Geen old-school-zendelingen meer, maar ook geen zending op afstand

Op verzoek van CVandaag reageerde ik op het bericht dat Verre Naasten geen zendingswerkers meer uit wil zenden. Het werd op 4 oktober geplaatst onder de titel ‘Een typisch voorbeeld van het vrijgemaakte ‘alles-of-niets-syndroom’.

Oud-GKV-ers hebben regelmatig last van het ‘alles-of-niets-syndroom’. Dat mag ik zeggen, want ik ben voor de volle 100% zo’n vrijgemaakte jongen. Dat geldt ook voor de stevige uitspraken van Klaas Harink, de net afgetreden directeur van Verre Naasten en de huidige interim-directeur Janneke de Vries over het niet meer uitzenden van zendelingen naar het buitenland. Verre Naasten (in de volksmond DVN genoemd, omdat het tot voor kort De Verre Naasten was) is de organisatie voor zending en hulpverlening binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerken. Klaas Harink leidde DVN van 2013 tot 2024. In die periode verdwenen de laatste zendelingen bij DVN “en daar zijn we trots op”, liet hij optekenen in het Nederlands Dagblad, want “nu ondersteunen we lokaal mensen, die in hun eigen land en taal Gods liefde in woorden en daden uitdelen.” Zijn tijdelijke opvolger Janneke de Vries is er ook blij mee dat DVN geen zendelingen meer naar het buitenland stuurt. In het Reformatorisch Dagblad zegt ze: “De verantwoordelijkheid van de Evangelieverkondiging ligt bij lokale christenen.” Volgens haar is de DVN daarbij een helpende partner van betekenis door in woord en daad kerken, organisaties en theologische instellingen te steunen die dat nodig hebben. Maar dan wel vanuit Nederland, want “het uitzenden van een persoon kost veel meer geld dan het inzetten van lokale deskundigen. In die zin getuigt deze werkwijze van goed rentmeesterschap.”

Er is al veel gereageerd op deze beleidswijziging, zowel door andere, kerkelijke en niet-kerkelijke zendingsorganisaties als door oud-zendelingen. In CVandaag noemde HHK-predikant M. van Reenen het niet meer uitzenden van zendingswerkers ‘een verkeerd signaal’. https://cvandaag.nl/102918-een-verkeerd-signaal-ngk-stopt-met-uitzenden-zendingswerkers/aHVpVUxiZldwdU1OOVVINFVMY1hwcTdja1d3N3cvUHNKcXc1cllXUi9vT2F1d3FXNVhndlluND0

Ik ben dat met hem eens. De robuuste, typisch vrijgemaakte aankondiging van ‘Wij gaan het nu helemaal anders doen, wij zenden niemand meer uit’ is vooral een slecht signaal naar de eigen Nederlandse achterban. Want zal DVN in de toekomst nooit meer voor langere tijd gemotiveerde christenen uitzenden als kerken in India of Oeganda daar om vragen? Ik hoop van harte dat ze dat wel blijven doen.

Niemand ontkent dat het klassieke zendingsmodel voorbij is van de blanke zendeling die “als witte persoon met een zak geld naar een zendingsgebied afreist” (zoals Klaas Harink de vrijgemaakt-gereformeerde zending van 1944 t/m 2024 nogal karikaturaal neerzet) om daar de grote daden van God te verkondigen aan blinde heidenen die de HERE uit de duisternis wil roepen tot zijn wonderbaar licht. Maar moet je dan van weersomstuit vanuit Nederland als een soort expertise-centrum buitenlands kerken alleen maar gaan adviseren bij kerkplanting, theologische vorming en diakonale projekten? Zou je het echt waar zijn wat Janneke de Vries zegt: alleen “in het verleden was het nodig om mensen naar het buitenland te zenden voor medisch werk, scholing en evangelisatie”, maar dat het in het kader van gelijkwaardigheid nu alleen maar nodig is om “samen op te lopen met geloofsgemeenschappen en organisaties”?

