De namen van de Heilige Geest

Pinksteren is het feest van (de uitstorting van) de Heilige Geest. In de Bijbel heeft de Heilige Geest verschillende namen. Die hebben allemaal een eigen betekenis. Ze geven iets weer van wie Hij is, wat Hij doet en in welke relaties Hij tot anderen staat.

1/ De Geest

Het vaakst, meer dan 120 keer, wordt de Heilige Geest aangeduid als De Geest. Daarmee wordt aangegeven dat Hij zijn aard en wezen tot de onzichtbare werkelijkheid behoort. Je ziet Hem niet, maar ervaart Hem wel. Daarom wordt Hij ook vergeleken met de wind (‘ruach’ in het Hebreeuws) en met de adem (‘pneuma’ in het Grieks).

2/ De Heilige Geest

Ook zo’n 100 keer wordt de Geest met deze naam aangeduid. Daarmee  wordt het morele karakter van de Heilige Geest benadrukt. Heiligheid is een van de meest belangrijker eigenschappen van God. Zonde heeft op Hem geen enkele invloed. Bij mensen staan de vruchten van de Geest tegenover de eigen zondige verlangens en begeerten (Galaten 5:17). Je kunt als christen dus niet doen wat je maar wilt, maar moet breken met een heel rijtje slechte gewoontes en eigenschappen, zoals leugens, boosheid, stelen, vuile taal,  wrok, drift, geschreeuw, gevloek en allerlei kwaadaardigheid, want daarmee maak je de Heilige Geest van God bedroefd (Efeziërs 4:25-31).

3/ De Geest van God

Regelmatig wordt de Heilige Geest ook ‘de Geest van God’ genoemd. Dat is zelfs de eerste benaming van de Heilige Geest in de Bijbel: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde en de Geest van God zweefde over het water.’ (Genesis 1:2). En bij zijn doop in de Jordaan zag Jezus ‘hoe de Geest van God op Hem neerdaalde.’ (Matteüs 3:16). Met deze naam wordt duidelijk, dat Hij onlosmakelijk met God verbonden is. Hij is Zelf ‘God’, betrokken bij de schepping en bij de verlossing. Hij is almachtig , alwetend en alomtegenwoordig. Hij inspireert mensen en zorgt ervoor dat, dankzij de Here Jezus, God weer je hemelse Vader wordt. Want  ‘allen die door de Geest van God geleid worden, zijn kinderen van God.’ (Romeinen 8:14)

4/ De eeuwige Geest

In Hebreeën 9:14 staat dat Christus dankzij de eeuwige Geest zijn verlossingswerk heeft kunnen voltooien. De Heilige Geest is dus, samen met de Vader en de Zoon, echt en eeuwig God, zonder begin en zonder einde, verheven boven alle eeuwen.

5/ De Geest van de Heer / van Jezus / van Christus / van Jezus Christus

Als het om de schepping gaat, is de Heilige Geest ‘de Geest van God’. Als het om het werk van de verlossing gaat, is Hij ‘de Geest van Christus’. De Here Jezus had beloofd Hem te zenden om zijn werk op aarde voort te zetten. Hij overtuigt mensen ervan dat Jezus de Zoon van God is die als Redder gekomen is om ons te bevrijden uit de macht van de zonde. Wie zich door de Geest van Christus laat leiden, hoort werkelijk bij Jezus. Zijn Geest woont dan in je.

6/ De Geest van Hem die Jezus uit de doden heeft opgewekt

Die ‘inwoning’ van de Heilige Geest wordt door Paulus één keer omschreven als ‘de Geest van Hem die Jezus uit de doden heeft opgewekt.’ (Romeinen 8:11) Die woont nu ook in Gods kinderen, zodat je, als je in Jezus Christus gelooft, het eeuwige leven ontvangt, ook al ben je door de zonde sterfelijk.

7/ De Geest die van God komt

Paulus typeert in 1 Korintiërs 2:12 de Heilige Geest als ‘de Geest die van God komt’. Hij is gegeven aan Gods kinderen zodat ze de goedheid van God, aan hen bewezen, erkennen. Dan word je zelf ook een ‘geestelijk mens’, omdat je alle dingen beoordeelt in het licht van God wijsheid.

8/ De Geest van wijsheid en openbaring

In Efeziërs 1:17 heeft Paulus het over ‘de Geest van wijsheid en openbaring’, omdat Hij het hart van de gelovigen zo verlicht, dat ze de overweldigende grote kracht van God en Jezus echt leren kennen, in wat Zij in het verleden voor ons gedaan hebben, in het heden voor en in ons doen, en voor de toekomst aan ons beloofd hebben.

9/ De Geest van de genade

Twee keer wordt de Heilige Geest ‘de Geest van de genade’ genoemd. In het Oude Testament is het Gods genadige inwerking op de Israelieten, dat ze weer terugkeren tot God en berouw hebben over degene die ze doorstoken hebben (Zacharia 12:10). In Hebreeën 10:29 wordt juist dringend gewaarschuwd om het geloof niet op te geven en terug te vallen in zonde. Dan vertrap je Jezus als de Zoon van God, die zijn bloed voor jou heeft laten vloeien om je weer op te nemen in Gods verbond. Dan veracht en beledig je ook de Heilige Geest, die jou liet delen in Gods genade.

10/ De Geest van de waarheid

‘Uw Woord is de waarheid’, zei Jezus in het hogepriesterlijk gebed (Johannes 17:17). En van Zichzelf zei Hij: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’ (Johannes 14:6). Het is de Heilige Geest die mensen daarvan overtuigt, en dus noemt Johannes Hem vier keer ‘de Geest van de waarheid’.  Dankzij Hem erkennen we dat het waar is wat God in de Bijbel over Zichzelf vertelt, over ons en over Jezus. Hij brengt de volle waarheid aan het licht als het om zonde, gerechtigheid en oordeel gaat.

11/ De Geest van het geloof / De Heilige Geest van de belofte

Het is de Heilige Geest die Gods kinderen overtuigt van de eeuwige toekomst die voor ons ligt. Omdat Hij ons overtuigt dat we eens net als Jezus zal opwekken uit de dood en we zullen delen in de erfenis  die Jezus voor ons verworven heeft, wordt Hij ‘de Geest van het geloof’ (2 Korintiërs 4:13) en ‘de Heilige Geest van de belofte’ (Efeziërs 1:13) genoemd, in beide gevallen ‘tot eer van God’.

12/ De Geest die heilig maakt

De Heilige Geest is ook de Motivator die ervoor zorgt dat elke gelovige Jezus wil volgen. Een christelijke levenshouding en levensstijl is zijn werk in ons. Daarom zegt Paulus in 2 Tessalonicenzen 2:13, dat God hen heeft uitgekozen ‘om te worden gered door de Geest die heilig maakt.’ In het Grieks is dit eigenlijk geen naam die aan de Heilige Geest wordt toegekend, want er staat letterlijk: ‘in heiliging door de Geest’. Maar het geeft wel duidelijk aan, dat het God Zelf is, die door zijn Heilige Geest in elke christen bewerkt wat Hij van ons wil: ‘uw heiliging / dat u een heilig leven leidt’ (1 Tessalonicenzen 4:3).

De doop met de Heilige Geest in het boek Handelingen

Volgens veel bijbelgetrouwe gelovigen, vooral uit de evangelische en charismatische hoek, ontvang je de Heilige Geest in het hart wanneer je de doop met de Heilige Geest ontvangt. Kenmerkend voor hun leer is de opvatting dat er twee fases zijn in het leven van een christen. Fase 1 is: je bent als christen gedoopt met water. Je hebt de Geest ontvangen, want je bent gered in Christus: in jouw leven is de rechtvaardiging door het geloof merkbaar. Maar daarna hoort fase 2 te komen: je wordt als christen gedoopt met de Heilige Geest. Dan raak je vol van de Geest: in jouw leven is ook duidelijk de heiliging merkbaar. Elke christen moet zich ernaar uitstrekken om ook die tweede fase als second blessing te bereiken.

