In het Reformatorisch Dagblad van 8 januari 2020 stond onderstaand artikel van mij. Het gaat opnieuw over de vraag of een classis of synode volgens het gereformeerde kerkrecht een kerkenraad mag schorsen en afzetten.
Pas in de twintigste eeuw hebben in de Gereformeerde Kerken in Nederland sluipenderwijs classes en synodes zich de bevoegdheid tot schorsen en afzetten toegeëigend.
Verlaat een classis die tot schorsing en afzetting van een complete kerkenraad overgaat het gereformeerde kerkrechtelijke spoor? Ik beweerde van wel in het Reformatorisch Dagblad van 23 dec. 2019 (‘Classis die schorst en afzet is hervormd, niet gereformeerd’ RD 23-12). Volgens ds. J. van Vulpen (‘Tucht over ambtsdragers wil gemeente bewaren bij Schrift RD 31-12) en A. den Ouden (‘Classis die schorst en afzet is voluit gereformeerd’ RD 03-01) sla ik de plank volledig mis en zou de Dordtse Kerkorde (DKO) die bevoegdheid wel aan de meerdere vergaderingen toekennen. Ik ga voorbij aan de andere (in mijn ogen soms eenzijdige en soms onjuiste) punten die beide broeders aandragen. De kernvraag is: mag een classis of synode volgens artikel 79 en 89 van de Dordtse Kerkorde zelfstandig overgaan tot het oefenen van tucht over kerkenraden? Ik laat daarbij de twijfelachtige ontsnappingsroute van ds. Van Vulpen via artikel 30 DKO buiten beschouwing.
Onjuiste interpretatie
De onlangs overleden predikant dr. M. Golverdingen, in leven dienaar des Woords binnen de Gereformeerde Gemeenten, gold binnen de gereformeerde gezindte als een uitnemend kerkrechtdeskundige. In 2001 schreef hij de brochure ”Ontstaan, inhoud en betekenis van ‘oud’ en ‘nieuw’ kerkrecht” (volledig na te lezen op http://www.kerkrecht.nl). Hij beschrijft daarin hoe vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw in de ongedeelde Gereformeerde Kerken in Nederland sluipenderwijs classes en synodes zich de bevoegdheid tot schorsen en afzetten hebben toegeëigend. De onderbouwing vond plaats in een proefschrift van dr. M. Bouwman over ”Voetius en het gezag der synoden”. Den Ouden noemt dat een doorwrochte studie, maar volgens dr. Golverdingen is het evident dat bij Voetius „ook in noodsituaties de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente uitgangspunt is en blijft” en geeft Bouwman „vanuit een duidelijk vooroordeel en (…) met een gekleurde bril (…) een op een aantal punten dubieuze of zelfs volstrekt onjuiste Voetius-interpretatie.” Zijn conclusie is dan ook: „De door M. Bouwman in 1937 ontwikkelde conceptie voor ‘nieuw’ kerkrecht moet vanwege een dubieuze interpretatie van Voetius voor een deel als wetenschappelijk onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.”
Hier sluit dr. C. van den Broeke, die kerkrecht doceert in Amsterdam en Kampen, zich bij aan in het pas onder redactie van prof. dr. H. J. Selderhuis verschenen ”Handboek Gereformeerd Kerkrecht”. Volgens hem kregen meerdere vergaderingen toen ruimere bevoegdheden dan wenselijk is in het gereformeerd kerkrecht en leverde dat ‘nieuwe’ kerkrecht ingrijpende kerkscheuringen op, waaronder de Vrijmaking.
