THOMAS – de twijfelende geloofsheld

‘Wat ben jij toch een ongelovige Thomas!’ Die opmerking kreeg ik wel eens te horen van mijn ouders of mijn vrienden als ze iets vertelden waarvan ik zei: ‘Dat kan niet waar zijn!’

Thomas, de elfde apostel, vond dat ook. Jezus die uit de dood is opgestaan? ‘Dat kan niet waar zijn!’

Iedereen kent momenten en tijden van twijfel. Ook als je christen bent.

Stel jezelf, voor je verder leest, de vraag eens: Waar twijfel ik als christen wel eens aan?

Volgens mij kun je drie soorten twijfel onderscheiden.

Twijfel van het verstand

Dan vraag je je af: ‘Ik weet niet zeker of het geloof waar is.’

Bijbelse voorbeelden hierbij zijn:

  • Sara lachte toen de HERE haar en haar man Abraham een zoon beloofde.
  • Johannes de Doper vroeg zich in de gevangenis af of Jezus wel echt de beloofde Messias was.
  • Thomas die eerst harde bewijzen wilde zien dat Jezus was opgestaan.

Deze vorm van twijfel kan de volgende oorzaken hebben:

  1. Je hebt een gebrek aan inzicht. Advies: Maak meer werk van je geloofskennis.
  2. Je hebt onbewust een verkeerd beeld van God. Advies: Lees je de Bijbel om God beter te leren kennen.
  3. Je weet het beter en roept God ter verantwoording. Advies: Bekeer je van je eigenwijsheid.

Je hoeft ook niet eerst met je verstand te bewijzen dat God bestaat, voordat je in Hem kunt geloven. Het is eerder omgekeerd: het geloof beïnvloedt en corrigeert je denken.

Twijfel van het gevoel

Dan vraag je je af: ‘Ben ik wel een goede gelovige? Wat merk ik van God?’

Bijbelse voorbeelden hierbij zijn

  • De dichters van de Psalmen. Asaf worstelt in Psalm 73 met de vraag waarom niet-gelovigen het vaak beter hebben dan gelovigen. David voelt zich in Psalm 10 echt door God in de steek gelaten.
  • Petrus die over het water naar Jezus toeliep, maar begon te zinken toen hij meer op de omstandigheden dan op Jezus lette.
  • De leerlingen na Pasen: tot aan de hemelvaart van Jezus kunnen ze het vaak niet geloven dat Jezus echt is opgestaan.

Deze vorm van twijfel kan de volgende oorzaken hebben:

  1. Je beseft hoe klein en nietig je bent. Advies: Kijk van jezelf af naar God: Hij wil je hemels Vader zijn.
  2. Je loopt tegen je eigen tekorten en zondigheid aan. Advies: Kijk van jezelf af naar Jezus: Hij wil je Redder zijn.
  3. Je voelt zo weinig bij het geloof en ervaart een gebrek aan ‘beleving’. Advies: Kijk van jezelf af naar de Heilige Geest: Hij wil je Motivator zijn.

Het is ook niet nodig om eerst een goed gevoel of een bijzondere ervaring te hebben om echt in God en Jezus te geloven. Het is eerder omgekeerd: geloven is een kwestie van vertrouwen dat als je in het diepe springt, God je zal opvangen.

Twijfel van de wil

Dan vraag je je af: ‘Wil ik wel in God en Jezus geloven?’

Bijbelse voorbeelden hiervan zijn:

  • Jona weigerde naar God te luisteren en vond Hem veel te ‘soft’ tegenover de inwoners van Nineve.  
  • De rijke jonge man wilde geen afstand van zijn bezit doen om Jezus te volgen.

Deze vorm van twijfel kan de volgende oorzaken hebben:

  1. Je wilt niet vóór God en Jezus kiezen, want dat kost je te veel. Advies: Blijf je afvragen: hoe belangrijk is het geloof echt in mijn leven?
  2. Je gelooft niet (meer) in God, maar durft het niet openlijk toe te geven. Advies: Wees eerlijk en maak een keus: wél of níet met God verder gaan.

De vraag of je wilt geloven is de meest diepgaande vorm van twijfel. Wil je zeker zijn van het bestaan en het nut van God, dan moet je Hem zoeken met heel je hart.

Terug naar Thomas. Hij wordt vaak de twijfelende gelovige genoemd. Daarmee doen we Thomas tekort, vind ik. Hij is meer dan een twijfelende gelovige. Voor mij is hij de twijfelende geloofsHELD.

Waarom? Omdat hij in zijn twijfel God en Jezus niet kwijt wil. Hij blijft zoeken naar het antwoord op zijn vragen. Hij blijft ook zijn mede-gelovigen opzoeken die wel zeker zijn van hun geloof. En, wat ook belangrijk is: Thomas wil zich laten overtuigen. Als dat eenmaal gebeurd is, komt hij daar ook openlijk voor uit door te zeggen: ‘Jezus, U bent mijn Heer en mijn God!’

