In het ND van 3 augustus benadrukte Dirk de Bree de waarde christelijke studentenverenigingen, maar wees ook op het risico van versnelde secularisatie als daarbij de kerk uit beeld verdwijnt. Een goede klik tussen student en kerk is daarom ontzettend waardevol. Dat geldt wederzijds. Maar dan moeten de verwachtingen wel goed op elkaar afgestemd zijn.
De studententijd als zoektocht
Niet alle christelijke studenten zijn lid van een kerkelijke gemeente in hun studentenstad. Dat is bijzonder jammer. In mijn tijd als dominee in een studentenstad en als vader van vier studerende kinderen heb ik gemerkt dat studenten vooral positief-kritisch betrokken zijn en blijven op geloof en kerk als ze in hun eerste jaar een goede band opbouwen met de kerkelijke gemeente in hun studentenstad. Wat dat betreft is het goed om pas in je studententijd belijdenis van je geloof te doen met medestudenten die dezelfde vragen over het christelijke geloof hebben. Bovendien raak je zo meteen betrokken bij je nieuwe kerkelijke gemeente.
Als het om ‘student en kerk gaat’ zijn er drie dingen belangrijk. Allereerst is de houding van de student van groot belang: hoe heeft de kerk waar iemand is opgegroeid en het voorbeeld van de ouders het geloof van de aankomende student gevormd? Daarnaast heeft ook de sfeer binnen een christelijke studentenvereniging veel invloed: hoe wordt er tegen het instituut ‘kerk’ in het algemeen en tegen de plaatselijke kerken in de stad aangekeken? Tenslotte speelt de houding van die plaatselijke kerken een grote rol: hoe betrokken en actief is men daar bij alles wat studenten op geloofsgebied bezig houdt?
Een parallelle gemeenschap der heiligen
De dynamiek tussen student en kerk zit ‘m volgens mij vooral in het feit dat de eerste kring waarbinnen studenten zich bewegen meestal de christelijke studentenvereniging is. Die functioneert in de praktijk als een parallelle ‘gemeenschap der heiligen’. En dat is prima, want het is juist de bedoeling dat je vooral in eigen kring elkaar ondersteunt en help en vormt. Tegelijk beseft bijna iedereen, dat een studentenvereniging geen kerkelijke gemeente is en het ook niet kan en wil zijn. Dat laat meteen een spanningsveld zien. Principieel gezien is de kerkelijke gemeente in de studentenstad het belangrijkste, terwijl studenten in de praktijk zich vooral inzetten binnen hun christelijke studentenvereniging. Zie dat maar eens, zowel van de kant van de student als van de kant van de kerkelijke gemeente een goede balans in te krijgen!
Spannend & Uitdagend
De dynamiek tussen student en gemeente kent ook z’n eigen problematiek. In heel de samenleving zie je dat mensen zich niet meer gebonden voelen aan instituten waar ze niks meer mee hebben. Als de plaatselijke kerk denkt het zonder studenten ook wel te kunnen en studenten denken dat de vereniging hen wel genoeg te bieden heeft, is dat voor allebei een gemiste kans. Soms lijkt de bijdrage van studenten in de kerkelijk gemeente allemaal zo ‘hap-snap’ te zijn. Maar hoe erg is dat? Veel studenten zijn graag bereid zich in te zetten voor concrete, kleinschalige, incidentele activiteiten van de plaatselijke gemeente. Ze zorgen er ook vaak voor dat de kerkleden betrokken raken bij allerlei projecten in de stad, zowel op evangelisatiegebied (AiA of Passionweek) als op diakonaal gebied (Happetaria).
U-bocht-christenen
Dirk de Bree stelt, dat een christelijke studentenvereniging kan leiden tot versnelde secularisatie. Ik denk dat als een christenenstudent nergens lid van wordt, die kans minstens tien keer zo groot is. Maar hij heeft wel een punt. Als christelijke jongeren tijdens hun studententijd afstand nemen van de plaatselijke kerk, vallen na hun afstuderen vaak in een gat. Ze zijn student af, zijn los van de kerk van hun jeugd, maar hebben geen enkele band opgebouwd met een kerkelijke gemeente in hun studentenstad. Gelukkig breekt dan regelmatig het besef door: dit is niet goed, ik moet me weer ergens bij aansluiten. Met een U-bocht keren na enkele jaren ze toch weer terug. Maar hoeveel oud-studenten lukt dat niet? Veel vaker gaan ze, als ze lid-af zijn van christelijke studentenvereniging, in hun eentje verder met hun geloof. Dat is erg riskant, want de Heilige Geest noemt noemt de plaatselijke kerk niet voor niets ‘de kring van mensen die gered willen worden’ (Hand. 2:47).
‘The best place to be’
Mijn ideale plaatje als het om student en kerk gaat is deze: laat de kerk in de stad waar iemand studeerde aan het eind van de studie ´the best place to be´ geweest zijn voor elke student. Zo van: ik heb als student in de afgelopen zes jaar veel heen en weer gependeld tussen allerlei plaatsen, maar uiteindelijk voelde ik me qua geloofsgroei en geestelijke ontwikkeling het meeste thuis in de kerkelijke gemeente van mijn studentenstad.
Ontdek ook je kerk!