Wat zegt de Dordtse Kerkorde dan wel over de bevoegdheid van classes en synodes als het om tuchtoefening over kerkenraden gaat? In zijn brochure zegt dr. Golverdingen in hoofdstuk 6.4.2. (”De interpretatie van de kerkorde”) daarover: „De Dordtse Kerkorde, die door de Nationale Synode van Dordrecht in 1618-1619 werd aanvaard, kent geen artikelen, die aan de meerdere vergadering expliciet de weg wijzen voor het optreden in gevallen, dat plaatselijke kerken volharden in afwijzing van de bindende besluiten van deze meerdere vergadering en b.v. weigeren om gehoor te geven aan een besluit tot afzetting van een predikant. (…) Daarbij is van groot belang, dat de kerkorde de meerdere vergaderingen nergens bevoegd verklaard tot het zelfstandig treffen van maatregelen van censuur over ambtsdragers of tot de zelfstandige uitvoering van de door meerdere vergaderingen genomen beslissingen.”
Niet vrijblijvend
Deel uitmaken van een kerkverband is niet vrijblijvend. Een classis heeft meer bevoegdheden dan alleen maar het geven van adviezen. En op de vraag hoe je als kerkverband moet omgaan met „een hardnekkige kerkenraad die zich niet wil houden aan Gods Woord en de belijdenis of kerkelijke besluiten naast zich neerlegt” (zoals ds. Van Vulpen het formuleert) zijn geen pasklare antwoorden. Maar het is ‘nieuw’ en geen ‘oud’ kerkrecht, wanneer een classis of synode de knoop doorhakt door zichzelf ambtelijk gezag over kerkenraden toe te kennen. Voor zulk machtsdenken in de kerk van Christus ben ik vuurbang. Of, om aan te sluiten bij de woorden van dr. Golverdingen: „Op deze wijze wordt de deur naar het mij voorkomt opengezet voor een streven naar macht, dat gemakkelijk in zuivere hiërarchie kan uitmonden. De macht is immers als zout water. Hoe meer men er van drinkt, hoe meer dorst men krijgt.”
Tot zover mijn tweede opinie-artikel over dit onderwerp in het RD.
Ik heb voor de liefhebber nog een paar citaten van dr. M. Golverdingen. Aan het eind van zijn brochure geeft hij aan hoe het kerkverband goed kan reageren op een kerkenraad die ongehoorzaam blijft aan bijbelse principes en niet naar het kerkverband wil luisteren of haar besluiten voortdurend naast zich neerlegt. Zijn denkrichting is, ook 19 jaar na dato, nog steeds de moeite van het overwegen waard.
Nog drie citaten van dr. M. Golverdingen:
“Buitenlandse kerkorden hebben een min of meer aristocratisch of zo men wil hiërarchisch karakter [zoals] het presbyteriaanse kerkrechtelijke denken , dat de eigen, zelfstandige positie van de meerdere vergaderingen sterk beklemtoont. Het is daarom heel goed mogelijk om vanuit deze benadering de Dordtse Kerkorde zodanig te interpreteren, dat men meent dat het toekennen aan de meerdere vergaderingen van een zelfstandige bevoegdheid tot het oefenen van leer- tucht- en regeermacht van de meerdere vergaderingen juist is. Zo worden de meerdere vergaderingen tot hogere vergaderingen verklaard, die een ambtelijk karakter hebben en bekleed zijn met ambtelijk gezag ten opzichte van de kerkenraden.”
“De structuur van de D.K.O. laat niets te wensen over aan duidelijkheid. Heel concreet is aangeven op welke punten de kerken afstand hebben gedaan van hun autonome bevoegdheid. Er is echter geen bepaling die aangeeft, dat de kerken zijn overeengekomen om aan de meerdere vergadering de bevoegdheid toe te kennen om zelfstandig en volledig de drieërlei macht in het kerkelijke leven uit te oefenen, die de kerkenraden bezitten. Het streven naar verzelfstandiging van de meerdere vergaderingen en het daaraan toekennen van de volledige leer- regeer en tuchtmacht, zoals we dat vinden bij o.a. H.H. Kuyper en M. Bouwman in de jaren dertig is in strijd met de structuur van de D.K.O. zelf.”
“Een door de classis geveld afzettingsvonnis betekent daarom nog niet schorsing of afzetting met ter daad, want die daad moet altijd door de kerkenraad zelf geschieden.”