80 JAAR VRIJHEID – hoe gedenk en vier je dat?

2 KONINGEN 13 : 14 – 19

Toen Elisa ziek was geworden en op sterven lag, zocht koning Joas van Israël hem op. Huilend riep hij uit: ‘Vader, vader! Strijdwagen en ruiterij van Israël!’ 15 Elisa zei tegen de koning: ‘Haal een boog en pijlen.’ Toen Joas dat gedaan had, 16 zei Elisa: ‘Span de boog.’ Joas spande de boog, en Elisa legde zijn handen over de handen van de koning heen 17 en zei: ‘Open het venster dat uitziet naar het oosten.’ Joas opende het venster, en Elisa zei: ‘Schiet!’ De koning schoot een pijl af, en Elisa zei: ‘Deze pijl is een overwinningsteken van de HEER. Deze pijl betekent de overwinning op Aram. Bij Afek zult u Aram vernietigend verslaan.’ 18 Daarna zei Elisa: ‘Pak uw pijlen.’ Joas nam de pijlen in zijn hand en Elisa zei tegen de koning: ‘Sla met de pijlen op de grond.’ Joas sloeg driemaal met de pijlen op de grond, niet vaker. 19 Toen riep de godsman woedend uit: ‘Had maar vijf of zes keer geslagen! Dan zou u Aram vernietigend verslagen hebben. Nu zult u Aram maar drie keer een nederlaag toebrengen.’

Beste dorpsgenoten,

Tachtig jaar geleden kwam er officieel een eind aan de Tweede Wereldoorlog. herdacht. Op 4 mei staan we stil bij de gevallen in die oorlog (en bij alle vredesmissies daarna) en op 5 mei vieren we die bevrijding feestelijk.

Maar … hoe beléven we onze vrij­heid? Wat dóen we ermee? Onze koning roept ons eigenlijk elk jaar wel in zijn toespraak op om onze vrijheid te gebruiken in verantwoordelijkheid, ver­draagzaamheid en respekt voor elkaar.

Hier, op deze 4-mei-herdenking in Balkbrug, wil ik met jullie nog een diepere laag aanboren, vanuit christelijk perspektief. Volgens de Bijbel is échte vrijheid, dat je uit dankbaarheid leeft zoals de HERE God dat wil. Want Hij heeft ons deze tachtig jaar  van vrede, veiligheid en wel­vaart gegeven. Hij geeft vrijheid en verwacht dankbaar­heid. Dankbaarheid, zodat we de vrijheid niet alleen voor onszelf gebrui­ken, maar er wat mee doen.

Daarom wil ik vanavond een voor bijna iedereen waarschijnlijk onbekende geschiedenis uit de Bijbel naar voren halen. Het staat in het Oude Testament en we hebben het zojuist gelezen.

Koning Joas van Israel komt de profeet Elisa op zijn sterfbed bezoeken. Hij was de kleinzoon van koning Jehu. Die was 50 jaar eerder, net als Elisa zelf, door de profeet Elia gezalfd. Elisa als zijn opvolger en Jehu als koning over Israel, om aan het goddeloze regime van koning Achab en koningin Izebel een einde te maken. Izebel en Achab hadden het geloof in God ingeruild voor de Baälgodsdienst. Jehu voerde het geloof in God weer in als staatsgodsdienst. Maar zelf, staat er, diende hij God niet met zijn hele hart, zoals hij wel beloofd had. En dus begon God Israel te ‘snoeien’, staat in de Bijbel. Het grondgebied werd kleiner doordat de grotere buurman, de koning van Aram, aan landjepik begon te doen.  Waar kennen we dat van vandaag de dag?

Nu zijn we zo’n 50 jaar verder, want de opa van koning Joas, Jehu dus, regeerde 28 jaar en zijn vader Joachaz 17 jaar. Heel die tijd was het oorlog en was Aram aan de winnende hand. Aan het eind van zijn regering had Joachaz tot God gebeden en had de HERE hem beloofd dat er iemand zou komen die voor bevrijding zou zorgen. En als een paar jaar later zijn zoon Joas koning is geworden en hoort dat de oude profeet Elisa op z’n sterfbed ligt, wil hij hem persé nog een keer bezoeken. Want ook een profeet is, net als een paus, maar een mens en kan zomaar het tijdelijke met het eeuwige verwisselen. Joas begroet Elisa met ‘‘Vader, vader! Strijdwagen en ruiterij van Israël!’ Oftewel: Elisa, u bent een man van God, en u bent voor mij en het hele belangrijker dan een heel leger met soldaten.

Zie je het verband met vandaag? Waar stel je je vertrouwen op? Of beter: op Wie? In deze spannende tijd. Nooit eerder was in de afgelopen 80 jaar de vrede zo wankel.

Als antwoord op zijn uitroep belooft Elisa, dat er weer overwinningen op Aram be­haald zullen worden. Dat is dat verhaal van die pijl die Joas uit het raam van Elisa’s huis het veld in moet schieten. Maar is het je opgevallen hoe er geschoten wordt? De oude Elisa legt zijn handen over die van koning Joas heen.

Dat betekent wat! Namelijk: als je God te hulp roept, moet je je ook door Gods hand laten leiden. Dan word je een bruikbaar instrument in zijn hand om overwinningen te behalen. Zo hebben veel christenen in 1944 Gods hand gezien in de invasie van de geallieerden op 6 juni 1944 en de doorbraak erna. Van die vijf jaar oorlog en bezetting mogen we, met een variatie op 2 Koningen 14:26+27 zeggen: “De HERE had namelijk gezien hoe bitter de Nederlanders, van hoog tot laag, te lijden hadden en dat er niemand was die hun te hulp kwam. Dus liet Hij hen door de Canadezen, de Amerikanen, de Polen en de Engelsen bevrijden.”

Dan vraag je je wel eens af, hoop ik: ‘Waarom wij? Waar hebben wij het aan verdiend?’ En het antwoord is: wij hebben het nergens aan verdiend. Maar het heeft wel een bedoeling. Namelijk deze: om ons dichter bij God te brengen. De HERE laat ons zien, hoe goed het is om in vrijheid te leven. Maar Hij wil ons daarmee duidelijk maken: het is nog beter, om met Chris­tus te leven. Want dat we nú leven, daar komt een einde aan. En ook vrijheid en welvaart staan nooit vast, ook al dachten we tot voor kort haast wel zeker te weten dat hier, in West-Europa, geen oorlog zal uit­breken. Maar wat God ons nu vandaag geeft aan bevrijding en een goed leven, daarmee wil Hij ons wijzen op de échte bevrijding, van zonde en schuld, en op het ééuwige leven, bij de Here Jezus.

Hoe dan ook  – bevrijding verplicht. Er moet reaktie komen.

Want als je het van God verwacht, mag je daarna niet achterover leunen. Elisa geeft Joas nog een opdracht. Eén pijl is afgeschoten als overwinningsteken. Met de andere pijlen moet hij daarna op de grond slaan. En je ziet de koning denken: ‘Waar is dat goed voor?’ Dus nou ja, vooruit, omdat het moet slaat hij drie keer een beetje halfzacht met die pijlen op de grond.

En Elisa die op sterven ligt wordt met toch boos! ‘Had nou maar vijf of zes keer gestampt, dan was Aram definitief verslagen. Maar nu zult u Aram driemaal verslaan.’

Wat doe je met je vrijheid? Als we er in ons land lauw mee omgaan, lijken we op koning Joas. Dan zullen we, na een tijd van vrede en veiligheid, misschien wel weer onze vrijheid verliezen. Vrijheid is een opdracht. Van God gekregen. In geloof verdedigen. Laten we daar samen voor blijven gaan, ook na 80 jaar.

De man die iets moest doen wat hij niet wilde

(kinderpreek gehouden op 13 april 2025 in Balkbrug)

Markus 15  vers 21: Ze dwongen een voorbijganger die net de stad binnenkwam, Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus, om het kruis van Jezus te dragen.

Gemeente van onze Here Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes.

Hallo allemaal!  Fijn dat jullie er zijn in deze speciale kerkdienst.

Ik wil jullie een verhaal vertellen.  Het is lang geleden.  Het gaat over een man.  Simon heet hij. Hij komt uit een ver land – ergens uit Noord-Afrika.  En hij  is op vakantie in Jeruzalem.

Samen met zijn twee kinderen. Twee jongens. Die heten Alexander en Rufus.

Waarom zijn ze in Jeruzalem op vakantie, denk je? Nou, dat zit zo. Simon gelooft in God. En in Jeruzalem staat de tempel. Dat was vroeger het huis van God. Daar gingen de mensen die in God geloofden vaak naar toe.  

Wat deden ze daar dan? Nou, bidden tot God.  En voor Hem zingen en muziek maken. En offers brengen. Want als ze iets fout hadden gedaan, dan wilden ze het graag weer goed maken. Ook met God. En daarom brachten ze vroeger offers in de tempel. Een lammetje bijvoorbeeld. Die offerden ze aan God. En dan was God niet meer boos. Want ze hadden het goed gemaakt.

Weet je, vooral met het Paasfeest waren er altijd héél veel gelovige mensen in Jeruzalem. Dan was het daar smoordruk.

Ook Simon is naar Jeruzalem gegaan. Met zijn twee zonen en met zijn vrouw.  In Jeruzalem willen ze graag samen het Paasfeest vieren. Maar ze zijn er al een week van te voren.

Vandaag is het vrijdag. Simon heeft net een wandeling gemaakt. Door de stadspoort is hij vanmorgen vroeg naar buiten gegaan. En nu komt hij weer terug. Maar net als hij voor de stadsmuur staat, ziet hij opeens een hele groep mensen aankomen. Mensen, maar ook veel soldaten. Tsjonge, wat een drukte!

‘Wat zou er toch aan de hand zijn?’ denkt Simon.  Hij gaat snel wat dichterbij staan. Dan kan hij het goed zien. En horen.

En weet je wat hij ziet? Nou, dat is niet zo’n mooi gezicht. Want kijk – hier zie je een kruis. En je ziet hier een kroon. Niet een echte. Maar een doornenkroon. Dus als je die op je hoofd zet, doet het erg zeer! En aan een kruis hangen doet ook erg zeer.

Nou, weet je wat Simon ziet? Hij ziet iemand met zo’n doornenkroon op z’n hoofd. En met dat zware kruis op z’n schouder. Jullie weten zeker al wel wie dat is? Ja, inderdaad: dat is de Here Jezus! Die wordt zometeen gekruisigd. Ja echt! Erg hè? De mensen in Jeruzalem hadden allemaal geroepen: ‘Kruisig Hem!  Kruisig Hem!’ En dus had de baas van Jeruzalem, de burgemeester zeg maar, Pilatus, dat goed gevonden.  Ook al was het niet eerlijk. Want de Here Jezus had niets gedaan!

En toch moest Jezus nu dat kruis dragen. Door de stad heen, naar een heuvel buiten de poort.  En ondertussen sloegen de soldaten hem, en ze duwden hem een doornenkroon op z’n hoofd. En het kruis is zo zwaar! De Here Jezus kan het bijna niet meer volhouden.