Het liefst zou ik zien, dat christelijke studentenverenigingen zich meer verbinden aan de plaatselijke gemeentes in hun stad. Christenen zweven namelijk niet ergens in het luchtledige rond. Bij elke christen hoort een plaatselijke kerk. Bij een christenstudent ook. Iedere christelijke studentenvereniging zou die persoonlijke betrokkenheid bij een kerkelijke gemeente moeten stimuleren i.p.v. zich daarin neutraal op te stellen uit angst voor – ja, voor wat eigenlijk? Heel concreet pleit ik er dan ook voor, dat tijdens de introductieperiode alle eerstejaars minstens twee bezoekjes afleggen bij leden van een plaatselijke gemeente die overeenkomt met hun eigen achtergrond of voorkeur. Dan zijn de eerste contacten gelegd en ontstaat er een goede mix tussen student en kerk.

en als christen gevormd bent. Dat kan een gevoel geven van stabiliteit en rust, want je hoeft niet alles wat met het geloof te maken heeft, zelf te ontdekken: de ‘basic’ heeft de HERE je al lang geleden bijgebracht dankzij een christelijke opvoeding in een gereformeerd milieu, en bij het doen van je belijdenis heb je ook van harte Jezus Christus (want Hij is die ‘basic’) persoonlijk aanvaard. Anderzijds is kerk een kritische tegeninstantie waaraan je als student jezelf spiegelt en waaraan je nieuwe geestelijke inzichten toetst. En dat allemaal op een hele kritische manier – studenten eigen. Dan gaat het om vragen als: is alles wat ik in de kerk van mijn ouders geleerd heb, wel in overeenstemming met de Bijbel? Hebben andere christenen en andere geloven het allemaal bij het verkeerde eind? En als onze kerkelijke papieren (binnen de NGK: de gereformeerde belijdenisgeschriften) inderdaad het beste de bijbelse leer weergeven, hoe funktioneert dat dan in de praktijk? Waarom is er soms zo’n grote kloof tussen leer en leven?
catechisatie volgen, vaak met medestudenten die dezelfde vragen over het christelijke geloof hebben. Dat kan heel
funktioneert een studentenvereniging in de praktijk als een parallelle ‘gemeenschap der heiligen’. En dat vind ik echt prima. Want dat is nu juist de bedoeling van de ‘gemeenschap der heiligen’, dat je vooral in eigen kring elkaar ondersteunt en help en vormt. Tegelijk beseft bijna iedereen, dat een studentenvereniging geen kerkelijke gemeente is en het ook niet wil zijn. En dus blijft ook de kerkelijke gemeente een belangrijke rol spelen, al was het alleen maar, omdat studenten regelmatig bezoek krijgen van een ouderling, een diaken of een (studenten)pastor. Daarmee heb je meteen een spanningsveld te pakken. Principieel gezien is de kerkelijke gemeente in je studentenstad het belangrijkste, terwijl je als student in de praktijk de meeste tijd en inzet binnen je christelijke studentenvereniging spendeert. Zie dat maar eens, zowel van de kant van de student als van de kant van de kerkelijke gemeente een goede balans in te krijgen!
men bij de keuzes die men maakt niet meer aanspreekbaar is op wat we sámen geloven en op wat men eens ook zélf geloofd heeft. Het is mij dan te gemakkelijk om te zeggen: ‘daar denk ik nu anders over en daar kijk ik nu anders tegenaan.’ Juist binnen de kerkelijke gemeente ben je aan elkaar gegeven om ook samen God te dienen en Jezus te volgen. En om elkaar voor uitglijders en eenzijdigheden te behoeden. Ook de christelijke studentenvereniging als parellel-gemeenschap der heiligen zou zo’n plaats moeten zijn, waar je elkaar stimuleert én probeert te bewaren bij het christelijke, gereformeerde geloof. Ik denk dat zowel de plaatselijke kerk als de studentenvereniging daar niet altijd even goed in is. De kerk niet, omdat die soms te weinig inlevingsvermogen heeft en te massief of kritische vragen van studenten reageer. De studentenvereniging niet, omdat iedereen daar elkaars gelijke is, dus is het al snel ‘not-done’ om je een oordeel aan te matigen over wat je toch echt als een zorgelijke ontwikkeling in iemands geloofsleven ziet. Maar misschien denk ik wel teveel dat we elkaars geloofsontwikkeling als mensen kunnen beheersen en bijsturen. En is het van veel meer belang om ieder op z’n plaats gewoon christen te zijn en het voor de rest maar gelovig aan de Geest van Christus over te laten, hoe studenten zich in deze mooie periode van hun leven als christen ontwikkelen. Als schapen van de Herder komen ze na de nodige omzwervingen wel weer op hun pootjes in de kudde van Christus terecht.
Toen ik in Nijmegen begon als predikant, had ik het volgende ideaal voor wat betreft de plaats van studenten in de gemeente: laat onze gemeente aan het eind van de studie ´the best place to be´ geweest zijn voor elke student. Zo van: ik heb als student in de afgelopen zes jaar veel heen en weer gependeld tussen mijn studentenkamer, mijn ouderlijk huis, dat van mijn vriend(in) en nog vele andere plaatsen in het weekend, maar uiteindelijk voelde ik me in Nijmegen het meeste thuis, ook wat betreft de kerkelijke gemeente, geloofsgroei en geestelijke ontwikkeling. Ik geloof nog steeds dat het in de praktijk ook zo werkt. Uiteraard geldt dat niet voor iedereen. En dat geeft ook niet. Maar ik ben er nog steeds van overtuigd, dat het goed voor iedere student, dat ´ie een geestelijke uitvalsbasis heeft om als kind van God in het wereldje van Universiteit, HBO en studentikositeit te funktioneren.