De doop met de Heilige Geest in het boek Handelingen

Volgens veel bijbelgetrouwe gelovigen, vooral uit de evangelische en charismatische hoek, ontvang je de Heilige Geest in het hart wanneer je de doop met de Heilige Geest ontvangt. Kenmerkend voor hun leer is de opvatting dat er twee fases zijn in het leven van een christen. Fase 1 is: je bent als christen gedoopt met water. Je hebt de Geest ontvangen, want je bent gered in Christus: in jouw leven is de rechtvaardiging door het geloof merkbaar. Maar daarna hoort fase 2 te komen: je wordt als christen gedoopt met de Heilige Geest. Dan raak je vol van de Geest: in jouw leven is ook duidelijk de heiliging merkbaar. Elke christen moet zich ernaar uitstrekken om ook die tweede fase als second blessing te bereiken.

De Bijbel maakt niet zo’n sterk onderscheid. Je kunt het ‘hebben van de Geest’ niet als een vast gegeven beschouwen, waarover iedere christen kan beschikken. Integendeel: je kunt de Geest bedroeven en uitdoven. Bovendien is er ook na de Pinksterdag telkens weer het wonder van de vervulling met de Heilige Geest. Lees bv. Handelingen 4:31 en de oproep van Paulus aan de gelovigen in Efeziërs 5:18. De Heilige Geest werkt niet zo, dat Hij je in één of meer stappen naar een hoger geloofs-level leidt. De Heilige Geest is een gave van God, die je telkens weer ontvangen mag, net zo goed als God ons telkens weer zijn Tien Geboden geeft. Als het over ‘de doop met de Heilige Geest’  gaat, moeten we vooral goed kijken naar wat Lukas daarover schrijft in het bijbelboek Handelingen. Mag je uit die gegevens afleiden, dat alle gelovigen, net als de eerste disicipelen, ook nog aanvullend met de Heilige Geest gedoopt moeten worden? Is dat, wat God ons in de Bijbel leert?

Als Handelingen 1:4-8 en 2:1-4 nu de enige plaatsen waren geweest, waar we over de doop met de Heilige Geest en de uitstorting van de Heilige Geest hoorden, was het niet zo moeilijk om te zeggen: er treedt een nieuwe periode aan in de geschiedenis van God met de wereld. Het heil -de door God beloofde Messias- komt uit de Joden. Maar nu Jezus alles volbracht heeft, mag heel de wereld er in delen: daarom stuurt de verhoogde Christus zijn Geest. Die zorgt ervoor, dat het Evangelie heel de wereld over gaat. Dat moment wordt gemarkeerd door Pinksteren: Gods Geest gaat wereldwijd aan het werk met kracht. Want voor u, gelovige joden, is de belofte van de Geest van Jezus Christus, en voor uw kinde­ren, maar ook voor alle mensen die nu nog ver weg zijn, maar die God erbij roepen zal. En als je je bekeert en je laat dopen, zúl je vergeving van je zonden ontvangen -het oude eruit- en ook de gave van de Geest -je voelt je herboren-.

Maar wat zie je in vervolgens in Handelingen? Het Pinksterfeest wordt nog minstens drie keer herhaald. De Heilige Geest wordt steeds weer opnieuw uitgestort over groepen mensen. Die ontvangen dan ook de doop met de Heilige Geest en gaan in tongen praten en profeteren. Die drie gedeeltes kun je lezen in

Handelingen 8 : 4 – 7 + 14 – 17                De uitstorting van de Geest over de Samaritanen

Handelingen 10 : 44 – 48 + 11 : 16 – 18   De uitstorting van de Geest over Cornelius en de zijnen

Handelingen 19 : 1 – 7                              De uitstorting van de Geest over de leerlingen van Johannes de Doper in Efeze

De vraag is nu: wat gebeurt hier precies? Petrus zegt zelf, dat Cornelius en de zijnen op precies dezelfde wijze de gave van de Heilige Geest ontvangen hebben. Ze spreken ook in tongen, net als op de 1e Pinksterdag. Dus niet alleen joden, maar ook romeinen zijn gedoopt met de Heilige Geest. Ja, de Heilige Geest is op hen gevallen, toen Petrus over Jezus preekte.

Bij Samaritanen staat het iets anders: zij ontvangen de Heilige Geest door de handoplegging van Petrus en Johannes.

En dat groepje leerlingen van Johannes de Doper laat zich eerst dopen. Daarna legt Paulus hun de handen op en dan komt de Heilige Geest over hen. Gevolg: ook zij gaan in tongen spreken en profeteren.

Betekent dit nu, dat je uit deze bijbelse voorbeelden moet constateren: als je al gelovig bent, of net geworden bent, wil de Here Jezus je ook nog een tweede zegen, een tweede ervaring geven, door zijn Geest helemaal in je uit te storten.

Dat is, wat veel mede-christenen op grond van deze bijbelteksten denken. En God verandert niet. Hij wil datzelfde vandaag nog steeds aan zijn kinderen geven. Daarom moet je je gelovig openstellen voor de doop met de Heilige Geest.

Ik geloof echt dat dit een totaal verkeerde konklusie is die men uit deze bijbelteksten trekt.

In al deze drie gevallen wordt Pinksteren niet herhaald in het leven van de gelovige.

Nee, in al deze drie gevallen wordt Pinksteren uitgebreid tot een nieuwe doelgroep!

Met Pinksteren horen we Petrus al zeggen, dat het goede nieuws van Jezus Christus niet alleen bedoeld is voor de joden. Het Evangelie gaat vanaf nu de hele wereld over. Daar hebben de apostelen en de christelijke kerk en ook wij persoonlijk de Heilige Geest hard voor nodig. Daarom zei Jezus ook: ‘Jullie zullen kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over jullie komt, en jullie zullen mijn getuigen zijn, te Jeruzalem en in heel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.’ Daar gaat het met Pinksteren over: ‘Maak de kring groter!’

Maar wat zie je? Dat wil er bij die eerste christenen uit het joodse volk nog niet helemaal in. Ze denken nog steeds in oude termen: oké, maar die volken moeten wel bij óns komen! Dus zal Petrus uit zichzelf nooit naar Samaria gaan met Johannes. Die halve heidenen waren nog erger dan de echte: kon Jezus geen vuur uit de hemel over ze uitstorten, vroegen ze eens gevraagd?

Petrus wil eigenlijk ook helemaal niet bij Cormelius binnen stappen. Van die reine en onreine dieren wil hij niet eten, ook al beveelt een stem uit de hemel hem dat drie keer achter elkaar.

En die discipelen van Johannes de Doper dan? Zij zijn achterop geraakt in de verstrooiing. Ook al is het evangelie van Jezus al ruim 20 jaar verder gegaan, ze zijn nog bij het voorbereidend onderwijs van Johannes de Doper blijven steken. Ze hebben er geen idee van, dat de beloofde Messias zijn taak volbracht heeft en zijn Geest heeft uitgestort. Zij hebben nog een hele inhaalslag te maken.

In al die drie de gevallen stuurt de Here Jezus er apostelen op af, om duidelijk te maken: déze groep mensen hoort net zo goed bij Mij als jullie, gelovige christenen uit de joden. Juist omdat de joodse gelovigen nog zo vast zaten aan hun oude, vertrouwde denkbeelden, breekt de Geest door grenzen heen die God eerst Zelf had voorgeschreven, maar die Hij nu zelf met Pinksteren heeft opgeheven.

En tenslotte: het gaat hier in alle drie de gevallen om een groepsgewijze uitstorting van de Heilige Geest. Er komt weer een nieuwe kring bij. Er is weer een nieuwe drempel geslecht.  Maak de kring groter:

  • Jeruzalem en Judea ontvingen de Geest op Pinksteren – Handelingen 2.
  • Daarna volgt Samaria, de halve heidenen – Handelingen 8.
  • Vervolgens de echte heidenen, Cornelius en de zijnen – Handelingen 10.
  • Als laatste worden ook de achterblijvers erbij getrokken – de volgelingen van Johannes de Doper – Handelingen 19

Pinksteren wordt dus niet herhaald in het leven van elke gelovige. Pinksteren breidt zich in een paar etappes uit naar heel de wereld. En om iedereen te overtuigen, wordt bij elke drempel de Heilige Geest opnieuw uitgestort. Daarmee geeft de Here Jezus Zelf aan: zie je wel, ze staan op hetzelfde fundament en ze horen bij dezelfde gemeente, het ene lichaam van Christus.

Zó lees je in Handelingen hoe de Here Jezus Zelf telkens nieuwe wegen opent. Dat is ook de bedoeling van het boek Handelingen, en zo moet je het ook lezen: het laat zien, hoe het evangelie de wereld overgaat. Gods Geest neemt alle hindernissen weg en opent gesloten deuren. Maar als die eenmaal geopend zijn, zíjn ze ook open. Dan hoeft die drempel principieel gezien niet opnieuw genomen te worden. Heilshistorisch is Pinksteren uniek. En daarom onherhaalbaar.

De nieuwtestamenticus prof. dr. L. Floor schrijft in zijn boek De doop met de Heilige Geest over de manier waarop Paulus en Lukas over de doop met de Heilige Geest spreken het volgende:

‘Volgens Paulus ontvangt elke gelovige samen met zijn geloof de doop met de Heilige Geest. Paulus spreekt over het werk van de Heilige Geest nergens als een tweede daad, die na een bepaalde tijd volgt op wedergeboorte en geloof.’ (blz. 114)

‘Lucas heeft met zijn beschrijving van de doop van met de Heilige Geest de aandacht gericht op de wereld. Dan is er vooral door de sterke overeenkomst van de gebeurtenissen, die Lucas ons beschrijft met het Pinkstergebeuren, ook iets onherhaalbaars in deze gebeurtenissen. Zo ze zich toch herha­len, is dit eerder op het zendingsveld te verwachten dan in gevestige kerken. God is zonder enige twijfel machtig om ook vandaag nog op het zendingsveld op dezelfde wijze als in het boek Handelin­gen door Lucas beschreven wordt de doorbraak van het koninkrijk van God in een nieuw gebied te laten plaatsvinden. Maar wij moeten zo’n manifestatie van de Geest niet dwingend in de gevestigde kerken voorschrijven, om de heel eenvoudige reden dat Paulus dit ook niet doet.’(blz. 115)

En in zijn boekje ‘De gaven van de Heilige Geest’ schrijft dezelfde auteur:

‘Wat door velen als een tweede, opvolgende daad van de Heilige Geest in hun leven ervaren wordt en dan een doop met de Heilige Geest genoemd wordt, is zonder de echtheid ervan te betwijfelen, dikwijls in feite bij Gods kinderen een plotseling, op dramatische wijze, dieper besef van Gods liefde, van hernieuwd vertrouwen in Hem, van een stellige verzekering zijn eigendom te zijn. Wanneer we Efeziërs 5:18 naast Kolossenzen 3:16 (de beide teksten lopen parallel) leggen, waar Paulus zegt: ‘Het Woord van Christus wone rijkelijk in u’, dan is het duidelijk dat de vervulling met de Geest betekent: een volledig door het Woord van Christus beheerst zijn.’ (blz. 19)

De vervulling met de Heilige Geest

In het O.T. was de Geest weliswaar duurzaam aanwezig, maar werkte Hij ook bij bijzondere aktiviteiten krachtig op mensen in. Zij werden óf voor een bijzondere dienst geroepen óf intensief en incidenteel door God in dienst genomen (en dan grijpt de Geest zelfs mensen als Bileam en Saul aan).

In het N.T. zie je dat álle christenen steeds weer vervuld worden met de Geest. Daarbij gaat het vooral om twee dingen:

a) Toerusting tot getuigenis: Dat zie je met name in Handelingen. Daar ontvangen de discipelen gezamenlijk én persoonlijk kracht om in benaderde omstandigheden te getuigen van Christus. Dat past ook bij wat Jezus in Johannes 14 + 16 zei: de Geest wil de wereld overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel, en gebruikt daar mensen voor.

b) Christelijke levenswandel: Als christenen hebben we de vervulling met de Geest van Christus nodig om door de kracht van de Geest God te kunnen dienen, tegen de invloed van de zonde te vechten en tot eer van zijn naam te kunnen leven. Als Paulus de Efeziërs oproept om met de Geest vervuld te worden (Ef. 5:18) noemt hij o.a. de volgende aspekten: – nauwgezet leven (5:15); – verstaan wil van God (5:17); – lofprijzing (5:19);  – elkaar onderdanig en gehoorzaam zijn (5:21).

Over de waarde van de vruchten van de Geest en de bijzondere gaven van de Geest heeft de Engelse theoloog prof. dr. J.I. Packer heel puntig het volgende geschreven in zijn boek ‘Wandelen door de Geest’ (blz. 28 en 29):

‘Overal waar in het Nieuwe Testament sprake is van Gods werk in het leven van de mens, wordt de ethiek boven het charismatische gesteld. Het vertonen van het beeld van Christus (niet in gaven, maar in liefde, nederigheid, onderwerping aan de wil van God en het open staan voor andere mensen) wordt beschouwd als datgene waar het op aankomt.’ ‘Iedere opvatting waarbij de gaven van de Geest (de bekwaamheid en de bereidheid om allerlei dingen uit te voeren) als belangrijker worden gezien dan de vrucht van de Geest (in het persoonlijk leven het beeld van Christus vertonen) is geestelijk gezien verkeerd en heeft daarom korrektie nodig.’

Schepping! Via evolutie of door creationisme?

Het boek ‘Oer’ maakt onder christenen de tongen los over de vraag hoe je de schepping van hemel en aarde precies moet opvatten. Maakte God gebruik van krachten en mogelijkheden die Hij Zelf in zijn schepping gelegd heeft en die zich in de loop van miljoenen jaren ontwikkeld hebben? Of heeft Hij eens, ruim 6000 jaar geleden, gesproken en het was er in zes dagen?