De Bijbel maakt niet zo’n sterk onderscheid. Je kunt het ‘hebben van de Geest’ niet als een vast gegeven beschouwen, waarover iedere christen kan beschikken. Integendeel: je kunt de Geest bedroeven en uitdoven. Bovendien is er ook na de Pinksterdag telkens weer het wonder van de vervulling met de Heilige Geest. Lees bv. Handelingen 4:31 en de oproep van Paulus aan de gelovigen in Efeziërs 5:18. De Heilige Geest werkt niet zo, dat Hij je in één of meer stappen naar een hoger geloofs-level leidt. De Heilige Geest is een gave van God, die je telkens weer ontvangen mag, net zo goed als God ons telkens weer zijn Tien Geboden geeft. Als het over ‘de doop met de Heilige Geest’  gaat, moeten we vooral goed kijken naar wat Lukas daarover schrijft in het bijbelboek Handelingen. Mag je uit die gegevens afleiden, dat alle gelovigen, net als de eerste disicipelen, ook nog aanvullend met de Heilige Geest gedoopt moeten worden? Is dat, wat God ons in de Bijbel leert?

Als Handelingen 1:4-8 en 2:1-4 nu de enige plaatsen waren geweest, waar we over de doop met de Heilige Geest en de uitstorting van de Heilige Geest hoorden, was het niet zo moeilijk om te zeggen: er treedt een nieuwe periode aan in de geschiedenis van God met de wereld. Het heil -de door God beloofde Messias- komt uit de Joden. Maar nu Jezus alles volbracht heeft, mag heel de wereld er in delen: daarom stuurt de verhoogde Christus zijn Geest. Die zorgt ervoor, dat het Evangelie heel de wereld over gaat. Dat moment wordt gemarkeerd door Pinksteren: Gods Geest gaat wereldwijd aan het werk met kracht. Want voor u, gelovige joden, is de belofte van de Geest van Jezus Christus, en voor uw kinde­ren, maar ook voor alle mensen die nu nog ver weg zijn, maar die God erbij roepen zal. En als je je bekeert en je laat dopen, zúl je vergeving van je zonden ontvangen -het oude eruit- en ook de gave van de Geest -je voelt je herboren-.

Maar wat zie je in vervolgens in Handelingen? Het Pinksterfeest wordt nog minstens drie keer herhaald. De Heilige Geest wordt steeds weer opnieuw uitgestort over groepen mensen. Die ontvangen dan ook de doop met de Heilige Geest en gaan in tongen praten en profeteren. Die drie gedeeltes kun je lezen in

Handelingen 8 : 4 – 7 + 14 – 17                De uitstorting van de Geest over de Samaritanen

Handelingen 10 : 44 – 48 + 11 : 16 – 18   De uitstorting van de Geest over Cornelius en de zijnen

Handelingen 19 : 1 – 7                              De uitstorting van de Geest over de leerlingen van Johannes de Doper in Efeze

De vraag is nu: wat gebeurt hier precies? Petrus zegt zelf, dat Cornelius en de zijnen op precies dezelfde wijze de gave van de Heilige Geest ontvangen hebben. Ze spreken ook in tongen, net als op de 1e Pinksterdag. Dus niet alleen joden, maar ook romeinen zijn gedoopt met de Heilige Geest. Ja, de Heilige Geest is op hen gevallen, toen Petrus over Jezus preekte.

Bij Samaritanen staat het iets anders: zij ontvangen de Heilige Geest door de handoplegging van Petrus en Johannes.

En dat groepje leerlingen van Johannes de Doper laat zich eerst dopen. Daarna legt Paulus hun de handen op en dan komt de Heilige Geest over hen. Gevolg: ook zij gaan in tongen spreken en profeteren.

Betekent dit nu, dat je uit deze bijbelse voorbeelden moet constateren: als je al gelovig bent, of net geworden bent, wil de Here Jezus je ook nog een tweede zegen, een tweede ervaring geven, door zijn Geest helemaal in je uit te storten.

Dat is, wat veel mede-christenen op grond van deze bijbelteksten denken. En God verandert niet. Hij wil datzelfde vandaag nog steeds aan zijn kinderen geven. Daarom moet je je gelovig openstellen voor de doop met de Heilige Geest.

Ik geloof echt dat dit een totaal verkeerde konklusie is die men uit deze bijbelteksten trekt.

In al deze drie gevallen wordt Pinksteren niet herhaald in het leven van de gelovige.

Nee, in al deze drie gevallen wordt Pinksteren uitgebreid tot een nieuwe doelgroep!

Met Pinksteren horen we Petrus al zeggen, dat het goede nieuws van Jezus Christus niet alleen bedoeld is voor de joden. Het Evangelie gaat vanaf nu de hele wereld over. Daar hebben de apostelen en de christelijke kerk en ook wij persoonlijk de Heilige Geest hard voor nodig. Daarom zei Jezus ook: ‘Jullie zullen kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over jullie komt, en jullie zullen mijn getuigen zijn, te Jeruzalem en in heel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.’ Daar gaat het met Pinksteren over: ‘Maak de kring groter!’

Maar wat zie je? Dat wil er bij die eerste christenen uit het joodse volk nog niet helemaal in. Ze denken nog steeds in oude termen: oké, maar die volken moeten wel bij óns komen! Dus zal Petrus uit zichzelf nooit naar Samaria gaan met Johannes. Die halve heidenen waren nog erger dan de echte: kon Jezus geen vuur uit de hemel over ze uitstorten, vroegen ze eens gevraagd?

Petrus wil eigenlijk ook helemaal niet bij Cormelius binnen stappen. Van die reine en onreine dieren wil hij niet eten, ook al beveelt een stem uit de hemel hem dat drie keer achter elkaar.

En die discipelen van Johannes de Doper dan? Zij zijn achterop geraakt in de verstrooiing. Ook al is het evangelie van Jezus al ruim 20 jaar verder gegaan, ze zijn nog bij het voorbereidend onderwijs van Johannes de Doper blijven steken. Ze hebben er geen idee van, dat de beloofde Messias zijn taak volbracht heeft en zijn Geest heeft uitgestort. Zij hebben nog een hele inhaalslag te maken.

In al die drie de gevallen stuurt de Here Jezus er apostelen op af, om duidelijk te maken: déze groep mensen hoort net zo goed bij Mij als jullie, gelovige christenen uit de joden. Juist omdat de joodse gelovigen nog zo vast zaten aan hun oude, vertrouwde denkbeelden, breekt de Geest door grenzen heen die God eerst Zelf had voorgeschreven, maar die Hij nu zelf met Pinksteren heeft opgeheven.

En tenslotte: het gaat hier in alle drie de gevallen om een groepsgewijze uitstorting van de Heilige Geest. Er komt weer een nieuwe kring bij. Er is weer een nieuwe drempel geslecht.  Maak de kring groter:

  • Jeruzalem en Judea ontvingen de Geest op Pinksteren – Handelingen 2.
  • Daarna volgt Samaria, de halve heidenen – Handelingen 8.
  • Vervolgens de echte heidenen, Cornelius en de zijnen – Handelingen 10.
  • Als laatste worden ook de achterblijvers erbij getrokken – de volgelingen van Johannes de Doper – Handelingen 19

Pinksteren wordt dus niet herhaald in het leven van elke gelovige. Pinksteren breidt zich in een paar etappes uit naar heel de wereld. En om iedereen te overtuigen, wordt bij elke drempel de Heilige Geest opnieuw uitgestort. Daarmee geeft de Here Jezus Zelf aan: zie je wel, ze staan op hetzelfde fundament en ze horen bij dezelfde gemeente, het ene lichaam van Christus.

Zó lees je in Handelingen hoe de Here Jezus Zelf telkens nieuwe wegen opent. Dat is ook de bedoeling van het boek Handelingen, en zo moet je het ook lezen: het laat zien, hoe het evangelie de wereld overgaat. Gods Geest neemt alle hindernissen weg en opent gesloten deuren. Maar als die eenmaal geopend zijn, zíjn ze ook open. Dan hoeft die drempel principieel gezien niet opnieuw genomen te worden. Heilshistorisch is Pinksteren uniek. En daarom onherhaalbaar.