Dat is wat Simon ziet, als hij wat dichter bij komt staan.

Maar plotseling hoort Simon een stem. Een romeinse soldaat komt naar hem toegelopen en roept:  ‘Hé jij daar! Kom hier! Zie je niet dat die man bijna omvalt onder zijn kruis? Meetillen. Pak die balk op! En opschieten een beetje! ‘ Angstig kijkt Simon om zich heen.  Bedoelt die soldaat mij? Moet ik dat kruis dragen? Ik? Waarom ik? Maar voor hij er over na kan denken, hebben twee soldaten hem al uit de rij met mensen getrokken. En heeft hij dat zware kruis op z’n nek.

Simon wil het helemaal niet. Dat kun je wel begrijpen zeker?

Zou jij dat willen? Stel je voor dat je door de stad loopt. En daar zijn een paar verhuizers bezig. Iemand gaat verhuizen en ze moeten een grote tafel of een piano de trap op tillen. En plotseling zegt iemand tegen jou: ‘Hé jij daar, kom eens hier – ik wil dat jij die zware piano voor mij gaat tillen!’ Zou je dat dan doen? Als je iemand helemaal niet kent? En die zegt tegen jou: ‘Kom hier, meehelpen jij!’ En je krijgt het meest vervelende klusje te doen.

Dat wil je toch niet? Dan roep je toch ook: ‘Moet ik die zware piano tillen?’

Nou, zo dacht Simon er ook over. Moet ik dat zware kruis tillen? Dat kan ik helemaal niet. Dat wil ik helemaal niet. Ik wil strakst Paasfeest vieren. En in de tempel een offer brengen. En gaan bidden tot God. Ik wil helemaal geen kruis dragen. Ik niet! Neem maar iemand anders. Laat die man dat zelf doen, die Jezus. Het is zijn kruis!’

Nou, dat kun je wel begrijpen, hè?  Simon vindt het niet leuk. Hij moet iets heel vervelends doen. Voor iemand die hij niet eens kent.  Maar hij moet, van de soldaten. En dus pakt Simon het kruis van Jezus af. En draagt het zelf. Helemaal tot aan de heuvel buiten de stad. Hij moest wel. Ook al riep hij heel hard: ‘Ik wil dat kruis niet dragen!’

Maar weet je … nu wil ik je er nog iets bij vertellen.

Later heeft Simon tegen zijn kinderen gezegd: ‘Jongens, weten jullie nog, toen we in Jeruzalem waren op vakantie? Om daar in de tempel het Paasfeest te vieren? Weten jullie nog, wat er toen gebeurd is?’

En zijn kinderen, Rufus en Alexander, wisten het nog heel goed. ‘Ja papa, zeiden ze dan, dat zijn we nooit vergeten hoor. U werd toen plotseling door twee soldaten beetgepakt. En u moest het kruis tillen van die man.’

‘Precies, antwoordde Simon, en weten jullie, welke man dat was?’

‘Ja papa, zeiden de jongens weer, nu weten wij dat wel. Maar toen nog niet.’

‘Nee ,  zei Simon, toen wist ik het ook niet. En daarom riep ik heel hard tegen die soldaten: Waarom moet ikdat kruis dragen? Want ik was het er helemaal niet mee eens. Ik had er helemaal geen zin in.’

‘Maar nu denkt u daar heel anders over, hè, papa?’

‘Ja jongens, inderdaad. Want nu weet ik, van wie dat kruis was, dat ik moest dragen. Dat kruis was het kruis van de Here Jezus. Ik heb zijn kruis gedragen. En daar ben ik nu erg dankbaar voor. Dat ik dát heb mogen doen voor de Here Jezus. Het was niet fijn. Het was niet makkelijk. Maar ik heb het graag voor Hem gedaan.’

Weet je waarom Simon dat later tegen zijn kinderen gezegd heeft?  Omdat hij in de Here Jezus is gaan geloven.

Geloof jij ook in de Here Jezus? Hij is de Zoon van God. Hij is met Kerst geboren. In de stal van Bethlehem. En toen Hij groot geworden is,maakte Hij veel zieke mensen beter. En deed Hij wonderen. En vertelde Hij de mensen over God. Hij zei:  ’Het is niet goed tussen God en jou. Je doet veel dingen verkeerd. Je doet zonde. En dan wordt God boos op je. Eigenlijk verdien je straf. Straf van God. En je doet steeds weer dingen verkeerd. Dus hoe kun je het ooit weer goed maken met God? Nou, dat kun je niet zelf. Maar daarom ben ik gekomen, zei de Here Jezus . Ik ga het weer goed maken. Ik ga de straf voor jullie dragen. Ik ga sterven aan het kruis. Voor jullie.’

 En dan zegt God: ‘Gelukkig heeft de Here Jezus het weer goed gemaakt. Iedereen die in de Here Jezus gelooft, hoeft niet meer bang te zijn dat ‘ie straf krijgt. Nee, je krijgt vergeving. Het is weer goed. Goed met God. En goed met elkaar. En dus mag je in de hemel komen, als je in de Here Jezus gelooft. En je mag weer vriendelijk voor elkaar zijn.’

Dat geloofde Simon later ook. En weet je wat hij toen dacht?
Toen dacht hij: wat is nu erger:

Een kruis dragen?  Of aan het kruis hangen?
Wat vind je erger? Wat denk je?

Nou, ik weet het wel! Aan het kruis hangen is veel erger dan een kruis dragen.

En waarom hing de Here Jezus aan het kruis? Had Hij Zelf een heleboel verkeerde dingen gedaan? Had Hij Zelf gestolen? Of gelogen? Of gevloekt? Of kwaad weggelopen?

Nee. Jezus heeft nooit iets verkeerds gedaan! En toch hing Hij aan het kruis.

Hij ging voor jou aan het kruis! Want jij heb wel eens stiekum iets weggepakt. Of je bent niet eerlijk geweest. Of je hebt lelijke dingen gezegd. Of je werd een keer heel erg boos op iemand. 

En God ziet dat allemaal. Hij weet dat allemaal. En de HERE vindt dat erg. Als jij steeds weer verkeerde dingen doet, hoe kun je het dan weer goed maken met God? Dat kun je zelf niet!

Nee, zegt de Here Jezus. Daarom doe Ik het voor je! Ik ga voor jou aan het kruis hangen. Ik krijg de straf voor al jouw zonden! Dat doe ik voor jou. En daarom mag jij nu blij zijn met God en voor Hem leven. En straks mag jij in de hemel komen. Je kunt het niet zelf verdienen. Maar ik geef het aan jou. Want Ik heb het voor jou verdiend, zegt de Here Jezus. Door aan het kruis te hangen.

Geloof je dat?
Simon de kruisdrager geloofde het later wel. En daarom zegt hij later tegen zijn kinderen:

‘Ik moest het kruis van Jezus dragen. Dat wilde ik eerst niet, maar nu begrijp ik het beter.

Ik moest iets doen wat ik niet leuk vond. Maar de Here Jezus deed iets voor mij, wat véél belangrijker was. En wat véél moeilijker voor Hem was.’

Vergeet dat nooit: soms moet jij iets doen wat je niet wilt. Dat is niet altijd leuk.

Maar vergeet dan nooit: de Here Jezus deed het allermoeilijkste: Hij stierf aan het kruis voor jou!

TONEELSTUKJE

3 kinderen lopen vanaf achteren over het middenpad naar het podium waar het kruis staat. Twee kinderen lopen met een zware rugzak en lopen zichtbaar vermoeid, steunen wat. Eén kind draagt niks. 

Dominee: ‘Kijk eens wie daar aan komen lopen, het lijkt wel alsof 2 van hen een zware last moeten dragen.’

Aangekomen op het podium: Eén van de kinderen kan de zware last echt niet meer dragen en vraagt aan het kind (zonder rugzak): ‘ik kan echt niet meer, het is te zwaar… Wil jij mijn rugzak dragen?’ 

Het kind zonder rugzak zucht en moppert, maar zegt dan: ‘Oké dan…’ 

Ze lopen met z’n 3-en naar het kruis en leggen daar de last neer en knielen voor het kruis. 

Daarna lopen ze naar de andere kinderen en gaan erbij zitten.

Als een roze olifant door de NGK-porseleinkast

De Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK) worstelen met hun visie op homoseksuele relaties. Een eerder voorstel op de landelijke synode om geen concrete uitspraken te doen over homoseksuele relaties werd door de opstellers van het studierapport Ruimte en richting als ‘een rode kaart’ ervaren. Daarom besloot de synode dat er een herziene besluittekst moest komen met een betere Bijbelse onderbouwing. Deze voorstellen zijn op 8 maart op de synode besproken. De twee meest omstreden voorstellen (besluit 4 en besluit 5) zijn met een meerderheid van 60% (door resp. 34 en 33 van de 55 afgevaardigden) aangenomen.

Helaas gaat wat nu op tafel ligt veel verder dan het studierapport. Dat bood, naast veel waardevolle informatie, in mijn optiek nog wel enige richting. Maar deze voorstellen bieden een zee aan subjectieve ruimte met een onderbouwing die Bijbels gezien kant noch wal raakt. Daarmee geeft men plaatselijke kerken geen enkele richting, maar laat ze stuurloos ronddobberen. Met daarbij als levensgroot risico dat gereformeerde kerken die wel op Bijbelse gronden bepaalde grenzen stellen in de hoek van homofobe christenen geplaatst worden. Op dezelfde dag dat de NGK-synode deze besluiten nam, verscheen op Twitter een spreuk van de grote anglicaans-gereformeerde theoloog J.C. Ryle. Te toevallig om niet te melden, vind ik.

Angst om kleur te bekennen

Ik vraag me af hoe dat komt. Mijn analyse: we willen als NGK op geen enkele manier in de hoek van homohaters geplaatst worden, dus we bieden ruimte voor elke opvatting die onder christenen voorkomt, zodat de maatschappij om ons heen ons als heel tolerant beschouwt. Dat lijkt me een misvatting, want elke christelijke beperking van de 100 procent individuele keuzevrijheid in onze samenleving wordt meteen als bekrompen conservatief beschouwd.Erger is, dat we als kerken geen kleur durven bekennen als het om belangrijke keuzes gaat. We verwarren christelijke vrijheid die tot fleurige veelkleurigheid leidt met christelijke vrijblijvendheid die tot verwaterde kleurloosheid leidt. En misschien, ik moet het als ras-GKV-er erkennen, zit er ook een stukje onzalig vrijgemaakt DNA in deze voorstellen. De Anglicaanse Kerk worstelt nog met de theologische doordenking van het zegenen van homorelaties en probeert tegelijkertijd de eenheid binnen de kerk te bewaren. In contrast daarmee is het typisch vrijgemaakt om snel een beslissing te nemen, zelfs als dat grote gevolgen heeft. Volgens de huidige synodevoorzitter is het dan ook realistisch dat deze verregaande voorstellen, als ze worden aangenomen, sommigen ertoe zullen bewegen de NGK te verlaten.