In antwoord op één van de reakties op mijn blog over het boek ‘Oer’ zei ik, dat ik niet alle aannames van de schrijvers deel, maar wel met hen het principieel uitgangspunt deel dat we God op twee manieren kunnen kennen: via zijn schepping -zijn eerste boek- en via de Bijbel – zijn tweede boek-.  En ik voegde daaraan toe: “Met het creationisme daarentegen loop ik volledig vast.”

Iemand vroeg me of ik kon aangeven waar dat ‘vastlopen in het creationisme’ hem dan in zit. Goed, ik zal een poging doen. Maar het is een herhaling van zetten, want in de 10 eerdere blogs die ik al over schepping en evolutie schreef, staat het allemaal ook al.

En ik geef mijn mening maar voor wat het waard is. Ik ben namelijk geen deskundige op het gebied van evolutie, biologie en natuurwetenschappen. Een goede kennis van me schreef: jouw blogs zijn “een beetje te intern-kerkelijk qua perspectief”, dus “iemand van buiten of een studerende jongere kan daar niet zoveel mee.” Dat kan ik me goed voorstellen. Ik neem als theoloog alle informatie in me op en neem dus ook als theoloog een standpunt in.

Wat is dat standpunt dan? Kort en bondig gezegd: de Bijbel is geen wetenschappelijk boek en de wetenschap kan geen uitspraken doen over geloofszaken. Je hebt ze wel allebei nodig om Gods schepping te bestuderen en te begrijpen. Het is daarbij de kunst om beide in de goede verhouding tot elkaar te zien. Want, zoals gereformeerde christenen belijden in art. 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: we kunnen God op twee manieren kennen. Allereerst door de manier waarop God de hele wereld geschapen heeft en nog steeds in stand houdt en regeert. Daarin zie je zijn eeuwige kracht en goddelijkheid. Ten tweede maakt God Zich persoonlijk nog duidelijker en volmaakter bekend via de Bijbel met als bedoeling dat wij Hem eren en zelf gered worden.

Mijn bezwaar tegen het creationisme is, dat het meestal de resultaten van de natuurwetenschap volledig ondergeschikt maakt aan een letterlijke interpretatie van de Bijbel. Met als gevolg bv. alle vondsten van menselijke activiteiten in het verleden niet ouder dan 6.000 jaar kunnen zijn, omdat de zondvloed zo’n 4.000 jaar voor Christus heeft plaatsgevonden. En dat het onmogelijk is vóór de zondeval dat leeuwen af en toe eens een antilope scoorden en de zwaluwen op muggenjacht gingen, omdat God zei dat alles zeer goed was. En dat de zondvloed ervoor gezorgd heeft dat alle fossielen, incl. de dinosauriërs, in de diverse aardlagen terecht gekomen zijn.

Ik vind dat een geforceerde manier van omgaan met de resultaten van de natuurwetenschap. Want dat is juist een stuk kennis waarin wij als intelligente schepselen Gods eeuwige kracht en goddelijkheid waarnemen (wanneer we tenminste in Hem geloven). Die uitkomsten moet je m.i. als christen volledig serieus nemen als christen. Anders neem je je Schepper niet serieus.

Lever ik me dan met huid en haar uit aan de resultaten natuurwetenschap? Zeker niet! Want naast dit ‘boek der natuur’ is er ook nog het ‘Boek van behoud’. En wat ik daarin lees over mijn Schepper is net zo waar. Omdat het allebei zijn boeken waarin Hij iets van Zichzelf laat zien, kúnnen ze zelfs niet met elkaar in tegenspraak zijn. Daarom neem ik ze allebei even serieus.

Dat doe ik vanuit mijn vakgebied als theoloog. Daarom deel ik niet alle suggesties van christenen die geloven in een evolutionair scheppingsmodel. Ik denk bv. dat als Jezus in één klap van honderden liters water zomaar wijn kan maken, God Zelf ook in één keer een kant-en-klare wereld in elkaar kan zetten. Dat Hij er zes dagen over doet, is zelfs aan de lange kant, zei Henk Binnendijk eens. Met ingeschapen ouderdom heb ik ook niet zoveel problemen. Met de aanwezigheid van de biologische dood buiten de hof van Eden (die Adam en Eva moesten bewerken én bewaken, staat er) ook niet. Wat ik niet mee kan maken is de hypothese van een groep mensachtigen waarvan twee leden opeens door God worden aangesproken. En de pretentie dat alle leven uit elkaar is ontstaan, daarvoor ontbreken m.i. nog steeds de fysieke bewijzen als het om de overgangsvormen gaat. In mijn optiek is het net zo redelijk om te veronderstellen dat God dezelfde biologische principes op de verschillende soorten van leven heeft toegepast. Dus is de mens biologisch een zoogdier, maar als het gaat om het enorme verschil gaat tussen de mens en de rest als het om morele, kunstzinnige en religieuze eigenschappen gaat, heeft de natuurwetenschap voor deze ‘Cambrische explosie’ nog steeds geen logische verklaring kunnen geven.

Ik wil dus de wetenschap niet ondergeschikt maken aan een letterlijke interpretatie van de Bijbel. Want daarvoor is de Bijbel niet bedoeld, zegt onze gereformeerde belijdenis. De Bijbel gaat niet over de oudheid van de aarde. De Bijbel gaat over de eer van God en de redding van de mens door het bloed en de Geest van Jezus Christus.

Ik wil ook de Bijbel niet ondergeschikt maken aan de resultaten van de natuurwetenschap. Die zijn namelijk gebaseerd op zeer aannemelijke hypotheses, ook als het om de oorsprong van het heelal en het ontstaan van het leven op aarde gaat. Maar natuurwetenschappers, ook de christenen onder hen, rekenen niet met een goddelijk ingrijpen. Dat staat namelijk niet in Boek 1. Ze geloven er wel in,  maar dat leiden ze af uit Boek 2. Die twee moet je niet door elkaar halen. Of het ene boek alles laten bepalen ook al lijkt het andere boek iets heel anders te zeggen.

Zowel christenen die het creationisme aanhangen als christenen die zich erg thuis voelen bij het evolutionair theïsme lopen het risiko om teveel waarde te hechten aan maar één bron van informatie. Bij het creationisme is die ene bron (bij hen: de Bijbel) het uitgangspunt van alle onderzoek geworden. Dat is een principiële keus. Het evolutionair theïsme erkent tenminste dat er twee bronnen zijn, ook al leunen sommigen wel heel sterk op één been (bij hen: de natuurwetenschap). Dat is een valkuil.

Juist hierom kan ik met het creationisme niet zo goed uit de voeten. In mijn ogen doet het evolutionair theïsme meer recht aan God als onze Schepper, ook al zie ik in de uitwerking wel de nodige eenzijdigheden, waardoor de bijbelse inbreng wat tekort gedaan wordt. Tenminste, dat vind ik als theoloog.

 

Wie meer wil lezen kan terecht op mijn vorige blogs hierover.
21/09/2015  God maakte een stofje en zag het met plezier miljarden jaren groeien (een drieluik – 1)
26/09/2015  Een goed christelijk gesprek over schepping en evolutie – kan dat? (een drieluik – 2)
30/09/2015  Een geloofwaardige versie 2.0 van het scheppingsverhaal? (een drieluik -2)
01/12/2015 En zo werd de mensaap beeld van God?
25/08/2017  Over schepping, evolutie, DNA en het christelijk geloof (recensie Gijsbert van den Brink, En de aarde bracht voort)
01/09/2017  Houdt God ons voor de gek?
02/12/2017 Trouwde Kaïn met zijn zus of met een vrouw uit de clan van Adam en Eva?
08/12/2017 Wedden op twee paarden (recensie M.J. Paul, Oorspronkelijk)
28/05/2020 Twee Amerikanen over de verhouding tussen schepping en evolutie
07/08/2020 Een reis door de tijd – over ‘Oer’

Een reis door de tijd – over ‘Oer’

“Er loopt een optocht door de tijd van de schepping tot de eeuwigheid”, zong cabaratier Paul van Vliet ooit. Tijdens mijn vakantie las ik de boeken ‘Oer’ en ‘Hemels’. ‘Oer’ gaat over de tijd vanaf de schepping tot nu. ‘Hemels’ gaat over iemand die een tijd lang de hemelse eeuwigheid heeft ervaren.

Het boek ‘Oer’ vertelt volgens de ondertiteling “het grote verhaal van nul tot nu”. De auteurs, Gijsbert van den Brink, Cees Dekker en Corien Oranje, willen in dit verhaal het geloof in God zoals Hij Zich in de Bijbel bekend maakt en de huidige wetenschappelijke inzichten als het om de oorsprong en evolutie van ons heelal gaat, combineren. Is hun dat gelukt?

oer boekIk vind van wel. Het is, zoals de achterflap aankondigt, inderdaad “een meeslepende vertelling”. Vanuit de beleving van Proton, één van de deeltjes die tijdens de oerknal ontstaan zijn, wordt duidelijk hoe de Schepper alles uit niets geschapen heeft en tot ontwikkeling laat komen. Niet zomaar, maar omdat Hij een plan heeft: Hij wil een speciale band van liefde en vertrouwen aangaan met één van zijn schepselen. Daar neemt Hij alle tijd voor. In de miljoenen jaren dat de aarde zich ontwikkelt ontstaat er allerlei soort van leven. Als er uiteindelijk mensachtigen op het toneel verschenen zijn, verschijnt de Schepper Zelf aan twee van hen. Hij belooft hen zijn liefde en vraagt hen om Hem te vertrouwen. Dat doet deze groep mensen aanvankelijk ook. Maar hun geluk is van korte duur, want ze drinken uit de verboden bron. Toch gaat de Schepper door met zijn project. Uiteindelijk wordt de Maker van het universum één met zijn schepping om die te kunnen redden. Uit liefde voor de mensen deelt Hij zijn leven met hen. En als Jezus na zijn dood weer opgestaan en terug naar de hemel is gegaan, werkt de Schepper via zijn Adem verder aan zijn reddingsplan voor heel de wereld – tot de dag van vandaag toe.

Dit is in een notendop mijn samenvatting van ‘Oer’. Ik vind het echt goed en integer geschreven. De intenties zijn vooraf heel erg duidelijk: vertel het verhaal van Gods scheppings- en verlossingswerk op een manier die in overeenstemming is met de kennis en het inzicht over diezelfde schepping die we in de afgelopen eeuwen via de wetenschap ook van God ontvangen hebben. De Amerikaanse theoloog Leonard J. Vander Zee (door wie de schrijvers zich hebben laten inspireren volgens blz. 153/154) zei in 2015: als gereformeerd predikant belijd ik met artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis dat we God op twee manier kunnen kennen, nl. door het prachtige boek van zijn schepping en door de Bijbel als zijn heilig en goddelijk Woord, dus kunnen wetenschap en geloof niet tegenover elkaar staan als christenen de oorsprong van de schepping onderzoeken (in Een goed christelijk gesprek over schepping en evolutie – kan dat? geef ik een uitgebreide samenvatting van Vander Zee). Daarna doet Vander Zee hetzelfde als het boek ‘Oer’, maar dan in 11 minuten: hij geeft een indrukwekkende hervertelling van het scheppingsverhaal met verwerking van de ontdekkingen van de moderne wetenschap (samengevat na te lezen in Een geloofwaardige versie 2.0 van het scheppingsverhaal?).

Omdat ik de insteek van het boek deel, ben ik er enthousiast over. Maar is het ook een geslaagde hervertelling van het scheppingsverhaal? Nou, eigenlijk vind ik dat niet zo belangrijk. Het is maar ‘een’ hervertelling. Daar kun je best wat op afdingen (hieronder zal ik nog een paar dingen noemen), Waar het om gaat is, dat veel christenen die zich qua studie, beroepsmatig of puur uit interesse met de natuurwetenschappen bezighouden, zich vaak in een spagaat bevinden als het om christelijk geloof en wetenschappelijke kennis gaat (lees hierover bv. prof. dr. W. Scott McCullough). Met als risiko, zoals prof. dr. Eep Talstra in een –overigens vrij kritische– recensie van ‘Oer’ schreef: “Kerk en theologie hebben in onze tijd de neiging het debat over geloof en wetenschappelijke kennis te behandelen als een verloren, een overbodige, of als een risicovolle wedstrijd, zodat gelovigen zich terugtrekken op gevoel, beleving, kaarsjes, therapie en spirituele oefeningen.”

Iemand zei tegen mij: boeken als ‘Oer’ maken het voor christenen moeilijk om nog onbevangen te geloven dat God de aarde in zes dagen geschapen heeft, dat Adam door God geboetseerd is en dat Hij Eva uit Adams rib genomen heeft, en dat de zondeval echt heeft plaats gevonden doordat de slang het eerste mensenpaar verleidde van de verboden vrucht te eten. Dat kan inderdaad zo zijn. Maar het is volgens mij geen argument. Want omgekeerd zijn er misschien wel net zoveel christenen die op basis van een overvloed aan wetenschappelijke informatie niet meer uit de voeten kunnen met een letterlijke interpretatie van Genesis 1 t/m 3 en daarom het christelijke geloof helemaal dreigen te verliezen. Het boek ‘Oer’ laat zien dat je als christen jezelf niet in een spagaat hoeft te wringen of schizofreen hoeft te voelen als je geloof en wetenschap probeert te combineren. Tegelijk houdt het boek duidelijk vast aan de bijbelse leer van verlossing en verzoening: “de Schepper zelf zou moeten ingrijpen. De mensen die hij gemaakt had, zelfs de besten onder hen, waren er immers niet toe in staat.” (blz 93) en: “de dood van Jezus [had] ervoor gezorgd dat de mensen zelf niet meer hoefden bij te dragen om bij zijn vader in de gunst te komen. Alles wat ze verkeerd gedaan hadden, wat het ook was – de Schepper rekende het ze niet aan, maar vergaf het ze. Hij keek zelfs naar ze alsof ze Jezus zelf waren en niets verkeerds hadden gedaan.”(blz. 125).

