Van eeuwigheid tot eeuwigheid bestaat de ene God. Hij is de bron en het doel van alle dingen. Hij is in Zichzelf een God vol van allesomvattende liefde, blijdschap, vrede en creativeit. Aan ons mensen heeft Hij Zichzelf bekend gemaakt als God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Deze drie-enige, ware God is geen onderdeel van onze tijd en ruimte, maar is er de Schepper van. Voor Hem is er geen verschil tussen wat voor ons één nanoseconde is of één miljard jaar.
Zo begint de Amerikaanse gereformeerde theoloog Leonard J. Vander Zee zijn hervertelling van het scheppingsverhaal in From Stardust to the New Jerusalem op een congres over schepping en evolutie begin juli 2015. En zo gaat hij verder:
Eens, once upon a time, bracht deze overweldigende, kostelijke, overvloeiende liefde van de drie-enige goddelijke gemeenschap vanuit het niets een speldeknopje voort, kleiner dan een eiwit. God had daar het hele universum in gelegd: alle materie, alle energie, al het leven, alle natuurwetten, ja, alles was in potentie aanwezig. Het speldeknopje explodeerde – alleen God weet hoe – en het universum ontstond. In het begin leek alles zichzelf door explosies te vernietigen, maar dat gebeurde niet. Door een piepkleine asymmetrie tussen deeltjes en antideeljes liet God materie ontstaan. En God was enorm blij dat het allemaal volgens zijn plan ging. Daarna ontstonden de sterrenstelsel en in die miljarden jaren gooiden supernova’s enorme hoeveelheden energie in het universum. En de lach van de Drie-Enige schalde door de kosmos. Alles was klaar voor de volgende stap: het ontstaan van leven. God focuste Zich op een kleine ster in de uithoek van het heelal – onze zon. Hij zorgde ervoor dat één planeet,
de aarde die wij nu bewonen, op precies de juiste afstand stond zodat het leven zich daar begon te ontwikkelen. En in de hemel dansten alle engelen vol bewondering en blijdschap. Miljoenen jaren lang ontwikkelde het leven op aarde zich verder. De ene na de andere soort ontstond, ieder een wonder op zich. En God verheugde zich enorm in de overweldigende variëteit van schepselen die Hij gemaakt had. Maar van eeuwigheid af was het Gods plan geweest om een schepsel te maken dat het vermogen had hun Schepper te kennen en lief te hebben, om zich te verwonderen en God te prijzen. Alleen, zulke schepselen waren er nog niet. Dus kneedde God het DNA zo, dat er nieuwe
schepselen ontstonden die rechtop gingen lopen en van wie de herseninhoud groeide, totdat er een schepsel verscheen die iets totaal nieuws had: menselijk bewustzijn. God blies zijn adem in deze schepselen, zodat ze God kenden als de Schepper van het heelal. Ze stonden vol verrukking en verwondering voor hun Schepper. Ze gaven namen aan de sterren en de dieren en brachten de wereld in cultuur. Toen zei God: ‘Dit is eindelijk het schepsel dat naar ons beeld geschapen is om over de aarde te heersen en erover te waken. Dit zijn onze priesters die Ons namens heel de schepping zullen vereren. Zij zullen Ons kennen en ze zullen op aarde onze vreugde over de goede schepping weerspiegelen.’ En de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zeiden tegen elkaar: ‘Ooh, wat is dit allemaal geweldig mooi en goed!’
Op deze manier verwerkt Vander Zee de moderne wetenschap in het scheppingsverhaal. In zijn ogen is het een wonder van goddelijke liefde en creativiteit, dat na een proces van miljarden jaren het speldeknopje vol mogelijkheden waarmee God begonnen is, eindigt in het bestaan van mensen die naar Gods beeld geschapen zijn en God kennen en erkennen: ‘HEER, onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde.’ (Psalm 8). Maar, vertelt Vander Zee verder, het verhaal is nog niet afgelopen:
Als de geschiedenis verder gaat, spreiden de donkere schaduwen van de zonde zich uit over de levens van deze prachtige vrije schepselen. Ze komen in opstand. Ze willen meer. Ze worden jaloers en wantrouwen zelfs de God die hen zo liefdevol gemaakt heeft. Het gif van de zonde verspreidt zich over heel de schepping en leidt tot vervreemding en vernietiging. Maar de Schepper laat het er niet bij zitten.