Daarom is Thomas voor mij een held. Hij twijfelt echt. Maar hij blijft zoeken. Zijn twijfel is geen verkapt ongeloof, maar een oprecht verlangen om te geloven. Bij Thomas zie je wat het resultaat is van de woorden die Jezus eens sprak: Zoek en je zult vinden!

Om te lezen en over na te denken / door te praten: Jakobus 1:5-8 en Markus 9:17-29

1/ Welke vormen van twijfel tref je in deze twee bijbelgedeeltes aan?

2/ Welke daarvan herken je bij je zelf?

3/ Welke oplossingen dragen Jakobus en Jezus aan om je twijfel te overwinnen?

Zekerheid diep van binnen

“Ons bestaan op aarde is als een schaduw, zonder enige zekerheid.” Ergens in de Bijbel kwam ik deze uitspraak tegen. Het klinkt misschien gek, maar zo’n Bijbeltekst grijpt mij aan, meer dan voorheen. Of misschien is het ook wel niet zo gek.

‘Ons bestaan op aarde is als een schaduw’: daar zijn we in de afgelopen anderhalf jaar wel achter gekomen. Ondanks al onze medische kennis en kunde krijgen we het grillige corona-virus maar slecht onder controle. Terwijl we dachten dat we alles onder controle hadden, worden we keihard met onze kwetsbaarheid geconfronteerd.

Zoek de zonzijde- de les van de zonnebloem
Een jonge zonnebloem begint de dag kijkend naar het oosten. In de loop van de dag draait zij naar het westen. In de nacht draait ze terug naar het oosten… Zo doet ze energie op voor de groei.
Als de bloem volgroeid is, blijft ze naar het oosten gericht – want insecten houden van warme bloemen en de oostelijke richting vangt de meeste zon vanaf het begin van de dag. Hoe onvoorstelbaar wonderlijk!    
Foto en tekst bij de foto: Karla Leeftink-Huizinga

‘Ons bestaan op aarde is zonder enige zekerheid’: ook daar lopen we steeds meer tegen aan. Of het nu in het groot om het klimaat of om de vluchtelingencrisis gaat. Of in ons eigen land om de gevolgen van de stikstofcrisis of de vastgelopen woningmarkt. Ondanks onze welvaartsstaat neemt de onzekerheid toe. Is er nog ruimte voor boeren, tuinders en vissers in Nederland? Hoe lang moet ik als werkende jongere noodgedwongen bij mijn ouders blijven wonen of als jong gezin op een te klein appartementje vier hoog?

Als christen geloof ik dat God ‘in control’ is. Maar tegelijk maak ik mij vaak zorgen en slaat de onzekerheid toe.  Hoe ga ik daarmee om?  In de Bijbel laat God mij weten dat die twee tegenstrijdige gevoelens er allebei zijn mogen. Neem Psalm 107. Die psalm begint en eindigt met de zekerheid dat God goed is en dat zijn trouw eeuwig duurt. Wie wijs is, weet dat en looft de HERE daarom. (vers 1 en 43)

Daar tussen in gaat het in Psalm 107 juist heel vaak over de angst en de onzekerheid die mensen wereldwijd bij de keel grijpt, uit alle landen, uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden. (vers 3)Is dat niet vreselijk actueel? Wereldwijde angst en onzekerheid?

In de rest van de psalm gaat het om vier verschillende situaties, waarin de angst mensen in de greep heeft.

Eén situatie past heel goed bij onze moderne samenleving. Het gaat dan over schepen die de zeeën bevaren om handel te drijven met verre landen. Economie en welvaart zijn de pijlers waarop wij vandaag onze zekerheid bouwen.

Maar dan, zegt Psalm 107: Op Gods bevel ging het stormen, hoog verhieven zich de golven. Schepen werden opgetild tot de hemel en vielen weer neer in de diepte. Iedereen verging van ellende. Ze zwaaiden op hun benen alsof ze dronken waren. Ze waren ten einde raad. (vers 25-27)

Dat zijn pittige uitspraken. God heeft dus de hand in hoe de dingen lopen in de wereld, in de politiek, in de samenleving en in mijn leven. Maar op welke manier?

Ik zie het vooral zo: God roept mensen steeds weer bij de les.

Hoeveel mensen leven in onze tijd niet aan God voorbij?

Hoeveel mensen vertrouwen op andere dingen dan op God?

Hoeveel mensen zoeken hun zekerheid bij de wetenschap in plaats van bij God?

En hoe vaak geldt dat ook voor mij?

En dan plotseling … waait er een virus uit China over heel de wereld; … neemt de polarisatie in de samenleving toe; … zorgen nieuwe regels en plannen van overheid voor veel verwarring en onduidelijkheid.  Meteen is het zelfvertrouwen weg. De onzekerheid slaat toe.

Wat doe je dan als christen? In Psalm 107 staat: Zij riepen in hun angst tot de HERE en Hij redde hen uit vele gevaren. Hij bracht de storm tot zwijgen, de golven gingen liggen. Groot was hun blijdschap dat de zee tot rust kwam. De HEER bracht hen naar een veilige haven. (vers 28-30)

Later, in het Nieuwe Testament, laat Jezus weten, dat Hij in de storm erbij is. Zelfs als Hij slaapt, heeft Hij alles maximaal onder controle. Als Hij afwezig lijkt, komt Hij op het cruciale moment toch aanlopen.