Ik zei al, dat er best wat af te dingen is op de hervertelling van het grote verhaal van nul tot nu in ‘Oer’. Dat zit ‘m voor mij met name vast op één punt. Volgens mij wordt het bijbelse scheppingsverhaal vooral herverteld vanuit het perspectief van de huidige natuurwetenschappelijke stand van zaken. Dat bergt het gevaar  in zich, dat de bijbelhistorische informatie (bewust?) wat wordt weggedrukt en dat de theologische inbreng (bewust?) wordt geminimaliseerd.

Zo vind ik het merkwaardig dat alle aspecten die mensen van dieren onderscheiden (taal, techniek, kunst, geloof in geesten en goden) al voordat God ‘Adam’ en ‘Eva’ (in het boek heten ze anders) aanspreekt, bestaan.  Alsof het beeld-van-God-zijn alleen maar bestaat uit het hebben van een band met God. “Homo divinus. De mens die door de Schepper aangesproken wordt. Dat maakt hem voorgoed tot een ander wezen, enig in zijn soort.” (blz. 59).

Verder worden een aantal bijbelse gegevens wel erg omfloerst weergegeven. De zondeval wordt niet veroorzaakt door de slang, maar door een diskussie van stamleden met ‘Adam’ en ‘Eva’, waarbij niet Eva, maar Adam uiteindelijk over stag gaat. Is dat samen met de opmerking dat de Schepper “expres twee gelijkwaardige varianten” van de mens gemaakt heeft een kleine knieval naar onze overgeëmancipeerde samenleving? Over de slang gezwegen: zowel de duivel als de engelen komen maar mondjesmaat voor. Als Jezus in de woestijn op de proef gesteld wordt, gebeurt dat door een passerende herder met achteraf de suggestie: “Volgens mij was het de tegenstander van de Schepper zelf” en zijn het mensen die Jezus daarna verzorgen met de opmerking erbij: “waren het mensen?” Ook de Hemelvaart van Jezus hangt letterlijk in de mist, terwijl Lukas toch met historische precisie vermeldt, dat Jezus eerst zegenend omhoog steeg, in een wolk werd opgenomen en op dezelfde manier zal terugkomen. Dat zal toch echt niet op een wereldwijde pot-dichte-mist-dag zijn :-). Als daarna de Heilige Geest komt (die ik in het hele verhaal tot aan Pinksteren trouwens gemist hebt), wordt die als ‘Adem’ heel terecht degene genoemd die Jezus heel dichtbij brengt, maar er wordt van Hem niet meer gezegd dan: “het was iemand die nauw met Jezus en zijn vader verbonden scheen te zijn … misschien … een hooggeplaatste engel” (blz. 128). Van mij had dit allemaal wel wat explicieter gemogen. Nu lijkt het toch een beetje alsof de inbreng van Bijbel en wetenschap niet helemaal in balans zijn.

Goed, en dan nu nog een paar spijkers en de slakken. De hoofdpersoon, Proton, is een grappig wezentje. Als er na 10 miljoen jaren bijna niets gebeurd is, moet hij wat meer geduld hebben, maar als Abraham eindelijk een kind krijgt, kan hij de tijd nauwelijks bijhouden omdat de jaren zo snel gaan. En vlak voordat Jezus geboren wordt, ziet hij het plan van de Schepper niet meer zitten, omdat het al 100x misgegaan is met mensen als Abraham en David die Gods plan zouden uitvoeren, terwijl Proton in het begin heel goed snapte dat één op de 10 miljard quarks niet vernietigd werden en dat dat genoeg was voor de Schepper om met zijn project verder te gaan.

Dat er ook één keer een echte kerktaal-zin in staat (“Waar geen wet is, is geen overtreding” – blz. 62) en dat sommige informatie wel heel erg veel christelijke voorkennis verondersteld (Jozua die eerst Hosea heette; Petrus die zonder verdere informatie huilend ‘Ach, Heer, vergeef me. Wat heb ik gedaan ….’ roept; Jezus die aan het kruis vergeleken wordt met een rechter die was vastgebonden, maar zichzelf weer los getrokken had); en dat wel heel vaak het woordje ‘schijnt’ gebruikt wordt als de Proton en de zijnen weer eens aan het filosoferen slaan over de bedoeling van de Schepper) mag de pret van het lezen niet drukken.

Net nadat ik klaar was met het maken van dit leesverslag, zag ik dat Gijsbert van den Brink op de site van het Nederlands Bijbelgenootschap een kort artikel Oer en de Bijbel geschreven heeft. Hij legt daarin uit hoe hij en de twee andere auteurs ook de Bijbel en de theologie volledig recht willen doen.

Is corona ergens goed voor?

Pasen begint met Goede Vrijdag

Ik weet niet hoe het jullie in deze corona-crisis-tijd vergaat, maar tussen alle bezigheden door probeer ik ook nog wat te lezen. Het valt mij op dat er veel mensen zijn die een verklaring proberen te geven aan het hele corona-gebeuren. Of het nu gelovige of niet-gelovige mensen zijn, het lijkt wel alsof iedereen wil weten waar deze crisis goed voor is.

Een straf van God?

Is corona een straf van God omdat we als mensheid Hem aan de kant geschoven hebben of nauwelijks rekening met Hem houden? Het zou kunnen. In de Bijbel straft God soms ook. Maar dat werd altijd aangekondigd en uitgelegd door profeten. Nu is dat veel onduidelijker. Bovendien is het volgens mij te gemakkelijk. Jeremia zegt in zijn Klaagliederen (3:39): ‘Wat klaagt een mens zolang hij nog leeft? Laat hij klagen over zijn ​zonden!’ Oftewel: als ik denk dat corona een straf van God is, hoor ik niet met mijn vinger naar anderen te wijzen, maar na te denken over wat ikzelf in mijn relatie naar God toe verkeerd gedaan heb. EN dan nog: is de HERE een God die vooral wil straffen of een God die ons, soms hardhandig, bij Hem terug wil halen?

Een ‘wake-up call’?

Bij de sluizen op weg naar het industrieterrein Peelerpark staat een kunstwerk. Het is een grote ‘toetertoren’. Een soort roeptoeter dus. Zo kun je ook tegen de corono-crisis aankijken. Het is geen straf van God, maar een alarmsignaal om ons tot nadenken te stemmen. Maar als je dat als christen echt vindt, moet je volgens mij er ook zeggen, dat bij ‘nadenken’ ook de oproep hoort om tot God terug te keren. Anders blijf je aan de oppervlakte steken. Er gaat op dit moment een getuigenis rond van de 38-jarige arts Julian Urban die in Lombardije fulltime bezig is met de behandeling van corona-zieken. Hij geeft aan dat het in zijn ziekenhuis één grote nachtmerrie is en dat hij, als 100% atheïst, er nu van overtuigd is dat we God nodig hebben en dat alleen de vrede die Hij geeft, rust kan brengen. Dus vraagt hij nu, met als veel andere artsen en verpleegkundigen, in de paar vrije minuten die hij heeft, God om hulp. Ook al is het verhaal waarschijnlijk verzonnen, het is wel een voorbeeld van hoe christenen nadenken over wat God met de corona-crisis ons wil zeggen.

Een teken van de eindtijd?

Er zijn ook christenen die in de corona-crisis één van de plagen van de eindtijd herkennen. Het zal nu echt niet lang meer duren voordat Jezus terugkomt. Vóórdat dat gebeurt, gieten de engelen een aantal schalen met plagen over de wereld uit, staat er in de Openbaring aan Johannes. Mijn moeite met deze verklaring is, dat dit al bijna 2000 jaar bij elke grote ramp geroepen is. In de Middeleeuwen vaagde de pest bijvoorbeeld 1/3 van de bevolking van Europa weg. En in de tijd van de Reformatie dachten veel christenen dat met de vervolging door de rooms-katholieke Inquisititie en de dreiging van de Turken die voor Wenen lagen de eindtijd aangebroken was.

Rust voor de schepping?

Onder christenen en niet-christenen hoor je ook de opvatting, dat God met het corona-virus ervoor wil zorgen dat zijn schepping weer tot rust en bloei kan komen.  Joachim Löw, de bondscoach van het Duitse voetbalelftal, vindt dat de natuur zich door het corona-virus tegen de mensheid keert. En de bekende evangelische voorganger Henk Stoorvogel denkt dat God nu op de reset-knop drukt om de natuur de gelegenheid te geven zich te herstellen. En natuurlijk klopt het, dat er opeens weer vogels fluiten in Wuhan, dat het water in Venetië weer zo blauw is dat je de vissen ziet zwemmen en dat de lucht boven Nederland er op de kaart stukken schoner uitziet. Maar zou dat Gods ultieme bedoeling met het corona-virus zijn?

Oproep tot naastenliefde?

Een andere verklaring die ik tegenkwam was deze: juist in deze crisis zie je weer hoeveel mensen om elkaar geven. Kijk naar de mensen in de zorg. Kijk naar alle creativiteit waarmee mensen elkaar helpen en naar elkaar omzien. En, zeggen sommigen, daarin mogen en horen christenen voorop te gaan, net als in de tijd van het Romeinse Rijk. Toen groeide het christendom vooral heel snel in de periode dat er een grote, zeer besmettelijk pokkenepidemie uitbrak. Iedereen vluchtte weg en dacht aan zichzelf, maar de christenen bleven in hun dorp en stad achter en verzorgden de zieken en stervenden. Vaak raakten ze zelf ook besmet en kwamen te overlijden. Maar omdat christenen geloven dat Jezus is opgestaan en er een beter, eeuwig leven is na dit aardse leven vol met zorgen, vinden ze naastenliefde belangrijker dan de angst voor de gevolgen van een besmettelijke ziekte. En misschien zal, als de corona-crisis langer duurt dan we verwachten, dat ook in 2020 zo zijn, dat christenen van allerlei soort aan de frontlinie blijven staan, terwijl veel andere mensen vooral aan zichzelf denken en hun eigen hachje proberen te redden. Maar, denk ik dan, is dat niet eerder een bij-effect van deze crisis? Ik kan me moeilijk voorstellen dat God het corona-virus bewust op ons afstuurt om ons tot naastenliefde te bewegen.

Staat God er grotendeels buiten of boven?

Een geluid wat je soms ook hoort is, dat we maar niks moeten zeggen over ‘God en corona’, omdat God van een totaal andere orde is dan alles wat er op deze wereld gebeurt. Deze wereld is het speelveld van allerlei krachten. Daar staat God ver boven en het gaat grotendeels buiten Hem om. Volgens mij kom je deze opmerkingen vooral bij wat meer moderne gelovigen tegen. Ik vind het meer een boeddhistische dan een christelijke van geloven. Want als God er boven en buiten staat, moet je als mens je ook proberen los te maken van alle emoties die deze corona-crisis bij je teweeg brengen. In Bijbel lees ik voortdurend, dat God er juist wel bij is. In Psalm 107 staat: ‘God sprak en ontketende een storm, hoog zweepte Hij de golven op.’ In Psalm 46 staat: ‘Gods donderstem klinkt – de aarde siddert.’ En in Klaagliederen 3:38 zegt Jeremia: ‘Niets gaat buiten de Allerhoogste om, het goede niet, het kwade niet.’  Geen wonder dat gereformeerde christenen 500 jaar geleden, midden in een nog veel onzekerder tijd als die van ons, hebben uitgesproken: “God, de Almachtige, is om zijn Zoon Jezus Christus míjn God en míjn Vader. Daarom vertrouw ik zo op Hem, dat ik er niet aan twijfel, of Hij zal mij voorzien van alles wat ik voor lichaam en ziel nodig heb, en ook elk kwaad, dat Hij mij in dit moeitevol leven toedeelt, voor mij doen meewerken ten goede. Want alle dingen vallen ons niet bij toeval, maar uit zijn vaderhand ons ten deel. Zo kan ik in alle tegenspoed geduldig en in voorspoed dankbaar zijn, en heb ik voor de toekomst dit vaste vertrouwen in mijn trouwe God en Vader, dat geen schepsel mij van zijn liefde scheiden zal, omdat Hij ze allemaal in zijn hand heeft.”

De hand op de mond?

Een journalist schreef een paar week terug: “Er bestaat zoiets als geestelijk hamsteren. Dat je als het ware té snel té veel duiding inslaat om je te wapenen tegen de rampspoed.” (Karel Smouter in het NRC). Ik moest daarbij denken aan Job. Hij zat niet collectief, maar persoonlijk diep in de ellende. Ook zijn geloof kwam in de crisis. Zijn vrienden hadden er zo hun verklaringen voor. Die klopten voor geen meter, vond Job. Zijn eigen verklaring was veel logischer: ‘Het is oneerlijk, God! Meer nog: het is oneerlijk van U!!!’ Maar aan het eind trekt Job zijn grote woorden in: Ik leg mijn hand op mijn mond (39:4). Daarom herroep ik mijn woorden en buig ik mij (40:6).

Voor mijzelf vind ik dit laatste iets om over na te denken. We vieren de komende week Goede Vrijdag en Pasen. Misschien hebben we als westerse christenen met onze welvaart altijd al de neiging gehad om elke vorm van tegenslag en lijden te willen verklaren en te willen oplossen. Grepen we altijd al te snel in onze persoonlijke nood vooruit naar het Hosanna van Pasen, terwijl we nog niet eens het Heer! Ontferm U! van Goede Vrijdag op ons hadden laten inwerken. Nu zitten we met z’n allen in crisis die iedereen raakt.