De nieuwtestamenticus prof. dr. L. Floor schrijft in zijn boek De doop met de Heilige Geest over de manier waarop Paulus en Lukas over de doop met de Heilige Geest spreken het volgende:

‘Volgens Paulus ontvangt elke gelovige samen met zijn geloof de doop met de Heilige Geest. Paulus spreekt over het werk van de Heilige Geest nergens als een tweede daad, die na een bepaalde tijd volgt op wedergeboorte en geloof.’ (blz. 114)

‘Lucas heeft met zijn beschrijving van de doop van met de Heilige Geest de aandacht gericht op de wereld. Dan is er vooral door de sterke overeenkomst van de gebeurtenissen, die Lucas ons beschrijft met het Pinkstergebeuren, ook iets onherhaalbaars in deze gebeurtenissen. Zo ze zich toch herha­len, is dit eerder op het zendingsveld te verwachten dan in gevestige kerken. God is zonder enige twijfel machtig om ook vandaag nog op het zendingsveld op dezelfde wijze als in het boek Handelin­gen door Lucas beschreven wordt de doorbraak van het koninkrijk van God in een nieuw gebied te laten plaatsvinden. Maar wij moeten zo’n manifestatie van de Geest niet dwingend in de gevestigde kerken voorschrijven, om de heel eenvoudige reden dat Paulus dit ook niet doet.’(blz. 115)

En in zijn boekje ‘De gaven van de Heilige Geest’ schrijft dezelfde auteur:

‘Wat door velen als een tweede, opvolgende daad van de Heilige Geest in hun leven ervaren wordt en dan een doop met de Heilige Geest genoemd wordt, is zonder de echtheid ervan te betwijfelen, dikwijls in feite bij Gods kinderen een plotseling, op dramatische wijze, dieper besef van Gods liefde, van hernieuwd vertrouwen in Hem, van een stellige verzekering zijn eigendom te zijn. Wanneer we Efeziërs 5:18 naast Kolossenzen 3:16 (de beide teksten lopen parallel) leggen, waar Paulus zegt: ‘Het Woord van Christus wone rijkelijk in u’, dan is het duidelijk dat de vervulling met de Geest betekent: een volledig door het Woord van Christus beheerst zijn.’ (blz. 19)

De vervulling met de Heilige Geest

In het O.T. was de Geest weliswaar duurzaam aanwezig, maar werkte Hij ook bij bijzondere aktiviteiten krachtig op mensen in. Zij werden óf voor een bijzondere dienst geroepen óf intensief en incidenteel door God in dienst genomen (en dan grijpt de Geest zelfs mensen als Bileam en Saul aan).

In het N.T. zie je dat álle christenen steeds weer vervuld worden met de Geest. Daarbij gaat het vooral om twee dingen:

a) Toerusting tot getuigenis: Dat zie je met name in Handelingen. Daar ontvangen de discipelen gezamenlijk én persoonlijk kracht om in benaderde omstandigheden te getuigen van Christus. Dat past ook bij wat Jezus in Johannes 14 + 16 zei: de Geest wil de wereld overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel, en gebruikt daar mensen voor.

b) Christelijke levenswandel: Als christenen hebben we de vervulling met de Geest van Christus nodig om door de kracht van de Geest God te kunnen dienen, tegen de invloed van de zonde te vechten en tot eer van zijn naam te kunnen leven. Als Paulus de Efeziërs oproept om met de Geest vervuld te worden (Ef. 5:18) noemt hij o.a. de volgende aspekten: – nauwgezet leven (5:15); – verstaan wil van God (5:17); – lofprijzing (5:19);  – elkaar onderdanig en gehoorzaam zijn (5:21).

Over de waarde van de vruchten van de Geest en de bijzondere gaven van de Geest heeft de Engelse theoloog prof. dr. J.I. Packer heel puntig het volgende geschreven in zijn boek ‘Wandelen door de Geest’ (blz. 28 en 29):

‘Overal waar in het Nieuwe Testament sprake is van Gods werk in het leven van de mens, wordt de ethiek boven het charismatische gesteld. Het vertonen van het beeld van Christus (niet in gaven, maar in liefde, nederigheid, onderwerping aan de wil van God en het open staan voor andere mensen) wordt beschouwd als datgene waar het op aankomt.’ ‘Iedere opvatting waarbij de gaven van de Geest (de bekwaamheid en de bereidheid om allerlei dingen uit te voeren) als belangrijker worden gezien dan de vrucht van de Geest (in het persoonlijk leven het beeld van Christus vertonen) is geestelijk gezien verkeerd en heeft daarom korrektie nodig.’

Psalm 47 – een lied voor Hemelvaart én Pinksteren

Veel mensen vinden Psalm 47 een mooie psalm. Ik ook. We zingen ‘m vaak op Hemelvaartsdag. Maar het is net zo goed een Pinksterpsalm. In Psalm 47 bezingt David hoe God onder gejuich omhoog steeg. Ja, jubelt hij: God heerst als koning over de volken, God zetelt op zijn heilige troon. Waar heeft David het dan over? Profetisch kijkt hij vooruit naar de Hemelvaart van onze Heer Jezus Christus en naar de uitstorting van de Heilige Geest over heel de aarde.

De aanleiding voor zijn loflied was iets anders: de thuiskomst van de ark van God, die prachtige verbondskist, met goud overtrokken, met twee gouden engelen -de cherubs- er boven op en met de Tien Geboden, de staf van Aäron en een flesje manna erin. Die ark  is het symbool van Gods aanwezigheid en werd door David en de gelovige Israelieten feestelijk Jeruzalem binnengehaald. Lees het in 2 Samuël 6. Vanaf dat moment had het volk vrede. Heerste er rust. Was er bijna 80 jaar lang veiligheid. Want God woonde op de berg Sion én in de harten van de gelovigen.

‘Pinksteren’ van Mahboobeh Salem

De aanleiding voor zijn loflied was iets anders: de thuiskomst van de ark van God, die prachtige verbondskist, met goud overtrokken, met twee gouden engelen -de cherubs- er boven op en met de Tien Geboden, de staf van Aäron en een flesje manna erin. Die ark  is het symbool van Gods aanwezigheid en werd door David en de gelovige Israelieten feestelijk Jeruzalem binnengehaald. Lees het in 2 Samuël 6. Vanaf dat moment had het volk vrede. Heerste er rust. Was er bijna 80 jaar lang veiligheid. Want God woonde op de berg Sion én in de harten van de gelovigen.

In vers 6 van Psalm 47 zingt David: ‘Onder gejuich steeg God omhoog.’ David vindt dat geweldig. Daarom roept hij ons op in vers 7: ‘Zing voor God, zing een lied, zing voor onze Koning, zing Hem een lied!’ Dit is een voorafbeelding van de Hemelvaart van de Heer Jezus. Hij komt thuis en mag weer rechts van God plaatsnemen op zijn heilige troon.

In vers 8 en 9 van Psalm 47 zingt David: ‘God is Koning van heel de aarde, God heerst als Koning over de volken, God zetelt op zijn heilige troon.’ Ook daar is David enorm blij mee. Dus roept David ons weer op in vers 8b: ‘Zing een feestelijk lied!’  Dit is een voorafbeelding van Pinksteren. Want het effekt van de Hemelvaart van Christus is, dat Hij ons niet verlaat, maar Zichzelf op een andere manier teruggeeft. Namelijk door met zijn Geest mensen voor Zich te winnen, die Hem erkennen als hun Redder en die weer graag bij God, hun Vader en Koning, willen horen en bij ‘het volk dat Hij liefheeft’ (vers 5).

En wat doen dan die vorsten van de volken daar in Psalm 47? Dat zijn de groten van de aarde, de regeringsleiders. Ook die worden opgeroepen om in de rij te gaan staan achter Abraham. Die geloofde namelijk God op zijn woord en keek uit naar Jezus Christus, de nakomeling die God hem beloofd had (Galaten 3:16). Zo maakt God zijn belofte waar: ‘Door en in jou zullen alle volken op aarde gezegend worden.’ (Genesis 12:3 / Galaten 3:8).

Wat voor de groten op aarde geldt, geldt bij God voor iedereen, want in de hemel is wie op aarde de kleinste van allemaal was, nog groter, heeft Jezus Zelf eens gezegd.

Alleen, daar zijn we nog niet, in de hemel. Dus mag iedereen die op aarde in Jezus Christus gelooft, of je nu groot of klein bent, een schildwacht van Hem zijn. Opkomen en uitkomen voor zijn Naam. Feestelijk voor Hem paraderen en een erehaag voor Hem vormen.

Want, eindigt Psalm 47: Hoog is Hij verheven!

Psalm 47

1 Voor de koorleider. Van de Korachieten, een psalm.

2 Klap in de handen, o volken, juich God toe met jubelzang:

3 geducht is de HEER, de Allerhoogste, machtige koning van heel de aarde.

4 Volken dwong hij voor ons op de knieën, naties legde hij aan onze voeten.

5 Hij koos voor ons een eigen land, de trots van Jakob, het volk dat hij liefheeft. sela

6 Onder gejuich steeg God omhoog, de HEER steeg op bij hoorngeschal.

7 Zing voor God, zing een lied, zing voor onze koning, zing hem een lied:

8 God is koning van heel de aarde. Zing een feestelijk lied.

9 God heerst als koning over de volken, God zetelt op zijn heilige troon.

10 De vorsten van de volken zijn bijeen in het gevolg van Abrahams God.

Zijn schildwachten zijn ze op aarde. Hoog is hij verheven.

PINKSTEREN – de geboorte van de kerk ten koste van het Joodse volk?

‘En de Geest doorbreekt de grenzen die door mensen zijn gemaakt.’

Dat zinnetje uit het gezang ‘Samen in de naam van Jezus’ klopt niet helemaal. Als het Pinksteren wordt, doorbreekt de Heilige Geest ook de grenzen die God Zelf tot die tijd gesteld had. Tot aan Pinksteren was het volk Israel Gods volk. Wie tot geloof kwam in de God van Abraham, Isaak en Jakob, moest zich aansluiten bij het Joodse volk. Vanaf Pinksteren keert Jezus dat om. Joodse christenen die geloven dat Hij de beloofde Messias is, moeten erop uit trekken om alle volken tot zijn leerlingen te maken.

Israel tempelplein overzichtWat betekent dat voor het Joodse volk? Hebben die nu, in 2020, nog een streepje voor? In het Nederlands Dagblad van 3 juni beweerde een bestuurslid van de vrijgemaakte organisatie Yachad van wel. En in het Nederlands Dagblad van 6 juni schreef een PKN-predikant, dat Pinksteren niet de geboorte van de kerk is, maar dat ‘de kerk van de volken’ de buitenste kring is rond de Messias. Israel is nog steeds Gods volk-in-het-midden.

Inderdaad is Pinksteren niet de geboorte van de kerk. Want onder ‘kerk’ verstaan we alle samenkomsten van twee, drie of meer mensen die elkaar in de naam van Jezus ontmoeten. Dat gebeurde al in het paradijs, want elke avond praatten Adam en Eva even bij met hun Schepper in de koelte van de avondwind. En even later, in de tijd van Adam’s kleinzoon Enos, “begon men de naam van de HERE aan te roepen.” Terecht zegt de Heidelbergse Catechismus in Zondag 21, dat de kerk de verzameling van mensen is die Jezus “van het begin van de wereld tot het einde van de wereld vergadert, beschermt en onderhoudt.” De catechismus zegt erbij: “Hij doet dit door zijn Geest en Woord in eenheid van het ware geloof.”

De uitdrukking ‘het ware geloof’ heeft bij veel mensen een nogal negatieve klank. Maar er wordt mee bedoeld: het geloof in God die belooft dat Hij een Verlosser zal sturen om de mensen weer terug bij Hem te brengen. Wie in het Oude Testament verlangend naar die Messias uitkijkt en wie in het Nieuwe Testament met blijdschap Jezus Christus als die Verlosser erkent, hoort bij Gods volk.

Nu krijgen veel christenen (en in het ingezonden artikel van 3 juni met name de vrijgemaakt kerken) het verwijt dat ze het Joodse volk marginaliseren. Want we hebben van de kerk uit de heidenvolken de bruid van Christus gemaakt hebben, terwijl God Zelf het Joodse volk uitgekozen heeft als zijn bruid en daar vol liefde over spreekt.

Volgens mij klopt dat niet. In het Nieuwe Testament bestaat de kerk uit Joden en heidenen samen. Die kerk wordt in Openbaring ‘het nieuwe Jeruzalem’ en ‘de bruid, de vrouw van het Lam’ genoemd. Ze bestaat uit gelovigen uit alle landen en volken. Zo gaat vanaf Pinksteren o.a. Psalm 87 in vervulling, waar van allerlei volken gezegd wordt, dat de HERE ze inschrijft als burgers van Sion. De kerk is dus niet in plaats van het Joodse volk gekomen. De kerk is sinds Pinksteren hetzelfde volk van God gebleven, maar nu over heel wereld uitgebreid. Van die multi-etnische gemeenschap zegt Paulus: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus en als zodanig nakomelingen van Abraham.”

Verder stond in het artikel van 3 juni, dat het Joodse volk net als Jezus is vermoord en weer is opgestaan, en dat het nu wachten is op Pinksteren. Daarmee worden de Holocaust, de stichting van de staat Israel bedoeld, neem ik aan, en dat in de nabije toekomst religieuze en/of niet-religieuze Joden massaal Jezus als hun Messias zullen erkennen. Dat is een creatieve vondst, maar ook dit klopt niet met het Bijbelse verhaal. Het is in Handelingen 2 al Pinksteren geweest voor het Joodse volk. Daarna werd het in Handelingen 8 Pinksteren voor de Samaritanen en in Handelingen 10 Pinksteren voor de Romein Cornelius en daarmee voor alle heidenen. “Zij hebben op dezelfde wijze als wij de Heilige Geest ontvangen,” zegt Petrus nadrukkelijk. Zo zorgt Jezus er Zelf voor dat de kring van wie in Hem geloven steeds maar groter wordt, precies volgens de opdracht die Hij vlak voor zijn terugkeer naar de hemel aan de apostelen gegeven heeft.

Pinksteren is dus niet de geboorte van de kerk. Pinksteren is de lang beloofde en lang verwachte uitbreiding van Gods volk. De Geest doorbreekt de grenzen die God Zelf in het Oude Testament gesteld heeft. Jezus zegt bij het eerste avondmaal dat Hij vanaf nu een ‘nieuw verbond’ ingesteld heeft. De schrijver van het bijbelboek Hebreeën benadrukt dat het vorige verbond “verouderd, versleten en de teloorgang nabij” is. En de apostelen verzekeren in Handelingen 15 dat niet-joodse christenen op geen enkele manier meer gebonden zijn aan alle regels en feesten uit de wet van Mozes.