Ik geloof het niet. Het leidt, als ik er over na denk, tot betrokkenheid op afstand. Dat zeiden ook Kees Haak en Jan de Vries, beiden jarenlang zendeling en de eerste ook nog 25 jaar hoogleraar missiologie aan de Theologische Universteit in Kampen in het Nederlands Dagblad heel goed verwoord. Volgens hen kleeft er een groot risico aan, wanneer het contact met buitenlandse partners vooral onderhouden wordt “met professioneel management, economische inzichten, kortstondige ontmoetingen met agenten en digitale verbindingen.” De beide oud-zendelingen erkennen dat “het werk van zending en oecumene professionele ondersteuning niet kan missen” en zijn het, denk ik, ook grotendeels eens met Janneke de Vries als die zegt: “Als organisatie willen we daarom lokale christenen de verantwoordelijkheid voor het missiewerk geven.” Maar ze waarschuwen er terecht voor dat als de “warme relaties door de langdurige aanwezigheid van uitgezondenen (…) vervangen wordt door bezoek van de professionals van De Verre Naasten aan enkele kerkleiders elders in de wereld en verder door internetcontact” er “een bureaucratisch gestuurd management” kan ontstaan dat “door de buitenlandse partners vaak als koud aangevoeld wordt.”

Ik denk dat hun kritiek hout snijdt. Als de contacten tussen gelijkwaardige partners vooral bestaan uit geloofsopbouwende ontmoetingen in het kader van toerusting en coaching van DVN-personeel in Nederland en kerkelijk projektleiders in het buitenland, ervaren zowel hier als daar gewone christenen een toenemende afstand. Hier in Nederland wordt af en toe een buitenlandse predikant ingevlogen die de synode bezoekt, een DVN-curus volgt en in die week ook nog in een kerkdienst of op een gemeente-avond iets mag vertellen. Maar de betrokkenheid met ‘onze man in Teheran’ of ‘ons zendingsgezin in het verre Benin’ is er niet meer. En in India of Oeganda komt af en toe iemand van DVN op werkbezoek en houdt dan ook daar in de kerkdienst of op een avond een praatje voor heel de gemeente. Of er komen via DVN af en toe Nederlanders langs die voor een maand of drie “meelopen bij een Afrikaanse of Aziatische kerk om te leren hoe mensen daar christen zijn in hun omgeving. In ruil daarvoor helpen ze mee bij een project.” Want dat mag dan weer wel volgens Klaas Harink, omdat op zulke ‘inspiratieplekken’ niet het helpen, maar het “een poosje langszij komen” vanuit gelijkwaardigheid centraal staat.

Wat helemaal onderbelicht blijft in de nieuwe visie van DVN is, dat plaatselijke kerken en organisaties nog regelmatig aangeven dat ze behoefte hebben aan langdurige aanwezigheid van zendingswerkers. Niet in de vorm van de klassieke zendeling, maar omdat ze zélf van mening zijn dat daardoor de Evangelieverkondiging, de gemeenschapsvorming en het succes van diakonale projekten beter verloopt. De manier waarop Wycliffe Bijbelvertalers dat doet is een goed voorbeeld. Die sturen al lang niet meer een blanke man met een talenknobbel incl. gezin naar een gebied in Afrika of Azië om daar jarenlang eerst de taal van de lokale bevolking te leren en ze daarna een Bijbel in Eigen Taal in handen te duwen. Vandaag de dag stuurt Wycliffe langdurig mensen uit die met de lokale bevolking samenwerken en regelmatig de dorpen bezoeken om goed scherp te krijgen hoe Gods Woord zo goed mogelijk in die lokale taal op schrift gezet kan worden. En als dan de eerste bijbelboeken worden aangeboden, is het geen hotemetoot van Wycliffe die dat plechtig aan de chief van de regio overhandigt, maar wordt het feestelijk uitgedeeld in de plaatselijke kerken door de eigen vertalers én de buitenlanders die er ook jarenlang waren en al die tijd regelmatig in de dorpen hun gezicht hebben laten zien. En omgekeerd steunen veel plaatselijke kerken in Nederland de Wycliffe-medewerkers uit hun eigen gemeente die voor langere tijd uitgezonden zijn en heeft Wycliffe in de persoon van Bart Sikkema een fantastische ‘verhalenverteller’ in de aanbieding voor elke gemeente die meer wil weten over hoe tot aan de einden van de aarde ieder volk in zijn eigen taal over Gods grote daden kan lezen. Een ander voorbeeld zijn de kleinere kerken over heel de wereld die roepen: ‘Kom over en help ons!’ – en dan, naast ondersteuning en gebed, juist ook voor langere tijd om een eigen missionaire predikant of zendingswerker vragen die kan helpen de Naam van Jezus Christus te verspreiden in de eigen omgeving. In Europa ondersteunen organisaties werkers ECM Nederland en de SSRO zulke kerken en zendingsplekken.

