LEVEN MET VRAAGTEKENS -Zacharias en de engel Gabriël

Wat merk je in het dagelijkse leven van Gods aanwezigheid? Hoezo is Hij een God die gebeden verhoort?

Neem nu Zacharias en Elisabeth. Zij leefden in de tijd van koning Herodes, die weer onder het gezag van keizer Augustus stond. Het was een tijd van vrede en welvaart. Maar ook een tijd waarin de Edomiet Herodes, een afstammeling van Ezau, een schrikbewind onder de Joden voerde en iedereen die een bedreiging voor zijn macht vormde, uit de weg ruimde. De kindermoord in Bethlehem is het gruwelijke bewijs van zijn goddeloosheid.

En is het in onze tijd anders? We leven al meer dan 70 jaar in vrede. De welvaart is alleen maar toegenomen. Maar de kerk krimpt in Nederland. Steeds minder mensen geloven oprecht in God. Steeds meer mensen leggen Gods geboden en regels naast zich neer. Geloven doe je achter de voordeur, daar mag je anderen niet mee lastig vallen. Zeker niet in het publieke domein. Hoezo regeert God? Hoezo merk je zijn aanwezigheid?

Voor Zacharias en Elisabeth kwam daar nog een tweede heel persoonlijke moeite bij. Ze konden geen kinderen krijgen. Wat voor een groot verdriet geeft dat! Ook vandaag nog. Je loopt er niet mee te koop. Maar het is een groot gemis. Dus bid je. En hoop je. En ga je ervoor naar het ziekenhuis. Want er kan gelukkig veel tegenwoordig. Maar dan kan er nog niet altijd iets aan gedaan worden. Soms is het vanwege de eigen gezondheid onverantwoord om kinderen te krijgen. Vaker is één van de twee, net zoals Elisabeth, onvruchtbaar. Hoe ga je daar als christen mee om? Wat doet dat met je geloof? Leven met vraagtekens. Leven met zo’n grote teleurstelling. Wat heb je dan aan je geloof? Wat bereik je dan met bidden?

Zacharias en Elisabeth hebben in deze hopeloze situatie (politiek, kerkelijk en persoonlijk) God vaarwel hebben gezegd. Integendeel. Ze blijven God opzoeken en zich heel precies aan zijn regels houden. Niet omdat het moet, maar omdat ze op God vertrouwen, juist ín hun moeiten, zorgen en verdriet.

Je mag blijven bidden. Want God luistert wel. Gebeden blijven bij Hem lang staan. De vraag is alleen: blijven wij wel bidden? Voor onze persoonlijke dingen. En voor de grote zaak van God?

Zacharias en Elizabeth deden beide. Hun kinderwens brachten ze jarenlang bij God. En daarna vertelden ze God over hun verdriet omdat Hij hun gebed niet verhoord had. En ze baden om de komst van de Messias. Of er geloof gevonden mocht worden bij de mensen, bij iedereen die uitzag naar de bevrijding van Jeruzalem. Niet uit de macht van de Romeinen, maar uit de greep van het ongeloof dat de samenleving teisterde.

Die twee gebeden vallen samen. Want bij God valt het grote plaatje en de persoonlijke situatie altijd samen. God voert zijn grote verlossingsplan uit zoals Hij wil. En tegelijk schakelt Hij jou en mij daarbij in, jij in jouw klein hoekje en ik in ’t mijn.

Op een dag mag Zacharias in het heilige gedeelte van de tempel, vlak voor het heilige der heiligen, het dagelijkse reukoffer brengen. Daar, in de tempel, bidt hij als priester namens het volk.Zulke gebeden stijgen op als het reukwerk van de tempel naar boven toe en komen dan bij God aan. Daar blijven ze staan. Zo bidt David dat in Psalm 141: Laat mijn gebed als reukoffer voor uw aangezicht staan. En in Openbaring 8 staat, dat de rook van de wierook met de gebeden van de heiligen opstijgt naar God.

Uitgesproken gebeden verwaaien niet en verdampen niet in de lucht, maar staan en blijven staan pal voor het gezicht van God! De gebeden om Gods koninkrijk en zijn gerechtigheid. En de persoonlijke gebeden van ieder van ons.

