Wie het boek Moderne wetenschap in de Bijbel van Ben Hobrink gelezen heeft, weet dat God in de Bijbel veel wijze regels aan de mensheid gegeven heeft die in onze tijd door de wetenschap onderstreept worden (waarbij Hobrink soms wel wat al te veel vanuit de Bijbel wil bewijzen trouwens). Dat geldt ook voor het nut van veel coronamaatregelen. Daarover schreef drs. Alie Hoek-van Kooten, arts en medicus, getrouwd met de theoloog dr. Jan Hoek, beiden gereformeerde christenen (Gereformeerde Bond) een interessant artikel. Met haar toestemming mag ik het hier plaatsen. Het verscheen ook op de opiniepagina van het Reformatorisch Dagblad van 15 november jl. Aan het van haar haar artikel ga ik nog in op een paar reakties die daarna in het RD verschenen.
Alie Hoek – van Kooten
Er zijn weer nieuwe maatregelen aangekondigd om besmettingen met het coronavirus tegen te gaan. Veel van deze maatregelen zijn terug te vinden in de Bijbel, inclusief het dragen van een mondkapje.
Mensen met principiële bezwaren tegen vaccineren zijn vaak wel bereid een mondkapje te dragen. Ik heb daarbij wel het gevoel dat dit niet helemaal van harte gaat, maar dat men dit doet omdat het makkelijk ingepast kan worden in het leven van alledag en niet zoiets bijzonders vraagt als een vaccinatie. Goed om te weten dat veel van dergelijke maatregelen terug te vinden zijn in de Bijbel, in de wetten van Leviticus en Deuteronomium.
De bestrijding van de corona-epidemie is gestoeld op twee pijlers. De eerste is de overdracht van de ene mens op de andere indammen door de maatregelen. Je zou kunnen zeggen dat dit een uitwendige bescherming is. De andere pijler is ervoor zorgen dat het virus, wanneer het toch je lichaam is binnengekomen, vervolgens door antistoffen wordt vernietigd. Die antistoffen krijg je door je te laten vaccineren. Dit zou je een inwendige bescherming kunnen noemen. [In een ander artikel noemde Alie Hoek – van Kooten het coronavaccin een dankbaar te aanvaarden geschenk van God, dat alleen maar kan werken dankzij ons prachtige immuunsysteem dat onze Schepper ons heeft gegeven.]
Goed om die eerste pijler eens nader te bekijken vanuit Bijbels perspectief.
Melaatsheid
In Leviticus 13 wordt gesproken over melaatsheid, een besmettelijke ziekte. De Heere spreekt tot Mozes en Aäron en zij moeten de maatregelen ertegen doorgeven aan het volk Israël. De verschijnselen van melaatsheid worden beschreven in Leviticus 13. Als je vreesde melaats te zijn, moest je naar de hogepriester en die keek dan of je de ziekte wel of niet had. Als bleek dat je melaats was, werd je onrein verklaard. Dat hield in dat je niet meer onder de mensen mocht wonen, maar dat buiten het kamp je woongebied was (Lev. 13:46). Dit omdat je dus andere mensen zou kunnen besmetten. Maar er waren nog meer maatregelen nodig. Ook buiten het kamp liepen immers mensen en dus moest je vanuit de verte herkenbaar zijn. Anders zouden mensen te dicht in je buurt kunnen komen en alsnog besmet kunnen raken. In Leviticus 13:45 staat dan ook: „De kleren van de melaatse bij wie de ziekte is vastgesteld, moeten ingescheurd worden, zijn hoofdhaar moet hij los laten hangen, hij moet zijn baard en snor bedekken en hij moet roepen: Onrein, onrein!” In de Statenvertaling staat: „en hij zal de bovenste lip bewimpelen; daartoe zal hij roepen: Onrein, onrein!”