Is dat een zekerheid die we in de hand hebben? Nee, tenminste, ik ervaar dat lang niet altijd zo. Maar ik geloof wel, dat als je Jezus kent en op God vertrouwt, je anders met angst en onzekerheid omgaat. Want dan weet je: In U, Heer, heeft mijn hart zijn zekerheid. Dat is vers 5 uit de berijming van Psalm 57. David heeft die psalm gedicht toen hij voor Saul op de vlucht was. Hij was zijn leven niet zeker. Wat hij dan doet is zich steeds weer tot God keren: Wees mij genadig, God, wees mij genadig, want bij U is mijn leven geborgen. In de schaduw van uw vleugels zal ik schuilen, tot het doodsgevaar geweken is. Ik roep tot God, de Allerhoogste, tot God, die mij beschermt. Uit de hemel zal Hij hulp sturen. Ja, God stuurt mij zijn liefde en trouw.

En omdat hij God zo kent, kan hij zelfs in die situatie zingen: Mijn hart is gerust, o God, mijn hart is gerust, ik wil voor U zingen en spelen. Ontwaak, mijn ziel, ontwaak met harp en lier, ik wil het morgenrood wekken.

De ene keer kan ik mij daar gemakkelijk aan overgeven. De andere keer gaat dat stukken moeilijker. Dat zal bij jou niet anders zijn. Laat je dan bemoedigen door wat Johannes schrijft: Wij kunnen ons vol vertrouwen tot God wenden, in de zekerheid dat Hij naar ons luistert als we Hem iets vragen. (1 Joh. 5:14)

Dan doe je hetzelfde als de zonnebloem. Die is aan het begin van de dag altijd gericht op het oosten. Ze ‘wekt het morgenrood’, want ze weet dat daar de zon opkomt, die voor warmte en energie zorgt.

Zonder zon is er geen licht en geen groei. Zonder geloof in God is ons bestaan als een schaduw, zonder enige zekerheid. Schep in mij, God, een hart dat leeft in ’t licht, geef mij een vaste geest, die diep van binnen, zonder onzekerheid U blijft beminnen. (Psalm 51:5 berijmd).

Zoek de zonzijde- de les van de zonnebloem
Een jonge zonnebloem begint de dag kijkend naar het oosten. In de loop van de dag draait zij naar het westen. In de nacht draait ze terug naar het oosten… Zo doet ze energie op voor de groei.
Als de bloem volgroeid is, blijft ze naar het oosten gericht – want insecten houden van warme bloemen en de oostelijke richting vangt de meeste zon vanaf het begin van de dag. Hoe onvoorstelbaar wonderlijk!    

Eerder verschenen in Verbinding – informatiemagazine van Christen Contact Agrarisch (CCA) en CGMV agrariërs, 6e jaargang, nr. 3, oktober 2021

Zo rijk als Job – een levensles

Aan het verhaal van Job hebben we drie uitdrukkingen overgehouden:  ‘een jobstijding’, een ‘jobsgeduld’ en ‘zo arm als Job’. Samen karakteriseren ze het leven van Job. Zo lijkt het tenminste. Maar in het verhaal van Job gaat het om iets anders: verlang ik er ook naar om net zo rijk als Job te zijn?

Jobstijdingen

Wie het verhaal van Job kent, weet, dat Job op één en dezelfde dag te maken krijgt met twee terreurakties en twee natuurrampen. Twee roofbendes nemen al het vee en alle kamelen mee en doden al het personeel. Een verwoestende bliksem uit  de hemel zorgt voor een steppebrand waarin alle schapen en geiten + de herders omkomen. En als ergste eindigt het feest waar al Jobs kinderen bij elkaar zijn in een drama, omdat een orkaan het huis totaal verwoest.

Dat zijn dus vier echte jobstijdingen. Op één dag. Stel je je dat eens voor! Zo heeft Job alles, zo heeft hij niets meer. En hij snapt er niets van. Want hij kende niet het verhaal achter het verhaal. Het verhaal van de krachtmeting tussen satan en God. Satan, die God uitdaagt om Job te testen.

Waarom geloven mensen?

Waarom geloven mensen? In het boek Job zegt de duivel: mensen geloven omdat ze door God gezegend willen worden. Of omdat ze bang zijn om in de hel te komen. Geloven is dus eigenbelang. Dat is wat de duivel tegen God zegt. Kijk maar naar Job. Die heeft van U alles gekregen wat zijn hartje begeert. Geen wonder dat hij zo gelovig is.

Zou dat zo zijn? Zou dat, als het er op aan komt, echt zo zijn bij alle mensen? Ja, bij jou en mij? Je gelooft, omdat je iets van God wilt krijgen? Nu – zegen in dit leven. Of straks – als ik maar in de hemel kom? Dan is geloven eigenbelang. En heeft God ongelijk als Hij zegt, dat Job een oprechte en eerlijke gelovige is. Het is opmerkelijk dat God de duivel toestemming geeft om Jobs geloof te testen. Dat lijkt mij een behoorlijk risiko. Hoe weet je nou zeker dat iemands geloof het uithoudt als het heel erg moeilijk wordt? Als je de ene jobstijding na de andere mee moet maken?