Volgens sommigen had Jezus tijdens dat Pesachmaal het Joodse volk op het oog toen Hij over een nieuw verbond sprak. Zo hebben de leerlingen dat in eerste instantie zeker opgevat. Na de opstanding vragen ze of Jezus nu het koningschap over Israel gaat herstellen. Daarbij zullen ze niet meer aan een zelfstandige Joodse staat met Jeruzalem als hoofdstad gedacht hebben. Maar ze zaten nog wel gevangen in de gedachte dat gelovigen uit de volken naar Israel toe moesten komen. Jezus laat weten dat het na Pasen en Pinksteren echt omgekeerd zal gaan. De Heilige Geest gaat wereldwijd door het getuigenis van de apostelen. Paulus zegt het later zo: “Er is geen onderscheid tussen Joden en andere volken, want ze hebben allen dezelfde Heer. Hij geeft zijn rijke gaven aan allen die Hem aanroepen.” Ik denk dat juist dat één van de kenmerken van het nieuwe verbond is: al die gelovigen uit de heidenen hebben op dezelfde wijze deel aan het heil van Jezus Christus. Toen dat kwartje bij Petrus echt gevallen was, kon hij zelfs zeggen: “God heeft geen enkel onderscheid gemaakt tussen ons en hen. Nee, we geloven dat wij [gelovigen uit de Joden] alleen door de genade van de Heer Jezus gered kunnen worden, op dezelfde wijze als zij [gelovigen uit de heidenen].”  Het nieuwe verbond dat Jezus bij de Paasmaaltijd instelde, is een inclusief verbond. Christenen uit de heidenen hadden eerst “geen deel aan het burgerschap van Israel”, schrijft Paulus aan de Efeziërs, maar zijn nu dankzij Christus “geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen [de gelovigen uit het volk Israel], en huisgenotenvan God.”

Helaas zijn er de eeuwen door ook mensen die Jezus als Redder en Heer afwijzen. Zelfs als ze ermee opgegroeid zijn. Dat geldt voor het Joden, moslims en kerkverlaters. Dat zijn, als je het vanuit het perspectief van de misschien wel de bekende gelijkenis van Jezus bekijkt, allemaal verloren zonen en verdwaalde schapen.

Persoonlijk vind ik het heel riskant om van één groep afdwalers te zeggen dat ze de eeuwen door net als Jezus Zelf vermoord zijn, maar gelukkig ook weer zijn opgestaan. Mijn grootste bezwaar daartegen is, dat met deze bewering de unieke positie van Jezus Christus in gevaar komt. Dan komt er naast de enige Naam op aarde die de mensen redding biedt, nog iets anders waarop ze hun vertrouwen stellen. Dat noemt de Heidelbergse Catechismus in Zondag 35 ‘afgoderij’.

Dat risico lopen we als christenen voortdurend. Onder ons vrijgemaakten was dat heel lang de ware kerk. Bij andere christenen zou dat wel eens de ware doop op geloof door onderdompeling kunnen zijn. En nu komt hier opeens de ware Israel-visie om de hoek kijken. Als je die niet deelt, marginaliseer je Gods oogappel en laad je een zware schuld op je.

Dat vind ik een oneerlijk verwijt aan al die christenen die in opdracht van Jezus zonder onderscheid over heel de wereld de blijde boodschap verkondigen. We hoeven in 2020 niet allemaal eerst weer bij Jeruzalem en Israel en de Joden te beginnen. Die stad, dat land en dat volk hebben na Pinksteren geen streepje meer voor. Sterker nog, vlak voor zijn Hemelvaart heeft Jezus juist nadrukkelijk laten weten: ‘Heel de wereld moet het weten dat God niet veranderd is en zijn liefde als een lichtstraal doordringt in de duisternis.

Ik vraag mij sterk af hoe terecht het is om 1950 jaar ná de verwoesting van de tempel in het jaar 70 nog steeds te zeggen (zoals in het overigens bijzonder lezenswaardige visiedocument van Yachad staat), dat het Joodse volk heilshistorisch prioriteit heeft onder de volken. Ik vind het argument dat Paulus als heidenapostel toch altijd eerst naar de joden ging, en dat hij ons daarmee tot op de dag van vandaag een volgorde aanwijst, niet sterk. Ik zou eerder zeggen: het Joodse volk had een heilshistorische prioriteit, maar wij zitten nu al eeuwenlang in de derde cirkel (die van ‘tot aan de einden der aarde’). Die horde is al in Handelingen 10 principieel genomen. Dat we daarbij Jeruzalem + Judea (dat is: het Joodse volk als onze oudste broer) en Samaria (dat is: onze moslim-neven en -nichten) niet vergeten moeten, is voor mij evident. Maar dat heeft volgens mij geen heilshistorische prioriteit meer, maar is net als bij Paulus gebaseerd op persoonlijk hartzeer. Wie datzelfde verdriet en verlangen heeft, richt zich dan op het Joodse volk. Maar anderen hebben hart voor China of voor Oostenrijk of voor vluchtelingen en asielzoekers of voor drugsverslaafden en prostituees. Samen zijn we er voor heel de wereld. Ieder op de plek waar Jezus je roept om van Hem te getuigen.yachad_logo

Hemelvaart zet de poort open voor Pinksteren

Hemelvaart – misschien beschouw je dit christelijke feest vooral als een eervolle gebeurtenis voor onze Heer Jezus Christus Zelf. Hij keerde terug naar Huis als grote Overwinnaar.

Toch is het meer dan dat. Op de dag van de Hemelvaart zet God de poorten van de hemel wijd open voor zijn Zoon én voor iedereen die gelooft dat Jezus onze zonden gedragen en de dood verslagen heeft. Want dan is er niets meer dat tussen God en ons in staat.

Hemelvaart omhoog kijkenDaarom kan Paulus ook in Ef. 4:8 schrijven: Toen Christus opsteeg naar omhoog, voerde Hij gevangenen mee.  Hij neemt ons namelijk mee als gevangen die Hij bevrijd heeft uit de macht van duivel. En Jezus zegt in Joh. zelf: In het huis van mijn Vader zijn veel kamers. Ik zal jullie met Me meenemen, en dan zullen jullie zijn waar Ik ben.

Hemelvaart – het is dus een heel troostvol feest.

Hemelvaart – de poorten van de hemel blijven vanaf die dag wijd open staan. Niet alleen om al Gods kinderen bij Christus thuis te brengen aan het eind van hun aardse leven. Maar ook omdat Christus vanuit de hemel royaal wil uitdelen.  Paulus omschrijft het in Ef. 4:8 zo: Toen Christus opsteeg naar omhoog () schonk Hij gaven aan de mensen.

Het grootste geschenk is, dat Jezus tien dagen later met Pinksteren Zichzelf teruggeeft door zijn Geest over al Gods kinderen uit te storten. Dan komen mensen tot geloof. Dan laten ze hun kinderen dopen. Dan zetten ze zich met hun talenten in binnen de gemeente, als ambtsdragers, als kringleiders, binnen commissies en werkgroepen en vaker nog gewoon in alle stilte. Dan zijn ze zout en licht in hun omgeving. Dan volgen ze de smalle weg naar de nauwe poort die wijd open staat om het eeuwige leven te ontvangen.

Hemelvaart – ‘Al heeft Hij ons verlaten, Hij laat ons niet alleen´ zingen we met een Liedboeklied. Misschien zijn we in onze tijd te individualistisch geworden om het heel bemoedigend en eervol te vinden dat onze Heiland en Grote Broer in de hemel is.

En vergeten we Jezus onze Heer vanuit de hemel stapels zegeningen naar ons toe laat stromen. Daarom roept Paulus ons in Ef. 5:19 en Kol. 3:16 op: Laat Christus woorden in hun rijkdom in u wonen, laat de Geest u vervullen en zing met elkaar met heel uw hart psalmen en liederen voor God die de Geest u vol genade ingeeft .

Psalm 87 gaat over Pinksteren (niet over Jeruzalem of Israël)

Ieder in z’n eigen taal – dat is Pinksteren. Want de Geest doorbreekt de grenzen die door mensen zijn gemaakt. Ieder hoort in z’n eigen taal over Gods grote daden – dat is Pinksteren. Ja, de Geest van Christus gaat wereldwijd.

In Psalm 87 wordt dat al aangekondigd. Er komt een tijd, dat uit alle volken de mensen graag bij de God van Israel willen horen. En dat ze graag deel willen uitmaken van dat volk van God. Ja, dat ze er trots op zijn, dat ze in de stad van God, in Sion, hun plek gevonden hebben.

Van de Korachieten, een psalm, een lied.