Hoe vier je dan Pasen? Door eerst bewust bij Goede Vrijdag stil te staan. Zoals Jezus, die eerst bad: Vader, als U het wilt, neem deze beker van Mij weg. (Luk. 22:42) en daarna, toen Hij kracht kreeg van een engel om door te gaan op zijn lijdensweg, tegen Petrus zei: Zou ik de beker die de Vader mij gegeven heeft niet drinken?’  (Joh. 18:11).

Laten wij in deze tijd onze Heer proberen te volgen op de weg die we de komende periode samen moeten gaan.

 

 

Kathy Keller: waarom het ambt ‘only for men’ is

“It’s a pity,” zouden ze Amerika zeggen. Oftwel: jammer dat het boekje van Kathy Keller (inderdaad, de vrouw van Tim) over vrouw en ambt al in 2014 uitgekomen is, maar nog steeds niet in het Nederlands is vertaald. Nu in de Gereformeerde Kerken waar ik lid van ben, de vrouw in het ambt tot een vrije kwestie is verklaard, is het misschien wat mosterd na de maaltijd om in Nederland nog met een aparte uitgave van dit boekje te komen. Aan de andere kant brengt Kathy Keller een geluid naar voren die ze zelf ‘een complementaire M/V-visie’ noemt. Alle redenen om er kennis van te nemen. En ook om er iets van te vinden uiteraard.

Kathy Keller fotoKathy Keller verhuisde in 1989 met haar man Tim naar hartje New York. Samen startten ze de Redeemer Church. Daar hanteert men op grond van de Bijbel een complementaire M/V-visie: Jezus Christus heeft in zijn kerk aparte functies en rollen ingesteld voor mannen en vrouwen – niet om elkaar uit te sluiten, maar om elkaar aan te vullen. Dus kennen ze binnen Redeemer geen vrouwelijke ouderlingen en predikanten, maar verder worden vrouwen volledig ingeschakeld als het gaat om het geven van leiding en onderwijs. Dat levert soms felle discussies en stevige teleurstellingen op. Daarom stelt Kathy Keller zichzelf steeds weer de vraag: “Hoe kan ik mensen van de 21ste eeuw duidelijk maken dat het idee van aparte, elkaar aanvullende M/V rollen niet overkomt als een ouderwetse opvatting waar we ons voor moeten schamen, maar als een goed geschenk van onze hemelse Vader?”

In haar boek benadert Kathy Keller deze vraag van twee kanten. Het zijn precies dezelfde punten die ook in het ‘Pijnpuntenrapport’ van het deputaatschap ‘M/V en ambt’ aan de orde komen.

In de eerste plaats is er de vraag: “Hoe herkennen we wat God in de Bijbel vandaag tegen ons wil zeggen? Wat doen we met de cultuurverschuivingen die plaatsgevonden hebben nadat de Bijbel geschreven werd? Moeten we nu echt de dingen die zo lang geleden geschreven werden -in een tijd en samenleving zo verschillend van de onze- nog steeds gehoorzaam zijn? Wat betekent ‘gehoorzaam zijn aan de tekst’ feitelijk?” Hier gaat het om de vraag van de hermeneutiek: hoe lees en interpreteer je de Bijbel?

In de tweede plaats is er de vraag: “Als vrouwen niet mogen dienen in het ambt, zeg je daarmee dan eigenlijk niet dat vrouwen minderwaardig of minder begaafd of minder vol van de Geest zijn dan mannen? En dan, als ze zich door God geroepen voelen, dit een verkeerd en zondig verlangen is?” Hier gaat het om de vraag van de positie elke gelovige in de gemeente van Christus: worden vrouwen toch als tweederangs leden behandeld binnen het lichaam van Christus?

  1. Wat wil God vandaag tegen ons zeggen?

Tijdens haar studie theologie leerde Kathy Keller de Bijbel pas echt kennen als het geïnspireerde en betrouwbare Woord van God. Ze kwam tot deze conclusie op grond van de volgende waarneming: “Jezus vertrouwde op de inspiratie van het Oude Testament en Hij beloofde dat ook het Nieuwe Testament betrouwbaar zou zijn. Hij hield nooit op met het citeren van de Schriften, zelfs niet toen Hij aan het kruis hing (Ps. 22). Hij ademde de Schriften! Hij nam ze zo serieus! Zou ik dan, als zijn discipel, ook niet dit perspectief van Hem over het gezag en de betrouwbaarheid van de Schriften moeten overnemen?” Voor haarzelf betekende deze ontdekking een enorme verandering in haar houding tegenover de Bijbel. Ze ging vertrouwen op Gods Woord als de waarheid die haar geschonken was om haar te helpen bloeien, en dus ging ze daar niet meer tegen protesteren als haar persoonlijke overtuigingen en Gods geboden met elkaar botsten. Ze koos er bewust voor om haar eigen inzichten en keuzes te onderwerpen aan de Schrift, omdat ze Christus de overwinning wilde geven.

Als het om het onderwerp ‘vrouwen in de kerk’ gaat, zijn er volgens Kathy twee grondregels: a) de Bijbel spreekt zichzelf niet tegen – en je moet duidelijke gedeeltes gebruiken om minder begrijpelijke tekst te verklaren ; b) elke tekst moet begrepen worden in de context – je moet kijken wat de bedoeling van de geïnspireerde schrijver is voor de eerste hoorders, zowel historisch, cultureel als sociaal. Als je je aan deze principes houdt, zul je een manier ontdekken om Gods geopenbaarde wil in alles te gehoorzamen, zelfs als onze culturele situatie heel anders is dan de situatie waarin het eerst geopenbaard werd.

Abstract equality of men and womenDeze principes moet je ook toepassen op de ‘terreurteksten’ (zoals feministen volgens Kathy Keller 1 Korintiërs 14:34-35 en 1 Timoteüs 2:11-12 wel eens noemen) over positie van vrouwen in de kerk. Beide teksten betekenen volgens Kathy Keller niet dat christenvrouwen op geen enkele manier in de kerk openlijk het woord mogen voeren. Heel de Bijbel staat namelijk vol van vrouwen die wel in het openbaar profeteren, verkondigden en bidden. Het gedeelte uit 1 Kor. 14:34-35 is minder duidelijk, omdat je uit 1 Kor. 11 en 14 kunt afleiden dat vrouwen in de samenkomsten wel mochten profeteren en bidden. Dus moet je kijken naar die andere bijbeltekst waar Paulus ook zegt dat vrouwen moeten zwijgen, nl. 1 Tim. 2:11-12. Daar zegt Paulus duidelijk, dat het niet toegestaan is dat vrouwen ‘gezaghebbend onderwijs’ mogen geven in de officiële samenkomst van de gemeente. Alle andere vormen van openbaar spreken en publiek onderwijs geven zijn dus toegestaan. Alleen deze ene vorm wordt door Paulus verboden. Volgens Kathy Keller is dat de vorm van het beoordelen van profetieën (1 Kor. 11 t/m 14) en het bewaken van de apostolische leer (1 Tim. 1 t/m 6). Dit onderwijs wordt ‘gezaghebbend’ genoemd om twee redenen. Ten eerste omdat hier een eindoordeel gegeven wordt over wat er tot nu toe in de samenkomsten gezegd is: was het een profetie of een uitleg die overeen kwam met de waarheid van Gods Woord of werd hier een dwaling of, nog erger, dwaalleer verkondigd? Ten tweede omdat bij dit eindoordeel ook een oordeel wordt uitgesproken over de verkondiger en de luisteraars: wie een ander evangelie dan het goede nieuws van Jezus Christus brengt of wie niet wil luisteren naar de goede, heilzame boodschap van Gods Woord,  wordt vermaand, van het Avondmaal afgehouden en uiteindelijk  uit de christelijke gemeente verbannen, want zo iemand is geen onderdeel van en hoort niet thuis in het lichaam van Christus. Volgens Kathy Keller is die opdracht is alleen voor ouderlingen gereserveerd en in Gods wijsheid is die functie in heel de Bijbel alleen bestemd voor mannen.

Hoe moeten we daar vandaag mee omgaan? Er dringen zich namelijk twee vragen op, aldus Kathy Keller. 1) Moeten we iets dat zo lang geleden gezegd is nu nog gehoorzamen of zelfs in overweging nemen, terwijl tijden en plaatsen nu zo anders zijn? En 2) Waarom heeft God de zaken op deze manier voorgeschreven met specifieke M/V taakverdeling? Op beide vragen geeft ze een antwoord.

We moeten gehoorzamen aan Gods voorschriften op het punt van vrouwen in de kerk, zegt Kathy Keller. Ze vindt het argument dat Paulus een vrouwenhater echte onzin. Verder vindt ze de redenering dat deze teksten alleen maar betrekking hadden op problemen in sommige kerken in die tijd onjuist. Want Paulus zegt in 1 Kor. 14:37b dat wat hij schrijft ‘een bevel van de Heer is’ en geeft aan Timoteüs instructies voor alle gemeentes over ‘hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat wil zeggen de kerk van de levende God , fundament en pijler van de waarheid.’ (1 Tim. 3:15b). Ze is het ook niet eens met het argument dat de culturele situatie tegenwoordig zo veranderd is, dat we niet langer hoeven of kunnen gehoorzamen aan het voorschrift dat het gezaghebbend onderwijs in de officiële kerkdienst niet toekomt aan vrouwen. Want dan beoordelen we Gods gezaghebbende openbaring aan de hand van wat wij op dit moment in onze tijd acceptabel vinden. De minste waardering heeft Kathy Keller voor het standpunt dat deze kwestie zo ingewikkeld en verwarrend is, dat we daarom elkaar maar moeten accepteren, en dus begaafde vrouwen die zich daartoe geroepen voelen liefdevol moeten toelaten als ouderling en predikant. Daarin schuilt een verkeerde, postmoderne opvatting over ‘waarheid’. Ook is er geen onduidelijkheid over de het feit dat God verschillende rollen toebedeelt aan mannen en vrouwen in de kerk. Het punt is alleen: wil je de plaats en de rol die God je geeft in het leven en in zijn gemeente in dank en vreugde aannemen en je vol vertrouwen neerleggen bij zijn goedheid? Of ga je Gods plannen bekritiseren en accepteer je ze met een flinke portie tegenzin, zelfmedelijden en boosheid omdat dat nu eenmaal zo moet?

Kathy Keller kiest voor het eerste. Ook als ze op de vraag waarom God aan mannen en vrouwen in de kerk verschillende rollen heeft gegeven het eerlijke antwoord geeft: “Ik weet het niet.” Wat ze wel weet is dit: vrouwen worden aangemoedigd om in woord en daad een aktieve bijdrage te leveren in de kerk, dus ook in onderwijs, vermaning en bemoediging. Alleen de beoordeling of het onderwijs in de gemeente wel in overeenstemming is met de apostolisch leer, de waarheid, het Woord van God komt vrouwen niet toe, omdat deze taak exclusief aan de oudsten van de gemeente is toevertrouwd en de Bijbel nergens de mogelijkheid open laat voor vrouwen om deze functie te bekleden of om te beweren dat dit slechts een verbod is voor bepaalde tijden of situaties. Dus is het onze taak om ook in de 21ste dit bijbels gebod te gehoorzamen.

  1. Hoe ‘vrouwonvriendelijk’ is de uitsluiting van vrouwen?

In dit onderdeel van haar boek gaat Kathy Keller in op twee vragen. Allereerst hoe je (als vrouw) met vreugde dit bijbelse voorschrift kunt gehoorzamen. En vervolgens hoe je dit voorschrift op een begrijpelijke manier aan de man kunt brengen in onze hedendaagse cultuur.

Op de eerste vraag geeft ze als antwoord, dat juist een onderdrukkend, vrouwonvriendelijk klimaat in de kerk veel schade heeft aangericht. Daardoor zijn veel vrouwen diep gekwetst en is de halve kerk op non-aktief gesteld. Als christelijke kerk moet je er daarom voor zorgen dat er geen onderscheid gemaakt wordt als het om de inzet van gaven in de gemeente gaat. En dat alle wel-toegestane functies zoveel mogelijk door mannen en vrouwen uitgevoerd worden. Maar op grond van fouten in het verleden en de emoties die dat tot op de dag van vandaag bij vrouwen oproept moet je niet anders aan gaan kijken tegen het bijbelse voorschrift dat vrouwen in de christelijke gemeente geen gezaghebbend onderwijs mogen uitoefenen. Die combinatie betekent in New York dat de Redeemer Church dus geen vrouwen bevestigt als (regerende of lerende) ouderlingen, terwijl ze vrouwen juist wel toelaat in alle andere functies binnen de gemeente.

Daar kun je moeite mee blijven houden. Waarom zou je vrouwen weren van bepaalde rollen als ze overduidelijk van de Heilige Geest de gaven voor die functie ontvangen hebben en de roeping ervaren om te dienen in de rol van herder en/of leraar? Volgens Kathy Keller is dat een verkeerd dilemma. Want gaven zijn niet hetzelfde als rollen. Dus waarom vindt iemand het noodzakelijk om eerst een specifieke titel of functie te bemachtigen? Waarom zouden iemands gaven pas waardevol zijn als die in één specifieke rol kunnen worden uitgeoefend, namelijk van ouderling of predikant? Omgekeerd ziet Kathy Keller ook dat veel mannen juist niet meer de rol van geestelijk leiderschap in de kerk en in het gezin op zich te nemen.