Uiteindelijk vindt het grootste kosmische moment van heel de geschiedenis van het universum plaats:
God de Zoon, door Wie en voor Wie alles geschapen is, komt onze wereld van ruimte en tijd binnen en wordt een mens als wij, ons vlees en bloed en DNA. Jezus Christus is de nieuwe mens, het ware beeld van God. Hij maakt weer echte mensen van ons. Nu al herstelt Hij door de Heilige Geest onze nieuwe identiteit als beelddragers van God en worden wij door zijn Geest meer en meer veranderd naar de luister van zijn beeld. En eens zullen wij, in zonde gevallen mensen, delen in de eeuwige dans van Gods liefde en vreugde, wanneer God de schepping in volle luister herstelt en alle dingen nieuw maakt.
Dit is, zegt Vander Zee, het grote verhaal van de geschiedenis van de hele wereld, van Sterrenstof tot Nieuw Jeruzalem. Dit verhaal maakt het leven zinvol, want het is werkelijk goed nieuws dat redding en hoop geeft aan iedereen die in dit licht wandelt.
STUURT GOD HET EVOLUTIEPROCES BIJ?
In deze, door mij samengevatte hervertelling, vallen mij twee dingen op. In de eerste plaats proef je bij Vander Zee voortdurend een diep respekt voor de drie-enige God als de Schepper, Verlosser en Voltooier van deze wereld. Tegelijk wil hij volledig recht doen aan de ontdekkingen en resultaten van de wetenschap als het over het ontstaan van het hele universum en van onze plek als mensheid op aarde gaat. In de tweede plaats merk ik dat Van der Zee in zijn vertelling op minstens twee momenten kiest voor een soort goddelijke bijsturing van het evolutieproces, namelijk *1* door ervoor te zorgen dat op een gegeven moment een nieuw soort schepsel ontstaan, de mensaapachtigen en *2* door op een gegeven moment, als zich in deze nieuwe levenssoort een soort bewustzijn ontwikkelt, er zijn goddelijke adem in te blazen, zodat deze groep mensen God als hun Schepper leert kennen en vereren.
Deze twee momenten van ‘goddelijke bijsturing’ kunnen mij niet overtuigen. Ik snap niet zo goed wat deze hypothese geloofwaardiger maakt dan een ‘goddelijk schepping’ zoals dat in Genesis 1-3 beschreven is. Want als je alleen maar kunt geloven in een God die gebonden is aan hoe de wetenschap het ontstaan van het universum verklaart – wat geloof je dan eigenlijk van God? Volgens mij verval je dan tot een vorm van deïsme – de theologische stroming die van mening is dat God alleen aan het begin van de schepping de boel in gang gezet heeft en vervolgens zijn schepping als een wekker laat aflopen zonder er verder betrokken bij te zijn. Of, nog erger, je houdt geen geloof meer over, omdat de wetenschap, als het erop aankomt, in alles het laatste woord heeft.