Ergens verderop in het boek Job vind je het antwoord. In Job 19 kun je lezen wat Jobs diepste vertrouwen was.  Daar zegt hij: ‘De hand van God heeft mij getroffen, God heeft zich tegen mij gekeerd. Ik schreeuw: “Onrecht!”- maar krijg geen antwoord. Ik roep om hulp – maar vindt geen recht.’ Job kan maar niet begrijpen, waarom dit leed hem moet treffen. Hij snapt helemaal niets van de weg die God met hem gaat. Toch zegt hij dan plotseling: ‘Maar dit weet ik:  mijn Redder, mijn Verlosser leeft en Hij zal tenslotte hier op aarde ingrijpen. Hoezeer mijn huid ook geschonden is, toch zal ik in dit lichaam God aanschouwen. Ik zal Hem aanschouwen, ik zal Hem met eigen ogen zien, ik, geen ander, heel mijn binnenste smacht van verlangen.’ Job verwacht het dus niet eens meer van zijn geloof – want uit eigen kracht kun je zoveel leed niet dragen. Maar hij gaat met al z’n vragen, moeiten, opstandigheid en zelfs verwijten naar God toe. En heeft maar één houvast: een externe Verlosser – God zelf! Hij verwacht uitkomst van de God die hij niet begrijpt! Tenminste … bepaalde dingen begrijpt Job wel, en ook nog beter dan zijn omgeving. Aan het begin bijvoorbeeld. Na de eerste jobstijdingen – dan is Job in mijn ogen zo super gelovig. ‘Naakt ben ik uit de schoot van mijn moeder gekomen en naakt zal ik in de schoot van de aarde terugkeren. De HERE heeft gegeven, de HERE heeft genomen, de naam van de HERE zij geprezen.’ 

Hoe kun je dat nou zeggen als je zulke dingen mee hebt gemaakt? Zelf heb ik in mijn leven eigenlijk maar drie jobstijdingen meegemaakt. Allemaal in het rampjaar 1994. Eentje, de eerste, was persoonlijk. In Zeeuws-Vlaanderen, waar we toen woonden, kregen we het bericht dat mijn vader totaal onverwacht overleden was aan een hartstilstand, twee dagen voor z’n 57e. We zouden dat weekend voor zijn verjaardag naar het hoge Noorden, naar Oldehove toe. We kwamen voor zijn begrafenis. Nog geen twee maanden later werd ik als predikant geroepen bij de moord op een vrouw van achter in de 20, die op klaarlichte dag door haar drugsvriend was neergeschoten. Een echt familie-drama. Haar ouders waren lid van een GKV-kerk een plaats verderop zonder eigen predikant.  In de meest besloten familiekring heb ik die begrafenis mogen leiden. En tenslotte, nog een maand later, de zomervakantie was al begonnen, werd ik in nog een andere buurgemeente bij een derde sterfgeval geroepen.  Een jongen van 18 fietste met zijn zus van het strand naar huis en werd door de bliksem dodelijk getroffen. Voor die begrafenis –de eigen predikant kwam er voor terug– hadden de ouders als tekst deze woorden van Job gekozen: ‘De HERE heeft gegeven, de HERE heeft genomen, de naam van de HERE zij geloofd.’ En dat meenden ze echt, ook al wisten ze best wel, dat ze dat niet altijd zo zouden ervaren. Maar op dat moment wél. Net als Job, want daarvan lezen we, dat hij ondanks al die rampspoed niet zondige en God geen enkel verwijt maakte. En ook niet, nadat hij doodziek en vanwege besmettingsgevaar door  alle mensen, inklusief zijn eigen vrouw, in de steek gelaten was. Ook toen zondigde Job ondanks alles niet en sprak hij geen onvertogen woord. In de oudere bijbelvertaling staat: ‘Job zondigde met zijn lippen niet’ – want hij zat wel degelijk vol met vragen, maar hij kon en wilde het niet over zijn hart verkrijgen om God de schuld te geven of de rug toe te keren.

