ander.’ Andere christenen denken daar anders over. Laatst sprak ik nog iemand die op grond van 1 Korintiërs 3:16-17 tegen orgaandonatie is. Ons lichaam is namelijk een tempel van de Heilige Geest, en daarom kon hij er niet toe komen om na zijn dood iets uit zijn lichaam weg te laten halen. In diezelfde week sprak ik ook iemand die met bijna de zelfde argumentatie op grond van 1 Korintiërs 6:19-20 van mening is dat je na je overlijden God ook nog kunt verheerlijken met je lichaam door orgaandonor te worden. Ik denk dat we elkaar daarin moeten respecteren, omdat het een zaak van christelijke vrijheid is wanneer je aangeeft wel of geen donor te willen zijn.

Op 21 februari interviewde het CIP (het digitale Christelijk Informatie Platform) me over mijn standpunt als het om orgaandonatie gaat. Het artikel is hier te lezen. Het zou interessant zijn om nog eens na te denken over de visie die christenen hebben op de overheid. Volgens mij geldt nog steeds wat Paulus schrijft: “Iedereen moet het gezag van de overheid erkennen, want er is geen gezag dat niet van God komt; ook het huidige gezag is door God ingesteld. Wie zich tegen dit gezag verzet, verzet zich dus tegen een instelling van God (…), want ze staat in dienst van God en is er voor uw welzijn” (Rom. 13:1-4). Dat een overheid soms anders beslist en besluit dan wij graag willen, is in deze moderne, mondige tijd blijkbaar ook voor christen slecht te verteren. Dan wordt de overheid al snel gezien als een tegen-instantie. Dat lijkt mij niet juist. Als dat de houding van veel christenen wordt, zal het zich tegen de christelijke kerk keren, ben ik bang. Tenminste, daar waarschuwt Paulus in de Romeinenbrief en in de eerste brief aan Timoteüs voor.

Dit was mijn laatste blogje over orgaandonatie. Laat ieder naar eer en geweten en op grond van zijn of haar geloof in alle vrijheid een keus maken. Juist nu de overheid ons daartoe met nog meer klem oproept.