Dus ja … er gaat een verkeerd signaal van uit als ik in de krant moet lezen dat iemand die bij DVN aanklopt met de vraag: ‘Kan ik uitgezonden worden door jullie organisatie?’ een kort maar krachtig ‘Nee’ te horen krijgt. Typisch een voorbeeld van het vrijgemaakte ‘alles-of-niets-syndroom’. Want als je als missie hebt: geloof delen wereldwijd! met als doel het vieren en beleven van samen kerk-zijn, elkaar inspireren, bemoedigen, aansporen en ondersteunen in het bekend maken van Gods reddingsplan wereldwijd, hoort daar ook bij dat je ook naar wegen zoekt om, als je kerkelijke partner dat nodig vindt en daarom vraagt, langdurig mensen uitzendt als werkers in dat deel van Gods wijngaard.

C.J. Haak – PLAYBACK of LIVE (de betekenis van de Vrijmaking na 75 jaar) – deel 4

Kees Haak

Foto: Dick Vos

Wat kunnen we leren van de Vrijmaking in 1944 voor vandaag en voor de toekomst? Drs. Kees Haak (geboren en getogen op Zaamslag en van 1989-2014 hoogleraar missiologie aan de T.U. in Kampen) hield in 1995 een referaat over de blijvende betekenis van de Vrijmaking. Met zijn instemming mag ik het op mijn weblog publiceren. Dat doe ik in vier afleveringen. Na de samenvattingen van deel 1deel 2 en deel 3 volgt nu het laatste deel, over de invloed van de Vrijmaking op het zendings- en evangelisatiewerk.

C.J. Haak – Playback of Live (de betekenis van de Vrijmaking na 75 jaar)

Samenvatting 1  Ontmoeting met de levende God

De Vrijmaking stond op de bres voor de realiteit van de leven­de God zoals Hij in de bijbel tot ons komt. Daarom werd een spekulatieve verkiezings­systematiek aangevochten en afgewezen. Zodoende kwam de weg vrij om het geloof weer een plaats te geven in de konkre­te werke­lijkheid van elke dag in plaats van in een soort boventijdelij­ke eeuwigheid.

Dat was tegelijk de doodsteek voor kerkelij­ke gear­riveerdheid en lauw­heid. In de prediking werden de mensen op­nieuw voor de levende God geplaatst. Dat wil zeggen de God die barmhartig­heid wil bewijzen aan duizenden die Hem daadwerkelijk liefheb­ben, vgl. Ps. 103, maar ook als de heilige God met eerbied en ontzag vereerd wil worden, Hebr. 12:28-29.

Samenvatting 2  Klem van bekering en geloof

De belijdenis van de levende God werd in de Vrijma­king kon­kreet uitgewerkt en geformuleerd in het spreken over de belof­te en de eis van het genáde-ver­bond. Daardoor werd het hele leven onder het beslag van de serieuze genade gesteld. De eis van het verbond was niet de zweep van het wetticisme en het behagen van een religieus gevoel, maar herkreeg zijn plaats binnen de kaders van het leven met God in zijn verbond. Gods eisen zijn evengoed genade, omdat Hij ons daarmee binnen de perken van het ver­bond houdt. Het is de ‘wet der vrijheid’, Jak. 2:12, waar­door we de genade niet verliezen.

Ook de sakra­menten werden in dat kader geplaatst. Zodoende werd de kinder­doop geen kussen voor valse geloofszeker­heid, maar een oproep ‘bij het op­groei­en de doop te leren verstaan’. Dat wil zeggen: om de genade die God bij de doop al beloofd had ook met­terdaad te belij­den, vast te houden en daarin door voortdu­rende en voort­gaande reformatie ook toe te nemen.