Hoe kan dat? Ook al is het altijd makkelijk praten, want alleen wie ervaringsdeskundige is heeft recht van spreken , toch durf ik er wel wat van te zeggen. Job wist, toen hij alles kwijt raakte, dat alles wat je krijgt op aarde, een kado van God is. Alle dingen die je krijgt, zijn niet van jezelf. Je hebt het van God gekregen. En je hebt het uit genade gekregen. Onverdiend. En dus besefte Job heel goed: wat God geeft, kan Hij ook weer terugnemen. Zonder opgaaf van redenen. Het is bij aardse zegeningen niet zo: eens gegeven blijft gegeven. Wat God wel belooft is dit: vergeving van zonden en eeuwig leven dankzij een Verlosser en Redder die leeft – Jezus Christus. Daarvan geldt bij God: eens beloofd blijft beloofd. En als je dat kunt blijven geloven, ook na zware jobstijdingen, kun je daar ook God om loven en prijzen. Job zegt namelijk: ‘de naam van de HERE zij geprezen / geloofd.’  Job dankte God dus niet voor alle rampspoed. Dat zou pas echt wreed zijn, als je als christen God voor alle ellende die je overkomt moet bedanken. Dat zegt bijvoorbeeld de Heidelbergse Catechismus ook niet als het om tegenspoed gaat. Nee, in tegenspoed geduldig en in voorspoed dankbaar. Waarom? Omdat je voor de toekomst zeker mag weten dat niets je uit Gods hand kan rukken, omdat God van je houdt dankzij de Verlosser en Redder die leeft, Jezus Christus.

God (niet) kunnen verklaren

Als je dat bedenkt, snapt je ook iets beter de tweede reaktie van Job, tegenover zijn vrouw. Die vrouw van Job lijkt op de drie eerste vrienden van Job. Ze redeneren allebei precies omgekeerd, maar het komt eigenlijk op hetzelfde neer wat zij doen. Mevrouw Job zegt: als God zó iets doet, en jij bent zó gelovig – kap er dan maar mee, want dan is God onrechtvaardig. De drie vrienden zeggen: als God zo iets doet, dan heeft Hij daar altijd een reden voor – dus voor de draad ermee, Job, waarin was jij onrechtvaardig? Alle vier hadden ze een redenering. Ze dachten, dat ze God konden narekenen. Mevrouw Job met een negatieve konklusie over God: die moet wel een wrede tiran zijn. De vrienden van Job met een negatieve konklusie over Job: die moet wel verborgen zonden hebben.

Weet je, ik denk dat de HERE God met het hele boek Job ons ook wil laten zien, dat je sommige dingen eenvoudigweg niet verklaren kunt. Job zelf zegt dat bijvoorbeeld heel duidelijk in Job 28. Daar gaat het over de wijsheid. Wijsheid is in het Oosten hetzelfde als de zin van het bestaan kennen. En dus een verklaring kunnen geven voor de gang van het leven. De vrienden van Job dachten dat ze het wel wisten. Die hadden de wijsheid en de waarheid in pacht. Maar in Job 28 zegt Job: ‘De wijsheid is verborgen voor de blik der levenden. Alleen God weet waar de wijsheid verblijft en alleen Hij kent haar wegen.’ En daar heb je het als mens maar mee te doen. In ontzag voor de Heer en door het kwade te mijden, zegt Job erbij.

In heel het boek Job zie je dan ook geen enkele verklaring aan Job zelf van het doel van zijn lijden. Job heeft zelfs niet bij benadering geweten, waarom al deze ellende hem moest overkomen.

Geen antwoord op de waarom-vraag

Daaruit mag je de konklusie trekken, dat we voorzichtig moeten zijn met oorzaak en gevolg. Soms is dat er wel. Als het om straf op de zonde gaat. Denk maar aan David en Batseba, of, in het groot, aan de zondvloed. Of als het gaat om Gods leiding gaat: soms snap je het achteraf, zoals bij Jozef, die later begreep dat God hem alvast vooruit naar Egypte gestuurd had.

Maar bij Job gebeurden alle rampen en ziektes die hem troffen, zonder reden, zegt God zelf tegen de duivel, hebben we gelezen. Dat kan heel veel vragen oproepen. En gevoelens. Ook Job liet horen wat hij er van vond. Onrechtvaardig! Dus vanuit zijn ellende zette hij een grote mond op tegen God. En dat was niet goed. Maar toch zegt God aan het eind tegen de drie eerste vrienden van Job: ‘Mijn dienaar Job heeft juist over Mij gesproken en jullie niet.’ Je kunt je dan afvragen: maar Job is in zijn klachten toch ook erg brutaal richting God. Hij overschrijdt regelmatig de grenzen van de eerbied. Hij roept God ter verantwoording! Maar dat is wat anders, dan dat je God en zijn beleid denkt te kunnen verklaren. Dat hadden de drie vrienden gedaan. Die wisten het antwoord al: God zit goed en Job zit fout. Met al zijn vragen probeerde Job God wel God te laten. Maar zijn vrienden spanden God voor het karretje van hun eigen denkbeelden.

Oftewel: je kunt beter op de goede weg van het geloof struikelen, zoals Job, dan dapper voortmarcheren in de zelfgekozen richting van je eigen verklaringen, zoals de vrienden van Job.

Gods wegen en Gods plan

Na alle jobstijdingen en het hele proces wat hij daarna doormaakt, aanvaardt Job uiteindelijk dat God ons geen verklaring schuldig is voor de weg die Hij met ons gaat. Later zal God via de profeet Jesaja zeggen: ‘Mijn plannen zijn niet jullie plannen, en jullie wegen zijn niet mijn wegen.’ Maar Gods wegen en plannen komen uiteindelijk wel bij het doel uit: voor altijd bij God zijn. Onderweg overkomt ons goed en kwaad. Allebei, zegt Job, komen uit Gods hand! Dat is best wel een eye-opener voor mij geweest. Weet je waarom? Omdat Job hier eigenlijk zegt: blijf niet hangen in de ellende van vandaag. Bedenk ook, wat God je vroeger allemaal wél gegeven heeft. Het is niet eerlijk tegenover God om zijn zegeningen van gisteren buiten beschouwing te laten. Denk aan de uitdrukking die ik een keer als Visje tegenkwam: ‘Twijfel in het donker nooit aan wat je in het licht gezien hebt.’ Ik vind een mooie spreuk. Vuurtoren Borkum twijfel donker lichtEen tijdje geleden alweer waren Karla en ik “bie diek aan t Oethoester Wad”. Vanaf daar zie je het eiland Borkum met de vuurtoren . ’t Was tegen zonsondergang, dus in de eerste schemering begon de vuurtoren z’n lichtsignalen uit te zenden. Ik probeerde te ontdekken in welk ritme de vuurtoren z’n licht gaf. Want iedere vuurtoren heeft z’n eigen ritme. Na een tijdje kwam ik erachter dat die van Borkum in interval van 4 – 12 heeft. Elke 4e tel en daarna elke 12e tel geeft hij licht. En dan weer bij tel 16 en tel 28. Daar moest ik aan denken bij het levensverhaal van Job. Het is niet altijd licht in ons leven. Soms zelfs veel vaker donker (10 tellen) dan licht (maar twee keer 1 tel). Maar af en toe schijnt het licht wel! Zo is het in het leven van Gods kinderen ook. In de donkerheid schijnt wel het licht van Gods liefde. Dus staar je niet blind op je moeiten. Zelfs als je ze zelf niet meer kunt dragen, is God er nog. Want Hij was er vroeger ook. Toen waren we blij met God. Juichend en lovend trokken we op naar het huis van God – een feestende menigte. Als ik daaraan denk, zingen de Korachieten in Psalm 42+43, word ik weemoedig en verdrietig. Dus vraag ik me af: Waarom vergeet God mij? Waarom ga ik in het zwart, geplaagd door de vijand? Daar snap ik niks van. Waarom zit ik nu in zo’n diep, akelig zwart gat?  En toch, net als bij Job, klinkt er drie keer als refrein: ‘Vestig je hoop op God, mijn ziel. Eens zal ik Hem weer loven, mijn Verlosser en mijn God!’ Kijk, daar heb je alweer die Verlosser! Het zal eens ook weer licht worden! Want God laat jou en mij niet los.

Jaloers op Job

Dat brengt me bij die tweede uitspraak over Job. Je bent zo arm als Job. Nou, dat was natuurlijk ook zo. Job had niets meer. En dat wás niet alleen zo, dat vóelde ook zo. Geen bezit meer – dat was het ergste niet. Geen kinderen meer – dat was heel erg. Geen vrouw en vrienden die hem steunden – integendeel. En met zijn God kon Job ook geen kant meer op. Maar aan de andere kant: je zult toch maar zo rijk als Job zijn! Ik ben vaak jaloers op het geloof van Job. In goede tijden: hij bidt elke dag voor zijn kinderen, hij geeft royaal aan de armen, sluit een verbond met zijn ogen om ook in gedachten niet vreemd te gaan. En in slechte tijden: hij blijft op God vertrouwen, hij durft zijn hoogmoed tegenover de HERE te belijden, hij kan zijn vrienden vergeven en voor hen bidden, terwijl hij zelf nog steeds ziek en arm is.

Zijn geloof maakt Job rijk. Vooral, omdat het in zijn geloof om God Zelf ging. Niet om Gods zegeningen. Niet om een plekje in de hemel. Nee, om God Zelf. Zelfs in zijn diepste depressie vervloekt hij wel de dag van zijn geboorte (‘was ik maar in de moederschoot gestorven’), maar wil hij God niet kwijt. Zo’n geloof, dan ben je rijk. Dat geloof kreeg Job van God. Hij had ook een Redder en Voorspraak nodig, één uit duizenden, zoals Elihu in Job 33 zegt.

Dat geloofde Job zelf ook. Daarom mag Job in zijn levensweg ook een voorbeeld voor ons vandaag zijn. Zo zegt Jakobus dat in zijn kleine briefje. Als het tegen zit, zegt hij: ‘Wees dan geduldig en houd moed, want de Heer zal spoedig komen. (…) U hebt gehoord hoe standvastig Job was, en u weet welke uitkomst de Heer gaf; de Heer is immers liefdevol en barmhartig.’

Dit is mijn verlangen

Je hoeft niet te verlangen naar de rampspoed van Job. Je hoeft ook niet te verlangen naar de miljoenen van Job. Wees liever jaloers op de rijkdom van zijn geloof. Als je dát verlangt, een geloof als dat van Job in voorspoed en tegenspoed, dan woont de wijsheid in je hart. Want dan bouw en vertrouw je op God, die in Christus onze genadige Vader is. Ja, zegt Paulus: ‘Iedereen die op Jezus Christus zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen. (…)  want niets zal ons kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons gegeven heeft in Jezus Christus, onze Heer.’