Terug naar het commissievoorstel. Wat gaat er hier fout? Als het gaat om de hoofdlijnen weinig. Men sluit aan bij een belangrijkste conclusie van het studierapport dat bij de bijbelschrijvers een diepgewortelde homoseksuele oriëntatie / geaardheid / gerichtheid niet op het netvlies stond en van gelijkgeslachtelijke seks moet worden onderscheiden. Ook sluit men zich terecht aan bij de oproep van het studierapport om twee gelovige broers of zussen die wel een duurzame relatie met elkaar aangaan, niet af te houden van het avondmaal. Maar verder walst de commissie als een roze olifant door de porseleinkast van gevoeligheden binnen de breedte van NGK. Ik zie dat heel duidelijk op vier punten in de onderbouwing van een aantal besluiten.

1. Visie op homoseksualiteit als zodanig

Besluit 2 stelt voor om uit te spreken dat we als kerken niet eenstemmig zijn over de vraag of Gods Woord ruimte biedt voor het aangaan en onderhouden van een homoseksuele relatie. In de onderbouwing wordt verwezen naar de drie ‘lenzen’ die het studierapport noemt: de lens van de scheppingsorde die homoseksualiteit verbiedt; de lens van de gebrokenheid die tot barmhartigheid leidt; en de lens van variatie die homoseksualiteit als een natuurlijke aanvulling en verrijking beschouwd.In het studierapport werden deze drie visies alleen maar genoemd als verschillende duidingen van het bestaan van een homoseksuele gerichtheid. Bij de lens van variatie werden geen gereformeerde theologen aangehaald, op prof. dr. Ad de Bruijne na, die zelf aangegeven heeft dat hij deze visie niet aanhangt, maar homoseksualiteit liever vooral vanuit de herschepping bekijkt.In het besluit dat men nu voorstelt worden deze drie visies geijkt tot gelijkwaardige acceptabele visies binnen de gereformeerde kerken die zich alle drie willen baseren op Gods Woord. Dat is de omgekeerde wereld: een nieuwe visie, die de gevolgen van de zondeval ontkent, zonder enige onderbouwing binnenhalen als passend binnen de bandbreedte van een gereformeerde visie op de Bijbel.

2. Visie op het huwelijk

Besluit 5 stelt voor om materiaal te ontwikkelen dat gebruikt kan worden ‘om kerkelijk aandacht te besteden aan een homoseksuele relatie’. Op zich ben ik daar niet op tegen. Als kerken besteden we ook aandacht aan een gelovig gezien gemengd huwelijk of aan een tweede huwelijk na een ongeoorloofde echtscheiding of aan een huwelijk na jarenlang samenwonen.

Maar wat dit voorstel bedoelt met het wat vage ‘kerkelijk aandacht besteden’ komt in de onderbouwing naar voren: het moet mogelijk zijn om een homohuwelijk op dezelfde manier in te zegenen als het Bijbelse huwelijk tussen man en vrouw, inclusief beloften van liefde en trouw en het ontvangen van Gods zegen op de knielbank. Want men zegt nog wel als eerste: “Het huwelijk als vaste verbinding tussen man en vrouw is vanaf het begin een instelling van God (Genesis 2:18,24).” Maar vervolgens effent men de weg voor de kerkelijke bevestiging van homoseksuele relaties door te zeggen, dat die ook ‘trekken heeft van een huwelijk’. En als we als kerken ‘ruimte bieden voor dergelijke relaties, is het gepast om ook dan christelijke beloften te vragen over liefde en trouw en te bidden om Gods zegen’.Ook hier gaat men veel verder dan het studierapport. Dat sprak namelijk op bladzijde 109 nadrukkelijk uit, als het om de plaats van huwelijk en seksualiteit in de schepping: ‘de seksuele omgang tussen man en vrouw is … meer dan een variant binnen het spectrum van de menselijke seksualiteit. Tegelijkertijd erkennen we in de werkelijkheid van mensen om ons heen een breedte van variaties waar we respectvol nabij willen zijn.’

In het besluit wordt het huwelijk tussen één man en één vrouw als instelling van God en een duurzame homoseksuele relatie als look-a-like huwelijk wél op een lijn met elkaar gesteld. Dat getuigt volgens mij van weinig respect voor Gods Woord en is eerder een knieval voor wat het studierapport (ook op blz. 109) ‘de dominante visie in onze cultuur’ noemt, waarbij ‘iedere seksuele oriëntatie, iedere seksuele- en genderidentiteit van een gelijke orde is en ook helemaal in orde is’. Hoe dan ook haalt de NGK, als dit voorstel wordt aangenomen, de PKN links in, want daar wordt nog wel onderscheid gemaakt tussen de kerkelijke inzegening van het Bijbelse huwelijk tussen man en vrouw en een zegen vragen over homorelaties die in liefde en trouw worden aangegaan.

3. Visie op de ambten

Besluit 4 stelt voor om het aan de kerken over te laten om het ambt van diaken, ouderling of predikant open te stellen voor broers of zussen die in een homoseksuele relatie leven. Met dit voorstel gaat men ‘op onderdelen iets verder’ dan het studierapport, zegt de commissie er eerlijk bij.

Het studierapport gaf alleen aan dat als er plaatselijk genoeg draagvlak voor was, ook leden die in een homoseksuele verbintenis samenleven tot het ambt van ouderling en diaken te roepen. Nu geeft men de volgende onderbouwing: ‘Wanneer er geen reden is om iemand het avondmaal te ontzeggen, staat in beginsel ook de weg naar de ambtsdienst open.’ Dit lijkt mij een totaal misplaatst argument. Deelnemen aan het avondmaal en dienen in het ambt zijn twee verschillende zaken. De Bijbel stelt niet voor niets hogere eisen aan het laatste. Niet alleen, zoals in de onderbouwing terecht gezegd wordt, op moreel gebied, namelijk dat ambtsdragers ‘onberispelijk’ en ‘waardig’ moeten zijn een ‘een goede reputatie’ moeten hebben. Maar ook door heel concreet aan te wijzen wat voor deelname aan het avondmaal géén belemmering is, maar voor het vervullen van het ambt van ouderling en diaken wel een belemmering is, zoals aan de wijn verslaafd, hebzuchtig, geldzuchtig en, in dit verband nogal belangrijk, ‘de man van maar één vrouw’ (1 Tim. 3:2 / Titus 1:6). Onbegrijpelijk dat er geen woord gerept wordt over deze vereiste, die mijns inziens duidelijk verwijst naar de instelling van het huwelijk als een levenslange relatie tussen één man en één vrouw.

4. Ook gelijk maar predikanten die in een homoseksuele relatie leven?

Volgens het commissievoorstel moet ook meteen het ambt van predikant maar opengesteld worden. Want, aldus de gronden, ‘er is geen principieel verschil tussen de ambten’. Er is alleen ‘verschil in taken en bevoegdheden, waardoor de afweging anders kan uitpakken.’ Dat is de hele onderbouwing! Het studierapport vroeg om een vervolgopdracht, want daar zag men nogal wat principiële en kerkrechtelijke problemen opdoemen. ‘Een predikant heeft de bevoegdheid om in alle kerken Gods Woord en de sacramenten te bedienen (…) en wordt beroepbaar gesteld door een regionale vergadering (…). Het openstellen van het ambt van predikant voor wie in een homoseksuele verbintenis veronderstelt dat daarvoor binnen de kerken als geheel en binnen de regio’s voldoende draagvlak bestaat. Is dat er? En, wanneer en op welke gronden wordt dat geacht ‘voldoende’ te zijn?’ (blz. 134). Vragen die mij zeer terecht lijken! Maar het blijft allemaal onbenoemd en wordt dus simpelweg van tafel geveegd met de opmerking: er is geen principieel verschil tussen een ouderling en een dominee.

Vrijblijvendheid troef

De voorstellen die nu op de synodetafel liggen noemen wel wat bijbelteksten, maar blijven steken in algemeenheden zonder op de essentiële bijbelteksten in te gaan. Ook doen ze helemaal niets met één van de belangrijkste opmerkingen uit het studierapport, namelijk dat het Bijbelse huwelijk tussen man en vrouw een unieke instelling van God is en geen variatie op allerlei relatievormen. En dat alles omdat men binnen de kerk niemand met een eigen subjectieve invulling van het christen-zijn voor het hoofd wil stoten in een samenleving die elke grens of beperking op het gebied van de beleving van seksualiteit fundamentalistisch vindt.

Worden we daar als NGK een veelkleurige kerk waarin alle facetten van de Bijbel als een diamant prachtig glanzen? Helaas niet. Want christelijke vrijheid is iets anders dan christelijke vrijblijvendheid. Als de NGK-synode deze verregaande voorstellen overneemt zonder eerst over de impact hiervan na te denken, zet ze de eenheid binnen de NGK kerken ongelooflijk onder druk. Dan is mijn NGK verworden tot een kleurloos kerkverband, waarin Gods oorspronkelijke goede schepping waarin homoseksualiteit niet voorkwam (Genesis 1 en 2) niet meer serieus genomen wordt, waarin het huwelijk tussen man en vrouw zoals God dat bedoeld heeft niet meer in alle omstandigheden in ere gehouden wordt (Hebreeën 13:4) en waarin het ambt, dat aan gemeenteleden hogere eisen stelt dan aan iedere avondmaalsganger, niet meer hoog gehouden wordt (1 Timotheüs 3:1-13 en Titus 1:5-9).

De bijbelse visie van ds. Henk de Jong op Israël

Vrijdag 29 september 2023 vond het herdenkingssymposium ‘Christus in het Oude Testament’ – De bijbels-theologische erfenis van Henk de Jong plaats. Henk de Jong (1932-2023) was vanaf 1959 predikant in eerst de GKV en daarna de NGK. Hij was een invloedrijk theoloog met de uitleg van het Oude Testament als specialisatie. In de discussie over de verhouding tussen de christelijke kerk en het volk Israel was hij één van de prominente voorstanders van het zandlopermodel: het volk Israel in het Oude Testament is de weg en de trechter die tot Jezus Christus leidt en na Pinksteren verbreedt het volk Israel zich tot iedereen die Jezus erkent als de door God beloofde Messias, net zoals de gelovigen in het Oude Testament uitzagen naar de komst van Jezus als de door God beloofde Messias. Volgens hem is de kerk niet in de plaats van Israel gekomen, maar is er ook geen zelfstandige plaats voor het Joodse volk inclusief de landbelofte.

