Corona: ‘de plaag die toeslaat midden op de dag’ (Psalm 91 vers 6b)

We zitten midden in de tweede corona-golf. Het aantal besmettingen is de laatste weken sterk gestegen, ook in Drenthe (van ‘maar’ 45 besmettingen tussen 1-14 september via 153 besmettingen tussen 15-22 september naar 369 besmettingen tussen 23-29 september).

En als het eenmaal binnenkomt op plekken waar veel mensen met een zwakke gezondheid wonen, kan het hard gaan, zoals in verpleeghuis ‘De Omloop’ in Norg. Van de 24 dementerende bewoners hebben er 18 corona gekregen en zijn er inmiddels 8 overleden, stond in het Dagblad van het Noorden van 29 en 30 september. “Het is heel snel gegaan. Het ene uur waren de bewoners nog heel levendig en een uur later doodziek”, vertelt de directie.

Ik moest meteen denken aan Psalm 91 vers 6b.

Corona is een plaag die toeslaat midden op de dag.

Daar kun je heel erg onzeker van worden. Want Norg is opeens wel heel erg dichtbij. En je denkt: het kan dus ook zomaar in Assen gebeuren in één van de verzorgingshuizen. 

Of je kunt er opstandig van worden. Waarom overkomt ons dit allemaal? Wat betekent dit voor zoveel ouderen, zoveel jongeren, zoveel mensen nu geen of veel minder medische of psychische zorg ontvangen? Waarom legt de overheid ons al deze maatregelen op?

Voor mij als christen kan er nog een extra vraag bij komen. Wat betekent deze grote tegenvaller voor mijn geloofsvertrouwen? Klinkt Psalm 91 niet veel te mooi? Aan het begin: Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op U vertrouw ik. Midden in: Je hoeft niet te vrezen. Al vallen er duizend aan je linkerzijde en tienduizend aan je rechterhand, jou zal niets overkomen, het kwaad zal je niet bereiken. Aan het eind: Roep Mij aan, Ik geef antwoord, in de nood zal Ik bij je zijn. Ik zal je redding zijn.

De pijl, de pest en de plaag – wat een verschrikkingen beschrijft Psalm 91. Het is er allemaal. Ook  vandaag. Op verschillende manieren. Hoezo zal het mij niet raken?

Als de wereld in brand staat, het maatschappelijk leven stil ligt en je eigen op z’n kop staat, komt er bij mensen vaak uit wat er in zit. Ook als het om geloven gaat.

Dat betekent niet dat wie het meest rustig alle corona-golven doorstaat, de beste gelovige is. Het betekent wel dat je met al je emoties toch steeds weer God op zoekt. De ene keer met een gerust hart. De andere keer terwijl je het Spaans benauwd hebt. Dat is wat Psalm 91 beschrijft.

Het gaat niet over de zelfverzekerdheid van de rotsvaste gelovige. Het gaat om de zekerheid dat God mijn Rots en Toevlucht is. Geloven is niet alleen gloria en overwinning. Geloven is ook, dat je in de stormen van het leven schuilt bij de Allerhoogste. Bij de God die niet alleen redding brengt (‘en U wordt weer bedankt’), maar die God die zegt: Ik zal je redding zijn.

God is mijn redding. Hij komt mij persoonlijk redden. Dwars door alles heen. Dan mag ik ook dwars door alles heen op mijn hemelse Vader blijven vertrouwen.

Dat deed Jezus ook. Ook in zijn diepste angsten bleef Hij tot God roepen en op God vertrouwen (Hebreeën 5 vers 7). Daarin ging Hij ons voor. De angst voor Gods oordeel heeft Hij van mij weggenomen. Tegelijk doet Hij het ons voor. Er zijn zoveel angsten waar ik bang en onzeker van wordt. Laat ik dan het voorbeeld van Jezus volgen: ‘Heer, nu corona op zoveel manieren toeslaat als een plaag midden op de dag, wilt U steeds mijn toevlucht en mijn redding zijn.’

Plaats een reactie