Een aantal jaren geleden schreef Adrian Verbree, columnist en predikant binnen de (vrijgemaakte) Gereformeerde Kerken, een ‘kruimeldief’ in het Nederlands Dagblad over homofilie. Met zijn toestemming mag ik het, nu heel Nederland in rep en roer is vanwege de pas verschenen Nashville-Verklaring, hier plaatsen.
Leviticus 18
Je mag het bed niet delen met een man zoals met een vrouw, dat is gruwelijk. (Leviticus 18:22)
Het moeilijkste onderwerp binnen mijn werk, acht ik dat van de homofilie. Honderd procent hetero, worstel ik er regelmatig mee. Het is niet dat ik geen dingen op gezag wil geloven. Als de Bijbel zou vertellen: Elia liep over het plafond, dan denk ik: rustig laten lopen. Ik voel geen behoefte hem naar beneden te halen omdat ik me niet goed kan voorstellen hoe hij de zwaartekracht overwon. Wie de zwaartekracht kan scheppen, kan er ook mee spelen. Het is ook niet dat ik geen onwelkome geboden wil accepteren. Stel dat God zou voorschrijven: Ik verbied jullie asperges te eten, dan zou ik er vanaf willen zien.
Mijn probleem met homofilie is dat ik waar ik het tegenkomen, ik niet altijd herken wat ik in de Bijbel over dit onderwerp lees. Als ik op het journaal de gayparade door de grachten van Amsterdam zie drijven, ga ik over mijn nek. Maar als een meisje me geëmotioneerd toevertrouwt dat ze denkt dat ze ‘wel niet zo snel op een jongen zal vallen’, dan ben ik in een totaal andere wereld. Of neem de man die met tranen in zijn ogen vertelt dat hij twintig jaar voor zijn huwelijk heeft gevochten en heeft verloren.
Nu mag je aannemen dat vandaag de dag iedereen de gayparade weet te onderscheiden van deze heel andere homofilie. Zou je denken. Ik heb meer gesprekken meegemaakt dan me lief zijn, waarin met groot gemak werd geoordeeld dat homoseksualiteit niet mag omdat de Bijbel duidelijk tegen is. Nu is het een heksentoer om de Bijbel zo te schudden dat zijn vóór homoseksualiteit is. Niet aan beginnen, lijkt mij. Je kunt er niet onderuit dat volgens de Bijbel God man en vrouw voor elkaar schiep en dat het huwelijk de enige relatie is waarbinnen twee mensen zich geslachtelijk mogen verenigen.
Waar ik moeite mee heb, is het feit dat er nog steeds een beroep wordt gedaan op hoofdstukken als Leviticus 18 en 20 om te bewijzen dat God homofilie-relaties verbiedt. Als ik zo iets hoor, schaam ik me. Goedbedoelend citeert men de Bijbel op een manier waar je kippenvel van mag krijgen. Wat men vergeet, is de context waarin binnen deze hoofdstukken homoseksueel contact wordt verboden. Ik heb er lang over nagedacht hoe je deze passages zou kunnen lezen op een manier die voor iedereen duidelijk maakt dat je het meisje en de echtgenoot van hierboven er niet in tegenkomt. Ik geloof dat ik die manier gevonden heb. Hieronder geef ik Leviticus 18 vanaf vers 6 op een andere manier weer.
Het ligt in mijn aard dat ik met mijn moeder naar bed wil
Het ligt in mijn aard dat ik met de bijvrouwen van mijn vader naar bed wil
Het ligt in mijn aard dat ik met mijn zus naar bed wil
Het ligt in mijn aard dat ik met mijn kleinkind naar bed wil
Het ligt in mijn aard dat ik met de zus van mijn vader naar bed wil
Het ligt in mijn aard dat ik met de zus van mijn moeder naar bed wil
Het ligt in mijn aard dat ik met mijn tante naar bed wil
Het ligt in mijn aard dat ik met mijn schoondochter naar bed wil
Het ligt in mijn aard dat ik met mijn schoonzus naar bed wil
Het ligt in mijn aard dat ik met mijn dochter naar bed wil
Het ligt in mijn aard dat ik naar bed wil met een ongestelde vrouw
Het ligt in mijn aard dat ik mijn kinderen aan de Moloch wil offeren
Het ligt in mijn aard dat ik met een man naar bed wil
Het ligt in mijn aard dat ik seks met een dier wil
Iedereen heeft meteen in de gaten wat er mis is. Niemand gelooft dat het in iemands geaardheid ligt besloten dat hij of zij seks met een dier wil. Niemand gelooft dat er mensen zijn van wie de geaardheid hen drijft tot het offeren van de eigen kinderen. En niemand heeft een geaardheid die hem in het bed van zijn moeder doet belanden. Het is zonneklaar dat we het hier over perversiteiten hebben. De Egyptische en Kanaänitische ‘gruwelen’ waar de Bijbel wars van is. In dit rijtje kan ik de gayparade plaatsen. Maar wie durft het meisje van hierboven van perversiteit beschuldigen? Zij worstelt juist wél met haar geaardheid. Daarmee is zij absoluut de vreemde eend in de bijt van Leviticus 18. Onteer haar niet.
Beste ,
Het is duidelijk dat God voor alle mensen is gestorven en wie Hem kent de zonde achter zich laat. Evenzeer Johannes zegt dat wie zegt dat die niet zondigt een leugenaar is.
Ik hoef u niet uit te leggen dat de brief aan de Romeinen duidelijk is dat seksualiteit tussen mannen zondig is. De uitspattingen waarover Paulus schrijft zijn in lijn met de geboden in het Oude Testament en ik weet dat wie de Here kent – hoe moeilijk het ook kan zijn – er oplossingen komen.
Evenzeer wei zijn vrouw verlaat of wie een vrouw aanziet en begeert reeds overspel pleegt, allemaal moeilijk zaken die de Apostelen ook aangaven als moeilijk, wie kan er dan nog huwen?
Het antwoord van de Here hierop is ook duidelijk.
Wie de Here kent zal zijn weg met Hem gaan en wij hoeven niet voor Heilige Geest te spelen, Wij zijn niet geroepen om het slechte tussen ons uit te roeien, dat zal de Here zelf wel doen.
Maar we moeten onze boodschap wel blijven vertellen zoals de Bijbel ons deze heeft voorgespiegeld en voor heeft geleefd, om maar te zeggen, dat het zich uitspreken tegen over Jan en alleman over iets wat de Here niet wil, niet altijd even wijs en bevorderlijk is. De Here haat de zonde, en de mens weet perfect wat men bedoelt.