Met een verbondsprediking die gericht is op konkrete bekering en aktueel geloof heeft de Vrijmaking elke vorm van automa­tisme princi­pieel willen uitbannen. Daardoor ontstond er de ruimte van het evangelie voor een exis­tentieel en dyna­misch leven van geloof en dage­lijkse beke­ring. Hoe kon het ook an­ders, met een levende God.

Samenvatting 3   Zekerheid van het geloof vanwege betrouwbare beloften

Met de belijdenis van het verbond van genáde maakte de Vrijma­king de weg vrij om de aard van Gods belof­te op­nieuw te bena­drukken. De be­lofte is geen stati­sche mededeling over een te veronder­stellen status quo, maar een belovend spreken van God zelf. Beloven is niet voor­spellen, maar toe-zeggen, aan-zeg­gen, een serieuze uitnodiging voor­hou­den, v.g. D.L. III / IV, 8. Dat geeft tegelijk ook de vaste basis onder het geloof aan. Je kunt op Gods spreken aan.

Deze visie geeft ook ruimte voor de prediking, bin­nen en buiten de kerk. Een predi­ker moet zijn hoor­ders niet te bena­deren met ‘informa­tie’ of ‘st­ate­ments’ [God heeft u lief, bijv.], maar met de se­rieuze uitno­diging en bevel tot geloof. Alleen met dit betrouw­bare spreken van God kan elke twijfel in geloof worden uitgebannen. Je bouwt in de doop en in geloof niet op het funda­ment van eigen overgave en toewij­ding, maar je klampt je vast aan de belovende God.

Daardoor is in de Vrijmaking opnieuw het unieke karakter van het chrístelijk geloof uitgekomen te­genover elke reli­gie die zijn start­punt in de gelo­vende mens neemt, ook wanneer dat gecamou­fleerd wordt door evangelisch vuur.

4/ Open deuren voor een wereld in nood

De strijd van de Vrijmaking was een kerkelijke strijd om het behoud van het evangelie. Dat heeft ook gevolgen voor de visie op de prediking in de wereld, het werk van evangelisatie en zending. Juist omdat de Vrijmaking vasthield aan het eenvou­di­ge, belovende en betrouwbare spreken van God in de Schrift, nam zij een beslissing van wereldni­veau, die gelijk staat met de strijd om de geldig­heid van de doop tegen de Donatisten in de vierde eeuw. Ten onrechte is het belang van deze strijd veelal beperkt gebleven tot het bestaande kerkelij­ke en chris­telijke leven, in plaats van over het hele leven van geloof en ongeloof, christen en niet-christen.

Ik bedoel dit. Wanneer het gaat over kerkelijke ontrouw en kerkverlating leggen we – terecht – de relatie met verbonds­verla­ting. We wijzen ook op de gevolgen van de verbondsstraf in de komende genera­ties en roepen op tot terugkeer naar het verbond met God. We denken dus doorgaans aan mensen met een kerkelijke of chris­telijke achtergrond.

Maar nu de vraag: hoe beschouwen we dan mensen zonder kerke­lijke achter­grond, of van andere gods­diensten? Kunnen we die aanspreken op verbonds­verlating en terug­keer? Of vallen die buiten ons verbondsmatig denken?

Mijn bewering is dat juist het verbondsdenken vruchtbaar is voor het zendings- en evangelisatie­werk. De zendeling J.H. Bavinck heeft er al vroeg op gewezen dat juist de specifieke bijbelse ver­bondsleer een funda­ment legt onder het zendings­werk. Andere goden worden vaak geïdentificeerd met hun eigen volk of gebied. Zij zijn principieel niet in staat om mensen uit andere volken of gebieden te accepteren. Het zullen altijd vreemdelin­gen blij­ven, tweede-rangs-‘gelovigen’.

Maar door het genade-verbond leert God dat Hij niet ‘gebonden’ is aan zijn uit­ver­koren volk. Hij kan op diezelfde ‘voorwaar­den’ de deur open zetten voor ande­ren. Ja, Hij kan zijn zelfge­noegzame volk ook de deur uitzetten, om anderen bin­nen te laten, Rom. 9-11! Daar keken de volkeren rondom Israel van op! Dat was ongehoord voor de heidense religies!

