Pasen begint met Goede Vrijdag
Ik weet niet hoe het jullie in deze corona-crisis-tijd vergaat, maar tussen alle bezigheden door probeer ik ook nog wat te lezen. Het valt mij op dat er veel mensen zijn die een verklaring proberen te geven aan het hele corona-gebeuren. Of het nu gelovige of niet-gelovige mensen zijn, het lijkt wel alsof iedereen wil weten waar deze crisis goed voor is.
Een straf van God?
Is corona een straf van God omdat we als mensheid Hem aan de kant geschoven hebben of nauwelijks rekening met Hem houden? Het zou kunnen. In de Bijbel straft God soms ook. Maar dat werd altijd aangekondigd en uitgelegd door profeten. Nu is dat veel onduidelijker. Bovendien is het volgens mij te gemakkelijk. Jeremia zegt in zijn Klaagliederen (3:39): ‘Wat klaagt een mens zolang hij nog leeft? Laat hij klagen over zijn zonden!’ Oftewel: als ik denk dat corona een straf van God is, hoor ik niet met mijn vinger naar anderen te wijzen, maar na te denken over wat ikzelf in mijn relatie naar God toe verkeerd gedaan heb. EN dan nog: is de HERE een God die vooral wil straffen of een God die ons, soms hardhandig, bij Hem terug wil halen?
Een ‘wake-up call’?
Bij de sluizen op weg naar het industrieterrein Peelerpark staat een kunstwerk. Het is een grote ‘toetertoren’. Een soort roeptoeter dus. Zo kun je ook tegen de corono-crisis aankijken. Het is geen straf van God, maar een alarmsignaal om ons tot nadenken te stemmen. Maar als je dat als christen echt vindt, moet je volgens mij er ook zeggen, dat bij ‘nadenken’ ook de oproep hoort om tot God terug te keren. Anders blijf je aan de oppervlakte steken. Er gaat op dit moment een getuigenis rond van de 38-jarige arts Julian Urban die in Lombardije fulltime bezig is met de behandeling van corona-zieken. Hij geeft aan dat het in zijn ziekenhuis één grote nachtmerrie is en dat hij, als 100% atheïst, er nu van overtuigd is dat we God nodig hebben en dat alleen de vrede die Hij geeft, rust kan brengen. Dus vraagt hij nu, met als veel andere artsen en verpleegkundigen, in de paar vrije minuten die hij heeft, God om hulp. Ook al is het verhaal waarschijnlijk verzonnen, het is wel een voorbeeld van hoe christenen nadenken over wat God met de corona-crisis ons wil zeggen.
Een teken van de eindtijd?
Er zijn ook christenen die in de corona-crisis één van de plagen van de eindtijd herkennen. Het zal nu echt niet lang meer duren voordat Jezus terugkomt. Vóórdat dat gebeurt, gieten de engelen een aantal schalen met plagen over de wereld uit, staat er in de Openbaring aan Johannes. Mijn moeite met deze verklaring is, dat dit al bijna 2000 jaar bij elke grote ramp geroepen is. In de Middeleeuwen vaagde de pest bijvoorbeeld 1/3 van de bevolking van Europa weg. En in de tijd van de Reformatie dachten veel christenen dat met de vervolging door de rooms-katholieke Inquisititie en de dreiging van de Turken die voor Wenen lagen de eindtijd aangebroken was.
Rust voor de schepping?
Onder christenen en niet-christenen hoor je ook de opvatting, dat God met het corona-virus ervoor wil zorgen dat zijn schepping weer tot rust en bloei kan komen. Joachim Löw, de bondscoach van het Duitse voetbalelftal, vindt dat de natuur zich door het corona-virus tegen de mensheid keert. En de bekende evangelische voorganger Henk Stoorvogel denkt dat God nu op de reset-knop drukt om de natuur de gelegenheid te geven zich te herstellen. En natuurlijk klopt het, dat er opeens weer vogels fluiten in Wuhan, dat het water in Venetië weer zo blauw is dat je de vissen ziet zwemmen en dat de lucht boven Nederland er op de kaart stukken schoner uitziet. Maar zou dat Gods ultieme bedoeling met het corona-virus zijn?
Oproep tot naastenliefde?