Henk de Jong – foto https://onderwegnaar1kerk.nl

In 2012 was Henk de Jong één van de ondertekenaars van een Open Brief over Israël aan Nederlandse Christenen. Samen met o.a. Jos Strengholt, Steven Paas en Wubbo Wierenga keren ze zich tegen toenemende tendens onder bijbelgetrouwe christenen om in de stichting en het bestaan van de staat Israel een vervulling van bijbelse beloften te zien. Hieronder volgt de tekst van deze ‘Open Brief’

“Ondergetekenden stellen vast dat de verhouding tussen kerk of gemeente en Israël hoog op de agenda staat van veel christenen in Amerika en Europa. Dat is ook het geval in Nederland waar we terugzien op een traditie van positieve belangstelling voor Joodse mensen aan wie in ons land sinds de 16e eeuw bescherming is geboden. Evenals elders werden veel Nederlandse orthodoxe christenen in hun waardering voor de Joden gevoed vanuit zekere eindtijdverwachtingen, die voortkwamen uit theologische ontwikkelingen in het 17e en 18 eeuwse Piëtisme (in Nederland: Nadere Reformatie) en in de theologie van de Bedelingenleer of het Dispensationalisme, die in de 19e eeuw veel aanhang kreeg.

Kerk der eeuwen onder kritiek
De gruwel van de Shoah of Holocaust, die ons land niet is voorbijgegaan, heeft een onuitwisbare indruk gemaakt. Een diepe indruk is ook gemaakt door de stichting van de staat Israël, in het bijzonder toen die bestand bleek tegen de vijandige aanvallen van omringende naties. Deze ontwikkelingen hebben de sympathie van Nederlanders voor de Joden verdiept en verbreed. Dat is begrijpelijk. Het is een goede correctie op een historie van antisemitisme in Europa en een positief tegenwicht ten opzichte van de felle en onredelijke vijandigheid die de huidige staat Israël en de Joden vooral vanuit de islamitische wereld ervaren.
Er is echter ook een andere tendens. Tegelijk heeft namelijk bij velen de gedachte zich vastgezet dat de ellende die de Joden in de afgelopen 2000 jaar hebben ervaren voor een groot deel te wijten valt aan de kerk en aan de klassieke theologie, zowel die van de Oudheid en de Middeleeuwen als die van de Reformatie en daarna. Als reactie heeft men de kerk der eeuwen zeer zwaar onder kritiek gesteld. Zij is beschuldigd van het in stand houden van een ‘vervangingstheologie’, waarin Gods beloften aan Israël ten onrechte aan de kerk worden gegeven. De kerk of de gemeente van Christus wordt dan ook aangewezen als hoofdschuldige in de traditie van antisemitisme en Jodenvervolging.
Al of niet gestimuleerd door bovengenoemde eindtijdverwachtingen is er o.a. in de reformatorische en evangelische kerken van Nederland een beweging ontstaan die streeft naar een fundamentele herijking van Kerk en theologie, die men ‘onopgeefbaar verbonden’ wil doen zijn aan het volk, het land en de godsdienst van het Judaïsme van hedendaags Israël. Parallel daaraan probeert een groep theologen een ‘nieuw perspectief op Paulus’ in te voeren, met ruimte voor een meer Joods-vriendelijke uitleg van de paulinische geschriften, die ertoe neigt het reformatorische verstaan van de leer van de rechtvaardiging door geloof alleen onder druk te zetten. Vanuit het Christenzionisme in Noord Amerika, dat veel geestelijke en politieke macht uitoefent, ondergaat de Nederlandse beweging invloed.

Bezwaren tegen deze kritiek
Ondergetekenden maken op grond van de Schrift grondig bezwaar tegen pogingen om het klassieke christelijke geloof op die manier te verbinden met Israël en het Judaïsme. Wij willen ons niet in de eerste plaats mengen in het politieke debat over Israël en de Palestijnen, waarin de christen-zionisten niet aflaten hun standpunt te geven. Maar wij willen laten zien dat de Heilige Schrift geen grond geeft aan een Israëltheologie die het volk, het land en de religie van na-Bijbels Israël op die wijze relateert aan het heil van mensen en derhalve abnormale proporties geeft. In dit verband herinneren we aan een waarschuwing in de Barmer Thesen, die hoewel ontstaan in een geheel andere context het zelfde kernpunt raken: ‘Wij verwerpen de valse leer, als zou de kerk als bron van haar verkondiging behalve en naast het ene Woord van God ook nog andere gebeurtenissen en machten, gestalten en waarheden als Gods openbaring kunnen en moeten erkennen’. Tevens verwerpen wij elke etikettering die ons aanduidt als vervangingstheologen of (potentiële) antisemieten.
Wij zijn er van overtuigd dat de aanhangers van deze Israëltheologie de Bijbel verkeerd lezen en dat dit desastreuze gevolgen heeft voor het belijden van de Kerk. Daarom spreken wij ons uit. We hebben ons aangesloten bij een aantal theologen, voornamelijk in de Angelsaksische wereld, die hun stem hebben verheven tegen het idee van een eenzijdig geprivilegieerde heilsstatus van Israël en voor de onpartijdigheid van het Evangelie.
In de kern van de zaak gaat het om twee onterechte vooronderstellingen.

Ten eerste, de bewering dat God het huidige Israël uitzonderlijk goed gezind is, en dat dit geschiedt op basis van etnische afkomst en niet op basis van de genade van Christus alleen zoals aangegeven in het Evangelie.

Ten tweede, de bewering dat de bijbelse beloften van een land en van herstel zijn vervuld in een bepaalde geografische streek, ‘Heilig Land’ genoemd en door God exclusief bedoeld zijn alleen voor één etnische groep.
Als gevolg van deze onjuiste vooronderstellingen zijn veel christenen en anderen misleid ten aanzien van de bijbelse leer over het volk van God, het land van Israël, en de onpartijdigheid van het evangelie.

Tien Stellingen
In de volgende tien stellingen maken wij onze overtuiging openbaar. We doen geen aanval op het oprechte geloof van hen die in deze zaak het niet met ons eens zijn. Beseffend dat sommige aanhangers van gangbare christenzionistische opvattingen ons zullen afwijzen, voelen we ons toch door de Schrift en door ons geweten gedrongen om voor de zaak van Christus en de waarheid deze stellingen naar voren te brengen.

1. Het Evangelie is een aanbod door God van eeuwig zalig leven, evenzeer aan Joden als aan de niet-Joden, als een gratis geschenk in Jezus Christus. Eeuwig leven kun je niet verdienen en je kunt je er niet waardig voor maken; het is ook niet gebaseerd op etnische afkomst of op natuurlijke geboorte.

2. Alle mensen, zowel Joden als niet-Joden, zijn zondaren en als zodanig vallen ze van nature onder de vloek van het oordeel van God. Omdat Gods norm volkomen gehoorzaamheid is en omdat allen zondaren zijn, kan niemand in eigen kracht vrede of eeuwig leven verwerven. Bovendien, buiten Christus om kan niemand van enige etnische groep een speciale gunst van God ontvangen. Buiten Christus om bestaat geen enkele belofte van een aards land of van een erfenis in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde aan enig mens, Jood of niet-Jood. Iets anders onderwijzen of impliceren is niets anders dan het evangelie zelf compromitteren.

3. God is de Schepper van de hele mensheid. Hij is barmhartig en heeft er geen genoegen in om zondaren te straffen. Maar God is ook heilig en rechtvaardig en daarom moet Hij de zonde straffen. Vandaar dat God, om te voldoen aan zowel zijn rechtvaardigheid als aan zijn barmhartigheid, voor allen, Jood en niet-Jood, de weg der zaligheid heeft aangewezen alleen in Christus.

4. Jezus Christus is geheel God en geheel mens. Hij kwam naar de wereld om zondaren te redden. In zijn dood aan het kruis was Jezus het lam van God dat de zonde van de wereld wegdraagt, in gelijke mate die van de Jood en die van de niet-Jood. De dood van Jezus heeft de offers in de Joodse tempel voor altijd vervuld en voor eeuwig beëindigd.
Allen die God willen eren en dienen, moeten nu tot Hem komen door Christus, in geest en in waarheid. De eredienst aan God kan niet meer worden geïdentificeerd met een specifiek hedendaags aards heiligdom. Hij ontvangt eer alleen door Jezus Christus, die de eeuwige tempel is.

5. God geeft in zijn erfenis eeuwig leven aan allen die Christus ontvangen en op Hem alleen rusten, alleen door het geloof.

6. De beloften van de erfenis die God gaf aan Abraham zijn effectief gemaakt door Christus, die het ware zaad van Abraham is. Deze beloften zijn en kunnen niet effectief worden gemaakt door het houden van Gods wet door de zondige mens. De beloften worden gedaan alleen aan degenen die geloven in Christus, de ware Erfgenaam van Abraham. Alle geestelijke voordelen worden verkregen van Jezus. Buiten Hem om heeft men geen deel aan de beloften. Omdat Jezus Christus de Middelaar is van het abrahamitische verbond, zullen allen die Hem zegenen door God worden gezegend en zullen allen die Hem en zijn volk vloeken vervloekt worden door God.
Deze beloften slaan niet op enige bijzondere etnische groep, maar op de kerk van Jezus Christus, het ware Israël. Het volk van God, hetzij de ware gelovigen van Israël in de woestijn in het Oude Testament, hetzij het ‘Israël van God’ te midden van de heidense Galaten in het Nieuw Testament, is één lichaam dat door Jezus Christus de belofte van de eeuwige stad ontvangt, het eeuwige Zion, dat neerdaalt vanuit de hemel. Deze erfenis wordt verwacht door het volk van God van alle tijden en plaatsen.

7. Jezus heeft geleerd dat zijn opstanding de wederoprichting van de ware tempel van God is. Hij is in de plaats gekomen van de priesters, de offers en het heiligdom van Israël, door deze te vervullen in zijn verheerlijkte priesterlijke bediening en door eens en voor allen zijn offer te brengen voor de wereld, zowel voor de Jood als voor de niet-Jood. Gelovigen uit alle naties worden nu ingevoegd en samengevoegd in deze derde tempel, de kerk die Jezus heeft beloofd te bouwen.

8. Simon Petrus sprak over de wederkomst van de Here Jezus in verband met het laatste oordeel en de straf van zondaren. Het is leerzaam dat deze zelfde ‘apostel van de besnijdenis’ niets zegt over het herstel van het Koninkrijk voor Israël in het land Palestina. In plaats daarvan richt hij de hoop van zijn lezers, die nadenken over de wederkomst van Jezus, op de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde waarop gerechtigheid woont.

9. Het recht van welke etnische of godsdienstige groep dan ook op een bepaald gebied in het Midden-Oosten kan niet worden ontleend aan de Schrift. De speciale landbeloften aan Israël in het Oude Testament werden in feite vervuld onder Jozua. Het Nieuwe Testament spreekt duidelijk en profetisch over de vernietiging van de tweede tempel in AD 70. Geen enkele schrijver in het Nieuwe Testament voorziet een opnieuw bijeenkomen van etnisch Israël in het land, zoals de profeten van het Oude Testament hadden voorzien na de vernietiging van de eerste tempel in 586 vC.
Bovendien worden de landbeloften van het Oude Testament al in het Oude Testament zelf en in het Nieuw Testament voortdurend en doelbewust uitgebreid om de universele heerschappij van de Messias te tonen. Hij regeert vanuit de hemel op de troon van David en Hij nodigt alle volken door het evangelie van genade om deel te nemen aan zijn universele en eeuwige heerschappij.