Het bijzondere is dat wij nu weten dat melaatsheid door een bacterie wordt veroorzaakt en dat die met de uitademingslucht naar buiten gaat. Nu moet dus de melaatse eerst iets voor zijn mond houden („de bovenste lip bewimpelen”) en dan pas roepen: „Onrein, onrein!” Een soort van mondkapje dus. En dan te weten dat men in die tijd nog niets wist van ziekteverwekkende bacteriën en virussen, en nog minder hoe die zich dan zouden kunnen verspreiden.
Quarantaine
De symptomen van melaatsheid worden beschreven in Leviticus 13. Als de symptomen nog niet helemaal duidelijk waren, moest de betreffende persoon zeven dagen worden afgezonderd. Daarna keek de priester opnieuw en als het dan nog niet zeker was, moest die persoon opnieuw zeven dagen worden afgezonderd. En dan (na veertien dagen) wordt hij of rein (het was een gewone uitslag, Lev. 13:6) of hij krijgt alsnog de diagnose melaatsheid (Lev. 13:8). De persoon in kwestie is dan dus in totaal veertien dagen in quarantaine geweest. Dus toen kende men al de quarantaine.
Pest
Op de basisschool hebben wij gehoord van de pest, die in de middeleeuwen in Europa huishield. Zo werd Europa van 1348 tot 1351 zwaar getroffen door de pest, ook wel ”zwarte dood” genoemd. Een kwart van de Europese bevolking kwam eraan te overlijden. De pest wordt veroorzaakt door een bacterie die leeft in rattenvlooien, die op hun beurt weer op ratten leven. Als de ratten bij de mensen kwamen, kon zo’n rattenvlo een mens bijten en kreeg deze de bacterie binnen en kreeg hij de pest. Vervolgens kon die bacterie dan ook weer van de ene mens op de andere overspringen via bijvoorbeeld de uitademing. In de Joodse wijk van Straatsburg viel het op dat er veel minder pestslachtoffers waren dan elders in de stad. Dat kwam doordat daar de Joodse arts Balavignus werkte. Hij leefde volgens de wetten van de Tenach, het Oude Testament. Hij gaf in 1348 bevel om de gehele Joodse wijk schoon te maken en al het afval te verbranden. Hij deed alles zoals vermeld in de wetten van Leviticus. Hierdoor verdwenen de ratten en dus ook de rattenvlooien waarin die bacteriën huisden, met als gevolg dat de pest in zijn wijk veel minder voorkwam. In plaats dat de autoriteiten dat goede voorbeeld navolgden, namen ze Balavignus gevangen. Ze gaven hem de schuld van de pest. Want het was toch vreemd dat overal de pest heerste, behalve in zijn wijk! Alle steden werden geïnformeerd dat de Joden de lucht, de waterputten en de bronnen hadden vergiftigd. Dat heeft vervolgens tot hevige Jodenvervolgingen geleid. Had men maar naar Balavignus geluisterd, dan zou de pest in die tijd niet zo’n enorme omvang hebben gehad.
Verband
In Deuteronomium 28:58-62 wordt alles nog eens samengevat. Hier zegt de Heere: „Als u al de woorden van deze wet die in dit boek geschreven zijn, niet nauwlettend houdt, door deze heerlijke en ontzagwekkende Naam, de Heere, uw God te vrezen, (…) dan zal de Heere uw plagen en de plagen van uw nageslacht uitzonderlijk maken; het zullen grote en aanhoudende plagen, en kwaadaardige en aanhoudende ziekten zijn. (…) Ook iedere ziekte en iedere plaag die niet in het boek met deze wet geschreven is, zal de Heere over u laten komen, totdat u weggevaagd wordt. U zult met weinig mensen overblijven, terwijl u zo talrijk was als de sterren aan de hemel, omdat u de stem van de Heere, uw God, niet gehoorzaam geweest bent.” De Heere God legt dus duidelijk een verband tussen het niet nakomen van de maatregelen en het ernstig ziek worden. En als je je wel aan de maatregelen houdt, komt dat je gezondheid ten goede. Ze begrepen toen nog helemaal niet hoe het werkte, maar het werkte wel. Er stond ook een strenge straf op als ze het niet deden.