Een andere verklaring die ik tegenkwam was deze: juist in deze crisis zie je weer hoeveel mensen om elkaar geven. Kijk naar de mensen in de zorg. Kijk naar alle creativiteit waarmee mensen elkaar helpen en naar elkaar omzien. En, zeggen sommigen, daarin mogen en horen christenen voorop te gaan, net als in de tijd van het Romeinse Rijk. Toen groeide het christendom vooral heel snel in de periode dat er een grote, zeer besmettelijk pokkenepidemie uitbrak. Iedereen vluchtte weg en dacht aan zichzelf, maar de christenen bleven in hun dorp en stad achter en verzorgden de zieken en stervenden. Vaak raakten ze zelf ook besmet en kwamen te overlijden. Maar omdat christenen geloven dat Jezus is opgestaan en er een beter, eeuwig leven is na dit aardse leven vol met zorgen, vinden ze naastenliefde belangrijker dan de angst voor de gevolgen van een besmettelijke ziekte. En misschien zal, als de corona-crisis langer duurt dan we verwachten, dat ook in 2020 zo zijn, dat christenen van allerlei soort aan de frontlinie blijven staan, terwijl veel andere mensen vooral aan zichzelf denken en hun eigen hachje proberen te redden. Maar, denk ik dan, is dat niet eerder een bij-effect van deze crisis? Ik kan me moeilijk voorstellen dat God het corona-virus bewust op ons afstuurt om ons tot naastenliefde te bewegen.
Staat God er grotendeels buiten of boven?
Een geluid wat je soms ook hoort is, dat we maar niks moeten zeggen over ‘God en corona’, omdat God van een totaal andere orde is dan alles wat er op deze wereld gebeurt. Deze wereld is het speelveld van allerlei krachten. Daar staat God ver boven en het gaat grotendeels buiten Hem om. Volgens mij kom je deze opmerkingen vooral bij wat meer moderne gelovigen tegen. Ik vind het meer een boeddhistische dan een christelijke van geloven. Want als God er boven en buiten staat, moet je als mens je ook proberen los te maken van alle emoties die deze corona-crisis bij je teweeg brengen. In Bijbel lees ik voortdurend, dat God er juist wel bij is. In Psalm 107 staat: ‘God sprak en ontketende een storm, hoog zweepte Hij de golven op.’ In Psalm 46 staat: ‘Gods donderstem klinkt – de aarde siddert.’ En in Klaagliederen 3:38 zegt Jeremia: ‘Niets gaat buiten de Allerhoogste om, het goede niet, het kwade niet.’ Geen wonder dat gereformeerde christenen 500 jaar geleden, midden in een nog veel onzekerder tijd als die van ons, hebben uitgesproken: “God, de Almachtige, is om zijn Zoon Jezus Christus míjn God en míjn Vader. Daarom vertrouw ik zo op Hem, dat ik er niet aan twijfel, of Hij zal mij voorzien van alles wat ik voor lichaam en ziel nodig heb, en ook elk kwaad, dat Hij mij in dit moeitevol leven toedeelt, voor mij doen meewerken ten goede. Want alle dingen vallen ons niet bij toeval, maar uit zijn vaderhand ons ten deel. Zo kan ik in alle tegenspoed geduldig en in voorspoed dankbaar zijn, en heb ik voor de toekomst dit vaste vertrouwen in mijn trouwe God en Vader, dat geen schepsel mij van zijn liefde scheiden zal, omdat Hij ze allemaal in zijn hand heeft.”
De hand op de mond?
Een journalist schreef een paar week terug: “Er bestaat zoiets als geestelijk hamsteren. Dat je als het ware té snel té veel duiding inslaat om je te wapenen tegen de rampspoed.” (Karel Smouter in het NRC). Ik moest daarbij denken aan Job. Hij zat niet collectief, maar persoonlijk diep in de ellende. Ook zijn geloof kwam in de crisis. Zijn vrienden hadden er zo hun verklaringen voor. Die klopten voor geen meter, vond Job. Zijn eigen verklaring was veel logischer: ‘Het is oneerlijk, God! Meer nog: het is oneerlijk van U!!!’ Maar aan het eind trekt Job zijn grote woorden in: Ik leg mijn hand op mijn mond (39:4). Daarom herroep ik mijn woorden en buig ik mij (40:6).
Voor mijzelf vind ik dit laatste iets om over na te denken. We vieren de komende week Goede Vrijdag en Pasen. Misschien hebben we als westerse christenen met onze welvaart altijd al de neiging gehad om elke vorm van tegenslag en lijden te willen verklaren en te willen oplossen. Grepen we altijd al te snel in onze persoonlijke nood vooruit naar het Hosanna van Pasen, terwijl we nog niet eens het Heer! Ontferm U! van Goede Vrijdag op ons hadden laten inwerken. Nu zitten we met z’n allen in crisis die iedereen raakt.
Hoe vier je dan Pasen? Door eerst bewust bij Goede Vrijdag stil te staan. Zoals Jezus, die eerst bad: Vader, als U het wilt, neem deze beker van Mij weg. (Luk. 22:42) en daarna, toen Hij kracht kreeg van een engel om door te gaan op zijn lijdensweg, tegen Petrus zei: Zou ik de beker die de Vader mij gegeven heeft niet drinken?’ (Joh. 18:11).
Laten wij in deze tijd onze Heer proberen te volgen op de weg die we de komende periode samen moeten gaan.