WAAGHALZEN en ANGSTHAZEN

Blondin met managerCharles Blondin was in zijn tijd een wereldberoemd koorddanser. Hij was de eerste mens die in 1859 over een koord van 340 meter lang en 8,3 cm. breed de Niagara-Falls overstak, 50 meter boven het water. Dat deed hij verschillende keren, o.a. met een kruiwagen gevuld met stenen. Het gerucht gaat, dat hij daarna aan één van de juichende mensen vroeg: “Mijnheer, gelooft u dat ik een persoon veilig naar de overkant kan brengen?” Toen de man ‘ja’ zei, antwoordde Blondin: “Stap in, here we go!” Maar de man weigerde – de angsthaas. Wie het wel met Blondin aandurfde, was zijn manager – de waaghals. Of het in de kruiwagen was, weet ik niet. Wel is zeker dat hij achter op de rug van Blondin de Niagara-Falls over ging (en weer terug). Er is ook een leuk tekenfilmpje van: http://www.youtube.com/watch?v=vcijTdGDWYA&feature=player_embedded

TWIJFELENDE DERTIGERS

De afgelopen week werd ik getroffen door twee artikelen in het Nederlands Dagblad. Eerst stond er op 7 november een verslag van een gesprek met vier dertigers “over geloof, afhaken en al dan niet terugkeren naar het geloof en/of de kerk.” Alle vier hebben afscheid genomen van het systeem ‘kerk’ en/of van de boze God uit de jeugd. Tegelijk zitten ze alle vier gevoelsmatig nog met alle vezels vast aan hun christelijke opvoeding. Twee van hen vonden het geloof terug, maar dan zonder een kerk vol zekerheden en regels. De andere twee  geloven niet meer in een persoonlijke God. Eén van hen is Emiel Hakkenes. Een dag later, op 8 november 2013, wijdde het in ND een hele pagina aan deze 30-er die zachtjes zijn geloof verloor en daar een boek over schreef: God van gewone mensen – met als ondertitel: Hoe het geloof uit een familie verdween.  In daHakkenest artikel zegt hij onder andere: “De kerk heeft niet het monopolie op het heilige.” Voor hemzelf zijn het veel meer zijn kinderen die hem doen beseffen hoe groot de kracht van de liefde is. En als hij ziet, hoe andere 30pers vol enthousiasme zoeken naar nieuwe vormen van gemeenschap en daarmee “een taal en een vorm gevonden hebben om voort te gaan in de traditie van hun ouders”, is hij daar jaloers op. Want hij ziet iets bij hen en bij zijn ouders, wat hijzelf niet meer heeft. “Geloven is een inspiratie tot handelen.”

IEDEREEN IS DERTIGER GEWEEST

Heel opmerkelijk in het artikel over de 30-ers vond ik de reaktie van een andere 30-er in de zaal: “Jullie verhaal is het verhaal van mijn ouders. Zij verlieten de kerk en ik ben door mijn vrouw gelovig geworden. Het lijkt net of jullie getraumatiseerd zijn.”

Toen dacht ik: de  moeite met de zekerheden en regels van de kerk is dus niet een typisch probleem van de huidige 30-ers. Het is een probleem dat zich in onze cultuur in elke generatie voordoet.  En tegelijk is het een probleem dat zich steeds meer voordoet, omdat onze samenleving sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw steeds meer een niet-christelijke samenleving aan het worden is. Dan vallen uiterlijke zekerheden weg. Maar wat komt ervoor in de plaats?

In mijn blog van 9 augustus 2013 schreef ik over DE KOFFIE EN HET GLAS. Daarmee bedoel ik, dat de inhoud van het christelijk geloof altijd vormen nodig heeft om persoonlijk ervaren te worden en  om aan anderen om je heen en aan je kinderen door te geven.

Maar ik zie al vijftig jaar lang, dat de volgende generatie massaal afhaakt. In de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw was dat zo bij de rooms-katholieken. In de jaren ’80 en ’90 volgende de hervormden en de synodaal-gereformeerden. En de meer orthodoxe kerken, waaronder de vrijgemaakten, gaan de afgelopen jaren door precies hetzelfde proces: het christelijk geloof, gevormd door opvoeding en kerkgemeenschap, vervaagt en verbleekt bij een nieuwe generatie.

Half jaren ’90 zei mijn synodaal-gereformeerde collega op Zaamslag hierover tegen mij: ‘Wij zijn al dwars door de woestijn van de secularisatie heen gegaan. We hebben bijna niets meer over en kunnen nu dus weer gaan opbouwen. Maar jullie staan er nog voor. En wat je ook probeert om het tegen te houden, ook jullie als vrijgemaakten zullen eerst helemaal doorheen moeten. Want het proces is niet te stoppen, alleen het tempo verschilt per kerkgemeenschap.’

Hier moest ik aan denken toen ik die opmerking in het ND las van die 30-er uit de zaal over die vier 30-ers aan tafel:  “Jullie verhaal is het verhaal van mijn ouders.”  En ik besefte opeens weer, hoe gelijk mijn collega uit het mooie Zeeuws- Vlaanderen had: alle kerken krijgen hiermee te maken. Het lijkt een even onontkoombaar als onomkeerbaar proces.

GRAAFLAND over GODSVERDUISTERING

Je zou denken: een leven zonder vorm en vastigheid moet een keer tot bezinning leiden. Zo’n 25 jaar signaleerde prof. Dr. C. Graafland, een zeer begaafde hervormd-gereformeerde theoloog, al dat onze cultuur zich midden in een periode van ‘Godsverduistering’ bevindt en dat dat ook de orthodox-gereformeerde kerken heel hard raakt. Hij Graafland boekwijdde er in 1990 het boek Gereformeerden op zoek naar God aan. Daarin zegt Graafland dat hij gelooft dat de religie ondanks alles zal overleven. Want de mens zal nu eenmaal altijd blijven zoeken naar antwoorden op de fundamentele vragen van het Va­nwaar? en ‘Waarheen?‘ en ‘Waarom?‘.  Op die vragen weet de geseculariseerde wereld geen antwoord. Zij veegt deze vragen van tafel, of geeft alleen ‘banale’, platvloerse, dus hopeloos oppervlakkige antwoorden. Daarom zal de secularisatie leiden tot ‘de alles-doordringende verveling van een wereld zonder goden’. En dan schrijft Graafland op blz. 40: “Toen ik dit las, probeerde ik het voor mijzelf konkreet te maken en te toetsen. Dat kostte me niet zoveel moeite. Onmiddellijk moest ik denken aan de geseculariseerde zondagsviering. De mensen gaan niet meer naar de kerk en vinden dus daarin niet meer hun vervulling van de zondag. Wat gebeurt er? Massaal rijden zij van hot naar her, waar zogenaamd iets te beleven is. Een op het strand aangespoelde potvis, een grote brand, de opening van een nieuw winkelcen­trum, de winkels die ene zondag open. Dat laatste gebeurde in Amsterdam en de binnenstad zag zwart van de mensen. Je kunt wel de hele week winkelen, maar winkelen op zondag, dat is toch iets heel bijzonders! Een hele dag niets doen is stom vervelend. Maar deze vorm van zondagsviering dan? Ze moet op den duur toch ook vervelen en de mens leeg laten.”  En hij vervolgt: “Maar als dat nu de levensvulling is? Als men het daarmee weer de hele week moet doen? Als dit soelaas moet bieden voor de diepe vragen en de benauwende problemen, waar ook deze mensen mee worstelen? Dan is het wel te begrijpen, dat deze zelfde mensen op den duur vastlopen in hun angst en onrust, en het niet meer zien zitten. Want in dit alles vinden ze geen houvast, geen echte vervulling en vrede voor hun gemoed. Dat bestaat niet.”

HET PROCES HERHAALT ZICH

Inmiddels zijn we bijna 30 jaar verder, en wat zie je? Er is een nieuwe generatie 30-ers die aangeven dat ze niets meer moeten hebben van het christelijk geloof zoals ze dat in hun jonge jaren hebben meegekregen. De een is er op afgeknapt. Bij de ander is het christelijk geloof geleidelijk aan als water tussen de vingers weggesijpeld. En als er toch wat voor terugkomt, is het vaak een volstrekt  vloeiende geloofsbeweging.

Sommigen zijn daar blij mee. Een nieuwe tijd biedt nieuwe kansen om het geloof “in de rabbi van Nazareth en waar Hij voor stond” te delen met mensen van binnen en buiten de kerk (Rikko Voorberg in ND 7/11). De waaghalzen kiezen voor een geloof zonder vormen. Wel iets met Jezus hebben, zeg maar, maar niets met de kerk.  Anderen maken zich er grote zorgen over dat de geloofsoverdracht  stokt. Als de kerk daar geen rol meer in speelt, bij wie vinden verdwaalde mensen dan nog houvast? En in wie geloven de 30-ers van 2050 dan nog? De angsthazen kunnen zich geen geloofsinhoud zonder vaste vormen voorstellen.

WAAGHALS OF ANGSTHAAS?

Ik sta erbij en kijk er naar.  Ben ik een waaghals of een angsthaas? Ik weet het niet. Ik denk vooral en bid erom: hoe vinden we de weg terug? Niet naar een systeem, maar naar een persoonlijke God die voor ons in Christus een machtig Vader wil zijn (Gez. 146 Nwe. Geref. Kerkboek) en naar Jezus als mijn kostbare Redder en Heer.

Het einde van de woestijn is volgens mij nog lang niet in zicht, ook al ben ik ervan overtuigd, dat God allang weet hoe die loopt. Dat kom ik ook wel in de Bijbel tegen trouwens. Asaf zingt ervan tijdens zijn geloofscrisis, in Psalm 77: Door de zee liep uw weg, door de wijde wateren uw pad, maar uw voetsporen bleven onzichtbaar. Asaf zegt er meteen bij: U leidde uw volk als een kudde door de hand van Mozes en Aäron.