En dan, in de tempel, is daar plotseling Gabriël. Hij zegt: ‘God heeft je gebed verhoord, Zacharias!’ En meteen zie je, dat die twee soorten gebeden niet van elkaar te scheiden zijn. Zacharias, jullie zullen alsnog een zoon krijgen – net als Abraham en Sara. Maar hij zal er niet alleen voor jullie zijn, want jullie hebben niet alleen maar voor jezelf om kinderen gebeden  … nee, jullie wilden graag kinderen om ze gelovig op te voeden, zodat ook zij dicht bij God gaan leven en tot een zegen voor anderen zijn. En nu zullen jullie zo’n zoon krijgen. Op een hele bijzondere manier. Want jullie zoon zal de tweede Elia zijn, die Maleachi al heeft aangekondigd. Hij zal heel veel mensen blij maken, omdat hij mag vertellen dat de echte Messias eindelijk komen zal. Hij zal generaties verbinden en mensen hun zonden laten inzien, en zo zal hij de mensen er klaar voor maken om de Messias, de grote Koning, te ontvangen.

Dat is dus Gods bedoeling! Dat je blij bent met Jezus Christus. Zoals Gabriël later tegen de herders zegt, als Jezus geboren is: ‘Ik verkondig jullie grote blijdschap die voor alle mensen bestemd is: vandaag is jullie Redder geboren, Christus de Heer!’

Hoe blij ben jij met Hem? Laat het dan zien door Hem elke keer weer op te zoeken.

Maar God opzoeken gaat niet vanzelf. Dat merk je bij Zacharias. Hij kent de Bijbel op z’n duimpje. Hij weet dat eens de tweede Elia komen zal. Maar dat het zíjn zoon zal zijn? Dat kan niet waar zijn! Ons persoonlijke gebed is immers tot ons grote verdriet niet verhoord? En nu zijn we te oud.

Het goede nieuws ontmoet ongeloof. Niet bij een hardcore heiden. Maar bij een vrome, oprechte, gelovige priester. Zacharias kan het niet geloven. Maar hij verpakt zijn twijfel in een vrome vraag: ‘Hoe kan ik zeker weten dat het zal gebeuren?’

Persoonlijke moeiten kunnen je vertrouwen in God heel gemakkelijk aan het wankelen brengen. Hoe intenser je wensen, hoe groter de teleurstelling wanneer God gebeden niet verhoord.Of anders verhoord.

Je kunt er begrip voor hebben. Want wie zijn wij? En als het goed is, heb je er zeker begrip voor de worsteling van je mede-broer of zus als hun moeiten zo groot zijn. Of het nu om kinderloosheid gaat. Of een ernstige ziekte. Of een gebroken huwelijk. Of een beperking waar je mee moet leren leven.

Maar Gabriël heeft geen begrip voor de tegenwerpingen van Zacharias. Hij legt, voor straf, Zacharias negen maanden het zwijgen op. Dat lijkt hard. Maar weet je … ongeloof heeft geen recht van spreken.

Je hoort wel eens iemand zeggen: ‘Kreeg ik maar een teken of zag ik maar een engel uit de hemel, dán zou ik wel geloven.’ Maar dat gaat niet op. Zelfs als iemand uit de dood zou terugkeren, laten mensen zich niet overtuigen, zegt Jezus later, in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus.

En dus moet Zacharias zwijgen. Negen maanden lang. Ongeloof heeft geen recht van spreken.

De mensen op het tempelplein denken dat wat Zacharias gezien heeft, hem doofstom gemaakt heeft. Maar dat was het niet! Wat hij in zijn ongeloof gezegd heeft, is de oorzaak van zijn tijdelijke handicap. En dat terwijl hij als vrome priester dienst deed in de tempel! Dat detail is veelbetekenend: niemand kan ‘priester zonder zonde’ zijn!  De zwakheid van Zacharias is zwakheid van ons allemaal.

Meteen in het begin van Lukas zie je al hoe nodig de komst van Jezus Christus is! De grote blijdschap voor heel veel mensen wordt pas echt veilig gesteld door Hem.

In Lukas 1 moet een machteloze priester op de trappen van het heiligdom de mensen ongezegend naar huis laten gaan. Maar Lukas eindigt zijn evangelie met de unieke Hogepriester Jezus die zijn volgelingen een volle zegen meegeeft op het moment dat Hij naar het hemelse heiligdom gaat.