Hoe kom je dan toch zover dat je als man wel durft te gaan dienen in het ambt van ouderling of predikant en dat je als vrouw afziet van dat verlangen? Door ons samen op Jezus te richten. Hij is de Zoon van God, één van wezen en dus helemaal gelijkwaardig aan de Vader, maar neemt toch vrijwillig de rol van dienstknecht op zich. Volgens Kathy Keller kunnen we dit spanningsveld van het Bijbels mysterie van Gods drie-eenheid moeilijk uitleggen zonder menselijke rolmodellen die dezelfde waarheden in eenzelfde soort rollen uitbeelden. En dus hebben we mannen en vrouwen nodig om hun rollen uit te oefenen in de veiligheid van kerk en huisgezin om zo de volheid van Jezus te laten zien aan de wereld om ons heen.

Bovendien laten we als christenen daarmee het verschil tussen de wereld en de kerk zien. In de wereldse samenleving mogen mannen en vrouwen vaak niet onderscheiden worden. Maar die gelijkheid, waarbij gelijken ook verwisselbaar moeten zijn, is, zoals C.S. Lewis al schreef, een fantasie. Want God heeft ons als mannelijk en vrouwelijk geschapen met verschillende taken, en niet als uniseks schepselen, hermafrodieten of met een keuzeoptie. Als we met de M/V rollen zoals God die bepaald heeft, gaan knoeien, zal dit tot onze eigen schade zijn. Terwijl in een gevallen en zondige wereld mensen elkaar altijd zullen onderdrukken en minachten op grond van hun geslacht, hebben we in de kerk toegang tot bekering en vergeving. Dat zijn essentiële gereedschappen waarmee mannen en vrouwen hun stralende mantels van verschillen kunnen blijven dragen om zo samen te leven als gevallen en vrijgekocht volk van God, in staat om elkaar te vergeven omdat we in Christus door God vergeven zijn.

Als je echt overtuigd bent van Gods wijsheid, liefde, en goedheid, kun je ook het goede zien in de taken en functies die God aan mannen en vrouwen heeft toebedeeld. Want dan stel je, als je verlangens en Gods geboden met elkaar botsen, als het er op aan komt in geloof toch je vertrouwen op Gods ontwerp, en niet op je eigen beperkte denkraam.

De kracht en de zwakte bij Kathy Keller

Kathy Keller MV boekNa het lezen van dit boek zijn er bij mij vier dingen blijven hangen, eerlijk te verdelen in twee sterke en twee zwakke punten.

Sterk vind ik het onderscheid in gaven en functies. Het is beslist niet waar dat ik pas volledig geaccepteerd ben in de kerk van Christus als ik altijd en overal alles moet kunnen doen wat bij mijn gaven past. Dat is echt een postmoderne eenzijdigheid. Sterk vind ik ook de nadruk op het ‘complementaire perspektief’ zoals Redeemer die hanteert. Dat wil zeggen dat mannen en vrouwen elkaar aanvullen, zowel in gaven als in rollen. Dat is een hele bijbelse gedachte die in onze volstrekt geïndividualiseerde samenleving vaak slecht begrepen wordt.

Zwak vind ik het antwoord ‘Ik weet het niet’ op de vraag waarom vrouwen niet in het ambt van ouderling en predikant zouden mogen dienen. Als dat echt het antwoord is, zou je vanuit christelijk oogpunt elkaar juist de vrijheid moeten geven. Maar de grootste zwakte van Kathy Keller zit ‘m voor mij hierin, dat ze een absolute koppeling legt tussen ‘gezaghebbend onderwijs’ en ‘functies’ en ‘alleen voor mannen’, zonder dat ze ingaat op de vraag waarom in de joodse traditie en dus ook in de eerste christelijke gemeente de taak van het bewaken van de gezonde bijbelse leer alleen bij mannen is neergelegd. Daarmee legt ze een niet-gemotiveerde basis onder haar hele betoog dat het gezaghebbende ambt in het Nieuwe Testament én in de kerk van de 21ste eeuw ‘only for men’ is. Maar als de fundamenten onder een betoog niet hard gemaakt worden, berust het hele verhaal feitelijk op drijfzand. Of beter, want met ‘drijfzand’ doe ik Kathy Keller geen recht: het is een aannemelijk standpunt, maar wie er vanuit de Bijbel gelovig anders over denkt kan net zo goed gelijk hebben.

Kathy Keller publiceerde haar boek Jesus, Justice, & Gender Roles in 2014. Een complete werkvertaling van dit  boek is te vinden op www.depoarte.org. Hier staat ook informatie over een studiedag die op 21 oktober 2017 gehouden werd in Drachten onder de titel ‘De Complementaire Visie – M/V rollen in de kerk en in het christelijke gezin’.

Ik ben geen zondaar – de theologie van de DoorBrekers

Onder deze titel heeft Peter Paauwe, voorganger van ‘DoorBrekers’ in Barneveld, deze zomer een serie van zeven preken gehouden. Als afsluiting heeft ‘DoorBrekers Worship’ begin september 2017 een mooi opwekkingsnummer uitgebracht,  ook met de titel ‘Ik Ben Geen Zondaar’.  De tekst is als volgt:

1) U nam de eerste stap, strekte uw hand uit, vanuit de eeuwigheid werd U een mens.

U brak de vijandschap door uw genade, verzoening werd gebracht voor iedereen.

Refrein: Hoe heerlijk, hoe groot is uw naam. Verlosser, wij aanbidden uw naam.

Messias, U maakt alles nieuw. Alles is nieuw.

2) Mijn zonden uitgewist, redding ontvangen,

in U een nieuwe mens, van zonden bevrijd. U maakte mij vrij.

3) Het is volbracht, de prijs betaald, eens voor alle zonden.

Of ik nu val of ik nu sta, ik ben geen zondaar. Ik ben geen zondaar.

Ik vind het een mooie tekst. OK, je kunt over de zin ‘verzoening werd gebracht voor iedereen’ nog wel een boom opzetten, maar die woorden verwijzen naar 1 Johannes 2:2. Ik vind de tekst vooral hierom  goed, omdat het heel bijbels is om onderscheid te maken tussen wat ik als christen dankzij Jezus Christus in de ogen van God ben (Zijn geliefd kind! Géén zondaar meer!) en wat ik als christen nog steeds doe zolang ik hier op aarde rondwandel (Een struikelende zondaar). Want zo ideaal als in de reklame waarin alle kritiek op een persoon met een vrolijke glimlach en zonder enig onvertogen woord in ontvangst genomen wordt (“Annet? Die taart van jou is echt niet te hachelen” ), zo perfect worden wij in dit leven nog niet vernieuwd naar het beeld van God. Die volmaaktheid ligt nog achter de horizon en bereiken we pas na dit leven, zoals Paulus in bv. Filippenzen 3:12-21 heel erg duidelijk maakt. Er zit volgens de Bijbel nog wel een verschil tussen ‘zondaar zijn’ en ‘zonde doen’.

In het  Reformatorisch Dagblad van 15 september plaatste de CGK-theoloog Michael Mulder toch wat kritische opmerkingen bij dit lied (klik hier). Want volgens hem houdt Peter Paauwe, de voorganger van DoorBrekers, er een bedenkelijke uitleg op na. Hij zou met ‘Ik ben geen zondaar meer’ bedoelen, dat er bij een christen geen zonde meer kan zijn als hij echt opnieuw geboren is. Want wie opnieuw geboren is, is kind van God, is overgezet van de duisternis van het rijk van de duivel in het licht van het koninkrijk van de hemelen en dus kun je niet meer zondigen omdat je uit God geboren bent. Zo staat het immers in 1 Johannes 3 vers 9?

Ik dacht: dat wil ik toch even uit de mond van Peter Paauwe zelf horen. Dus heb ik één van zijn zeven preken beluisterd. Ze dragen allemaal als titel ‘Ik Ben Geen Zondaar’, gelukkig met een nummer erachter en een tweede titel. Hoewel ik de titel van deel 4 erg interessant vond (‘Ik Ben Vrijgemaakt’ ;-), heb ik me beperkt  tot deel 6: ‘Ik Kan Niet Zondigen’.

DoorBrekers StellingEn inderdaad, Peter Paauwe doet een flink aantal uitspraken in die preek van drie kwartier die mooi klinken, maar niet bijbels zijn. Hij husselt namelijk door elkaar wie we dankzij Jezus Christus zijn en hoe we in de praktijk van alle dag als volgeling van Christus leven. Of eigenlijk: hij haalt het niet door elkaar, nee, hij benadrukt voortdurend alleen maar dat eerste. Ongeveer op deze manier:  als je tot geloof komt en Jezus als Heer aanvaardt, word je in één keer van het koninkrijk van de duisternis overgeplant in het koninkrijk van de hemel. “En in dit koninkrijk heb ik geen zonde meer, in dit koninkrijk ben ik verlost van de zonden, ben ik verlost van de macht van de zonden, en ik ben continue rein, ik ben continue heilig, ik ben continue vergeven, ik heb het eeuwige leven, ik zit in de hemel, en als ik in de hemel ben kan ik geen zonde hebben.” Dat is, lijkt mij, wel heel kort door de bocht. Natuurlijk hoef je al je zonden niet telkens opnieuw te belijden. Maar dat is wat anders dan dat je niet meer in zonde valt (1 Joh. 2:1). Ons hart kan ons nog steeds aanklagen (1 Joh. 3:20). Maar daar hoor je Peter Paauwe niet over.

Want, en dat is de tweede uitglijder, hij zegt alweer voortdurend in zijn preek dat christenen de wet niet meer kunnen overtreden omdat die wet bij het koninkrijk van de duisternis hoort en niet bij het koninkrijk van de hemel, want daar regeert alleen maar de wet van genade, vrijheid, Geest, waarheid en overwinning. En dus, zegt hij: “Ik kan wel overtredingen hebben, maar het wordt geen zonde omdat ik niet onder de wet ben.” Peter Paauwe haalt daarvoor Maarten Luther aan; die heeft immers 500 jaar geleden voor de grootste opwekking ter wereld gezorgd. In zijn uitleg van de Galaten (hier digitaal na te lezen)  zou Luther ook voortdurend benadrukken, dat een christen die zich helemaal aan Christus toevertrouwt, een nieuwe mens geworden is, burger van Gods nieuwe wereld, “waar geen wet is, geen zonde, geen geweten, geen dood, maar de meest vrije vreugde, gerechtigheid, genade, vrede, leven, heil en heerlijkheid.” En Luther zei daar nog iets bij: “Daarom is het de hoogste kunst en wijsheid van de christen, niets te willen weten van de wet (…) en moeten christenen zo voor God leven,  alsof er helemaal geen wet is.” Want, zegt Luther vervolgens: “Als u namelijk de wet niet uit uw gedachten zet en uw gedachten niet zo op de zuivere genade zou richten, dan kunt gij niet zalig worden.” Dus, zie je wel …  Luther zei het zelf: “Waar geen wet is, daar is ook geen overtreding”! En zo komt Peter Paauwe tot zijn conclusie dat je als christen geen zonde meer kunt doen. Want bij God is er geen wet die je veroordeelt, maar mag je altijd leven van genade en van Gods overvloed, word je nooit veroordeeld en altijd vrijgesproken, of je nu staat of struikelt.

Tsja … nu snap ik ook waarom er in de clip van “Ik Ben Geen Zondaar” een moderne Luther voor komt die alleen maar deze éne stelling aan de kerkmuur timmert. Het is een nogal eenzijdige boodschap als je alles op één grote hoop gooit en zelfs Maarten Luther voor je karretje wilt spannen. Die heeft namelijk wel wat meer gezegd dan dat je niet meer onder de wet hoeft te leven als christen. En Luther heeft al helemaal niet gezegd dat hij nooit zondigt, omdat de wet alleen maar geldt in het koninkrijk van satan. Integendeel, op maandag 18 september kreeg ik mijn wekelijks Luther-citaat in de mailbox binnen (abonneren kan via www.maartenluther.com). Deze keer ging die over het onderwerp ‘Tegelijk heilig en onheilig’. Wat hij in één van zijn Paaspreken uit 1533 zei is volgens mij zo Bijbels als wat en niet zo eenzijdig als de theologie van de DoorBrekers in Barneveld:

Luther Playmobil“Een Christen is op hetzelfde moment een zondaar en een heilige, tegelijk slecht en goed. Want wat onze persoon aangaat zijn we in zonden, en wat onze eigen naam aangaat zijn we zondaren. Maar Christus geeft ons een nieuwe naam. Hij noemt ons: ‘Uw-zonden-zijn-u-vergeven’. Die naam houdt in: omwille van Christus zijn al uw zonden vergeten en vergeven. Zo is het beide wáár: de zonden zijn er – want de oude-Adam is nog niet helemaal gestorven – en ze zijn er ook niet, omdat God ze om Christus’ wil niet wil zien.

Voor mijn ogen zijn ze er, ik zie en voel ze wel degelijk! Maar hier is Christus – Hij laat aan mij verkondigen: ’Ik moet boete doen.’ Dat is: ik moet belijden dat ik een zondaar ben, én in zijn Naam vergeving van zonden geloven (vgl. Handelingen 5:31).

Want de boete – hoewel deze niet gemist kan worden – is op zich niet genoeg om de zonden weg te nemen. Het moet zovér met je komen dat je in de Naam van Christus gelooft en zó ook voor jezelf de vergeving van zonden ontvangt. Waar dit geloof is, daar ziet God geen zonden meer. Want daar sta je voor God niet in je eigen naam, maar in de Naam van Christus – Hij kleedt en versiert je met zijn genade en gerechtigheid.