Boven alle steden van Jakob heeft de HEER de poorten van Sion lief, zijn vesting op de heilige bergen. Van u wordt met lof gesproken, stad van God. ‘Ik noem Rahab en Babel mijn getrouwen. Filistea, Tyrus en Nubië zijn alle hier geboren.’ Met recht kan men van Sion zeggen: ‘Welk volk ook, het is hier geboren, de Allerhoogste houdt Sion in stand.’ Bij de namen van de volken schrijft de HEER: ‘Dit volk is hier geboren.’ En dansend zingen zij: ‘Mijn bronnen zijn alleen in u.’

Psalm 87 gaat over Jeruzalem, zeggen veel mensen. Maar je kunt beter zeggen: Psalm 87 gaat over Pinksteren. Pinksteren verbroedert mensen uit allerlei volken en culturen. Zoals we zingen in Psalm 122 en in Psalm 133 en in een lied als ‘U maakt ons een, U brengt ons tezamen, wij loven en aanbidden U.’

Pinksteren verbroedert. Dat is heel bijzonder. De Heilige Geest maakt mensen één: samen in de naam van Jezus. Hoe bijzonder dat is, laat Psalm 87 al horen: want op Nubië na zijn de andere vier volken niet bepaald de beste vriendjes geweest van Israel. Tyrus, om het rijtje verder van achteren naar voren af te werken, was in de tijd van David en Salomo een bondgenoot, maar wordt in de profetieën van Jesaja en Jeremia nadrukkelijk als vijand genoemd. Neem verder de Filistijnen, wat hebben die het de Israelieten jarenlang lastig gemaakt na de intocht tot ver in de tijd van David en Salomo. Denk ook eens aan Babel – was het niet Nebukadnessar die de tempel verwoestte en heel de bevolking naar Babel deporteerde? Vergeet tenslotte Egypte niet, hier met Rahab aangeduid. Nou, daar hebben de Israelieten in de vier eeuwen tussen Jozef en Mozes in geen prettige tijd gehad! Als zelfs je aartsvijanden zich thuis gaan voelen in jouw stad en bij jouw volk, wat is er dan aan de hand? Dan is er dit aan de hand: ze zijn zich thuis gaan voelen bij jouw God!

Dát gebeurt vanaf Pinksteren. Uit allerlei volken en talen voelen mensen zich thuis bij de God van Jakob. Bij de Allerhoogste. Ja, de HERE schrijft alle volken persoonlijk in als bewoners van zijn stad, van Sion. Psalm 87 brengt in poëzie dezelfde boodschap als Jesaja in zijn profetie (Jes. 19:23-25). Ook daar zie je hetzelfde: er komt een tijd, dat God Zelf mensen bij elkaar brengt, die normaal tegenover elkaar staan:

Op die dag zal er een weg lopen van Egypte naar Assyrië. Dan zullen de Assyriërs naar Egypte komen en de Egyptenaren naar Assyrië, en samen zullen zij de HERE dienen. Op die dag zal Israel zich als derde bij Egypte en Assyrië voegen, tot zegen voor de hele wereld. Want de HEER van de hemelse machten zal hen zegenen met de woorden: ‘Gezegend is Egypte, mijn volk, en Assyrië, werk van mijn handen, en Israel, mijn bezit.’

Wij zeggen wel eens: sport verbroedert – en dat zal bij de Olympische Spelen ook best wel zo zijn. Maar je kunt beter zeggen: de Heilige Geest verbroedert. Hij maakt mensen één met Jezus en zo één met elkaar. Dan herken je elkaar als medechristen. Of je nu blank bent of bruin. Waar je ook vandaan komt. Dat wil Psalm 87 zeggen. Jeruzalem wordt Sion genoemd. Het gaat niet langer om die stad en dat lapje grond aan de Middellandse Zee op zich. Het gaat om de plaats waar God woont.

Vanaf Pinksteren woont God overal waar twee of drie mensen in de naam van Jezus samenkomen. Daar komt dan Gods volk bij elkaar. Daar wordt Gods lof bezongen. Daar wordt erkend dat God de Allerhoogste is, die aan de wereld zijn Zoon Jezus Christus gegeven heeft als diepste bron van blijdschap. Van Hem gaat het hart zingen en gaan de voeten dansen. En iedereen die in Hem gelooft, hoort bij die mensen uit ‘welk volk ook’, zoals Psalm 87 zegt, die ‘hier geboren’ zijn. Waar is ‘hier’? ‘Hier’ is overal waar Jezus Christus zijn gemeente bouwt, het nieuwe Jeruzalem. ‘Hier’ is overal waar de Heilige Geest aan mensen in hun eigen taal vertelt, wie God is en wie Jezus Christus is en hoe die Twee hebben laten zien, hoe lief ze de hele wereld hebben.

Dat mooie bericht gaat vanaf Pinksteren wereldwijd. Vóór die tijd, ook in Psalm 87, dacht iedereen nog: als die tijd komt, zullen uit heel de wereld de gelovigen zich in Jeruzalem verzamelen. Allemaal naar één plek toe dus. De pijlen naar binnen gericht. Zelfs de apostelen dachten dat nog, vlak voor de Hemelvaart: Heer, gaat U binnenkort het koningschap over Israel herstellen? Maar Jezus zei toen al: Nee, maar wanneer de Heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van Mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.’ Voel je, wat hier gebeurt? Met Pinksteren wordt de richting omgekeerd! De apostelen mogen niet meer denken: bij het nationale volk Israel moet iedereen zijn, want híer bij ons woont God. Nee, zegt Jezus, het is juist omgekeerd: jullie moeten erop uit, want overal waar mensen tot geloof komen, dáár woont God. De pijlen naar buiten gericht dus. Zo leert Jezus de apostelen ‘om te denken’ om het eens modern te zeggen. Er is niet meer één volk en er is niet meer één land, maar dankzij Jezus Christus hebben wij door de Geest toegang tot de Vader en zijn we allemaal burgers en huisgenoten van God (Ef. 2:18+19). Vanaf Pinksteren is de belofte: ‘Dan wordt u gezegend met een lang leven in het land dat de HERE, uw God, u geven zal’ (Ex. 20:12b) uitgebreid tot ‘Dan zul het u goed gaan en zult u lang leven op aarde’ (Ef. 6:2).

Met Pinksteren gaan de deuren open. De tijd van afzondering is voorbij. Gods Geest gaat wereldwijd. Gods Woord gaat internationaal. De eerste echte buitenlander die Jezus in geloof als Redder en Heer aanneemt … komt uit Nubië! De kamerling uit Morenland. En daarna volgen er nog velen, want tot aan de uiteinden van de aarde moet iedereen in zijn eigen taal het goede nieuwe over Jezus Christus horen. Zijn Geest maakt onze tongen los: “Prijs de Heer, de weg ligt open tot de Vader, tot elkaar!”

Avondmaal, Witte Donderdag en de kerkelijke feestdagen

“Doe dit, telkens opnieuw, om Mij te gedenken.”

Lukas is de enige evangelist die deze woorden van Jezus onze Heer vermeld, toen Hij voor het eerst het Avondmaal met de apostelen vierde op de avond voor zijn dood. Van hem heeft ook Paulus het gehoord, en dus haalt Paulus deze woorden van de Heer letterlijk aan als hij de christenen in Korinte opdraagt het Avondmaal te vieren: “Doe dit, telkens opnieuw, om Mij te gedenken.” (Lukas 22:19b / 1 Korintiërs 11:24b)

Hoe doe je dat, Jezus gedenken als je het Avondmaal viert?

Bedenk als eerste, dat onze Heer tijdens het Joodse Pesach aan zijn volgelingen deze opdracht gegeven heeft. Zo maakt Hij duidelijk: Ík ben het Paaslam dat geslacht is. Pesach is het bevrijdingsfeest uit de slavernij van Egypte. Maar het verwijst naar een andere bevrijding: die uit de macht van de zonde. En zoals de Israelieten zichzelf niet konden bevrijden uit de slavernij van Egypte: God moest dat doen, door het bloed van een lam! – zo kan niemand zichzelf bevrijden uit de macht van de zonde: Jezus moet het doen, door zijn dood aan het kruis!