En hoe reageren zijn volgelingen dan? Met grote blijdschap! Het zijn dezelfde woorden als de engel Gabriël gebruikte toen hij de herders vertelde over de geboorte van Jezus Christus.

Grote blijdschap! Diepe vreugde!

Hoe blij ben jij vandaag met je geloof in God? In een wereld die Hem niet lijkt te kennen. In je persoonlijke leven waarin je misschien veel strijd ervaart. Durf je dan nog op God te vertrouwen? Als het leven vol vraagtekens is? Durf je dan je gebeden nog op te laten stijgen naar de hemel? Doe het maar. Ze blijven lang staan voor de troon van God. Lang genoeg voor God om er echt iets mee te doen.

Advent: met Zacharias jubelen over het Kind van Kerst

‘Op jullie oude dag zullen Elisabet en jij nog een zoon krijgen, en je moet hem Johannes noemen.’ Dat kreeg de priester Zacharias van de engel Gabriël te horen toen hij dienst had in de tempel. Meer dan negen maanden was Zacharias er sprakeloos van. Maar toen Johannes geboren was en na een week zijn naam ontvangen moest, jubelde vader Zacharias het uit: ‘Geprezen zij de Heer, de God van Israel!’ Zacharias dankt in zijn Zacharias lofzanglofzang (Lukas 1:68-79) God niet alleen voor hun persoonlijk geluk. Hij plaatst, geïnspireerd door de Heilige Geest, de geboorte van Johannes in het kader van Gods verlossingsplan. En dus zingt hij over Johannes die als profeet van de Allerhoogste voor de Heer zal uitgaan om de weg voor Hem gereed te maken. Maar meer nog zingt Zacharias over Gods goedheid en betrouwbaarheid: God doet wat Hij beloofd heeft op grond van zijn heilig verbond. En de reddende kracht die Hij geven zal is Jezus Christus. Die is ‘het stralende licht uit de hemel’ dat naar ons zal omzien zoals God Zelf naar ons heeft omgezien (de NV51 vertaalt in vs. 68b en in vs. 78b twee keer hetzelfde Griekse woord met ‘omzien‘).

Zacharias typeert Jezus Christus met een bekende uitdrukking uit het Oude Testament. Hij is nl ‘het stralende licht uit de hemel’. Dat is niet de letterlijke weergave van het Grieks. Een aantal andere vertalingen (SV, NV51, HSV) zeggen allemaal dat de Christus ‘de Opgang uit de hoogte’ is. In het Grieks staat hier het woord ‘anatolè’. Wie een beetje aardrijkskunde kent, weet, dat één van de provincies in Turkije ‘Anatolië’ genoemd wordt. Dat is vanuit het Grieks de naam voor het land dat ze aan de ander kant van de Egeïsche Zee lagen liggen in het oosten: het land van de opkomende zon. Zo betekent het woord ‘anatolè’ in het Grieks zowel ‘opkomst’ als ‘zonsopgang’ en werd het uiteindelijk ook het gewone woord voor ‘het oosten’.

Gelovige Joden die goed thuis waren in de Griekse vertaling van het Oude Testament hoorden in deze jubelende woorden van Zacharias een verwijzing naar maar liefst drie profeten.

Zacharias lofzang 2De bekendste is Maleachi 4:2. Daar wordt aangekondigd hoe mooi de komst van de Messias voor de gelovigen zal zijn: ‘Maar voor jullie, die ontzag hebben voor mijn naam, zal de zon stralend opgaan, de zon die gerechtigheid brengt en genezing in haar vleugels draagt.’ In het Grieks staat hier het werkwoord ‘anatolein’. Dit slaat op de Persoon van Jezus Chris­tus, zingt Zacharias, die mensen zal beschijnen / op mensen zal schijnen (NV51, BGT – een iets beter vertaling dan ‘verschijnen’ in de SV, NBV, HSV), zodat ze hun voeten weer kunnen zetten op de weg van de vrede met God.

Maar er zijn nog twee profetische teksten uit het Oude Testament waar in de griekse vertaling het woord ‘anatolè’ voorkomt. Namelijk in Jeremia 23:5 en in Zacharia 6:12. In die twee passages wordt de beloofde Messias die eens zal komen aangeduid met ‘de rechtvaardige Spruit / Telg (Anatolè) die uit de bodem /zal uitspruiten / opschieten (anatolein) en als rechtvaardig koning en priester op zijn troon zal zitten.

