Loslaten en in vertrouwen op God verder gaan

Waar ligt mijn toekomst? Steeds meer agrariërs vragen zich dat af. Een toenemend aantal overweegt te emigreren naar Zweden of Canada, las ik begin februari in mijn regionale dagblad. Maar als je die stap zet, moet je alles wat je hier in Nederland hebt opgebouwd, loslaten. Durf je die stap wel aan?

Zelf durfde ik die stap ruim 30 jaar geleden niet aan. Na mijn studie aan de Theologische Universiteit kreeg ik de vraag om als zendingspredikant naar Brazilië te gaan. We vonden het als jong echtpaar met een dochter van 3 maanden een 100% uitdaging en we voelden voor 99,99% de roeping, maar een piepkleine marge van 0,01% onzekerheid maakte, dat we uiteindelijk toch in Nederland bleven.  En de eerlijkheid gebiedt te zeggen: vooral ik durfde die stap naar een totaal onbekend land met een volstrekt andere cultuur niet aan.

We gingen wel meteen zo ver weg als je in Nederland van je familie en vrienden kunt zijn (van Groningen naar Zeeuws-Vlaanderen). Dat was ook een vorm van loslaten, want aan die kant van de Schelde kenden we helemaal niemand. Sowieso is de keus om dominee te worden een sprong in het diepe, want je weet nooit wanneer en waar je volgende standplaats zal zijn.  

ABRAHAM

Iemand die ook alles achter liet, was Abraham. Hij hoort de stem van God: ‘Abraham, trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat Ik je wijzen zal.’ (Genesis 12:1). En Abraham gaat, in vertrouwen op weg naar … ja, waar naar toe eigenlijk? Nou ja, hij zal wel zien waar God hem brengen zal. Uiteindelijk komt hij aan in het land Kanaän. Daar spreekt God weer tot hem en belooft: ‘Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.’ (Genesis 12:7) Dus blijft Abraham in die omgeving wonen. Hij zal er, enkele uitstapjes naar Egypte daargelaten, de rest van zijn leven blijven rondtrekken.

VEESTAPELS

Maar in Genesis 13 gebeurt er iets opmerkelijks. Abraham was samen met zijn neef Lot, de zoon van zijn broer Haran, naar Kanaän getrokken. Na verloop van tijd hebben ze alle twee zoveel schapen, geiten en runderen, dat er te weinig land beschikbaar is voor beide veestapels. De herders van Abraham en Lot krijgen ruzie om de beste weidegronden en waterbronnen. Dus zegt Abraham: ‘Het is maar beter dat we uiteengaan. Het hele land ligt voor je open. Als jij naar links gaat, ga ik naar rechts; als jij naar rechts gaat, ga ik naar links.’ (Genesis 13:9).

Te weinig land. Te veel beperkingen. Geen toekomst. Dreigende inkrimping van de veestapel. Wat is dan een goed alternatief? Emigreren! Dat laatste doet Lot. Hij kiest voor de groene, waterrijke graslanden van de Jordaanvallei, net aan de andere kant van de grens met Kanaän. Die vallei is zo vruchtbaar dat de schrijver van Genesis het vergelijkt met het oorspronkelijke paradijs. Abraham blijft achter in het veel minder voedselrijke Kanaän.

VERTROUWEN

Wie heeft nu de goede keus gemaakt? Bedrijfsmatig zou je zeggen: Lot. Maar de Bijbel zegt: Abraham.

Lot koos voor een stabiele toekomst in een door-en-door ongelovige omgeving. Want in die vruchtbare Jordaanvlakte lagen ook de steden Sodom en Gomorra. ‘De mensen daar waren slecht, ze zondigden zwaar tegen de HERE.’ (Genesis 13:13). Zijn keus wordt uiteindelijk zijn ondergang.