Aan de Bijbel zijn dus krachtige motieven te ontlenen om je van harte aan de anti-coronamaatregelen te houden. Laten we niet met tegenzin en omdat het nu eenmaal niet anders kan, maar juist uit volle overtuiging 1,5 meter afstand houden, mondkapjes dragen, niet naar ons werk gaan als we klachten hebben, niezen en hoesten in onze elleboog enzovoorts.
Reakties
In het RD reageerden twee theologen op het artikel van Alie Hoek-van Kooten. De een (Dr. D. Baarssen – RD 17-11) vond de vergelijking met melaatsheid te ver doorgevoerd, omdat in de Bijbel nergens staat dat men bij een mogelijke besmetting buiten de maatschappij gesloten werden. Ook staat in de Bijbel nergens dat gezonde mensen hun gezicht moesten bedekken. Alie Hoek – van Kooten reageert daarop (RD 24-11) door te zeggen, dat in Levitikus 13 ook al staat, dat mensen die mogelijk melaats zijn, preventief zeven dagen in afzondering moeten leven. En wat de mondkapjes betreft: natuurlijk is dat niet één op één af te leiden uit de Bijbel, maar corona is een zo besmettelijke ziekte, dat het in onze tijd nodig is om uit voorzorg deze maatregel in te voeren. Want, schrijft ze: De Bijbel is er niet alleen voor ons geestelijk leven, maar ook voor ons leven van elke dag. In deze lijn heeft de overheid de taak ervoor te zorgen dat de gezondheid van de mensen zo goed mogelijk wordt gewaarborgd. En ze vindt het heel bijzonder, dat de basisregels om besmettingen tegen te gaan (buiten het kamp isoleren, baard en snor bedekken) al in het Oude Testament door God gegeven zijn, terwijl terwijl men nog niets van ziekmakende bacteriën en virussen afwist.
Nog een paar dagen later reageerde ds. J.A.J. Pater (RD 29-11). Hij vond de vergelijking met melaatsheid minder juist, omdat melaatsheid in de Bijbel niet in de eerste plaats als een besmettelijke ziekte gezien. maar vooral als cultische onreinheid: je bent niet geschikt om voor God te naderen en dat mag niet op een ander overdragen. In het Nieuwe Testament geneest Jezus daarom zieken, maar reinigt Hij melaatsen. Ook vindt hij dat het bedekken van baard en snor niet bedoeld was om besmettingen te voorkomen, maar een teken van rouw is. Dat laatste klopt wel, maar de kanttekeningen van de Staten-Vertaling geven bij Levitikus 13:45 al aan, dat het mondkapje bij melaatsheid een dubbele funktie heeft: het voorkomen van besmettingsgevaar én als teken van rouw en droefheid. En wat dat eerste betreft: ik geloof dat melaatsheid beide aspekten in zich heeft: een besmettelijke ziekte én in Israel een teken waarmee God duidelijk wil maken dat mensen uit zichzelf onrein en niet in staat zijn om tot Hem te naderen. Het onderscheid tussen lichamelijk genezen en cultisch reinigen lijkt mij niet terecht. Naäman was melaats, maar dat had niets te maken met cultische onreinheid. Hij zocht genezing bij de God van Elisa en kreeg die ook. En Jezus reinigde = genas de 10 melaatsen, maar gaf ze ook de opdracht om bij de priesters in de tempel een cultische genezen-verklaring te halen. Het is beide. Of, zoals Alie Hoek – van Kooten het in haar reaktie op dr. Baarssen zegt: De Bijbel is er niet alleen voor ons geestelijk leven, maar ook voor ons leven van elke dag. In deze lijn heeft de overheid de taak ervoor te zorgen dat de gezondheid van de mensen zo goed mogelijk wordt gewaarborgd.