10. Ondeugdelijke christelijke theologie betreffende het ‘Heilige Land’ heeft bijgedragen aan tragische wreedheid gedurende de kruistochten in de Middeleeuwen. Het is beklagenswaardig dat vandaag ondeugdelijke christelijke theologie aan seculier Israël een goddelijk mandaat geeft om niet-Israëlisch ‘Palestina’ blijvend in bezit te houden, waardoor Palestijnse mensen worden gemarginaliseerd en beschouwd als eigenlijk ‘Kanaänieten’.
Dit Israël-dogma gaat in tegen de leer van het Nieuwe Testament en doet de opdracht van het evangelie geweld aan. Bovendien, christenen die gewelddadige confiscatie en bezetting van Palestijns land aanmoedigen met hun theologie, lopen het risico mede schuldig te zijn aan bloedvergieten. Zijn wij als christenen niet geroepen om te bidden en te werken voor vrede en om beide partijen te waarschuwen dat zij die leven bij het zwaard, ook zullen omkomen door het zwaard? Alleen het evangelie van Jezus Christus kan verzoening brengen tussen Israëliers en Palestijnen en hoop geven op een eeuwige en volmaakte erfenis. Slechts door Jezus Christus kun je weet hebben van werkelijke vrede op aarde.

Het koninkrijk van Christus
Het beloofde messiaanse koninkrijk van Jezus Christus is al gevestigd. De komst ervan markeert het doel waarop de menselijke geschiedenis is gericht. Dit koninkrijk van de Messias gaat door met zich ten volle te verwerkelijken naarmate gelovige Joden en niet-Joden van elke generatie worden toegevoegd tot de gemeenschap van gezaligden. Dat koninkrijk zal in finale en eeuwige vorm worden gemanifesteerd bij de terugkeer van koning Christus in al zijn heerlijkheid.
Van alle naties heeft het Joodse volk een vooraanstaande rol gespeeld bij het komen van het messiaanse koninkrijk. In het Nieuwe Testament wordt gezegd dat aan hen de woorden van God werden toevertrouwd, de aanneming, de heerlijkheid, de verbondsbeloften, de wet, en de dienst aan God. Van hen zijn de aartsvaders Abraham, Izak en Jakob en uit hen kwam wat het vlees betreft de Christus voort. Het heil is inderdaad uit de Joden. Echter christenen weten tegelijk dat er buiten Christus om geen redding is. Juist daarom moeten zij met droefheid erkennen dat de Joden in de geschiedenis vaak zijn onderdrukt, soms op tragische wijze in de naam van het kruis.
Maar wat te zeggen van het ongeloof van Israël? Heeft hun ongeloof het effect van Gods trouw aan hen weggenomen? Nee, God behandelt Israël niet anders dan enig ander volk. Hij heeft het volk van Israël niet volledig verworpen en we sluiten ons aan bij de apostel Paulus in zijn ernstige gebed om redding voor zijn Joodse volksgenoten naar het vlees. Zoals in de wereld als geheel is er altijd een rest geweest en zal er altijd een rest zijn, die zalig wordt. Tegelijk geldt dat evenmin als de hele wereldbevolking, Israël in zijn geheel de zegening zal ervaren van deel te hebben aan het messiaanse koninkrijk. Maar dit laat staan dat de Joden die tot geloof komen in Jezus Christus samen met alle andere gelovigen in Hem zullen delen in zijn regering, nu al in de tijd en straks ook in de eeuwigheid. Samen met andere gelovigen vormen de gelovige Joden het ware Israël van God, de kerk van Jezus Christus.
De huidige seculiere staat van Israël is niet een authentieke of profetische verwerkelijking van het messiaanse koninkrijk van Jezus Christus. Ook moet men geen dag verwachten waarop het koninkrijk van Christus een onderscheidenheid van de Joden zal demonstreren, hetzij als een volk, hetzij als een land of als een stelsel van ceremoniële instituten en praktijken. In plaats daarvan zal onze tijd eindigen met de komst van de finale en eeuwige fase van het koninkrijk van Messias Jezus. Op dat moment zullen alle ogen, ook van hen die Hem hebben doorstoken, de koning zien in zijn heerlijkheid. Elke knie zal buigen en elke tong zal verklaren dat Jezus Christus de Here is, tot de eer van God de Vader. De koninkrijken van deze wereld zullen van het koninkrijk van onze God worden en van zijn Christus, en Hij zal voor altijd regeren.

Oproep
In het licht van deze grootse profetische verwachting in het Nieuwe Testament willen wij onze door het Christenzionisme beïnvloede reformatorische en evangelische broeders en zusters oproepen om terug te keren tot de kernboodschap van de Schrift, zoals die in de Reformatie is herontdekt. Wij en anderen worden zalig alleen, ‘sola’, door genade, alleen door de Schrift, alleen door het geloof, ja alleen door en in Jezus Christus. Buiten Christus om geestelijk gefascineerd zijn door fysiek Israël kan het ‘sola’ van de genade slechts ondermijnen. We zijn geroepen terug te keren naar de verkondiging van het vrije aanbod van de genade van het evangelie aan alle volken, inclusief alle kinderen van Abraham. Daartoe behoren ook alle Joden en Palestijnen.
Als ondertekenaars van deze Open Brief willen we samen met Joodse en Palestijnse christenen, verdrukt en gemarginaliseerd als ze vaak zijn, bidden en werken voor de doorwerking van de boodschap van de vredevorst onder hun volksgenoten die Jezus Christus nog niet kennen als redder.

De ‘Open Brief’ met noten, ondertekenaars en reakties is terug te vinden op https://strengholt.blogspot.com/2012/09/open-brief-over-israel-aan-nederlandse.html?m=1

Johannes de Doper adviseert: ‘Koop je digitaal? Doe dat dan lokaal!’

De meeste winkels zijn vanwege de lockdown gesloten. Dus bestellen we heel veel via internet. Dat is lekker makkelijk. En goedkoop. Vooral als je bij de Nederlandse, Amerikaanse of Chinese giganten iets bestelt.

Hoe wenselijk en hoe christelijk is dat? Een antwoord op die vraag vind je bij Johannes de Doper. “Laat je geloof niet bij woorden blijven, maar zet het om in daden.” Dat is misschien niet het eerste waar je aan denkt bij Johannes de Doper. Die riep de mensen toch vooral op om tot inkeer te komen en het weer goed te maken met God?

Johannes predikte een doop van bekering tot vergeving van zonden. (Lukas 3 vers 3)

Dat klopt. Maar daarmee ben je er niet, zegt Johannes erbij. Dat is net even te gemakkelijk. Vernieuwing van je hart vraagt ook om verandering van je leven. Anders geloof je alleen maar voor jezelf om straks in de hemel te komen. Jezelf christen noemen is niet voldoende. Leven zoals God dat wil hoort daar ook bij.

Breng dan vruchten voort, die aan de bekering beantwoorden.

Door daden moet u tonen dat u een nieuw leven bent begonnen. (Lukas 3:8)

“Maar, beste Johannes, wat betekent dat konkreet? Wat verwacht de Messias van mij als ik Hem als christen echt volgen wil? Want dat ik me door jou moet laten dopen als blijk van mijn bekering, dat snap ik wel. Maar hoe moet ik mijn geloof in de praktijk brengen en laten zien in mijn levensgedrag? Wat moet ik DOEN?

De mensen vroegen hem: ‘Wat moeten we dan doen?’

Ook tollenaars vroegen: ‘Meester, wat moeten wij doen?’

Ook soldaten vroegen: ‘En wij? Wat moeten wij doen?’ (Lukas 3:10, 12a, 13a)

Het antwoord van Johannes is opvallend praktisch. Als christen hoef je geen buitengewone dingen te doen om indruk mee te maken. Nee, denk om de armen, ga goed met je geld om en heb respekt voor je medemens.

Tegen de mensen antwoordde hij: ‘Wie twee hemden heeft, moet er een geven aan iemand die er geen heeft en wie te eten heeft, laat die ook delen.’

Tegen de tollenaars zei hij: ‘Vraag niet meer dan het vastgestelde tarief.’

Tegen de soldaten zei hij: ‘Beroof niemand, pers niemand iets af, maar wees tevreden met uw soldij.’ (Lukas 3:11, 12b, 13b)

Vandaag houdt Johannes de Doper mij daarmee een spiegel voor. Welke hele gewone opdracht zou Johannes de Doper mij vandaag geven om te laten zien dat mijn geloof niet in mooie woorden blijft steken? Opeens hoorde ik in mijn gedachten Johannes de Doper zeggen: ‘Koop je digitaal? Doe dat dan lokaal!’

Zou dat in deze corona-tijd niet één van die praktische daden kunnen zijn waarmee je als christen het verschil kunt maken?

‘Hoera fluisteren’

Het was eigenlijk een komisch moment tijdens de persconferentie van woensdag 24 juni. Onze minister-president Mark Rutte en minister Hugo de Jonge kondigden versoepelingen aan van de coronamaatregelen. Het maximum aantal bezoekers is losgelaten, mits de anderhalve meter afstand gewaarborgd blijft. Eén van de conclusies: voetbalstadions mogen voor een deel weer gevuld worden met supporters. Maar juichen kan nog niet en spreekkoren zijn verboden. Wat doe je dan als jouw favoriete club scoort? ‘Hoera fluisteren’, was het antwoord. Iedereen voelt wel aan dat dit een lastige opgave is. Hoera is geen fluisterwoord. Je wilt het uitschreeuwen van blijdschap. Maar ja, dat kan nu niet.

Halleluja is ook geen fluisterwoord. We willen graag onze Here God uitbundig prijzen. We willen graag uit volle borst zingen in de kerk. Dat is voor velen van ons één van de redenen om naar de kerk te gaan. Natuurlijk, er is meer. We mogen lezen, luisteren, bidden, vieren, stil zijn. Maar toch, we missen het samen zingen. Dat kunnen we zo goed in Ureterp. Ik vertel vaak met genoegen (en trots) hoe mooi onze gemeente kan zingen. Nu dus even niet. We willen geen verspreiders van een virus zijn.

Koor zingenWat zullen we hier nog meer van zeggen? Je kunt vechten voor meer ruimte voor gemeentezang. Je kunt in het negatieve blijven hangen en met een zuur gezicht praten over de regels. Je kunt ook leren van een bestuurder van een voetbalclub die in een televisieprogramma een andere toon aansloeg. Hij zei (in mijn eigen woorden weergegeven): blijven zeuren over wat niet kan, helpt je niets verder. Wees blij met wat wel kan en maak er dankbaar gebruik van.

Dat lijkt me een mooi advies. We mogen weer naar de kerk. Nog niet allemaal tegelijk, maar toch, het begin is er. We mogen zingen met een klein groepje. De andere kerkgangers kunnen in hun hart meezingen. En als je uit volle borst wilt zingen? Doe dat maar in je tuin of op de fiets als je door een mooi stukje Nederland rijdt. Niemand houdt je tegen en niemand wordt er ziek van. Halleluja fluisteren? Het kan. Maar je mag het ook uitroepen op plekken waar je alle ruimte hebt.

ds. A. Krijgsheld – kerkblad GKV Ureterp (met toestemming hier geplaatst)

Stille Zaterdag – Jezus op meer dan 1½ meter afstand

Anderhalve meter afstand. Dat is de nieuwe norm voor de komende maanden en misschien wel jaren. Opeens krijgt het woord afstand een hele bijzondere betekenis. We moeten allemaal afstand houden. Opeens viel het mij op dat bij de dood van Jezus het woord ‘afstand’ drie keer genoemd wordt. Nadat Jezus gestorven is, schrijft Matteüs: “Op een afstand stonden veel vrouwen toe te kijken” (27:55a). Ook Markus schrijft: “Op een afstand stonden ook vrouwen toe te kijken” (15:40a). Lukas beschrijft het zo: “Alle mensen die Jezus gekend hadden waren op een afstand blijven staan, ook de vrouwen die hem vanuit Galilea gevolgd waren en alles hadden zien gebeuren” (23:49). Ik heb er altijd overheen gelezen. Pas nu merk ik dit opvallende detail op.

Op afstand. Deze hele corona-crisis kan je ook op afstand van God en Jezus plaatsen. Je wilt wel dichterbij, maar je kunt het niet. Het is niet eens een kwestie van niet mogen (zoals toen), maar het lukt je niet. Iemand zei tegen mij: alle mooie woorden die we altijd zeggen en zingen, ze komen gewoon niet bij mij binnen. God en Jezus staan voor mij op afstand.

Tussen Goede Vrijdag en Pasen valt Stille Zaterdag. Het is geen stilte die tot inkeer brengt. Maar een verlammende stilte. Voor de vrouwen, de apostelen en de andere leerlingen van Jezus toen. Hun Messias ligt in het graf en ze hebben geen enkele verwachting meer. Ja, Hij was een Man van God, maar nu is Hij bij God. En wij … geen idee hoe we verder moeten zonder Hem.

Deze corona-crisis kon wel eens een hele lange Stille Zaterdag worden. We geloven dat Jezus leeft. Maar Hij voelt zo ver weg. Op minstens 1½ miljoen kilometer afstand. Zelfs als we Pasen vieren.

Bemoedigende woorden zijn fijn. Maar geven soms ook goedkope troost. Als het Stille Zaterdag is, kun je alleen maar klagen: ‘Dode Man, sta op!’ En dat doet Jezus ook. Maar misschien zal Stille Zaterdag in het jaar 2020 wel heel lang duren. Klaag je nood dan maar uit bij die Dode Man, waarvan je weet dat Hij leeft, maar de afstand is zo groot. Luister dan naar dit christelijk klaaglied in corona-tijd: https://www.youtube.com/watch?v=kiuQ7zIIswY

WEL of GEEN kerkdiensten vanwege de corona-crisis?

“Nederland valt stil, na het dringende advies van het kabinet om evenementen met meer dan honderd personen af te gelasten. Kerkdiensten gaan zondag bijna nergens door of worden met een klein groepje gehouden en via internet uitgezonden.” Dit schreef het Nederlands Dagblad op 12 maart nadat de regering een flink aantal maatregelen genomen had vanwege de corona-crisis.

Veel kerken hebben voor de hele maand maart de zondagse diensten helemaal geannuleerd. Andere kerken houden op de komende zondagen een aangepaste kerkdienst voor een beperkt aantal mensen. Op Steunpunt Kerkenenwerk kun je alle informatie vinden over ‘corona & kerk’.

Zondag 15 maart zou ik drie keer preken. Dat wordt nu één keer.

De morgendienst in de GKV van Oosterwolde gaat gewoon door. Dat is een hele kleine kerk met nog geen 70 leden. Het is Avondmaal. Dat wordt deze keer niet aan tafel gevierd, waar men normaal elkaar twee schalen met brood en twee grote bekers met wijn doorgeeft, maar een gaande viering waarin men één stukje brood van de schaal pakt en iedereen een kleine bekertje met wijn neemt. En verder: geen handen schudden en geen collecte door de rijen, maar bij de uitgang.

’s Middags zou ik eerst een kerkdienst leiden in het verzorgingscentrum ArendState in Assen. Daar zijn meestal zo’n 50 bewoners bij aanwezig die bijna allemaal 80 jaar of ouder zijn, met nog enkele verzorgenden en familieleden. Die diensten zijn tot eind maart zeer terecht geannuleerd. De geestelijk verzorger mailde: “Omdat we in ArendState met (heel) kwetsbare mensen te maken hebben, willen we de risico’s zo beperkt mogelijk houden.”

Daarna zou ik in de GKV van Beilen preken, maar ik kreeg een keurig mailtje van de preekvoorzienster: “In verband met het advies van de RIVM en de GKv heeft de kerkenraad besloten om op 15 maart 2020 geen kerkdiensten te houden.”

Wel een kerkdienst in Assen-Peelo

In mijn eigen gemeente, GKV ‘Het Noorderlicht’ in Assen-Peelo, hebben we besloten om de komende weken ’s middags geen kerkdienst te beleggen. Ook hebben we alle aktiviteiten die t/m 31 maart in het kerkgebouw plaatsvinden, afgelast. Alleen de morgendienst gaat op 15 maart gewoon door. Hoewel – helemaal niet gewoon! We hebben drastische maatregelen genomen, zodat het aantal gemeenteleden dat de kerkdienst mag bezoeken, ver onder de 100 blijft.

Onze kerk heeft zo’n 550 leden die verdeeld zijn in drie wijken. Wijk 1 heeft bijna 60 adressen. Wijk 2 heeft ongeveer 85 adressen. Wijk 3 heeft ongeveer 70 adressen. Op een gewone zondagmorgen zijn er meestal tussen de 300 en 350 mensen kerkgangers. We zijn een heel erg jonge gemeente (bijna 200 kinderen en tieners) en hebben 18 gemeenteleden boven de 70, waarvan één boven de 80.

Het Dagelijks Bestuur van onze kerk heeft unaniem besloten om voor komende zondag de gemeenteleden van Wijk 1, de kleinste wijk dus, uit te nodigen om de kerkdienst te bezoeken. De leden van Wijk 2 en Wijk 3 worden opgeroepen om thuis de dienst mee te kijken of er op een andere manier invulling aan te geven. Tegelijk is aangegeven dat er géén creche en géén kinderclub gehouden zal worden. En hebben gemeenteleden uit Wijk 1 het advies gekregen om ook thuis te blijven als ze zich minder gezond voelen of veel in contact komen met mensen die extra kwetsbaar en vatbaar zijn voor mogelijke besmetting met het corona-virus.

Nunspeet (2)Er zullen, schat ik in, al met al zo’n 40 – 50 gemeenteleden de kerkdienst van 15 maart bezoeken. Dat gaat er dan net zo uitzien als in de CGK van Nunspeet die afgelopen donderdag een aangepaste biddagdienst belegde (zie foto).

Binnen de classis Assen hebben sommige kerken hetzelfde besloten als Assen-Peelo. Andere kerken houden helemaal geen kerkdienst, maar houden een meditatie die via de live-stream te volgen is.

Het zekere voor het onzekere?

Is het wel verstandig om sowieso een kerkdienst te beleggen waar zo’n 40 à 50 mensen aanwezig zijn, zoals in Oosterwolde en in Assen-Peelo? Ook binnen onze eigen gemeente klinken er geluiden dat het beter is om geen enkel risico te nemen.

Ik begrijp dat gevoel. Tegelijk is de zondagse kerkdienst voor veel mensen het meest waardevolle onderdeel van samen kerk-zijn. Dus moet je goed afwegen waarom je drie weken lang alle kerkdiensten volledig zou laten vervallen.

Coronavirus sterftecijfer kleinAls dat niet persé nodig is, kun je er ook voor kiezen om in elk geval de mogelijkheid te bieden om wel voor een deel bij elkaar te komen. In onze ‘Noorderlicht’-gemeente kan dat volgens het Dagelijks Bestuur inderdaad, omdat wij een erg jonge gemeente zijn. Volgens het Nederlands Dagblad van 14 maart is het risico van de gevolgen van corona-virus “zeer scheef verdeeld: van de besmette twintigers en dertigers overlijdt amper een op de duizend, van de besmette 80-plussers overlijdt tot wel een op de zes.” (zie de tabel)

In onze kerkelijke gemeente van 550 leden hebben we één persoon die ouder is dan 80. En van de 804 mensen die op vrijdag 13 maart met het corona-virus besmet waren, komen er 5 uit de stad Groningen en 16 uit Zuid-Drenthe.

Volgens mij is het daarom in onze situatie verantwoord om op 15 maart een kerkdienst te beleggen met een beperkt aantal bezoekers, terwijl de rest van de gemeente de kerkdienst via internet kan volgen. Hoe we het volgende week zondag doen, hangt af van hoe de corono-crisis zich ontwikkelt. Misschien is er dan wél aanleiding om geen kerkdienst te beleggen. Of kunnen we opnieuw één wijk welkom heten in de morgendienst.

Samen door de storm heen

Veel Nederlanders maken zich grote zorgen. Met honderden tegelijk (dat dan wel weer) koopt men de schappen in de supermarkten leeg. Als christen steek ik mijn kop niet in het zand. Je moet de risico’s die het corona-virus met zich meebrengt, heel serieus nemen. En je moet de overheid gehoorzamen, juist als die met goede adviezen komt in deze crisis. Maar als christen hoef ik niet in paniek te raken, zoals nu in heel de wereld wel lijkt te gebeuren. De corona-crisis is een storm die nu ook met windkracht 12 ons land begint te razen. Maar als christen weet ik: in de storm is Jezus onze Heer er altijd bij. Dus maak ik me wel zorgen, maar wil ik gewoon niet overbezorgd zijn. Ik heb toch niet voor niets mijn kinderen het lied geleerd: Je hoeft niet bang te zijn, al gaat de storm tekeer; leg maar gewoon je hand in die van onze Heer.  

Ook in Graz en Innsbruck horen mensen het Evangelie!

Christus is koningDat is de mooie naam van de kerk in Graz waar ds. Peter Drost op D.V. 20 oktober 2019 bevestigd zal worden. Afgelopen zomer vertrok het gezin Drost naar Oostenrijk. Daar ging een jaar aan voorbereiding aan vooraf. Ook voor de kinderen ging Oostenrijk steeds meer leven, zoals blijkt uit de tekening van een van de dochters van Peter en Francien. Drost Graz tekeningOp wonderlijke wijze voorzag de HERE in een prachtige woning in Übelbach, een dorp dat vlak boven Graz ligt. De start was wat anders dan ze zich hadden voorgesteld: één van de kinderen kreeg begin augustus een blindedarmontsteking. Inmiddels voelt het in Oostenrijk voor de familie Drost redelijk vertrouwd. Dus kan er uitgekeken worden naar zondag 20 oktober. In de Christkönigskirche in Graz-Wetzelsdorf zal ds. Henk Drost, de vader van Peter, de bevestigingspreek houden, wordt de bevestiging zelf verricht door ds. Reinhard Mayer uit Rankweil en volgt daarna de intredepreek van de nieuwe missionaire predikant van Graz.