Abraham koos ervoor om te blijven waar hij was: in het minder vruchtbare Kanaän dat God aan hem beloofd had. Dat vertrouwen op God wordt niet beschaamd, want de HERE herhaalt zijn belofte nog een keer nadrukkelijk: ‘Al het land dat je ziet over heel de lengte en de breedte zal Ik aan jou en je nakomelingen geven, voor altijd.’ (Gen. 13:15+17)

ONZEKERHEID

Wat kun je vandaag van dit bijbelverhaal leren? Het gaat volgens mij niet over de vraag of je vanwege de toekomst van je bedrijf of je carrière mag verhuizen of emigreren. Dat is veel te kort door de bocht. Alsof wie overweegt naar Zweden of Canada te vertrekken, op Lot zou lijken, die liever in een goddeloze omgeving een nieuw bestaan opbouwt, dan op God vertrouwt. Dan kun je je terecht afvragen of het niet omgekeerd is: misschien is Nederland wel meer het Sodom en Gomorra van vandaag dan die beide andere landen.

Belangrijker lijkt me de vraag: waarom wil je blijven of waarom wil je gaan? Abraham deed beide: hij emigreerde vanuit Ur der Chaldeeën, omdat hij Gods stem hoorde. Hij ging in vertrouwen. En toen God hem eenmaal duidelijk gemaakt had: ‘Hier in Kanaän ligt jouw toekomst, Abraham’, hield hij zich aan die belofte vast.

Vandaag is God dezelfde als toen. Daar mag, net als Abraham, elke christen zich aan vasthouden. Juist in tijden van onzekerheid. De onzekerheid als je besluit om in Nederland te blijven boeren. De onzekerheid als je besluit om te laten uitkopen en een andere werkkring te zoeken. De onzekerheid als je besluit om je bedrijf te verkopen en in een ander land een nieuwe start te maken. Want als christen geloof je:

Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand;

moedig sla ik dus de ogen naar het onbekende land.

Ernst Leeftink is al 32 predikant binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerken, eerst in Zeeuws-Vlaanderen (GKV Zaamslag 1992), daarna in Gelderland (GKV Nijmegen 1999), toen in Drenthe (GKV Assen-Peelo 2005) en nu in Overijssel (NGK Balkbrug 2022) en sinds 2020 voor 20% in Friesland (NGK Oosterwolde). Dit artikel verscheen in ‘VERBINDING maart 2024‘ – Magazine van Christen Contact Agrarisch (CCA) en CGMV-agrariërs. Foto’s in deze blog zijn van Karla Leeftink-Huizinga

Ploegt de boer straks weer gewoon voort?

De redaktie van ‘Verbinding’, het kwartaalblad van de christelijke agrariërs van het CCA en het CGMV, vroeg mij om een artikel te schrijven vanuit bijbels perspektief over hoe agrariërs verder moeten na de corona-crisis.  In het juni-nummer stond mijn bijdrage onder de titel: ‘Maar de boer hij ploegde voort’. De foto’s bij het artikel zijn van Karla Leeftink Natuurfotografie.

Het gedicht ‘Ballade van de boer’ is in 1935 geschreven door J.W.F Werumeus Buning. Bijna niemand kent de dichter en maar weinig mensen hebben het hele gedicht gelezen. Alleen het zinnetje dat verschillende keren terugkeert is erg bekend geworden: ‘Maar de boer hij ploegde voort.’  

Ernst boerDe eerste indruk die je krijgt is die van een boer die onverstoorbaar verder gaat met zijn werk. Al staat de hele wereld in brand, hem raakt het niet, want het werk op het land is nooit af. Als je het hele gedicht op je laat inwerken, kom ik toch tot een andere conclusie. De boer ploegt onverstoorbaar voort omdat hij zich bewust is van zijn goddelijke roeping. God Zelf heeft na de zondvloed immers gezegd: ‘Zolang de aarde bestaat, zal er een tijd zijn om te zaaien en een tijd om te oogsten.’ (Genesis 8:22).

Prediker, de filosoof met een wat sombere kijk op het leven als je niet in God gelooft, zegt hetzelfde: ‘Werp je brood uit over het water, want je vindt het later weer terug. Bewaar je brood in zeven delen, zelfs in acht, want je weet niet welke ramp de aarde treffen zal.’ Hij waarschuwt daarbij tegen besluiteloosheid: ‘Wie altijd op de wint let, komt nooit aan zaaien toe; wie altijd naar de wolken kijkt, komt nooit aan maaien toe’ en trekt de conclusie: ‘Zo ken je ook de daden van God niet, die alles maakt. Dus zaai van de morgen tot de avond. Laat je hand niet rusten, want je weet niet of het zaad de ene of de andere , of elke keer ontkiemen zal.’ (Prediker 11:1-6)

De corona-crisis is zo’n ramp die heel de aarde treft. Niet alleen vanwege de meer dan 6,5 miljoen besmettingen en rond de 400.000 doden, maar ook vanwege de ekonomische gevolgen. Als christen zet mij dat aan het denken. Wat wil God mij persoonlijk en ons als mensheid hier mee duidelijk maken? Ik heb daar zo 1-2-3 geen antwoord op. Net als Prediker ken ik de daden van God niet, die alles maakt. Dat maakt mensen onzeker. Is het wel verstandig om in deze tijd een nieuw bedrijf te starten? Of om de boerderij van m’n ouders over te nemen? Is het wel verantwoord om een huis te kopen als ik aan het eind van dit jaar misschien op straat sta of failliet ben?

BOODSCHAP

‘Maar de boer hij ploegde voort.’ Dat zinnetje triggert mij. Zou dat misschien Gods boodschap voor zijn kinderen zijn? Niet vanuit de ontkenning dat het allemaal wel mee valt – het corona-virus is niet te vergelijken met een onschuldig griepje. Niet vanuit de overschatting dat het mij niet zal overkomen – het coronavirus gaat aan niemand voorbij. Wel vanuit het vertrouwen dat dwars door deze verwarrende en wisselvallige tijd God bezig is om zijn plannen uit te voeren. Hij schakelt mij daarbij in als één van zijn medewerkers.

Als ik op m’n gevoel afgaat, denk ik soms: alles is voor  niets. Maar als christen hou ik mezelf dan voor: alles heeft zin. Want deze wereld is door God gemaakt. Aan mij geeft Hij de opdracht om mijn handen uit de mouwen te steken. Als christen mag ik werken ‘op hoop van zegen’. Prediker spoort mij aan om niet bezorgd naar de lucht en de wolken te blijven kijken. Ik kan beter naar de vogels en de bloemen kijken, zegt Jezus ergens anders in de Bijbel. Zoals God voor hen zorgt, zorgt Hij nog meer voor mij.

Toch kunnen we als christen niet aan de vraag voorbijgaan: wat gaan we straks doen als er een vaccin gevonden is tegen het corona-virus? Pakken we dan gewoon weer de draad op en keren we terug naar het oude normaal? Of moeten we het roer drastisch omgooien en de weg naar het nieuwe normaal inslaan?

Die vraag ligt er al veel langer. We werden er alleen niet samen in één klap wereldwijd mee geconfronteerd. Dus konden we tot voor kort die vraag vrij gemakkelijk voor ons uit schuiven en van ons afschuiven. Want smeltende ijskappen en gletsjers, tropische houtkap in de Amazone en leeggeviste oceanen vol met plastic soep raken ons in Nederland niet rechtstreeks. En als het om de uitstoot van stikstof door verkeer, industrie en landbouw gaat, wordt er meteen één van de andere partijen verwezen als mede-veroorzaker van het probleem.

VANUIT DE BIJBEL

Nu ben ik geen agrariër, geen ekonoom en geen politicus. Dus een concreet antwoord op de vraag ‘wat is onze christelijke opdracht nu’ kan ik niet geven. Ik kan als predikant vanuit de Bijbel wel een paar dingen aangeven.

Allereerst is onze christelijk opdracht niet veranderd sinds de corona-crisis. De boer moet nog steeds voortgaan met ploegen. De opdracht om de aarde te bewerken en er iets moois van te maken bestaat nog steeds. Wat we telkens weer moeten bijstellen is onze houding en motivatie. Die is sinds de zondeval niet meer 100% op het welzijn van elkaar en op de eer aan God gericht, maar veel meer op maximaal gewin, eigenbelang en afschuiven van de verantwoordelijkheid.

Verder confronteert deze crisis ons ermee dat we de les van Prediker 11 vergeten zijn. We hebben ons brood niet in zeven of acht delen verdeeld, maar al onze pijlen op ekonomische groei en onze eigen welvaart gezet. We hebben zoveel andere dingen verwaarloosd, zoals onderlinge relaties.