Dat doet Hij, hoewel je in eigen waarneming een arme zondaar bent en vol zit met zwakheid en ongeloof. Toch hoef je daarvan geen doodschrik te krijgen – hoe zou je anders de prediking van de boete nog kunnen horen? Daarom, zeg dan: ‘Ach Heer, ik ben een arme zondaar, dat weet ik, maar U zegt: “Zo zal het toch niet met je blijven, want Ik heb bevel gegeven dat in mijn Naam vergeving van zonden gepredikt moet worden”’ (vgl. Lukas 24:47).”

Tenslotte: als het Woord van God bij de DoorBrekers in Barneveld nogal eenzijdig verkondigd wordt (“Als ik geen zondaar meer ben, kan ik ook niet meer zondigen”), is het lied ‘Ik Ben Geen Zondaar’ dan ook automatisch fout? Nee, dat denk ik niet. Volgens mij maakt setting waarin je het zingt het verschil. Dus klik maar aan: ‘Ik Ben Geen Zondaar’.

Vast gegrond op het fundament van 5x Sola!

In de laatste week van april was ik drie dagen in Hamburg. Daar vond van 27-29 april de conferentie 500 Jahre Reformation – Gemeinsam für das Evangelium plaats. De conferentie werd georganiseerd door Evangelium21. Deze organisatie is in Duitsland (en Oostenrijk + Zwitserland) actief en bestaat uit christenen van verschillende kerken die hun geloof vast op Jezus Christus gronden. Dus baseren ze zich op de vijf bijbelse waarheden die in de Reformatie opnieuw ontdekt zijn:

  • De Bijbel alleen (Sola Scriptura)
  • Het geloof alleen (Sola Fide)
  • Christus alleen (Solus Christus)
  • Genade alleen (Sola Gratia)
  • Tot Gods eer alleen (Soli Deo Gloria)

Evangelium21 konferenzDeze vijf kenmerken voor gelovigen en voor kerken zijn in Duitsland erg ondergesneeuwd. De meeste traditionele kerken zijn theologisch erg oppervlakkig en liberaal-humanistisch geworden. De Bijbel is niet meer het Woord van God voor mensen, maar bevat woorden van mensen over God. Daarom zijn er veel vrije kerken ontstaan die wel de Bijbel als Woord van God beschouwen, maar hun geloof vooral op de eigen keus voor Jezus en het eigen gevoel gronden.

Vier sprekers uit Amerika (Mark Dever, Ligon Duncan, Al Mohler en David Platt – alle vier aktief binnen de Amerikaanse organisatie ‘Together for the Gospel’ – T4G) hielden samen zes referaten over de vijf SOLA’s en, als slottoespraak, over het ‘Semper Reformanda’. De vijf SOLA’s zijn uit de tijd van de Reformatie ontstaan. Niet als losse onderdelen van het geloof, maar als fundament voor elke christen en elke kerk.

* De Bijbel alleen (Sola Scriptura) = tegenover de RK-kerk die op z’n minst drie gelijkwaardige bronnen had: Bijbel, Traditie, Paus

* Het geloof alleen (Sola Fide) / Genade alleen (Sola Gratia) = tegenover de RK-kerk die officieel deze leer als ketterij veroordeelde, omdat het zorgeloze mensen kweekt (zie Zondag 24).

* Christus alleen (Solus Christus) = tegenover de RK-kerk die dit met de mond wel beleed, maar daarnaast heiligen, m.n. Maria, op één lijn met Jezus zette en daarnaast goede werken als ‘coöperatie’ van de kant van mensen voorschreef (i.t.t. Sola Fide / Sola Gratia)

*  Tot Gods eer alleen (Soli Deo Gloria) = tegenover de algemene gedachte in die tijd dat God er voor ons moet zijn i.p.v. omgekeerd.

Op het congres werd dit breder getrokken, zowel in de context van 500 jaar geleden als naar vandaag toe. Toen had je ook de doorslaande Reformatie van de Dopersen, die m.n. Sola Scriptura verwierpen en de Heilige Geest als innerlijk licht hoger stelden dan het gezag van de Bijbel, en daarmee in de praktijk het gevoel lieten prevaleren boven het geloof, terwijl de RK-kerk het verstand (gestold in de leerbesluiten en tradities van de kerk) belangrijker vonden dan het geloof.

evangelium21 logoNaar vandaag toe werd vooral op het gevaar van het ‘liberalisme’ gewezen. Dan wordt Christus en zijn verzoenend + vernieuwend werk als fundament van ons geloof ingewisseld voor algemeen religieuze waarheden. Dat zie je in bijna alle gevestigde kerken in Europa en ook in Amerika (Nederland is daarop enigszins een uitzondering met veel historisch gezien ‘oude’ bijbels-gereformeerde kerken). Daarnaast werd ook het risico van het ‘prosperity-gospel’ benadrukt. Dat is, zeker in landen waar geen sterke bijbelgetrouwe traditionele kerken meer zijn, een groot risico voor alle ‘vrije kerken’. Die zijn daar in Duitsland allemaal vatbaar voor, de één latent en de ander openlijk. Eén van de andere oneliners was: “Als je denkt dat het Evangelie van Jezus Christus een hulpmiddel is voor een beter leven hier op aarde, hang je een vorm van hindoeïsme met de Bijbel aan.” Want Christus is niet gekomen om ons een ‘feeling-good-geloof’ te geven.

Tsja … in de vragenronde kwam dus meteen de vraag naar voren: “Wat als je in een theologisch zeer bijbelgetrouwe gemeente zit waar verder alles dichtgetimmerd is en in dezelfde plaats zit een gemeente vol enthousiasme maar met een hele zwakke bijbelse basis?” Antwoord: “Als de basis goed is, kan er wat gaan groeien, want Gods Woord is altijd aktueel, dus zet je in zo’n gemeente daarvoor in. Als de basis niet goed is, zal er geen blijvende vrucht in zo’n gemeente zijn, omdat vroomheid en enthousiasme geen vastigheid bieden, dus laat je daar niet door verblinden, maar maak werk van een stevig fundament.” Toen de persoon vroeg wat je moest doen als je tot geloof kwam, was het antwoord: “Kies voor de eerste gemeente, want je moet je gevoel altijd laten corrigeren door het Woord, omdat Christus altijd eerst vanuit de Bijbel tot jou spreekt en vandaaruit pas via zijn Heilige Geest tot je hart.”

Ik vond het een bemoedigende konferentie, omdat het echt back-to-the-basics was. Erg aansprekend: wie staat er centraal in mijn leven? Is het God die door Christus uit genade Zichzelf met mij verzoent om mijn leven weer tot bloei te brengen zodat Hij alle eer krijgt, ook van mij?

Tegelijk wordt dit verhaal wel een beetje kort door de bocht gebracht, vooral als het om Sola Scriptura gaat: Bijbel toen = Bijbel nu. Dat wij in een heel andere cultuur leven als 2000 jaar geleden, en dat je dus ook steeds moet kijken hoe je concrete christelijke standpunten van toen nop vandaag toepast, onder voortdurend gebed om leiding van de Heilige Geest – in dat proces heeft men niet zoveel vertrouwen (‘hermeneutiek’ is echt een vies woord), want dan gaat alles weer de liberale, vrijzinnige kant op. De andere ‘dief van het Evangelie’, nl. moralisme/farizeïsme werd amper genoemd.

Evangelium21 wil stimuleren dat plaatselijk kerken en oprechte christenen zich opnieuw echt door het Evangelie van Jezus Christus laten inspireren, zodat de kracht van het geloof niet door mensen bewerkt wordt, maar door de prediking van Gods Woord en de overweldigende kracht van de Heilige Geest. Sinds 2011 houden ze elk jaar een landelijke ‘Konferenz’. Net als vorig jaar werd die dit jaar in het grote kerkgebouw (op een industrieterrein) van de Evangelisch-Reformierte Freikirche ‘Die Arche’ in Hamburg. Dit jaar kwamen daar uit heel Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland ongeveer 1.400 deelnemers op af. Inclusief bezoekers uit Polen, Spanje, Nederland en inclusief hele families (er was een apart kinderprogramma). Onder hen o.a. een groep gemeenteleden van de ERKWB Wien en een gezin van de ERKWB Winterthur.

In alle lezingen kwamen de vijf ‘Sola’s’ telkens weer voorbij. Zelf heb ik een aantal kernachtige uitspraken genoteerd. Dus zet ik er hier vijf neer + een zesde uit de slottoespraak over ‘Semper Reformanda’ = blijven gaan in het spoor van de Reformatie.

SOLA SCRIPTURA: “Wie zich op Gods Woord beroept, wordt in onze tijd als een gevaarlijk persoon gezien, want dan kom je aan iemand individuele vrijheid, en dat is in deze tijd afgod nummer 1.” (Al Mohler)

SOLA FIDE: “In alle andere religies proberen mensen zelf de bergtop waar God woont te bereiken. In het christendom daalt God helemaal bergaf om ons op te halen.” (David Platt)

SOLUS CHRISTUS: “Als mensen echt behept zijn met het C-virus, worden ze vervolgd en bespot vanwege hun geloof in Christus alleen.”(Mark Dever)

SOLA GRATIA: “Echte christenen geloven dat ze gered worden door goede werken – namelijk Gods goede werken door Jezus Christus en door de Heilige Geest voor, aan en in ons.” (Ligon Duncan)

SOLI DEO GLORIA: “Alleen bij God is het niet verkeerd om Zelf alle aandacht te willen ontvangen.” (David Platt)

SEMPER REFORMANDA: “Wie vol is van God, luistert graag naar zijn Woord. Wie graag naar christelijke muziek luistert, is vaak ook vol van zichzelf.” (Mark Dever)

Vrouwen in de kerk

Dit jaar zal de Generale Synode van de GKV een belangrijke beslissing nemen over de vraag of vrouwen mogen dienen in de ambten van predikant, ouderling en diaken. Daarom organiseert GKV “Het Noorderlicht” op dinsdag 24 en dinsdag 31 januari in Assen-Peelo twee thema-avonden voor belangstellenden uit heel Noord-Nederland (en daarbuiten) over het onderwerp M/V in de Bijbel en M/V in de kerk. Door op de link te klikken vindt u meer informatie en kunt u tot maandagavond 30/01 zich nog opgeven voor de tweede avond.

maarten-verkerk-um-2015-no-1Op dinsdag 31 januari spreekt prof. dr. M.J. Verkerk over ‘M/V in de kerk’. De titel van zijn lezing is Rechtdoen aan vrouwen. Kerk, tijdgeest en exegese”. Maarten is bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Technische Universiteit Eindhoven en aan de Universiteit Maastricht. Hij houdt zich al meer dan 20 jaar bezig met vragen rond ‘vrouw en ambt’. Als voorstudie beveelt hij o.a. onderstaand artikel aan. Samen met prof. dr. Gerrit Glas publiceerde hij het op 5 december 2016  in het Nederlands Dagblad. Dit artikel over ‘Vrouwen in de kerk’ is de derde in deze reeks na Vrouwen in het Nieuwe Testament en Vrouwen in het Oude Testament.

Anders bijbellezen

Hoe komt het dat het vrijgemaakte denken over vrouwen in het ambt snel omslaat? Is er sprake van een knieval voor de cultuur? In onze visie is dat niet het geval. Er is er eerder sprake van een kritische ontmaskering van de tijdgeest, een tijdgeest die tot op zekere hoogte ook vat heeft gekregen op de vrijgemaakte kerken. Daarnaast is er ook sprake van een herwaardering van de cultuur.

Ruim twee maanden gelden kwam er een kloek boekwerk uit onder de titel Zonen & dochters profeteren waarin een bijbelse onderbouwing wordt gegeven voor de vrouw in het ambt. Dit boek werd geschreven door een groep van vijfentwintig auteurs, de meeste van vrijgemaakte huize. Ruim een maand later verscheen van de deputaten ‘M/V en ambt’ een unaniem rapport waarin, op basis van een brede bijbelse onderbouwing, de toegang van vrouwen in alle ambten wordt bepleit. Hoe komt het dat vrijgemaakten in pakweg tien jaar van mening zijn veranderd? Welke rol speelt de Bijbel? In deze discussie wordt vaak gewezen op de invloed van de cultuur. We zijn bang om ‘offers aan de tijdgeest’ te brengen. We gaan ervan uit dat de tijdgeest een eenduidig fenomeen is waarvan de invloed alleen maar negatief beoordeeld kan worden. Maar niets is minder waar. Wij betogen dat de recente ommezwaai positief geduid moet worden en een eigen dynamiek heeft, die zowel op een andere omgang met de Bijbel wijst als op een andere waardering van de cultuur. Deze dynamiek is gelaagd en elke laag moet op haar eigen merites beoordeeld worden.

De eerste laag is die van het kwaad tegen vrouwen. De eerste auteur van dit artikel heeft in zijn boek Sekse als antwoord op basis van historisch onderzoek laten zien dat de onderdrukking van de vrouw iets van alle tijden en culturen is. Het gaat hier om een kwaad dat zich in het denken van mensen en in structuren in de samenleving nestelt. Het komt voor in alle sectoren van de samenleving, ook in kerk en theologie. Dit kwaad is vele jaren door de kerk ontkend. Sterker nog, het gezag van ‘de’ man over ‘de’ vrouw werd als een bijbels gebod gezien. Op dit punt zien we een kentering in het denken. De onderdrukking van de vrouw wordt (eindelijk) erkend. En schoorvoetend wordt een relatie gelegd met de invloed van de zondeval op het kerkzijn. Het ‘Hij zal over u heersen’ wordt steeds vaker gezien als een vloek die ook de gelovige treft.