Met dat ene woord ‘anatolè’ ‘verwijst Zacharias dus naar twéé verschillen­de Messiaanse profetieën. De komende Messias is de beloofde Telg van David en is de opkomende Zon der gerechtigheid. Zo gebruikt Zacharias a.h.w. een dubbel adventsbeeld.

Alle vertalingen waarin Zacharias Christus bezingt als ‘de Opgang uit de hoogte’ gebruiken bij ‘Opgang’ een hoofdletter. Dat doen ze waarschijnlijk, omdat bij Jeremia en Zacharia het woord ‘Anatolè’ als titel voor de Messias gebruikt wordt, terwijl bij Maleachi alleen het werkwoord ‘anatolein’ staat en de komende Messias aangeduid wordt als ‘de Zon die gerechtigheid en genezing brengt’. Zo zie je ook in de vertaling (die terecht voor ‘Opgang’ kiest en niet voor ‘Spruit/Telg’) toch nog iets van die titel doorklinken.

Tegelijk zegt Zacharias er nog iets opmerkelijks bij. Christus komt als ‘de Opgang uit de hoogte’. Dat is een aparte manier van zeggen. De zon komt altijd op vanaf de horizon en gewassen komen op vanuit de grond. Maar hier zegt Zacharias: ‘De Opgang komt uit de hoogte’. Oftewel: onze redding komt van bovenaf God begint. Híj neemt het initiatief. Van de goede bedoelingen van mensen hoef en mag je het niet verwachten.

In de tijd van Zachari­as keken veel mensen alleen maar om zich heen. Zo zijn er nog steeds veel mensen die blijven staan bij wat ze hier beneden zien. Maar dan krijg je nooit goed zicht op Jezus. Dan is Hij alleen maar vertederend omdat Hij met Kerst het Kindje in de kribbe is.

Als je omhoog kijkt, dan zie je meer in Hem. Dan zie je waar Hij vandaan gekomen is om ons te redden. Dan zie je, waar Hij nu is, dicht bij God om het voor ons op te nemen en alvast een plekje voor ons te reserveren in de hemel. onze plaatsen. Dan geloof je, dat Hij straks definitief terugkomt als het stralende licht uit de hemel. Dat geeft tegelijk moed en uitzicht voor wie nu een donkere periode in het leven doormaakt of zelfs de schaduw van de dood op zich voelt afkomen. Kijk dan omhoog en richt je op Jezus. In Hem zie je Gods liefdevolle barmhartig­heid. Alleen Hij brengt vrede, is onze Vrede en zet je voeten weer op het pad van de vrede.

De doop van Johannes de Doper en de christelijke doop (2)

In deel 1 ben ik ingegaan op de vraag naar de verhouding tussen de doop van Johannes de Doper en de christelijke doop. Die twee dopen kun je volgens mij niet aan elkaar gelijkstellen. Maar hoe zit het dan met de eerste volgelingen van de Heer Jezus? Zijn zij twee misschien twee keer gedoopt? En wat betekent dat voor vandaag als mede-christenen zich laten herdopen? Daar wil ik in dit tweede artikeltje iets over zeggen.

Zijn een aantal van de eerste christenen die tot geloof kwamen twee keer gedoopt?

Op deze vraag zijn twee antwoorden te geven.

JA – sommige van de eerste christenen zijn door Johannes én door Jezus of zijn apostelen gedoopt.