Al Shabi AvondmaalMaar waar denk je dan precies aan, als je aan het Avondmaal je Heer Jezus gedenkt?

  1. Denk aan het Kerstfeest. Bij het Avondmaal staat de geboorte van Jezus centraal. Dan zie je, hoe veel God van zijn wereld en van jou en mij houdt. Jezus daalde neer van zijn troon om mens te zijn. Om zijn leven met ons te delen. Om ons leven over te doen in volmaakte gehoorzaamheid. Denk daar aan.
  2. Kruis Muur AssenDenk aan Goede Vrijdag. Bij het Avondmaal staat de kruisiging van onze Heer centraal. Logisch, zul je zeggen. Maar bedenk ook telkens weer aan, dat de dood van Gods Zoon laat zien hoe diep de zonde in jou en mij zit. Zo diep als Jezus ging – tot in de dood; zo diep zit de zonde ons in het bloed – het leidt tot de dood, lichamelijk en voor de eeuwigheid. Tenzij je gelooft, dat Jezus dat allemaal van ons overgenomen heeft. Dat kostte Hem zijn leven. Denk daar aan.
  3. Denk aan Pasen. Bij het Avondmaal staat de opstanding van Christus centraal. Daar deed Hij het voor: om ons weer terug bij God te brengen. Daar gaat het Hem om: dat ook wij opgewekt voor God leven. Denk daar aan.
  4. Denk aan Hemelvaart. Bij het Avondmaal staat de hemel open. Want daar is Jezus, mens als wij, aan Gods rechterhand. Ook wij mogen nu met vrijmoedigheid naar Gods troon toegaan. Denk daar aan.
  5. Denk aan Pinksteren. Bij het Avondmaal staat de Geest van Christus centraal. Door aan onze Heer te denken, versterkt Hij Zelf ons geloof. Hij bemoedigt ons met kracht in onze ziel. Denk daar aan.
  6. Denk ook aan zijn terugkomst. Bij het Avondmaal hoort ook het verlangen naar de grote dag. Daarom geeft Jezus, onze Heer, ons ook deze opdracht. Zo houden we de moed erin. Straks wordt het perfect. Dan komt Hij terug op de wolken en zullen wij Hem zien zoals Hij werkelijk is. Dan wordt het leven pas echt een feest. Denk daar aan.

Aan het Avondmaal denken we aan Jezus Christus onze Heer door van het brood te eten en van de wijn te drinken. Wees je ervan bewust waarom je dat doet. Wees blij met Kerst, met Goede Vrijdag, met Pasen, met Hemelvaart en met Pinksteren. Laat het zien en kom er voor uit dat Jezus Christus alles voor je is. En durft vooruit te kijken. Vier het Avondmaal tot zijn gedachtenis en totdat Hij komt!

 

Blijf stappen zetten op de ladder van het geloof!

Belijdenis jpeg1-001Vandaag, op zondag 5 juni, doen in GKV “Het Noorderlicht”  te Assen-Peelo zeven jongeren belijdenis van hun geloof. Tegen Brenda, Dennis, Harmen, Henrik, Henry, Ruben en Wouter zeg ik, net als Paulus: “Jullie geloven in Christus en jullie horen bij Hem. Daarom mogen jullie God nu alles vragen. Jullie kunnen erop vertrouwen dat Hij jullie zal helpen.” (Efeziërs 3:12 BGT).

Wat ik hen en mij en iedereen vandaag wil meegeven is de les van Efeziërs 3:14-21. Daar is Paulus zó blij met christenen die hun geloof belijden, dat hij meteen zelf gaat doen, waar hij iedereen oproept. Namelijk: vraag maar raak aan God. En wat vraagt Paulus dan? Dit:

Blijf stappen zetten op de ladder van het geloof!

En dan noemt Paulus zeven stappen. Hier komen ze:

Ladder tekst1/ Bid altijd met vertrouwen. Dat is vers 14+15. Je gelooft toch dat God je machtige, hemelse Vader is? Hij regeert over alles in de hemel en op de aarde.  Denk dus altijd groot van Hem!

2/ Bid altijd om kracht . Dat is vers 16. Want als God machtig is (en dat is Hij), wil Hij ook jouw geloof diep van binnen steeds sterker maken. Dat doet Hij door zijn Heilige Geest.

3/ Bid altijd om groei. Dat is vers 17a. Jezus Christus wil namelijk graag altijd in jullie aanwezig zijn. Hij wil geen in bijrol spelen in je leven, bv. alleen op zondag of op bijzondere momenten. Hij wil echt gaan wonen in je hart! Je hart –  de motor van alle onderdelen van je leven. Waar Hij woont, regeert Hij met liefde. En Hij wil graag dat jij daar bewust voor blijft kiezen – door je geloof.

4/ Bid daarom ook altijd om liefde. Dat is vers 17b. Dat Gods liefde in jou blijft en dat jij van God blijft houden en van je naaste. In de liefde moet je al gelovige ‘geworteld en gegrondvest’ blijven, zoals een plant in vaste grond en zoals een gebouw op een stevig fundament. Liefde is de basis van jouw bestaan als christen en ons bestaan als gemeente van Christus.

PHR_3664_15/ Bid daarnaast ook altijd om kennis. Dat is vers 18. Nee, daarbij gaat het niet om bijbelteksten of dogmatische theorieën, maar om het kennen en begrijpen van Gods eeuwenoude reddingsplan waarmee Hij jou en mij en alle andere christenen  weer bij Zich terug wil brengen. De diepte van dat plan (Jezus gaf zijn leven) en de omvang van dat plan (heel de wereld) zijn zo geweldig, dat je daar samen niet over uitgedacht en uitgepraat raakt.

6/ Bid als zesde ook om volheid. Dat is vers 19. Namelijk dat je je steeds weer laat vullen met Gods aanwezigheid in jouw leven. Dankzij Jezus heb je allerlei gaven gekregen om als christen te groeien naar geestelijke volwassenheid. Maar verlang daar ook naar en streef er ook naar!

7/ Tenslotte, zegt Paulus, blijf altijd God bedanken. Dat is vers 20+21. Want Hij heeft alle macht (zoals Michelle Williams zingt: There’s no limit to what You can do, You’re almighty and all powerful).  Dus komt Hem alle eer toe. Altijd via Jezus, vergeet dat niet. En doe het persoonlijk – God bedanken. Maar ook altijd samen met medechristenen. Want ‘onze zeven’ van vandaag, Brenda, Dennis, Harmen, Henrik, Henry, Ruben en Wouter, zijn niet de eersten die tot geloof gekomen zijn. Nee, ze staan in een lange rij van christenen die allemaal tijdens hun leven op God vertrouwden en in Jezus geloofden. Voor ieder van ons vandaag geldt: blijf net als al die andere christenen altijd stappen zetten op de ladder van het geloof.

Efeziërs 3 vers 14 t/m 21   –   Bijbel in Gewone Taal

14 Ik kniel en bid tot God, de Vader. 15 God heerst over alle engelen in de hemel en over alle volken op aarde. 16 Gods macht is groot. Daarom bid ik dat God jullie diep van binnen kracht wil geven door zijn Geest. 17 Ik bid dat hij jullie geloof zo groot maakt dat Christus altijd in jullie aanwezig is. En ik bid dat God door de liefde van Christus de kerk sterk wil maken en wil laten groeien. 18 Ik bid dat hij jullie en alle andere christenen wil leren hoe groot en diep die liefde is. 19 Dan zullen jullie begrijpen dat die liefde groter is dan een mens zich kan voorstellen. Ja, ik bid dat God zelf volledig in jullie aanwezig wil zijn. 20 Gods macht is oneindig groot. Hij kan alles doen wat wij hem vragen, of waar wij aan denken, en zelfs nog veel meer. Zijn macht is nu al in ons aan het werk. 21 Alle eer aan God, in heel de kerk, die bestaat dankzij Jezus Christus. Alle eer aan God, voor altijd en eeuwig! Amen.