Daarom doen we er goed aan de verbondsgedachte ook toe te passen op niet-bonde­lingen, lang vergeten volken, mensen die God eeuwenlang op hun eigen wegen liet gaan. Maar in Adam zijn het wel allemaal mensen die het verbond met God verbroken hebben! De dreiging van die breuk mag ons niet minder scherp voor ogen staan, dan de verbondsbreuk op kerkelijk erf! De konse­kwenties van de Vrijmaking zijn op dit gebied nog niet uitgewerkt. De leer van het genade­verbond is namelijk funda­men­teel voor onze gods­dienstbe­schouwing. Alle andere godsdien­sten bieden princi­pieel niet meer dan zelfverlossing, gebouwd op menselijk kunnen of niet-kunnen.

Als andere religies al missionaire drang hebben, bijv. de Islam, wat hebben zij dan de hoorders te bieden? Of het is een opdracht om goed te leven, godsdienstig te zijn en goed te doen, de zweep van de goede werken. Of het is de kunst om de ijdelheid van deze wereld te doorzien en ver achter zich te laten om in harmonie met het heelal te kunnen leven. In alle gevallen ziet het er slecht uit voor de mens. Hij wordt terug­geworpen op zijn eigen kunnen en presteren om wel of niet te kunnen worden aanvaard door de godheden.

Dat biedt juist het evangelie echte hoop, zekere verwachting. Voor de meest verdorven mens is er hoop, omdat God uit genade redt en niet eerst presta­ties wil zien. Dat biedt alleen het christe­lijk geloof. Maar dat is geen andere boodschap dan voor kerkmensen! De prediker heeft maar één be­richt, voor kerkmen­sen, voor afvallige gelovigen, maar net zo goed voor ongelovi­gen en aanhangers van andere godsdiensten: Geloof de Christus die in de Schrift live naar je toekomt!

Daarom kunnen (en moeten) niet-gelovige belangstel­lenden net zo goed naar de kerkdienst gaan als gelovigen en kerkverla­ters. Principieel horen ze daar geen ander evangelie. Prak­tisch gezien zal er heel wat moeten gebeu­ren om dat evan­gelie ook voor hen begrijpbaar voor te stellen, maar de bood­schap is gelijk. Alles wat in de diskussie over de Vrij­making over het verbond is gezegd, kan nu ook op ongelovigen worden toegepast. Zij worden inderdaad niet terug geroepen tot het genade-ver­bond met Abraham, net zo min als onze voorvaderen. Maar ze worden wel terug geroepen tot de zelfde God als de God van Abraham, die nu de God van het genade-verbond is.

De beloften aan Abraham waren vanaf het begin al bedoeld voor de hele wereld. In het O.T., bijv. de Psalmen, worden de volken, die niet aanwezig zijn in Israel, opgeroepen God te dienen. Na Pinksteren worden diezelfde beloften, in Christus samengebald, nu ook gepredikt aan hen die verre zijn. Ze moeten zich net als het afvallige Israel bekeren tot de waar­achtige, levende God, gebaseerd op zijn be­trouwbaar spreken in Christus.

Zo komen heidenen het verbond met Abraham binnen, verloren kinderen van God, eens niet-zijn volk, maar nu tot zijn volk aangenomen. 1 Petr. 2:10 laat de breedte van Gods verbondsbe­lofte zien als hij Hos. 1:10 nu toepast op de niet-joodse volken in Klein-Azië en dus over alle volken.

Met dat perspektief mogen ook vandaag de predikers er op uit trekken om ze te roepen, verbondsverla­ters en God-verlaters. Met de belofte van eeuwig leven voor wie in Christus geloven. Met hen wil God gelovige kerkmensen leren dat de verbondsge­schiede­nis geen steeds weerkerende playback is, waarin de zaken al allemaal geregeld zijn. De kerkgeschiede­nis in Gods wereld gaat door, ook buiten de vrijge­maakte kerk, maar altijd in de bedding van de prediking van de belofte van genade en de eis tot bekering en geloof.

In die lijn behoeft de kerk zich opnieuw geen zorgen te maken om de ver­kie­zing, want dan reali­seert God zelf zijn verkie­zing. Toen Paulus in Antio­chië in Klein-Azië het evangelie bracht, werd het afgewezen door de Joden, maar met blijdschap aangehoord door de niet-joden. Ze verheerlijk­ten het Woord van de Here, het evangelie van Christus. “En allen, die bestemd waren ten eeuwige leven, kwamen tot geloof.” Hand. 13:48.

