In mijn vakantie lees ik het liefst een paar ontspannen boeken zoals historische non-fictie of een detective-serie. Deze zomer heb ik de twee dikke pillen ‘Trinity’ (1976) en ‘Verlossing’ (1995) van Leon Uris uitgelezen. De eerst had ik jaren geleden al eens gelezen. De tweede had ik tot nu toe gemist, maar was ook de moeite van het lezen waard, hoewel er iets minder een duidelijke lijn inzit als in Trinity.
In beide boeken staat de Ierse strijd om onafhankelijkheid in de jaren 1885 – 1916 centraal. Fictieve hoofdpersonen worden in een historisch kader gezet. Leon Uris belicht de Ierse kwestie wel heel erg vanuit het recht op vrijheid van de Ieren. Maar als ook maar de helft van wat hij beschrijft waar is, begrijp ik heel goed waarom veel Nederlanders ruim 100 jaar geleden geen enkele sympathie hadden voor de Engelsen. Ierland is echt eeuwenlang als wingewest uitgebuit door Engeland en de bevolking ontzettend gekleineerd en onderdrukt.
Drie broers uit de katholieke familie Larkin spelen in beide boeken een belangrijke rol. De oudste zoon, Conor, gaat aktief in het verzet tegen de Engelse bezetters. De tweede zoon, Liam, houdt zich buiten alle tweestrijd en emigreert naar Nieuw-Zeeland, maar zijn zoon Rory treedt in de voetsporen van zijn oom Conor. De derde zoon, Dary, wordt priester en wil alleen op geweldloze manier het recht op een vrij en zelfstandig Ierland steunen.
Een priester over het celibaat
In het tweede deel wordt Dary verliefd op Rachael, de dochter van een adellijke Ierse vrijheidsstrijdster. Hij vraagt uiteindelijk aan zijn bisschop om het priesterschap te mogen neerleggen zodat hij met Rachael kan trouwen. Hij kan ook niet meer achter het celibaat van de rooms-katholieke kerk staan.
Op dit punt moest ik denken aan de huidige crisis in de rooms-katholieke kerk vanwege alle schandalen rondom seksueel misbruik door priester en bisschoppen die telkens weer opduiken. Paus Franciscus heeft zich daar, toen hij deze maand (augustus 2018) in Ierland op bezoek was, uitvoerig voor verontschuldigd en om vergeving gevraagd.
Ik vond het treffend hoe Leon Uris in 1995 onder woorden brengt wat er nu precies zo erg is aan het verplichte celibaat voor priester in de rooms-katholieke kerk. Leon Uris laat het priester Dary Larkin zeggen als hij voor de keus staat om de relatie met Rachael te verbreken of om als priester uit te treden. Tegen Rachael zegt hij dan het volgende:
“Mijn leven lang ben ik door de Kerk volgestopt, doordrenkt met de zonde tussen man en vrouw. (…) Voor sommige priesters is kuisheid een geschikte manier van leven. Dat zij zo. Maar ik heb de besten van onze soort dronkaards en erger zien worden. En wat me echt heeft verscheurd is dat een priester een alcoholist kan zijn, dat hij met jongetjes kan spelen, maar dat God hem heeft verboden een vrouw aan te raken. Dat is onze grootste zonde. En dan die verdomde schijnheiligheid van de Kerk, die het wegmoffelt en zich zelfs tegen onze slachtoffers keert. (…) De waarheid is: ZE HEBBEN TEGEN ME GELOGEN. Het kan Gods wil niet zijn dat de man celibatair blijft. (…) De liefde tussen man en vrouw is de hoogste lof die je God kunt toezwaaien. (…) Ik wil priester zijn – maar om de beste priester te zijn die ik kan zijn, heb ik jou als mijn vrouw nodig.”
Leon Uris laat priester Dary nog een paar dingen zeggen over de Kerk die van priesters geslachtsloze mensen maakt om ze met lichaam en ziel slaaf te maken van de Kerk en die op alle vragen antwoordt dat men het dogma van het celibaat zonder vragen moet accepteren.
Hoe dan ook, deze passage raakte mij vanwege de aktualiteit van vandaag. Als christenen worden we allemaal aangekeken op de schandalen van seksueel misbruik die in de rooms-katholieke kerk telkens weer opduiken. In de media en door de meeste niet-gelovigen worden zijn alle kerken één pot nat en is de paus het schijnheilige opperhoofd van al die hypokriete christenen die een totaal verwrongen kijk op seksualiteit hebben. Voor de buitenwereld maakt het niet meer uit of je gereformeerd, protestants, evangelisch of katholiek bent.