De eerste maanden zal ds. Drost zich vooral richten op de ontmoeting met medechristenen en vooral de vele niet-christenen in deze grote stad met bijna 300.000 inwoners. Het overgrote deel van hen kent Jezus Christus niet als de Verlosser die God in zijn liefde voor ons naar deze wereld gezonden heeft. Toch wil Christus ook in Graz Koning zijn!

Wat hebben jullie (2)

Dat vroeg een professor van de universiteit van Innsbruck aan ds. Klaas Rozema toen hij deze zomer in de binnenstad een aantal jongeren tegenkwam tijdens de evangelisatieactie Impact the Alps. “Ik observeer veel mensen op straat. Heel wat jongeren kijken wat nors of gelaten of zijn gestressed met hun mobiel bezig. Jullie lachen voortdurend en stralen zoveel vreugde uit. Waarom?” Klaas werd zo blij van deze waarneming en vraag! Het enige antwoord dat hij kon geven was: “Jezus Christus!”

Contacten leggen, gesprekken voeren en getuigen van Jezus als Redder en Heer, dat is het belangrijkste werk van ds. Klaas Rozema in het eerste jaar als missionair predikant in Innsbruck. SSRO Innsbruck NL-dienstenDaarnaast belegde hij op 14 en 28 juli en op 11 augustus drie Nederlandstalige kerkdiensten voor vakantiegangers  in het magazijn van een sportgroothandel onder zijn woning. De opkomst was verrassend hoog: 40, 75 en 85 christenen uit de hele breedte van kerkelijk Nederland. Klaas had dus niet voor niks 64 stoelen klaar gezet. Gelukkig stonden er nog een aantal inpaktafels, een magazijnkar en zelfs nog ergens een leren bank, die meteen in bezit genomen werd door een paar kinderen. Tijdens de kerkdienst volgde Klaas de liturgie van de ERKWB van Rankweil. Zo konden de gasten ervaren hoe een ‘Oostenrijkse’ kerkdienst er uit ziet.

SSRO logo rood grootBeide predikanten zijn beroepen door de ERKWB van Rankweil. Deze kleine gereformeerde kerk kan de financiële lasten hiervoor niet dragen en heeft daarvoor een beroep gedaan op de SSRO in Nederland. In vertrouwen op Christus als Heer van zijn kerk heeft de SSRO toegezegd om, samen met de thuisfrontcommissies van ds. Rozema en de fam. Drost, de komende vier jaar in het levensonderhoud van beide predikanten te voorzien. Jaarlijks heeft de SSRO daar een bedrag van € 50.000 voor nodig. De SSRO is dankbaar dat in 2019 al veel broeders en zusters speciaal voor Innsbruck en Graz een gift gegeven hebben, zodat er dit jaar nog maar € 25.000 nodig is. Wilt u overwegen om dit mooie werk in de Alpenlanden mede mogelijk te maken? Een gift aan de SSRO is fiscaal aftrekbaar. Wilt u op de hoogte blijven van de voortgang van het Evangelie in Oostenrijk en Zwitserland? Dan kunt u het kwartaalblad van de SSRO, het Oostenrijk-Bulletin, aanvragen via info@ssro.nl.

De Stichting Steun Reformatie Oostenrijk (www.ssro.nl) ondersteunt al bijna 35 jaar de kleine gereformeerde ERWKB-kerken in Basel en Winterthur (Zwitserland) en Neuhofen en Rankweil (Oostenrijk). Ook maakt de SSRO de uitzending van de predikanten Rozema en Drost naar Innsbruck  en Graz mogelijk.Uw eenmalige of vaste gift kunt u  onder vermelding van Innsbruck – Graz overmaken op    Rekeningnummer NL34 RABO 0312 8935 07    ten name van    SSRO te Hendrik-Ido-Ambacht

JOCHEM DOUMA KIJKT TERUG – 75 jaar Vrijmaking vanuit een persoonlijk retro-perspectief

Het zal ergens halverwege de jaren ’80 geweest zijn. In Zwolle was de gereformeerde studentenvereniging Absens Carens opgericht. Elk jaar werd het bestaan ervan gevierd met een feestelijke avond, de dies (uitspraak: die-yes). Op één van de eerste dies (meervoud, spreek uit: die-jees) speelde een cabaretgroep die later uitgroeide tot Talkpoeder een sketch waarin jonge gereformeerde studenten al hun levensvragen ter sprake brachten. En wie vroegen ze daarbij om advies? Altijd dezelfde man: professor Douma. Want Douma had alle antwoorden. Hij gaf immers al vanaf 1970 ethiek aan de vrijgemaakt-gereformeerde Theologische Universiteit? Telkens weer begon een vraag met: ‘Beste professor Douma, wat vindt u van …’ – en dan kwam er weer een prangende ethische kwestie die menig student bezig hield.

Douma JochemInmiddels zijn we meer dan 30 jaar verder. Het is 2019. De Vrijmaking vond 75 jaar geleden plaats. En professor Douma brengt zijn allerlaatste boek uit: een autobiografie. Daarin kijkt hij volgens de tekst op de achterkant terug op zijn ‘werkzame leven dat  voor een groot deel samenvalt met de geschiedenis van de vrijgemaakte kerken.’ Ik heb het boek met veel plezier gelezen. Douma (het klinkt wat kil en kaal, ik schrijf liever ‘professor Douma’ maar dat is weer zo officieel, en ik vind het niet zo passend om ‘Jochem’ te zeggen) heeft een prettige schrijfstijl. Als de materie je interesseert, lees je zo hele hoofdstukken weg. Er staan ook amper storende fouten in het 460 bladzijden dikke boek (ik kwam ergens een dubbeling tegen en op blz. 224 staat een verkeerd jaartal onder een foto – 1961 moet 1981 zijn). Een paar dingen die mij opvielen wil ik noemen.

Cultuur en Vreemdelingschap

In 1966 promoveerde Douma in Kampen op het onderwerp ‘algemene genade’. Hij vergeleek de visies van Calvijn, Kuyper en Schilder met elkaar. Terugkijkend schrijft hij dat hij nu, vijftig jaar later, er op één punt anders tegenaan kijkt. In 1966 koos hij voor de opvatting van Calvijn als het gaat om de verhouding tussen ‘cultuur en vreemdelingschap’. Calvijn legde veel nadruk op het feit dat een christen altijd een zwerver is op aarde, vervuld van verlangen naar de hemel. Kuyper en Schilder stonden daar veel positiever tegenover. Bij de schepping gaf God de mens de opdracht om de aarde te ontwikkelen: het cultuurmandaat. In 2017 vindt Douma dat die twee niet tegenover elkaar hoeven te staan. In tijden van vervolging en onderdrukking kom je misschien eerder bij de visie van Calvijn uit, maar er zijn ook tijden waarin christenen hun geloof in alle vrijheid kunnen uitdragen in de samenleving. “Wij hoeven dus niet bij een negatieve of gereserveerde houding tegenover de politiek  en de cultuur in het algemeen uit te komen” (blz. 143). Je mag je als christen positief inzetten tot Gods eer in deze wereld. Dat leidt tot veranderingen in ons leven hier op aarde die “hun uitwerking in het dagelijks leven krijgen, tot in ons cultureel-bezig-zijn toe”(blz. 144).

Douma vindt deze correctie na meer dan vijftig jaar “een belangrijk punt” (blz. 129). Dat ben ik met hem eens. Ik voel me er alleen een beetje ongemakkelijk bij. Want enerzijds denk ik: ja, Douma heeft gelijk, we mogen ons als christenen volop begeven in de samenleving om daar present te zijn en die ten goede te veranderen. Toen Kuyper rond 1890 en Schilder rond 1950 dat zeiden, reageerden veel gereformeerden terughoudend. Ook Douma nog in 1966. Terwijl de samenleving uiterlijk nog behoorlijk christelijk was. Nu, in de 21e eeuw, gaan de ontwikkelingen in de samenleving zo snel, dat je je kunt afvragen: kan ik als christen hierin nog wel volledig mee gaan of moet ik op sommige terreinen toch voor een stukje bewust vreemdelingschap kiezen? Maar Douma neemt daar in 2017 meer afstand van dan in 1966. Dat vind ik ergens wat wringen. Maar zelf zit ik ook regelmatig in die spagaat, merk ik bij mijzelf.

De Open Brief en het vrijmakingsgeloof

Douma schrijft net zo uitgebreid over de Vrijmaking in de jaren ’40 als over de kerkscheuring in de jaren ’60. Hij doet dat vanuit de overtuiging dat de Open Brief ten onrechte de Vrijmaking denigrerend afdeed als ‘ons vaak klein vaderlands gedoe’ en opriep tot een oecumenisch streven ‘naar het niveau van de wereldkerk’ dat niet bijbels te verantwoorden is. Douma noemt het daarbij opvallend, dat een aantal ondertekenaars van de Open Brief, waaronder de opsteller ds. Schoep, zich uit overtuiging meteen aansloten bij de synodaal-gereformeerde kerken. Dat is voor mij ook altijd een raadsel gebleven: waarom hebben veel broeders en zusters die later Nederlands Gereformeerd geworden zijn niet ingezien dat de terugkeer van tientallen predikanten en honderden gemeenteleden naar de synodaal-gereformeerde kerk, die toen theologisch al behoorlijk modern geworden was, een logische stap was als je de inhoud van Open Brief serieus nam? Dat de overgrote meerderheid van de predikanten (40%!) en kerkleden (25%!) die buitenverband raakten die stap niet namen, vind ik een genadig geluk bij een diep triest kerkelijk ongeluk.