Zo liggen, en in kerkwerk en in zendingswerk, verbond en verkiezing wel in elkaars verlengde maar gaan niet in elkaar op. Want juist achter verbond en verkiezing staat de levende God. Hij zelf garan­deert uit liefde het heil voor allen die Christus geloven. Gods verbond heeft wereldwijde betekenis. Laten de kerken die in dit verbond groot mochten worden hun afkomst nooit vergeten. De deuren van de kerk moeten wijd open om in Gods wereld het evange­lie te verkondi­gen. Dan is God echt ‘live’ aanwe­zig.

Samenvatting 4

De Vrijmaking was een strijd om de universele gel­digheid van het evangelie van genade. Dat werd vaak uitgewerkt in de richting van de afvallige kerken en christenen met de dreiging met de ver­bondsstraf. Daarmee werd een statische christenheid wakker ge­schud. Maar tege­lijk is de visie op het ver­bond een krach­tige stimu­lans voor evan­ge­lisatie en zending. Stati­sche reli­gies verbin­den hun goden vaak aan vol­ken en/of regio’s. Principieel zijn die goden op leven en dood gebonden aan hun eigen volk. Maar de Here laat zien dat Hij niet ge­bon­den is aan Israel of aan de [ontrouwe] kerk. In zijn soeverein wel­behagen kan hij lang vergeten volken weer aanne­men als ‘Ammi’, 1 Petr. 2:10. Dat is een streep door de reke­ning van de zelfbe­wus­te kerk, die haar eigen ontrouw bagatelliseert en God voor haar karre­tje wil spannen. Het is tegelijk een geweldige dynamiek voor de verga­dering van de kerk uit alle volken.

Met die toespitsing op de verbondsvisie voor alle vol­ken hebben de Vrijge­maak­te Ker­ken de volgende 50 jaar de han­den meer dan vol. Laten we er werk van maken. De kerk is nooit af, in Neder­land niet, el­ders niet. Want door de voort­gaan­de prediking en kerkver­gade­ring gaat God door met het bij­eenbren­gen van allen die Hij van eeuwigheid in Christus heeft liefge­had, Hand. 13:48. Daarmee geeft Hij bemoe­di­gende troost aan de trouwe kerk en vaste hoop voor allen die met het evangelie geroepen worden. Bij Hem is er geen ruimte voor ‘play-back’ in de kerk en in het ge­loof, omdat Hij er altijd ‘live’ bij is.

Kampen, 30 augustus 1995                                                                                              C.J. Haak

Literatuur:

  1. Kamphuis, Een eeuwig verbond, Haarlem 1984
  2. Trimp, Klank en weerklank, Barneveld 1989

Klaas Rozema: missionair predikant in Innsbruck – Oostenrijk

“Oostenrijk heeft prachtige natuur, maar lege kerken!”

Op zondag 14 oktober 2018 kreeg de Evangelisch Reformierte Kirche van Rankweil een tweede predikant. Klaas Rozema (31), net afgestudeerd aan de Theologische Universiteit in Kampen, had een paar maand eerder het beroep om missionair predikant in Innsbruck te worden aangenomen.

Klaas RozemaKlaas vertelt graag iets over zijn motivatie: “Toen ik twaalf jaar oud was, vroeg  ik mij al af: ‘Kennen Oostenrijkers God niet!?’ Ik was voor het eerst in Oostenrijk op vakantie en verwonderde me over de prachtige natuur en de rijke cultuur. Tegelijk was ik verbaasd over het feit dat al die mooie kerken op zondag leeg waren. Veel Oostenrijkers geloven wel in een ‘god’ en in het land hangen veel beelden van Jezus Christus. Maar velen kennen God en Jezus niet en dat raakt mij! Nu ben ik 31 en afgestudeerd aan de Theologische Universiteit in Kampen. Half september vertrek ik definitief naar Oostenrijk om als missionair predikant in Innsbruck te gaan werken. Ik heb daar veel vertrouwen in. Tijdens mijn studie zei een vrouw in Oostenrijk tegen mij: ‘Als jij dominee wilt worden, kom dan naar Oostenrijk. Wij hebben dominees nodig!’ Nu is voor mij de tijd gekomen om in Oostenrijk van Christus te getuigen.”