Opeens vallen door corona geliefden weg of kunnen we ze niet meer bezoeken. Plotseling beseffen we, hoe belangrijk ze voor ons zijn. En hoeveel respect al die werkers in de zorg verdienen. Waarom komen we daar nu pas achter?

Opeens komen veel bedrijven stil te liggen of dreigen om te vallen. Plotseling komen we erachter, hoeveel eigenwaarde we aan ons werk of ons maatschappelijke positie ontleenden. Wie zijn we nu ons dat allemaal uit handen geslagen wordt?

Opeens horen we de vogels fluiten en valt het ons op dat de luchten mooier zijn zonder al die vliegtuigstrepen. Plotseling realiseren we ons dat Gods prachtige schepping ook iets is om van te genieten. Hoe kan het dat we daar zolang aan voorbij geleefd hebben?

‘ANDERS GEWOON’

Al dit soort vragen komen nu gezamenlijk naar boven, omdat één ramp ons allemaal tegelijk treft en heel de samenleving lam slaat. Christenen erkennen dat er niets buiten God om gaat. Dus vragen veel gelovigen zich af: wat wil God ons hiermee leren? Moet het roer om? En zo ja, hoe dan?

Ik geloof dat God ons door elke crisis iets wil leren. Als we dat inzien, moet het roer inderdaad om. Maar hoe dat moet? Op die vraag moet iedere gelovige volgens mij voor zichzelf persoonlijk een antwoord zien te vinden. En als samenleving moeten we er in goed overleg met elkaar een weg in vinden.

Tegelijk gaat het dagelijkse leven gewoon door. Dus ploegt ook de boer gewoon voort. Maar het is niet meer ‘gewoon zoals altijd’. Het is ‘anders gewoon’ geworden, bewuster. Als het goed is in het besef: Morgen is voor ons verborgen. Jij en ik, wij weten niet wat de dag van morgen biedt. Maar Hij die ’t heelal omspant houdt ook ‘morgen’ in zijn hand.

 

Ballade van de boer
Er stonden drie kruisen op Golgotha,
Maar de boer hij ploegde voort.
Magdalena, Maria, Veronica,
Maar de boer hij ploegde voort.
En toen zijn akker ten einde was,
Toen keerde de boer de ploeg
En hij knielde naast zijn ploeg in het gras,
En de boer, hij werd verhoord.

Zo menigeen had een schone droom,
Maar de boer hij ploegde voort.
Thermopylae, Troja, Salamis,
Maar de boer hij ploegde voort.

Het jonge graan werd altijd groen,
De sterren altijd licht,
Gods woord streed in de wereld voort
En de boer heeft het gehoord.

Men heeft de boer zijn hof verbrand,
Zijn vrouw en os vermoord;
Dan spande de boer zichzelf voor de ploeg,
Maar de boer hij ploegde voort.
Napoleon ging de Alpen op
En hij zag de boer aan ’t werk,
Hij ging voor Sint-Helena aan boord
En de boer hij ploegde voort.

En wie is er beter dan een boer,
Die van de wereld hoort,
En hij ploegt niet, wat er al geschiedt
Op deze akker voort.
Zo menigeen lei de ploegstaart om,
En deed het werk niet voort,
Maar de leeuwerik zong hetzelfde lied,
En de boer hij ploegde voort.

Heer God! De boer lag in het gras,
Toen droomde hij deze droom:
Dat er eindelijk een rustdag was
Naar apostel Johannes’ woord.
En de kwaden gingen hem links voorbij
En de goeden rechts voorbij,
Maar de boer had zijn naam nog niet gehoord
En de boer hij ploegde voort.
Eerst toen de boer die hemel zag
Zo vol van lichte schijn,
Toen spande hij zijn ploegpaard af,
En hij veegde het zweet van zijn voorhoofd af,
En hij knielde naast zijn stilstaand paard,
En hij wachtte op Gods woord.

Een stem sprak tot aarde, hemel en zee
En de boer heeft haar gehoord:
“Ter wille van de boer die ploegt
Besta de wereld voort!”

J.W.F. Werumeus Buning – uit de bundel Negen balladen – eerste uitgave 1935