De tweede laag is die van de beheersing. Onder invloed van de Verlichting is de westerse mens in de greep gekomen van het geloof dat de mens – beter: de man – de werkelijkheid kan beheersen en naar zijn hand kan zetten. Op een bepaalde manier heeft dit denken ook vat gekregen op de GKv. Eén van de leidende gedachten was dat het ambt alleen door mannen vervuld mocht worden; een gedachte die gebaseerd was op eenzijdige exegeses van een beperkt repertoire van Bijbelteksten. Visies die daarvan afweken kregen het stempel van vallen voor de tijdgeest of ten prooi vallen aan Schriftkritiek. Pleidooien voor de openstelling van het kerkelijk ambt werden dan ook genegeerd en waar mogelijk met kerkelijke middelen bestreden (tucht). Niet zelden werden voorstanders van de vrouw in het ambt uitgesloten van kerkelijke bezinning over m/v. In de laatste tien jaar is er veel kritiek op deze beheersende cultuur gekomen. Eenzijdige exegeses en selectief Schriftgebruik werden aan de kaak gesteld. ‘Oude’ argumenten tegen de vrouw in het ambt bleken de toets van de kritiek niet meer te kunnen doorstaan. We kregen oog voor ‘nieuwe’ exegeses en ‘andere’ argumenten.

De derde laag is de aandacht voor diversiteit. Onze (postmoderne) cultuur wordt gekenmerkt door oog voor diversiteit: mannelijk en vrouwelijk, heteroseksueel en homoseksueel, met en zonder beperkingen. We hebben nu meer aandacht voor de manier waarom Jezus met vrouwen omging. Ook hebben we meer oog gekregen voor de vele taken van vrouwen in de nieuwtestamentische gemeenten. Eerst nu is er aandacht voor het revolutionaire karakter van het spreken van Paulus met het oog op vrouwen.

Lezen we de Bijbel anders? Het antwoord is: ja! We hebben oog gekregen voor de betekenis van de zondeval. We zijn ons bewust geworden van de verstikkende cultuur in onze kerken die zowel de selectie van relevante bijbelteksten als hun interpretatie bepaalden. We zijn gaan beseffen hoezeer wijzelf deel uitmaken van een cultuur die uit is op beheersing, ordening en ratio. Ten slotte kwam er ruimte voor de plaats van vrouwen in de bijbel en voor het perspectief van vrouwen zelf. Het ‘anders’ lezen van de Bijbel maakte dat tegenargumenten hun kracht verloren. Niet als offer aan de tijdgeest, maar als ontmaskering van een dieperliggende tijdgeest van overheersing van de vrouw en beheersing van de kerk; een ontmaskering die bevrijdend blijkt te werken in de exegese en onze kijk op hoe we inclusief kerk kunnen zijn in déze wereld.

 

 

Vrouwen in het Oude Testament

Op  de landelijke Bijbelstudiedag van de Gereformeerde Bijbelstudiebond in 2014 te Groningen mocht ik een referaat houden over Vrouwen in het Oude Testament.  Over Vrouwen in het Nieuwe Testament sprak Myriam Klinker-de Klerk. Hieronder volgt mijn verhaal:

Van Eva tot Spreuken 31

roos huwelijkDé man bestaat niet. Dé vrouw evenmin. Daar kom ik steeds weer achter als ik met vaste regelmaat een trouwdienst voorbereid. Dan heb ik meestal niet alleen een gesprek over de liturgie en de trouwtekst, maar praten we ook samen door over de verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk n.a.v. wat God daar in de Bijbel over zegt. Bijna altijd komen we dan uit op het verschil tussen man en vrouw n.a.v. het ‘Adam is als eerste geschapen en daarna Eva’.  Vaak gebruik ik daarbij het voorbeeld van de man die galant de deur van de auto (ongeacht of zij rijdt of hij)  voor zijn vrouw open doet bij het in- en uitstappen. Mijn indruk op grond van al die stelletjes is, dat zo’n 90% van de bijna getrouwde vrouwen zo’n gebaar echt wel op prijs stellen. Maar, jong als ze meestal zijn, voelen ze zich er ook wel een beetje ongemakkelijk bij. Want eigenlijk hoort dat toch niet in de maatschappij van tegenwoordig. Het is verschrikkelijk ouderwets, rolbevestigend en haast discriminerend. Zo’n 10% vindt het ook echt belachelijk: ‘Ik kan toch zeker zelf wel de deur open doen?’ ’t Is maar een simpel voorbeeld. Maar het kon wel eens meer over hoe mannen en vrouwen in elkaar steken zeggen dan je op het eerste gezicht denkt.

  1. Waarom Eva ook naar Gods beeld gemaakt is

In Genesis 1:27 lezen we: God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. Volgens sommigen wil de HERE ons hiermee zeggen, wat ook in de psychologie steeds meer voren komt, “dat er niet alleen mannelijke en vrouwelijke mensen zijn, maar dat ieder mens zowel mannelijk is als vrouwelijk. Mannen hebben ook vrouwelijkheid in zich, en vrouwen mannelijkheid” (Philip Troost, Christus ontvangen, blz. 104). Ik vind deze uitleg veel te psychologisch om exegetisch verantwoord te zijn. Maar het is wel waar, dat God de  héle mens, man en vrouw samen, naar zijn evenbeeld geschapen heeft.  Dat mannelijke en vrouwelijke zie je ook terug in de opdracht bij de schepping die Adam en Eva samen krijgen: Wees vruchtbaar en wordt talrijk – dat is de vrouwelijke component, waarvan Eva na de zondeval van God te horen krijgt, dat het kinderen krijgen met moeite en smart gepaard zal gaan. En: Breng de aarde onder je gezag door heerschappij te voeren over al wat leeft – dat is de mannelijke component, waarvan Adam na de zondeval van God te horen krijgt, dat het bewerken van de aarde met het zwoegen en zweten gepaard zal gaan. Zo maakte de HERE hen tot een sterk en gelijkwaardig koppel.

Wat in de Bijbel niet zo naar voren komt, komt volgens sommigen wel in de psychologie naar voren. De mannelijke kant van de mens (en dus de meeste mannen) komt vooral tot uiting door het initiatief te nemen, wil meer met het hoofd de dingen doen en beredeneren en is vaak erg doel- en oplossingsgericht. De vrouwelijke kant van de mens (en dus de meeste vrouwen) komt vooral tot uiting door op dingen de reageren, wil meer het hart laten spreken en is vaak erg gericht zijn op het in stand houden van relaties. Daarin laten mannen én vrouwen zien, hoe God ook is. Als je alleen al nadenkt over hoe God na de zondeval met ons, mensen, omgaat: Hij stuurt zijn Zoon om het probleem op te lossen (doelgericht = mannelijk) en Hij stuurt zijn Geest om de mensen te overtuigen (relatiegericht= vrouwelijk).

Behalve goed op elkaar ingespeeld, hadden Adam en Eva in het paradijs ook een goede relatie met de HERE. Dat is minstens zo belangrijk om te noteren. Want in het paradijs kwam de HERE elke avond in de avondkoelte aanwandelen om met Adam en Eva de dag door te nemen.

  1. Vrouwen in koppels

In dit onderdeel wil ik aan de hand van een paar voorbeelden uit het Oude Testament duidelijk maken, hoe vrouwen staan in de relatie tot hun man en tot hun God.

*EVA* Het levensverhaal van Eva leert ons allereerst, dat bij de zondeval de overtreding niet alleen bestaat uit het zaaien van twijfel en het verlekkerd kijken naar de verboden vrucht. Het begint ook bij het zelf initiatief nemen zonder terug te koppelen naar Adam. En Adam, hij laat Eva begaan. Letterlijk staat hij erbij en kijkt erna en volgt haar klakkeloos in haar val. Ze trekken niet samen op, maar gaan ieder voor zich. Ze nemen zelfs elkaars taken over – met alle gevolgen van dien. Verder wordt duidelijk, dat God na de zondeval niet alleen zijn genade toont, maar ook weer het geloof teruggeeft. Het is opmerkelijk, dat de gelovigen ‘nageslacht van de vrouw’ genoemd worden. Wie gelooft, treedt in de voetsporen van Eva!  Dat erkent Adam ook als hij zijn vrouw na de zondeval ‘Eva’ noemt (Gen. 3 : 20). Dat betekent namelijk ‘leven’. Het is een naam van geloof en hoop. Het voorbeeld van Eva laat zien, dat je nooit te diep gezonken bent om terug te kunnen keren tot God. En dat je altijd mag blijven hopen dat God je nieuwe mogelijkheden geeft, ook als je door eigen schuld je rechten verspeeld hebt.

 *SARA* Sara wordt in het Nieuwe Testament twee keer als voorbeeld aangehaald. In de Hebreeënbrief (Hebr. 11 : 11) is zij de enige vrouw in het rijtje geloofsgetuigen. En Petrus (1 Pe. 3 : 6) haalt haar aan als voorbeeld van respektvol omgaan met je man binnen het huwelijk. Die twee positieve beoordelingen staan volgens mij wat haaks op onze indruk van Sara. Wij zien haar eerder als de wat kleingelovige echtgenoot, die eerst via Hagar en Ismael probeerde Gods beloften in vervulling te laten gaan en daarna ongelovig lachte toen de HERE zelf kwam vertellen dat ze over één jaar toch zelf de lang beloofde zoon zou krijgen. Maar dan vergeten we, dat zij dezelfde twijfel kende als haar man, Abraham. Sara dacht aan Hagar. (Gen. 16 : 2). Abraham aan Eliëzer (Gen. 15 : 2). En zowel Abraham als Sara lachten ongelovig bij zichzelf, toen de HERE aankondigde dat Izaak binnen één jaar geboren zou worden. (Gen. 17 : 17 + 18 : 12). En we vergeten, dat ze de halfzus van Abraham was, dus van dezelfde hoge, rijke komaf. Net als Abraham heeft ze het gewaagd om op Gods beloftewoord al haar zekerheid achter te laten. En als je weet dat ze geroemd werd om haar uiterlijk (zelfs op hoge leeftijd was ze nog een aantrekkelijke vrouw) is het veelzeggend dat ze door Petrus geroemd wordt om haar innerlijke schoonheid, omdat ze haar hoop vestigde op God en daarom vrijwillig en bereidwillig Abraham volgde op weg naar het land dat God hen samen geven zou. Haar naam  betekent ‘vorstin’, maar daarmee typeert de HERE in de Bijbel vooral haar geloof.

 *ABIGAÏL * Over Abigaïl lezen we uitvoerig in 1 Samuel 25. Ze was getrouwd met Nabal. De Bijbel zegt van die twee: ”Zij had een helder verstand en was mooi om te zien; hij was hard en gewetenloos.”  Dat is dus geen goed huwelijk geweest. Als Nabal David schoffeert door hem niet te belonen voor de bescherming van zijn schaapskuddes, is David zo woest, dat hij “die vent” en heel zijn familie de volgende morgen persoonlijk een kopje kleiner wil maken. Abigaïl hoort het en gaat meteen met geschenken naar David toe. Ze neemt haar man niet in bescherming. Ze erkent dat hij “een domme praatjesmaker” is, en “een onbenul, zoals zijn naam al zegt” (Nabal betekent nl. ‘dwaas’). Maar ze neemt toch mee de schuld op zich voor het falen van haar man, zoals later Daniël en Nehemia dat ook doen als ze schuld belijden over de oorzaak van de ballingschap. Als je jezelf kent in het licht van God, weet je dat je zelf geen haar beter beter bent dan de grootste zondaar. Je weet alleen wel bij wie je terecht kunt om die schuld te belijden én om vergeving te vragen. Dat laatste doet Abigaïl namelijk ook, maar dan alleen voor zichzelf. Want ieder mens moet z’n eigen last dragen. Verder is Abigaïl groots in haar geloof. Ze denkt niet alleen aan het leven van haar man en haar personeel, maar ook aan de reputatie van David. Ze weet dat hij de door Samuel gezalfd is en dat de HERE hem koning zal maken. Ze waarschuwt David ervoor om het recht niet in eigen hand te nemen, maar het oordeel over Nabal aan God over te laten. Als Abigaïl een dag later alles aan Nabal vertelt, straft God hem met een beroerte, waaraan hij tien dagen later overlijdt. Als David dat hoort, erkent hij dat het de HERE Zelf is die hem via Abigaïl ervan weerhouden heeft een misdaad te begaan. Als David daarna Abigail tot vrouw neemt, mag je gerust aannemen dat dat niet alleen kwam omdat hij haar doortastendheid  en mooie uiterlijk zo waardeerde, maar vooral vanwege haar wijsheid en ontzag voor God en omdat de HERE een vaste plaats in haar hart had.

*IZEBEL* Izebel was een vrouw met een sterk karakter, maar ook berucht om haar goddeloosheid en wreedheid. Uit het boek Koningen komt naar voren, dat het Izebel is die haar man Achab overhaalt om de Baäldienst in Israel in te voeren (1 Kon. 19:31-33 en 21:25-26). Het is Izebel die uit naam van Achab brieven schrijft om via een schijnproces Naboth ter dood te laten veroordelen, zodat de wijngaard van Nabot, waar Achab een oogje op had laten vallen, in zijn bezit kwam (1 Kon. 21:8-10).  Je ziet ook, dat bij Achab nog steeds wel ergens het besef leefde van wie God is. Daarin lijkt hij op de viervorst Herodes in het Nieuwe Testament. Achab mocht graag naar Elia luisteren, maar Izebel kon zijn bloed wel drinken. Herodes mocht graag naar Johannes de Doper luisteren, tot grote ergernis van zijn vrouw en ex-schoonzus Herodias, die ervoor zorgde dat het hoofd van Johannes de Doper op een presenteerblad aan Herodes aangeboden werd. In beide geschiedenissen zie je de verwoestende invloed van twee doortrapte, intens goddeloze vrouwen op hun man. Ze keren zich vierkant tegen de God van Israel en tegen Jezus de Messias. Geen wonder dat in het Nieuwe Testament de naam Izebel één keer voorkomt als de naam van een geraffineerde vrouw die zichzelf voordoet als een profetes van God. Maar dat is ze niet. Ze is een handlanger van Satan en bezig de gemeente van Tyatira te verleiden. En net als de echte Izebel slaat ze alle waarschuwingen om met dat goddeloze leven te breken, bewust in de wind (Openb. 2:20-24).