Een heel opmerkelijk stukje in de Bijbel kun je vinden in Hand. 18:24 – 19:6. Daar staat eerst dat er een rondreizend prediker is met de naam Apollos die alleen nog maar bekend was met de doop van Johannes en de mensen er nu op wees dat ze zich klaar moesten maken voor de komst van de Heer. En even later gaat het over een groep van zo’n 12 gelovigen die alleen nog maar met de doop van Johannes gedoopt zijn. Zij worden door Paulus ‘bijgepraat’ en daarna in de naam van de Heer Jezus gedoopt. Als het om de doop van Johannes en de christelijke doop gaat is het dus wel zeker dat sommige mensen twee keer gedoopt zijn. Misschien gebeurde dat al wel in de tijd van Johannes de Doper zelf. Er gDoop Jezus Jordaan glas in loodingen immers veel mensen van Johannes naar Jezus toe. Johannes stimuleerde dat ook, want als de bruidegom gekomen is, moet die alle aandacht krijgen en niet de ceremoniemeester. Andreas was één van de eersten die op advies van Johannes achter Jezus aan ging (Joh. 1:35-39). Volgens prof. dr. J. van Bruggen is het goed mogelijk dat hij en alle anderen die Jezus erkenden als het Lam van God en als Christus hun Heer, zich ook door Hem of door zijn apostelen hebben laten dopen. Ook is het aannemelijk, zoals dr. P.L. Voorberg schrijft, dat er onder de 3.000 mensen die zich met Pinksteren door Petrus en de andere apostelen lieten dopen, een flink aantal geweest is dat een aantal jaren ervoor zich door Johannes de Doper heeft laten dopen.

Zelf denk ik dat het ook een verklaring zou kunnen zijn voor het feit dat Petrus en de andere apostelen alleen de ‘nieuwe’ gelovigen met Pinksteren dopen. Zijzelf en de 120 andere leerlingen christenen die met Pinksteren bij elkaar waren, waren immers tijdens het leven van Jezus op aarde al volgelingen van de Heer geworden? Het lijkt mij aannemelijk dat ze door Jezus Zelf of door zijn eerste apostelen gedoopt zijn. Maar zeker weten doen we het niet. Wat niet duidelijk in de Bijbel staat en wat je ook niet uit de grote lijnen kunt afleiden, moet je er ook persé niet in willen lezen.

Maar er is nog een tweede antwoord mogelijk op de vraag of sommige christenen in het N.T. twee keer gedoopt zijn. En dat antwoord is:

NEE – niemand van de eerste christenen is twee keer met de christelijke doop gedoopt. 

Algemeen wordt erkend dat de doop van Johannes de Doper een voorbereidingsdoop is. Het was een tijdelijk symbool. De christelijke doop is een andere doop. Het is een blijvend teken. Met de doop in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest word je voor de rest van je leven aan de Drie-Enige God verbonden, samen met de andere gelovigen. Deze doop wordt in heel de Bijbel nooit herhaald, omdat het Jezus Zelf is die in de doop door zijn Heilige Geest mensen toevoegt tot de kring van hen die behouden worden (Hand. 2:47 – NV’51). Alle gelovigen zijn door de ene Geest van Christus tot één lichaam gedoopt (1 Kor. 12:13 – NV’51). In heel het Nieuwe Testament wordt die doop nooit in twijfel getrokken. Je doop is wel telkens een motivatie om als christen Christus ook echt te volgen in je leven. En een herinnering dat God je altijd als zijn geliefd kind ziet, hoe ver je ook afgedwaald bent. De christelijke doop gaat een leven lang mee. Die kan en mag en hoeft nooit opnieuw herhaald te worden. Want voor God geldt: Als wij Hem ontrouw zijn, blijft Hij ons trouw, want Zichzelf verloochenen kan Hij niet (2 Tim. 2:13).

Waterdruppel  1De christelijke doop in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest is dus eenmalig en onherhaalbaar. Toch komt herdoop nog steeds voor. In de oude kerkgeschiedenis soms bij afvallige gelovigen die weer tot inkeer kwamen (rond het jaar 200 na Christus) of omdat men na een kerkscheuring de doop in de andere kerk niet erkende ((rond het jaar 400 na Christus). Sinds de tijd van de Reformatie tot vandaag toe omdat wederdopers en baptisten het geloof van de dopeling als absolute voorwaarde voor de doop zien. In beide gevallen werd ontkend dat de eerdere doop een echte doop was. Dus vond men zelf ook niet dat er sprake was van een herdoop.

Pas sinds een jaar of 50 is er een stroming binnen de evangelische beweging die vindt dat het helemaal niet erg is om je doop te herhalen. En dan wordt al snel de doop van Johannes de Doper aangehaald als argument: Paulus herhaalde die doop ook in Hand. 19:1-6. Dat is volgens mij dus geen goed argument, want het zijn twee verschillende dopen.

Duif KruisDe christelijke doop is per definitie niet-herhaalbaar. Want het is een teken van God, net als de besnijdenis. Het begint ermee dat God volwassenen roept (Abraham in het O.T. / alle aanwezigen op de Pinksterdag) en iedereen die die oproep van God in geloof aanneemt, wordt mét zijn kinderen besneden of gedoopt. En voortdurend klinkt dan de oproep om het niet bij de buitenkant te laten, maar ook je hart steeds weer te laten besnijden en je innerlijk steeds weer te laten schoonwassen, zodat de Heilige Geest alle ruimte krijgt om het geloof in jou te groeien. Want dat is Gods verlangen met iedereen die Hij in zijn royale goedheid een plekje dicht bij Hem gegeven heeft. Dat plekje héb je als je in het O.T. besneden was en in het N.T. gedoopt bent. En het antwoord van het geloof is net zo belangrijk, maar daar hangt de geldigheid van Gods beloften in besnijdenis of doop niet vanaf. 

Daarom is alle eeuwen door steeds de overdoop afgewezen en zal daar in onze kerken ook nooit gelegenheid voor gegeven worden (uitzonderingen daargelaten, bv. wie in een echte sekte gedoopt is – maar dat is een ander verhaal). Wie als kind van gelovige ouders op latere leeftijd besluit zichzelf nog een keer te laten dopen, verklaart daarmee dat de doop als kind geen echte doop was, hoe goed de ouders het ook bedoelden en hoe serieus ze ook op grond van die kinderdoop werk van de geloofsopvoeding gemaakt hebben. Zo’n overdoop is een dwaling. Want wat God begonnen is, kun je niet overdoen. Je bent door de doop al op Naam van Jezus gezet. Hij vraagt alleen maar aan je om zijn keus voor jou met geloof te beantwoorden. Jouw geloof is de vervulling van zijn belofte om jou met zijn Geest te vervullen.

De doop van Johannes de Doper en de christelijke doop (1)

Begin dit jaar preekte ik over de doop van onze Heer Jezus in de Jordaan. Die doop werd in eerste instantie door Johannes geweigerd. Verder houden we tussen Kerst en Pasen in onze kerk een tiental Markus-avonden n.a.v. het materiaal van Christianity Explored. Ook daar kwam de doop van Johannes de Doper aan bod. Tenslotte had ik de laatste twee weken van januari studieverlof. Ik las veel over de betekenis van de doop en ben bezig met het schrijven van overdenkingen bij het doopformulier. Ook hier komt de doop van Johannes telkens om de hoek kijken.

De twee vragen die vooral naar voren komen zijn deze: 1/ Hoe is het verband tussen de doop van Johannes en de christelijke doop vanaf Hemelvaart en Pinksteren? En 2/ Zijn de twaalf apostelen en de mensen die met Pinksteren tot geloof kwamen, twee keer gedoopt?

Dat zijn interessante vragen. De moeite waard om over na te denken. Soms hoor je ook nog wel eens zeggen, dat het helemaal niet zo erg is als je voor de tweede keer gedoopt wordt, omdat de leerlingen van Jezus en veel gelovigen met Pinksteren waarschijnlijk ook twee keer gedoopt waren – eerst door Johannes de Doper en daarna door Jezus Zelf of door de apostelen.

Het verband tussen de doop van Johannes en de christelijke doop

Doop Jezus Jordaan glas in loodSommige gereformeerde theologen stellen de doop van Johannes de Doper en de christelijke doop in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest aan elkaar gelijk. Volgens prof. dr. H. Bavinck heeft God de doop ingesteld bij Johannes (Luk. 3:2+3 en Mat. 21:25). Jezus heeft die doop Zelf ondergaan én overgenomen, zodat zijn leerlingen in die tijd ook al gelovige Joden gingen dopen in zijn naam (Joh. 3:22 en 4:1+2). Na zijn opstanding gaf Jezus zijn leerlingen de opdracht deze doop uit te breiden tot de gelovigen uit alle volken. Bavinck haalt daarbij ook nog als argument aan, dat Petrus op Pinksteren net als Johannes de Doper er bij de mensen die naar hem komen luisteren op aandringt dat ze zich laten dopen na bekering tot vergeving van hun zonden (Hand. 2:38)

Andere gereformeerde theologen vinden dat er toch echt wel een verschil tussen beide dopen zit. Prof. dr. J. van Bruggen is van mening dat de doop van Johannes de Doper het karakter van boetedoening heeft. Johannes zelf sprak daarbij geen doopformulering uit, want de mensen deden zelf belijdenis van hun zonden. Door de christelijke doop word een dopeling met een officiële verklaring aan de Drie-Enige God verbonden. Dr. P.L. Voorberg geeft daarbij aan, dat de doop van Johannes nog bij het Oude Testament hoort. Hij noemt de doop van Johannes ‘een preparatiedoop’: daarmee wees Johannes vooruit naar de komst van Messias en de mensen die zich lieten dopen bereidden zich voor op zijn komst. Het was dus een tijdelijke doop met een ander karakter dan de christelijke doop. Die is teken van Gods verbond en lijft de gelovigen in bij het volk van God, zoals dat in het Oude Testament door de besnijdenis gebeurde.

De doop van Jezus en zijn leerlingen

Ik geloof dat deze laatste visie het meest aannemelijk is. Maar wie deze mening is toegedaan zit wel met een probleem(pje). Namelijk: in het Evangelie van Johannes staat, dat Jezus en zijn leerlingen ook in de Jordaan doopten (Joh. 3:22 en 4:1-2). Hoe moet je die doop zien? Was dat een soort uitbreiding van de doop van Johannes? Of is dat een nieuwe doop als vervolg op die van Johannes? Of moet je het zelfs beschouwen als het begin van de christelijke doop die na Pinksteren wordt uitgebreid tot alle volken?

Duif KruisUit het Evangelie van Johannes kun je duidelijk opmaken dat het bij de volgelingen van Johannes de Doper overkomt als concurrentie. Maar Johannes ziet dat zelf heel anders. Het is juist goed dat de mensen naar Jezus gaan, want Hij is de Messias en de Bruidegom, dus “Hij moet groter worden en ik kleiner” zegt Johannes (Joh. 3:30). Wie dus naar Jezus overloopt, doet precies wat altijd de bedoeling van Johannes is gewest: bereid je erop voor om volgeling van de Messias te worden. Dat gebeurt als mensen zich laten dopen door Jezus en zijn leerlingen.

De doop van Johannes is dus een voorbereidingsdoop. De doop van Jezus en zijn apostelen is een doop waarbij men Hem erkent als de gekomen Verlosser, de beloofde Zoon van God en het Lam van God dat de zonden van de wereld wegneemt. Volgens prof. dr. J. van Bruggen en dr. P.L. Voorberg lijft de doop die Jezus en zijn apostelen in zijn naam bedienden, de mensen in de gemeenschap van Christus en maakte het de mensen tot volgeling en leerling van Christus. Dat gebeurde in een eerste fase dus al gelijktijdig met de doop van Johannes (die dan ook al snel van het toneel verdween). Het zou een verklaring kunnen zijn waarom je in het Bijbelboek Handelingen regelmatig leest dat mensen ‘op/in de naam van Jezus’ gedoopt worden. En het zou ook kunnen verklaren waarom je aan het eind van Mat. 28 niet leest, dat Christus de doop echt instelt, zoals bij het Avondmaal wel het geval is, maar dat Hij alleen maar de opdracht geeft om alle volken in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest te dopen. Binnen Israel waren namelijk al een heleboel mensen op naam van Jezus gezet. Na Goede Vrijdag, Pasen en Pinksteren gaat de christelijke doop zijn tweede, wereldwijde fase in en wordt het ook echt het nieuwe verbondsteken die bij het vernieuwde verbond van God hoort.

Ik geloof wel in deze gedachtegang, maar er zitten wel een paar haken en ogen aan. Dr. P.L. Voorberg zegt nl. ook dat de christelijke doop vóór de Hemelvaart een vervolg-johannesdoop was, nog niet met water én Geest en een doop zonder woorden. Pas na Pinksteren wordt het echt een doop waarmee iemand met zoveel woorden op naam van de Drie-Enige God gezet wordt. Door deze typeringen te gebruiken wordt het verschil al stukken minder groot. In die tijd heeft men in de praktijk niet zoveel verschil gezien tussen de doop van Johannes de Doper en die van Jezus met zijn eerste apostelen. Maar ook al zie je het verschil niet zo goed, het karakter van de doop van Jezus is inderdaad wel een andere dan die van Johannes de Doper.