Want omgekeerd moet dit ook gezegd worden: de exclusiviteit waarmee de Vrijmaking voor heilig verklaard werd, kende in de jaren ’60 bij sommige voorgangers geen grenzen. Douma kan wel zeggen dat het niet nodig was om na de Vrijmaking uitdrukkelijk van ‘valse kerken’ te spreken als het om het synodale kerkverband ging, en dat ook Schilder dat niet deed (blz. 162). Maar Douma haalt ook de uitspraak van een vrijgemaakte predikant uit 1965 aan die openlijk schreef dat de zaak van Jezus Christus in Nederland alleen maar toekomst heeft als iedere oprechte christen het eens is over de betekenis van de Vrijmaking in 1944 (blz. 155). Daarvan zegt Douma even later dat deze uitspraak tekort schiet. “Wij moeten [als vrijgemaakten] geen oogkleppen op hebben, maar attent zijn op het werk dat Jezus Christus ook in ons land met of zonder, of zelfs buiten de vrijgemaakte kerken wil verrichten” (blz. 161). Daar ben ik het van harte mee eens en die open houding heb ik bij Douma altijd gewaardeerd. Maar ik vind wel dat hij veel te weinig in rekening brengt, dat deze exclusieve opvatting over de waardering van de Vrijmaking behoorlijk veel voorkwam in de zestiger jaren. In die tijd was mijn zeer gewaardeerde oud-leraar Latijn, Ph. Roorda Bzn, lector klassieke talen aan de Theologische Universiteit. Hij is uit overtuiging vrijgemaakt gebleven, maar wilde, net als zendingslector D.K. Wielenga, niet opnieuw z’n handtekening onder de Drie Formulieren van Eenheid zetten. Een ‘streek’ die de leiding van de T.U. in Kampen uithaalde om de professoren Veenhof en Jager en de lectoren Buwalda en Mulder bij weigering te kunnen schorsen mislukte hierdoor. Roorda zei jaren later tegen mij: “We hadden niet de moed om de kerkistische rechtervleugel aan te pakken, omdat we hen nodig hadden bij het bestrijden van de modernistische linkervleugel.” En professor J. Kamphuis hoorde ik in de jaren ’80 zeggen, toen in Grootegast ds. J. Hoorn vanwege zijn exclusieve kerkvisie werd geschorst en afgezet: “Bij ons vrijgemaakten is Christus wel eens te veel in de schaduw van zijn kerk komen te staan.” Dit kritische geluid hoor ik bij Douma veel minder, en dat vind ik jammer.

Ik sla een deel van het boek over, o.a. de twee interessante hoofdstukken over de rol van Douma bij de VBOK en tijdens de twee polio-uitbraken en het wat langdradige hoofdstuk over zijn bijzonder hoogleraarschap aan de Vrije Universiteit in Amsterdam over, want ik wil naar het einde van het boek toe: Douma’s afscheid van de GKV.

Het verval in de vrijgemaakte kerken

In 2001 schreef Douma in het boekje ‘Hoe gaan wij verder?’ dat hij veel veranderingen in de vrijgemaakte kerk zag. Toch was hij daarover niet verontrust, want je hoeft niet exclusief vrijgemaakt te blijven om bijbelgetrouw gereformeerd te zijn. Maar in 2009 gingen hem de ogen open voor “het verval in de GKV”, zoals hij het zelf op blz. 424 en daarna nog een aantal keren noemt. Aan de Theologische Universiteit werd dr. Stefan Paas benoemd als missionair docent. Zeven GKV-predikanten hadden hier bezwaar tegen gemaakt. In zijn proefschrift zou Paas zich veel te veel bij schriftkritische theologen hebben aangepast, hun standpunten hebben overgenomen en zelf het kleed van een schriftcriticus hebben aangetrokken zonder dat kleed ergens weer af te leggen. Douma was het met deze predikanten eens en vanaf 2010 brachten ze samen op de website gereformeerdblijven.nl hun gemeenschappelijke bezwaren tegen de gang van zaken in de GKV onder woorden.

Waaruit bestond dat “verval in de kerk” (blz. 428) volgens Douma? Daarin stelt Douma mij echt teleur. Hij noemt op blz. 428 vier punten, maar de voorbeelden die hij erbij noemt zijn in mijn ogen nogal zwak en soms zelfs tendentieus: 1) het verstaan van de Schriften – met als enige voorbeeld de promotiestudie van dr. Koert van Bekkum die de optie dat de zon en de maan in Jozua 10 echt hebben stilgestaan vanuit het literair gebruik van die tijd niet perse letterlijk genomen hoeft te worden. 2) de kerkdienst – met als enige voorbeelden dat er minder uit de catechismus gepreekt wordt, er steeds minder aandacht is voor zonde, schuldbelijdenis en bekering, en dat de psalmen onder orgelbegeleiding steeds vaker worden vervangen door opwekkingsliederen met “bandjes van allerlei soort en slagwerk.” 3) het christelijk leven – met als enig argument dat de GKV steeds zwakker optreden tegen samenwonen en homoseksuele relaties steeds meer worden geaccepteerd. 4) de oecumenische ontwikkelingen – Douma vindt het een teken aan de wand dat de GKV in 2011 de samenwerking met andere kerken goedkeurden, met voor hem als dieptepunt de deelname in 2010 aan de symbolische nationale synode van eenheid in Dordrecht.

Deze vier punten kwamen ook terug in een Appel op de synode van 2014. Als vijfde punt kwam daar het onderwerp ‘de vrouw in het ambt van predikant en ouderling’ bij. Over dat laatste is Douma heel duidelijk: “Wie vrouwen in de kerkenraadsbank of op de preekstoel wil krijgen, laat Paulus achter zich en zal zich aanpassen aan de culturele situatie van vandaag” (blz. 434).

In zijn aktieve jaren was Douma milder. Ik herinner mij hoe hij begin jaren ’90 op een predikantenconferentie er begrip voor had dat twee gelovige homo’s uiteindelijk toch gingen samenwoonden, omdat ze al een paar keer hun relatie beëindigd hadden met als gevolg dat één van de twee meteen weer in het homo-uitgaanscircuit verzeild raakte en ten onder ging. Op mijn vraag hoe een kerkenraad daar mee om moest gaan zei Douma toen, dat je die twee broeders niet levenslang van het Avondmaal mocht afhouden. En Douma vertelt op blz. 357-361 over zijn bezoeken aan de gereformeerde kerken in Hongarije in 1974 en 1975. Hij ontmoet daar beide keren ook de vrouwelijke predikant Bartha, maar aan dat feit word in het hele verslag geen woord besteed. Wel aan allerlei andere misstanden van de volkskerk. Maar men brak daar niet met de kerk en Douma veroordeelde dat toen niet. “Wij van onze kant beseften dat we vanuit onze situatie niet met harde oordelen moesten komen. Zeker niet toen we zagen en hoorden dat ze zich inspanden dienaars van het evangelie te blijven” (blz. 358). Dat schrijft Douma over een kleine minderheid van predikanten in de Hongaarse volkskerk die voluit gereformeerd wilden zijn en blijven. En hij schrijft erbij: wie met zo’n volkskerk breekt, “snijdt de laatste draad door en kan geen appel meer op hen doen” (ook blz. 358).

Dan doet het echt pijn om uit Douma’s mond te horen dat de besluiten van de synode van 2014 ‘onaanvaardbaar’ zijn (blz. 439) en hem te horen zeggen dat de GKV een kerk geworden is “waar van alles een happening wordt gemaakt, tot de doop en het avondmaal toe” (ook blz. 439). Dan denk ik: Douma heeft helemaal gelijk dat de GKV in z’n algemeen behoorlijk veranderd is in de afgelopen 25 jaar. Maar het ligt, vermoed ik, voor net zo’n groot deel aan Douma zelf dat hij van deze veranderende GKV niet langer  deel wil uitmaken. Zijn afscheid is ‘een mix van principe en heimwee’, zoals ik in 2014 zijn overstap naar het kleine nieuw-vrijgemaakte kerkgenootschap (part two) taxeerde. En het irriteert mij zelfs enigszins als Douma vertelt hoe hij na afloop van de eerste kerkdienst in de GKN te Hardenberg de gelegenheid kreeg de gemeente toe te spreken. Zouden alle nieuwe leden die uit de GKV overkomen die eer te beurt vallen? Of was hier een coryfee binnengehaald en moest heel de gemeente dat weten ook?

Ondertussen geeft Douma aan dat op de synode van 2020 zich opnieuw buigt over de onderwerpen  homoseksualiteit en de vrouw in het ambt en dat veel verontruste GKV’ers hopen “dat deze synode de christelijke leer en het christelijke leven zullen respecteren in hun besluiten” (blz. 441). En zelf hoopt hij dat deze synode pal achter de oorspronkelijk formulering van de eerste doopvraag zal blijven staan, nl. dat onze kinderen, hoewel zij in zonde ontvangen en geboren zijn en aan allerlei ellende, ja zelfs aan het eeuwig oordeel onderwerpen zijn, toch in Christus geheiligd zijn.

Over onze zondigheid, over onze levensstijl en over hoe wij de Bijbel moeten lezen is het gesprek in de GKV nog volop gaande. Wat jammer dat Douma dit al een jaar of vijf niet meer mee kan en wil maken en zich bij een kerkverband gevoegd heeft dat volgens hem niet de pretentie heeft de enige ware kerk in Nederland te zijn, maar er een bescheidener visie op art. 27-29 op na houdt (blz. 440).  Of dat betekent dat men binnen de GKN de kerkvisie van Douma deelt, is voor mij nog  maar de vraag. Volgens Douma is de ware kerk “de hele kerk van Jezus Christus in de wereld, al is daarvan het grootste deel voor ons onzichtbaar” (blz. 445). Daarom is hij overgestapt naar een kerkgenootschap waar volgens hem de drie kenmerken van de ware kerk beter gehandhaafd worden, zonder de band met alle broeders en zusters die achterblijven in de GKV door te snijden of de GKV een valse kerk te noemen. Dat laatste past echt bij de royale houding van Douma tegenover iedere oprechte christen. Maar het voelt voor mij wel een beetje dubbel om te lezen dat Douma zelf de GKV verlaten heeft met de woorden: “Uit de kerk stappen waarin we vroeger zo heel veel goeds ontvangen hebben, betekent een vorm van lijden. Ik kan u alleen maar moed inspreken om dat lijden niet uit de weg te gaan” (blz. 439).

Verbondenheid ondanks gescheiden wegen

Twee tragi-komische gedachten schieten mij tenslotte nog te binnen.

Douma Onderweg 2*1* Douma eindigt zijn boek met het vierde vers van Gezang 440 uit het oude Liedboek (‘Ik heb de vaste grond gevonden’). Laat dat nou net een lied zijn dat in zijn nieuwe kerkverband tijdens de kerkdiensten niet gezongen mag worden. Want toen op de GKN-synode van maart 2016 uitsprak,  dat de eenheid van het kerkverband niet in gevaar kwam omdat sommige gemeente ook een aantal liederen uit het oude Liedboek zongen, werd daar direkt bezwaar tegen gemaakt. De GKN-synode van oktober 2016 wees die bezwaren af, maar besloot meteen om deze vrije liederen vast te leggen in een lijst van 36 toegestane gezangen. Maar daar zit Gezang 440 niet bij – die mag op zondag in de GKN-kerkdiensten niet gezongen worden.

*2* De foto op de omslag van Douma’s autobiografie heeft iets ook iets tragisch-komisch. Douma verlaat de Theologische Universiteit. Maar hij loopt niet rechts het beeld uit – symbool van de toekomst waarnaar we samen onderweg zijn. Nee, hij loopt links het beeld uit – symbool van de weg terug naar het oude en vertrouwde.

Toch overheerst bij mij ook na het lezen van dit boek de verbondenheid en de dankbaarheid. Verbonden in het geloof dat de naam van Jezus Christus de enige is op de aarde die de mens redding biedt (Hand. 4:12) en dankbaarheid voor hoe professor Douma mij als student en predikant heeft laten zien hoe dat geloof praktisch handen en voeten krijgt op alle terreinen van het leven.