TERUG NAAR DE VERWONDERING
Dr. Henk Geertsema voert in zijn artikel ‘Probeer eens opnieuw naïef de Bijbel te lezen’ in het CW van 15 juli 2015 (Christelijk Weekblad – nieuws- en opinieblad voor gelovig Nederland) een pleidooi om als christenen weer meer open te staan voor de verwondering. Daardoor kunnen we de analytische, wetenschappelijke reductie van ons bestaan tot wetmatigheden en verklaringen overstijgen. Het getuigt volgens hem juist van een wetenschappelijk instelling om open te staan voor de mogelijkheid dat de aarde in zes dagen is geschapen. Want wij hoeven God en zijn woorden niet uit te leggen als mythe, projectie of metafoor. Als je je laat leiden door de verwondering, kunnen we weer de openbaring van God aanvaarden als betrouwbare woorden. De filosoof Paul Ricoeur (1913-2005) noemt dit een “tweede naïviteit”. Leonard J. Vander Zee wees er al op dat wetenschap en theologie elk hun eigen beperkingen zouden moeten erkennen om zo juist volop op hun eigen terrein de geheimen van de schepping (vooral de natuurwetenschap) en de verlossing (vooral de theologie) te doorgronden. Daar hoort dan de erkenning bij, dat niet alleen onze kennis beperkt is, maar ook dat God ons niet alles verteld heeft over het begin van de geschiedenis, net zoals Hij in het boek Openbaring zaken voor ons verborgen houdt over de periode tussen Pinksteren en Wederkomst. Wat Hij ons in de Bijbel laat weten, doet Hij “namelijk voor zover dat voor ons in dit leven nodig is tot zijn eer en tot behoud van de zijnen.” (Nederlandse Geloofsbelijdenis art. 2)
Ik voel wel wat voor deze benadering als het om de vragen rond schepping en zondeval gaat. Wetenschappelijk kun je prima met grote delen van de evolutietheorie uit de voeten. Het is, wetenschappelijk gezien, een zeer aannemelijke hypothese. Als je, puur wetenschappelijk, de aardlagen en de zonnestelsel bestudeert, kom je uit op miljoenen en miljarden jaren. Daar is niets mis mee. Maar als de natuurwetenschap claimt te kunnen verklaren, waarom de aarde ontstaan is (in plaats van hoe het volgens de huidige wetenschappelijke modellen gegaan kan zijn) en daarbij soms ook nog beweert dat God slechts een bijproduct van onze hersenschors is, gaat ze haar boekje ver te buiten.
Als christen geloof ik in een God die deze wereld geschapen heeft en nog steeds in stand houdt en regeert en eens tot zijn doel zal brengen. Als Hij mij vertelt dat Hij alles in het begin perfekt heeft neergezet, geloof ik dat. Als Hij mij vertelt, dat Hij één echtpaar als mens naar zijn beeld geschapen heeft, geloof ik dat ook. Hoe Hij dat allemaal precies gedaan heeft, daar was en kan ik niet bij. Maar Hij heeft wel meer dingen gedaan waar ik niet was en bij kan, en waar toch meer dan 500 mensen getuige van geweest zijn. Dus geloof ik Hem op zijn woord. Persoonlijk vind ik een ‘ingeschapen ouderdom’ en een levenscyclus waarin planten en dieren op elkaar afgestemd zijn niet zo problematisch, terwijl volgens mij de geleidelijke ontwikkeling van de mens uit een mensaapachtige niet goed met het historische verhaal van Genesis 1-3 te combineren is. Als het om de schepping zelf gaat, heb ik er geen behoefte aan om nadrukkelijk uit te spreken, dat de zes scheppingsdagen elk precies 24 uur geduurd hebben. Maar ik zie het nut er ook niet van in om de zes scheppingsdagen op te rekken tot exact de periode die de huidige stand van de wetenschap berekend heeft. Als ik dan toch een keuze maken moet, vind ik het verhaal van Genesis 1-3 het meest geloofwaardig.
Eens, once upon a time, maakte God in korte tijd een kant en klaar heelal en schiep Hij één mensenpaar als zijn evenbeeld. En met het intellect dat God Zelf in onze hersenen gelegd heeft, kunnen we het allemaal narekenen: als God het niet in een krappe week geschapen heeft, zou het ongeveer 13,7 miljard jaar oud zijn. Zo’n machtig God is Hij!
Dit is deel drie van een drieluik over dit onderwerp: