Waar vier je het Avondmaal? In de kerk of bij mensen thuis? Als gemeente of ook op conferenties en congressen? In Nederland is men binnen de protestants-gereformeerde kerken vanaf het allereerste begin (1570) erg terughoudend geweest met het vieren van het Avondmaal buiten de kerkdiensten om. Dat is voor een deel terecht, denk ik. Het Avondmaal is geen maaltijd van christenen, maar een maaltijd van de christelijke gemeente. Samen als gemeente vieren we dat Jezus onze Heer er zijn leven voor over had om ons weer met God te verzoenen. En dat Hij zijn Heilige Geest gegeven heeft om ons te motiveren tot een nieuw, christelijk leven. Het past dan niet zo goed om ‘kerkje te spelen’ op allerlei plekken waar christenen bij elkaar komen, vind ik. Maar hoe zit het met gemeenteleden die niet meer in de kerk kunnen komen? Kunnen zij het Avondmaal aan huis ontvangen?
In onze gemeente is het al zo’n 15 jaar mogelijk dat gemeenteleden die ernstig ziek zijn of langdurig aan huis gebonden zijn het Avondmaal thuis vieren als zij dat willen. Dat was, zo rond 2000, een nieuwe ontwikkeling. Ruim 400 jaar golden de volgende argumenten om het ‘Avondmaal aan huis’ niet te stimuleren: a) de viering van het Avondmaal moet in de gemeente plaats vinden; b) het ontvangen van het Avondmaal is niet noodzakelijk om behouden te worden; c) de werking van het Avondmaal komt, dankzij de Heilige Geest, ook ten goede aan gemeenteleden die het Avondmaal niet kunnen meevieren.
Maar vanaf het allereerste begin van de Reformatie klinkt er al een tegengeluid. En het is niet de eerste de beste die zich nadrukkelijk vóór de bediening van het Avondmaal bij ernstige zieken thuis uitspreekt. Johannes Calvijn was één van de overtuigde voorstanders van de mogelijkheid om zieken thuis het Avondmaal te laten meevieren. Volgens hem hebben langdurig of ernstig zieke gemeenteleden het recht om het Avondmaal te ontvangen en heeft de kerk de plicht om daaraan te voldoen.
In 1543 waren er een aantal predikanten die Calvijn hierover om advies vroegen. Calvijn geeft dan als antwoord, dat men de gewoonte van de ‘ziekencommunie’ (zo werd het Avondmaal aan huis vaak genoemd) mag toelaten waar het nodig en passend is. De enige voorwaarde die Calvijn eraan verbindt is “dat het werkelijk een communio is, dat wil zeggen, dat het brood in de gemeenschap van gelovigen gebroken wordt.”
Precies twintig jaar later, in 1563, schrijft Calvijn nog een keer uitvoerig over de bediening van het Avondmaal bij ernstig zieken thuis. Hij doet dat in een brief aan Caspar Olevianus, één van de opstellers van de Heidelbergse Catechismus. Wanneer je naar het doel van het Avondmaal kijkt, schrijft Calvijn, “meen ik te mogen opmaken, dat zij die of aan een langdurige ziekte lijden of in levensgevaar zijn, niet van een zo groot goed beroofd mogen worden.” Het Avondmaal dient tot versterking van het geloof en is een wapen dat Christus ons aanreikt in de geestelijke strijd die we te voeren hebben. Juist in tijden van een ernstige ziekte en een naderend sterven wordt een gelovige door veel verzoekingen overvallen en beangstigd. “Mogen wij nu dit bijzonder hulpmiddel van hem wegnemen, waardoor zijn vertrouwen zo versterkt wordt, dat hij zich met vreugde in de strijd begeeft en de overwinning behaalt?” Daarom mag men de zieken volgens Calvijn niet van het Avondmaal weren. “Juist het Avondmaal is symbool van de heilige eenheid van Gods kinderen.” Calvijn bestrijdt, dat het Avondmaal zo een privézaak wordt. “In werkelijkheid is het Avondmaal aan huis een onderdeel van de openlijke viering.” Tenslotte is hij van mening, dat voorkomen moet worden, dat zieken uit bijgeloof, eerzucht of nieuwsgierigheid het Avondmaal willen ontvangen. Daarom wil Calvijn slechts in uitzonderlijke situaties en wanneer de kerkeraad goed op de hoogte is van de werkelijke toestand van de zieke broeder of zuster, de Avondmaalsviering bij hem of haar thuis toestaan. Bovendien moet de viering helemaal overeenkomen met de instelling van Christus. Daarom acht Calvijn het wenselijk, dat het Avondmaal “slechts in de kring van de gelovigen en niet zonder onderwijs en liturgie, evenals bij de openlijke viering, gehouden wordt.”
In zijn eigen kerk in Genève gaf de kerkenraad geen gelegenheid voor de ziekencommunie. Het Avondmaal mocht alleen in de zondagse kerkdiensten gevierd worden. Calvijn heeft zich hierbij neergelegd, maar bleef het ermee oneens. Hij zelf zou het brood en de wijn graag aan ernstig of langdurig zieken uitreiken. Juist in hun situatie mag de troost die Christus hen door het Avondmaal geven wil, hen niet onthouden worden, vond hij. Daarom schrijft Calvijn ook in 1558 aan een kerkeraadslid uit Heidelberg: “Dat het Avondmaal bij ons aan de zieken niet bediend wordt, mishaagt ook mij. En het ligt werkelijk niet aan mij, dat zij die gaan sterven deze troost niet genieten. Zoveel wilde ik wel, dat bij het nageslacht duidelijk bekend blijft, wat ik gewenst heb.”
In onze vrijgemaakte kerken is ds. E.A. de Boer (nu hoogleraar in Kampen) een van de eersten geweest die weer een pleidooi voerde voor het vieren van het Avondmaal aan huis. In het weekblad ‘De Reformatie’ schreef hij hier in 1988 vier artikelen over. Zijn conclusie was duidelijk: “Ik meen dat kerkeraden, aan wie de herderlijke zorg en de bediening van de sacramenten is toevertrouwd, gezien hun taak en recht en in het licht van het verleden, de ruimte hebben om aan de ernstig en langdurig zieken thuis het Heilig Avondmaal te bedienen. De criteria, waaraan de ziekencommunie moet voldoen, zijn we al tegengekomen. Het Avondmaal moet naar Christus’ instelling gegeven, door een dienaar van het Woord bediend en door een kring van gelovigen meegevierd worden. Het mooiste is, wanneer deze viering plaatsvindt op de Avondmaalszondag.”
Zo doen we het in 2016 in onze gemeente ook. In een huiskamer komen de predikant, de kringouderling, de kringdiaken en een paar gemeenteleden bij elkaar. De bediening van het Avondmaal vindt plaats in een korte samenkomst waarin we ook samen bidden, uit de bijbel lezen en zingen. Daarmee volgen we helemaal de lijn van Calvijn. Hij vond het o zo belangrijk dat gelovige kinderen van God juist als ze het heel erg moeilijk hebben, het Avondmaal als geloofsmedicijn ontvangen. Om in alle angsten en benauwenissen het oog op de Heer gericht te houden en op Hem te blijven hopen (Psalm 25:15-22). Juist dan wil Jezus onze Heer met het Avondmaal ons geloof versterken en ons ‘bemoedigen met kracht in onze ziel’ (om het met Ps. 138:3b uit de NV’51 te zeggen).
Pingback: Avondmaal vieren in Corona-tijd | Liturgie, liederen en gedichten