Op zondag 14 oktober 2018 werd Klaas door de kerk van Rankweil aangesteld als missionair predikant voor Innsbruck. Klaas ziet daar duidelijk Gods leiding in: “Christus heeft deuren voor mij geopend om naar Oostenrijk te gaan. Ik voel mij geroepen er als dominee te werken.” In Nederland is de hervormde Morgenster-gemeente in Zoetermeer partnergemeente van het kerkplantingsproject in Innsbruck. Deze gemeente wil de kosten voor de kerkzaal e.d. dragen.

Klaas wordt door de ERKWB van Rankweil beroepen. Maar deze kerk is klein en heeft al een eigen predikant in dienst, dus kan zelf het traktement voor Klaas niet opbrengen. Daarom staat de SSRO de komende vier jaren garant voor 2/3 van het traktement voor een missionair predikant in Innsbruck. Klaas wil de andere 33% van dat bedrag, zo’n € 1.500 per maand, via een vriendenkring / thuisfrontcommissie bij elkaar brengen.

Klaas Rozema fotoDe SSRO komt op dit moment € 30.000 per jaar tekort, maar vertrouwt erop dat ze met extra bijdragen door meelevende christenen in Nederland de toezegging aan de kerk van Rankweil kan nakomen.

Vindt u / vind jij het ook een prachtige ontwikkeling dat in Tirol, in het hart van de Alpen, het Evangelie van Jezus Christus onder de aandacht van de Oostenrijkers gebracht wordt? Dan doet de SSRO met vrijmoedigheid een beroep op u en jou. Maak eenmalig of met vaste regelmaat speciaal voor dit werk een gift over op de tweede SSRO-rekening die vanaf heden speciaal voor de gemeentestichting in Innsbruck bestemd is:

NL34 RABO 0312 8935 07 t.n.v. SSRO Hendrik-Ido-Ambacht o.v.m. ‘ERKWB Innsbruck’

De SSRO (Stichting Steun Reformatie Oostenrijk) ondersteunt al meer dan 30 jaar een aantal kleine gereformeerde kerken in Oostenrijk en Zwitserland die samen de ERKWB vormen. In Neuhofen a/d Krems, Rankweil, Wenen, Basel en Winterthur klinkt elke zondag het Evangelie in een sterk geseculariseerde omgeving. Door de week getuigen de leden met woord en daad van hun geloof in Christus. Meer informatie, ook over de gemeentestichting in Innsbruck, is te vinden op www.ssro.nl en op Facebook (SSRO.NL) of Twitter (SSROnl).
SSRO logo rood groot

TT Assen – ‘Oerend hard’ of ‘Go like Elijah’?

De week van de laatste zaterdag van juni is in Assen de week van de TT. Voor motorliefhebbers en voor iedereen die van een feestje houdt is er op de TT-baan en in het centrum genoeg te beleven. Elk jaar is er ook een evangelisatieteam actief. Vanuit de Bethelkerk aan de Groningerstraat en het gebouw van het Leger des Heils aan de Rolderstraat trekken vrijwilligers van woensdagmorgen t/m vrijdagnacht de binnenstad in om het geloof te delen en met mensen te bidden. Want God houdt ook van Drenthe. Dat valt op. RTV Drenthe besteedde er deze maand zelfs aandacht aan: “Jezus, God en de TT – een bijzondere combinatie”.

TT EvangelisatieIn de TT-week van 2018 mocht ik op woensdagmiddag voorgaan in de middagpauzedienst. Een groot deel van het TT-evangelisatieteam is dan ook altijd aanwezig. Mijn korte overdenking (max. 10 minuten – het werden er 13) heb ik daar op afgestemd. En uiteraard heb ik gebeden voor de moedige christenen die als Elia op durven te staan om tot in de vroege uurtjes gesprekken met TT-gangers aan te gaan. Wat ik daar die middag gezegd heb, is te lezen in de volgende link:

https://ernstleeftink.wordpress.com/2020/06/27/oerend-hard/