Door een paar vrouwen uit het uit Oude Testament iets dichter bij te halen zie je hoe sterk de band is die God in het paradijs al gelegd heeft toen Hij Adam en Eva aan elkaar verbond. Man en vrouw zijn een sterk koppel. Dat zijn zij vooral als ze samen het geloof in God delen.

  1. De vrouw van Spreuken 31

In Spreuken 31 gaat het over een vrouw met karakter. Als je heel Spreuken 31 leest, zie je dat deze vrouw geen ‘degelijke huisvrouw’ is. Integendeel, het Hebreeuws gebruikt die beide woorden niet eens. Er staat gewoon ‘vrouw’ en er staat ‘krachtig’, zoals ook het leger van David en het doorzettingsvermogen van Boaz ‘krachtig’ genoemd worden. Een ‘flinke vrouw’  dus, om het met de Grunneger Biebel te zeggen. Oftewel: een vrouw met karakter. Haar uitstraling valt het beste te typeren met de woorden gelovig zelfbewustzijn. De vrouw van Spreuken 31 wordt zowel om haar zelfstandigheid als om haar ontzag voor de HERE geprezen. Dat eerste, daar krijgt ze van haar man ook alle ruimte voor. En dat tweede, uiteindelijk schuilt daar het echte geheim in van iedere vrouw en man. Als je daar werk van maakt, leer je ook inzien, dat je als man en vrouw verschillend door God gemaakt en liefde-is-twee-stromenbedoeld bent. Ieder met een eigen karakter, ieder met een eigen opdracht in het leven, ieder op haar of zijn eigen door God gegeven positie. Maar allebei even waardevol in de ogen van God. Er is een spreuk die zegt: Liefde = twee stromen die zich mengen zonder hun eigenheid te verliezen. Dat zegt God Zelf al in de Bijbel. Namelijk: doe het samen als man en vrouw, want je vult elkaar aan. En doe het in geloof als man en vrouw, want je hebt samen Mij nodig.

Vrouwen in het Nieuwe Testament

Dit jaar zal de Generale Synode van de GKV een belangrijke beslissing nemen over de vraag of vrouwen mogen dienen in de ambten van predikant, ouderling en diaken. Daarom organiseert GKV “Het Noorderlicht” iop dinsdag 24 en dinsdag 31 januari in Assen-Peelo twee thema-avonden voor belangstellenden uit heel Noord-Nederland (en daarbuiten) over het onderwerp M/V in de Bijbel en M/V in de kerk. Door op de link te klikken vindt u meer informatie en kunt u tot maandagavond 23/01 zich nog opgeven voor beide avonden.myriam-klinker-2

Op dinsdag 24 januari spreekt dr. M.P.G. Klinker-de Klerck over ‘M/V in de Bijbel’. De titel van haar lezing is “Ongeschikt, ondergeschikt of geschikt? Vrouwen in de wereld van het Nieuwe Testament” . Myriam is docent aan de T.U. in Kampen. Als voorstudie beveelt zij o.a. onderstaand artikel aan. Het is een samenvatting van het referaat dat zij gehouden heeft op de Bijbelstudiedag van de Gereformeerde Bijbelstudiebond op donderdag 15 mei 2014 in Groningen.

Vrouwen in het Nieuwe Testament

Als je op zoek gaat naar ‘de’ plek van vrouwen in het Nieuwe Testament, zijn je verwachtingen misschien groter dan het resultaat. Het beeld van vrouwen is namelijk niet eenduidig.

Allereerst ontmoet je in het Nieuwe Testament vrouwen die bij name worden genoemd, juist om de bijzondere rol die ze in het leven van Jezus of in de beginnende kerk vervullen Zo staat Maria letterlijk en figuurlijk aan de wieg van het christendom. Afbeeldingen van Maria tonen vaak een volwassen vrouw van rond de twintig. Maar het is goed te bedenken dat meisjes in het toenmalige Israël rond twaalfjarige leeftijd trouwden. Waarschijnlijk moet je dus ook bij Maria eerder denken aan een jong meisje. Haar ontvankelijke karakter – ‘laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd’ (Lucas 1,38) – maakte het er niet makkelijker op. Want Maria stond niet alleen aan Jezus’ wieg, maar ook onder het kruis.

Jezus zelf, tijdens zijn openbaar optreden, schuwde het contact met vrouwen niet. Het bekende verhaal van de – verder onbekende – Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron laat dit wel zien. Johannes vermeldt terloops dat Jezus’ leerlingen zich erover verbazen dat Jezus met een vrouw in gesprek is. Ook neemt Jezus het tegen de Schriftgeleerden en Farizeeën op voor een vrouw die op overspel betrapt was (Johannes 8). Verder bevonden zich een aantal vrouwen in de kring rond Jezus. Lucas noemt er drie bij name: Maria uit Magdala, Johanna de vrouw van Chusas, Susanna – en, zegt Lucas, “nog tal van anderen” die uit hun eigen middelen voor Hem zorgden. (Lucas 8,2-3). Enkele van deze vrouwen gingen vroeg in de ochtend naar het graf. Zij werden de eerste verkondigers van de opstanding .

Ook bij de ontwikkeling van de eerste gemeenten speelden vrouwen een actieve rol, zeker toen de boodschap zich verspreidde buiten Palestina, het werkterrein van Paulus. Je kunt bijvoorbeeld denken aan Priscilla die zich samen met haar man Aquila voor het evangelie inzette. Maar ook vrouwen als Febe of Lydia blijken zeer actief bezig in de vroegchristelijke kerk.

Ten tweede spreekt het Nieuwe Testament ook wel over vrouwen als een ‘groep’, vooral wanneer Petrus of Paulus instructie aan hun adres richt. De apostel Paulus ‘zet vrouwen wel eens op hun plek’. Hij wil dat ze hun hoofd bedekken wanneer ze bidden of profeteren en dat ze zwijgen tijdens de kritische bespreking van de profetie. Verder verbiedt hij hun om te onderwijzen en daarmee gezag over een man uit te oefenen. Bij dit soort instructie keert één bepaalde gedachte steeds terug, namelijk dat vrouwen zich moeten onderschikken aan de man. Meestal is dan de eigen man bedoeld. Zo lees je in Kolossenzen 3,18: “vrouwen, erken het gezag van uw man, zoals past bij uw verbondenheid met de Heer”. Dicht op het Grieks vertaald staat er: “vrouwen, onderschik u aan uw man zoals past in de Heer”.

Deze oproep tot onderschikking krijgt een heel eigen kleur tegen de achtergrond van de toenmalige samenleving. Daarover nu iets meer. Paulus beperkt zich niet tot de man-vrouw verhouding. Onderschikking was immers een normaal gegeven binnen het Grieks-Romeinse huishouden waarin hiërarchische relaties een belangrijke rol speelden. Paulus roept bijvoorbeeld ook slaven en kinderen op zich te onderschikken aan hun meester of vader, de ‘pater familias’. Het huishouden weerspiegelde de hiërarchische opbouw van de Grieks-Romeinse samenleving. Het patronagesysteem was van groot belang op sociaal, economisch en politiek gebied en vormde als zodanig het cement van de samenleving. Elke pater familias had een aantal zogeheten ‘cliënten’. Die rekende hij ook tot zijn huishouden. Als patroon zorgde hij ervoor dat zij economisch vooruit konden, bijvoorbeeld door financiële ondersteuning. In ruil daarvoor verwachtte hij ‘eerbetoon’. Zo werden cliënten geacht om hun patroon ‘s ochtends te begroeten en hem soms ook de hele dag te volgen, bijvoorbeeld naar het forum, of het badhuis. Maar vooral werd hun loyauteit verwacht bijvoorbeeld in de vorm van politieke steun. Al had een patroon nog zoveel cliënten, zelf was hij ook weer afhankelijk van iemand die hoger stond op de maatschappelijke ladder. Die hiërarchische ordening doortrok de hele samenleving.

Denken in termen van ordening en hiërarchie was overigens geen louter sociale zaak. Deze begrippen kleurden op een fundamenteler niveau het wereldbeeld van ‘de eerste eeuwer’. Zo geloofden de stoïcijnen in een goddelijk principe, de Logos, dat een bepaalde orde aanbracht in de werkelijkheid. Ze benadrukten dat elk mens zich moest inschakelen in deze ordening, op de hem of haar toegemeten plek. In het Nieuwe Testament is het de God van Israël die alles heeft ingesteld, bijvoorbeeld de wereldse overheden. Hieraan moet ieder mens zich onderschikken (!), aldus Paulus in Romeinen 13. Zo ook noemt Paulus de man het hoofd van de vrouw, Christus het hoofd van de man en God zelf het hoofd van Christus. Dit laatste laat zien waar het bij die onderschikking ten diepste om gaat: je schikt je in de toegemeten plek binnen Gods ordening en op die manier onder God zelf. Je geeft Hem de eer die Hem toekomt. Deze wetenschap geeft extra kleur aan een tekst als Efeziërs 5,22: “Vrouwen, erken het gezag van uw man als dat van de Heer”.

Wanneer Paulus en Petrus vrouwen oproepen om zich te onderschikken aan hun echtgenoten, sluiten zij aan bij het wereld- en maatschappijbeeld van hun tijd. Als een vrouw de haar toegemeten plek niet innam, was dit een gebrek aan eerbetoon, in de eerste plaats, sociaal gesproken, ten opzichte van haar man. Ze maakte hem te schande. Maar tegelijkertijd laten de apostelen zien waar alles om draait: zo’n houding is niet respectvol ten aanzien van God zelf en Heer Jezus Christus.

Dit is overigens niet de enige reden die het Nieuwe Testament aanvoert voor onderschikking. Wie de teksten met instructie aan slaven en vrouwen nauwkeuriger bekijkt, ziet dat de apostelen meer redenen hadden om tot onderschikking op te roepen. Zo laten de teksten ook een missionaire drijfveer zien. Een duidelijk voorbeeld met betrekking tot vrouwen is te vinden in 1 Petrus 3,1-2: “Voor u vrouwen, geldt hetzelfde: erken het gezag van uw man (letterlijk: ‘onderschik u’…). Dan zullen de mannen die weigeren Gods boodschap te aanvaarden daarvoor gewonnen worden door het gedrag van hun vrouw, zonder dat zij iets hoeft te zeggen, omdat ze zien hoe zuiver u leeft uit ontzag voor God”. De houding van onderschikking aan de eigen man had – in elk geval binnen de toenmalige culturele setting – een wervende werking! Of dit vandaag nog zo is…?

Het Nieuwe Testament biedt dus een gevarieerd beeld. Vrouwen worden bij name genoemd om de bijzondere rol die ze vervullen in het leven van Jezus of in de beginnende kerk. Vrouwen worden ook als ‘groep’ aangesproken en dan vooral als het gaat om instructie. In de discussie of een vrouw nu wel of niet een kerkelijk ambt kan vervullen worden deze beide soorten teksten (specifiek, actief, bijzonder versus algemeen, passief, ondergeschikt) nog wel eens tegen elkaar uitgespeeld. Toch ontmoeten ze elkaar in de gedachte van het leven uit ontzag voor God – in verbondenheid met de Heer Jezus Christus – met het oog op zijn koninkrijk. Petrus’ en Paulus’ oproep tot onderschikking komt voort uit hun overtuiging dat deze houding hoort bij een leven uit ontzag voor God en dé Heer. En ze wijzen op de wervende werking ervan. Ook Lydia, Febe, Priscilla, Junia en vele anderen doen wat ze doen vanuit hun verbondenheid met Jezus Christus, zodat het evangelie voortgang vindt op weg naar een grootse toekomst.

Literatuur
  • Bruggen, J. (van) “Een vrouw waar geen woorden voor zijn (Romeinen 16,1-2).” Pp. 51-60 in Folkerts, F.H., Houtman, P., Van de Kamp, P.W. (red.) Ambt en aktualiteit: opstellen aangeboden aan Prof. Dr. C. Trimp ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederand op 2 december 1992. Haarlem: Uitgeverij Vijlbrief, 1992.
  • Cohick, L.H. Women in the World of the Earliest Christians. Illuminating Ancient Ways of Life. Grand Rapids – Michigan: Baker Academic, 2009.
  • Houwelingen, P.H.R. (van) “Lydia: De Heer opende mijn hart.” De Reformatie 89 (2013): 92-95
  • Houwelingen, P.H.R. (van) “Junia: een vrouwelijke apostel?” Pp.52-54 in Houwelingen, P.H.R. (van), Sonneveld, R. (red.)Ongemakkelijke teksten van de apostelen. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 2013.
  • Klinker – De Klerck, M. Als vrouwen het Woord doen. Over Schriftgezag, hermeneutiek en het waarom van de apostolische instructie aan vrouwen. TU-Bezinningsreeks 9; Barneveld: De Vuurbaak, 2011.
  • Lampe, P. “Paul, Patrons, and Clients.” Pp.488-523 in Paul in the Greco-Roman World. J.P. Sampley. Harrisburg: Trinity Press International, 2003.
  • Osiek, C., and D.L. Balch. Families in the New Testament World. Households and Housechurches. Louisville – Kentucky: Westminster John Knox Press, 1997.
  • Winter, B. W. Roman Wives Roman Widows. The Appearance of New Women and the Pauline Communities. Grand Rapids –Cambridge: Eerdmans, 2003.