Geen verplicht celibaat meer
Toen ik op me liet inwerken wat Dary Larkin over het celibaat zegt, bedacht ik opeens het volgende: het is allemaal mooi en prachtig wat paus Franciscus zegt en doet. Hij verdient echt meer credits dan de vele kritische reakties die hij uit de seculiere hoek krijgt. Maar volgens mij kan de paus en met hem de rooms-katholieke kerk maar op één manier echt een overtuigende stap zetten om te laten zien dat men diep berouw heeft over al het seksueel misbruik binnen de kerk. En dat is door te verklaren dat de kerk eeuwenlang gedwaald heeft door het celibaat verplicht op te leggen aan priesters van de kerk. Zolang het celibaat niet wordt afgeschaft, blijven oprechte woorden mooie woorden en is het dweilen met de kraan open als het om het bestrijden van seksueel misbruik in de kerk gaat. Want dan onthoudt de kerk aan zijn voorgangers het mooiste geschenk dat God Zelf in de schepping gelegd heeft en waar Adam zo enthousiast van zong: de liefde tussen man en vrouw. Je hebt gelovigen die daar zonder kunnen, zoals Paulus. Maar hij zag het celibaat dan ook als een gave voor sommigen; niet als een verplichting voor allen.
In 2 Koningen 5 staat het verhaal over de wonderlijke weg die de HERE met Naäman is gegaan. In dit artikel wil ik speciaal aandacht vragen voor de verzen 18 en 19. Naäman heeft net gezegd dat hij in het vervolg alleen nog maar offers voor de HERE wil brengen. Daarom wil hij graag zoveel ‘gewijde grond’ meenemen naar Damaskus als twee ezels kunnen dragen. Dat is geen kwestie van bijgeloof. Integendeel: Naäman brengt daarmee tot uitdrukking, dat hij echt gelooft in de God van Abraham, Isaak en Jakob, die zich door zijn verbond aan het volk en het land Israel verbonden heeft.
Op dit pamflet heeft Marnix van St. Aldegonde (de vermoedelijke dichter van ons Wilhelmus) gereageerd. Pas veel later is een manuskript van hem ontdekt en uitgegeven met de titel: Vande beelden aff geworpen inde Nederlanden in Augusto 1566. Marnix gaat uitvoerig in op het voorbeeld van Naäman. Volgens Marnix is het heel duidelijk dat Naäman na zijn genezing in geen andere God op aarde gelooft dan de God van Israel. Daarom heeft hij (Naäman dus) er ook grote moeite mee, om in Damaskus de tempel van Rimmon binnen te gaan en daar zelfs te knielen. Toch zal hij wel moeten, omdat de koning op zijn schouders wil leunen bij het aanbidden van Rimmon. Daarvoor vraagt Naäman Elisa bij voorbaat om vergeving, en die wordt hem ook door Elisa verleend.
Marnix haalt dan een voorbeeld uit zijn tijd aan. De keurvorst van Saksen moest regelmatig het zwaard van de keizer van het Duitse Rijk dragen bij belangrijke gebeurtenissen. Dat moest hij ook doen, als de keizer de mis bijwoonde. Maar de keurvorst liet iedereen weten (via een ‘openbare protestatie’) dat hij de mis en al wat daar plaatsvond, voor een godslasterlijke afgoderij hield. Toch wilde hij wel in zo’n kerkdienst aanwezig zijn, maar niet om daar de ware God te aanbidden of ook maar enigszins de afgoderij die in mis plaats vond goed te praten, maar enkel vanwege zijn burgerlijke en politieke verplichtingen tegenover de keizer.
Afgodendienst en de rooms-katholiek mis worden door Marnix met elkaar op één lijn gesteld. Is dat uit reaktie op de felle vervolgingen van die tijd, omdat elke niet-rooms-katholieke ketter door Rome op de brandstapel werd gebracht? Of is het nog steeds terecht, om met Zondag 30:80 van de Heidelbergse Catechismus te zeggen, dat de roomse mis in de grond van de zaak niet anders dan een verloochening van het enige offer en lijden van Christus en een vervloekte afgoderij. Let wel: in de grond van de zaak betekent, dat je nagaat, wat de mis ten diepste is; het betekent niet, dat je iedere rooms-katholieke gelovige als een vervloekte afgodendienaar typeert (dat doet de catechismus ook niet, in tegenstelling tot het concilie van Trente in die tijd. Dat sprak wel uit, dat iedereen die de ketterse ideeën van de ‘nije leere’ aanhing, of men nu luthers, calvinistisch of dopers was, ook persoonlijk vervloekt was).
Bijvoorbeeld als nieuw-vrijgemaakte in een trouwdienst van de gewone vrijgemaakte kerk? Of als protestants-gereformeerde bij een overdoop-dienst in een evangelische gemeente? Of als christen bij een iftar-maaltijd tijdens of op het suikerfeest aan het eind van de ramadan? Mag dat dan alleen maar wanneer je expliciet uitspreekt tegen welke dwalingen je bezwaar hebt en hoe de HERE God volgens jou wel wil dat iedereen Hem dient?