 

Pinksteren: hoe benader je belangstellende niet-christenen?

Handelingen is het boek van de Heilige Geest. De apostelen trekken de wereld in om in alle steden en dorpen eerst de Joden en dan de Grieken het goede nieuws over Jezus Christus te vertellen. Door de Heilige Geest komen duizenden tot geloof.

Niet-Joodse ‘vereerders van God’Heilige Geest duif

Wat mij opvalt is, dat ze vaak met meest positief ontvangen worden door mensen die regelmatig de joodse synagoge bezoeken, maar zich nog niet tot het jodendom bekeerd hebben. In het boek Handelingen worden ze een paar keer ‘proselieten’ genoemd (Hand. 2:11, 6:5, 13:43 –  in de oude vertalingen stond ‘Jodengenoten’). Letter betekent dat: ‘erbij gekomen zijn’.  Het zijn mensen die op zoek waren naar  de zin van het leven en daarbij het antwoord op hun levensvragen bij het joodse geloof gevonden hebben. Als heidenen hebben ze de God van Abraham, Isaak en Jakob leren kennen. Maar omdat ze geen geboren Joden waren, konden ze alleen maar toetreden tot het Jodendom als ze zich aan heel de Joodse wet en alle voorschriften van de Joodse traditie gingen houden. Daarom bleven de meesten van hen toch maar liever als vaste gast de synagoge bezoeken. Behalve de drie keren dat ze ‘proselieten’ genoemd worden, staat in Handelingen nog vaker dat ze ‘vereerders van God’ zijn (Hand. 10:2+22+35, Hand. 13:16+26+43+50, Hand. 16:14, Hand. 17:4+17, Hand. 18:7). Soms staat er uitdrukkelijk bij, dat het om Griekse mensen gaat. Veel van deze ‘vereerders van God’ kwamen door de evangelieverkondiging van Paulus en de andere apostelen tot geloof in Jezus Christus. Ze werden vaak de meest aktieve leden van de nieuwe christelijke gemeentes, omdat Christus ook voor hen heel de wet vervuld had en omdat Hij in zijn gemeente geen onderscheid tussen Jood en heiden maakt.

Niet-christelijke ‘Godzoekers’

Vandaag beleven wij steeds vaker iets soortgelijks.  Mensen met weinig of geen kerkelijke achtergrond komen met ons in kontakt. Soms als levenspartner van een gemeentelid, soms meegenomen door vrienden, soms omdat ze zelf op zoek zijn gegaan bijvoorbeeld via internet. Ze kennen de negatieve verhalen over de kerk die steeds weer in de media opduiken. Verhalen van vroeger (de kruistochten, die strakke gereformeerden) en verhalen van nu (seksueel misbruik door priesters en voorgangers, homo’s die niet welkom zijn in de kerk). Toch zijn ze in hun zoektocht naar de zin van het leven geïnteresseerd geraakt in het christendom. Meestal doordat ze persoonlijk iemand leerden kennen, die ze als oprecht en belangstellend christen hebben leren kennen. Dat wekte hun interesse.

Toch is er een belangrijk verschil met de vroeg-christelijke kerk. Wie zich in de Grieks-Romeinse tijd tot de God van de Joden bekeerde en zich na Pinksteren bij de christelijke gemeente aansloot, geloofde daarvoor in allerlei andere goden. Vandaag komen mensen vaak tot geloof vanuit een achtergrond waarin geloof en de vraag naar God amper nog een rol speelt. Kort geleden stond in het ND (15 mei) en in het DvhN (18 mei) dat in 2014 nog maar net 50% van de Nederlanders bij een ‘godsdienstige groepering’ hoort. Eind jaren ’90 was dat nog 60%, in 2010 niet meer dan 55% en nu dus nog maar de helft van Nederland. De andere helft is niet-religieus. Bij ons in het Noorden spant Groningen de kroon (34%) en zijn Drenthe en Friesland met 40% en 43% de nummers drie en vier wat betreft minst kerkelijke provincies. En ook al noemt de 50% van de bevolking zichzelf religieus of gelovig noemt,  van alle Nederlanders bezoekt maar iets meer dan 10%  wekelijks de kerk (of de moskee). Gereformeerde christenen die trouw naar de kerk gaan op zondag zijn dus echt een minderheid in Nederland! Meer dan de helft van Nederland is tegenwoordig niet gedoopt en krijgt van huis uit niets meer mee over God, Jezus en de Bijbel.

Zoekers positief benoemen

Nu las ik laatst een interessante vraag: hoe praten wij als kerk en als christenen over mensen die niet gelovig en vaak ook niet gedoopt zijn? Hoe wij over hen spreken verraadt namelijk hoe wij over hen denken. Een niet-christen noemen wij vaak een ongelovig, niet-kerkelijk, ongedoopt of religie-loos. We beschrijven daarmee een gemis. We benadrukken daarmee vooral wat mensen niet zijn. Ze zijn géén christen. Dat is een negatieve kwalificatie.

Waarom zou je het niet omdraaien? Waarom zou je niet het positieve beschrijven bij veel mensen die niet christelijk zijn opgevoed, maar wel op zoek zijn naar een positieve invulling van hun leven? Termen als zoeker of sympathisant of belangstellende of gastvriend klinken veel positiever. Misschien is het een idee om niet-leden die regelmatig in onze kerken komen, zelf te vragen hoe ze hun positie zouden willen noemen. Want de redenen waarom hun wegen zich met die van ons kruisen, zijn zo verschillend!

Dat het aantal niet-christelijke Nederlanders per jaar met bijna 1% toeneemt, is duidelijk. Maar er zijn geen cijfers over het aantal Nederlanders die, zelf niet gelovig opgevoed, op zoek zijn naar de zin van het leven en naar een God die zoveel van mensen houdt dat Hij zijn eigen Zoon naar deze wereld gestuurd heeft.

Hoe benaderen wij  zulke, soms bewuste, vaak onbewuste Godzoekers? Een houding van openheid en een sfeer van vriendelijkheid laat anderen zien: ‘Jij bent welkom bij ons, we zien in jou een geschenk van God, we hebben elkaar veel te bieden.’ Is dat de manier waarop wij andersdenkenden aanspreken? En willen wij ook van hen leren wat hen beweegt in hun zoektocht naar God?

De Heilige Geest zorgt voor een open houding

Toen onze Heer Jezus Christus terug naar de hemel ging, heeft Hij ons als christenen beloofd dat we niet alleen zouden achterblijven. De Heilige Geest zou komen om ons bij te staan. Niet voor niets wordt in de dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren in veel kerken gebeden om de komst van de Heilige Geest. Die kan en wil ons als kerkgemeenschap en ook persoonlijk de kracht geven om in deze tijd van afnemende gelovigheid open te staan en goed te reageren op mensen die zoeken naar de zin van hun leven en die, vaak via wonderlijke wegen, door Jezus onze Heer Zelf op hun zoektocht christenen tegenkomen. Christenen zoals jij en ik.

Zij die het geloof aanvaard hadden, stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden. (Handelingen 2 vers 47)

 

MET TONGENTAAL KOM JE HEEL DE WERELD OVER

Fish Internal Exile‘Speaking in tongues’ is de titel van een onverstaanbaar, maar toch bijzonder mooi nummer van Fish (voorheen de leadzanger van ‘Marillion’). En als ik in mijn enthousiasme luid en duidelijk Hasjie-barrie-kieba!’ roep, kan niemand mij uitleggen wat dat betekent. Spreek ik dan in tongen? Eén van de drie wondertekenen van het Pinksterfeest is het spreken in ‘vreemde talen’. In het Grieks wordt daarvoor het woord ‘gloossai’ gebruikt. Datzelfde woord wordt ook door Paulus gebruikt in zijn brief aan de christelijke gemeente in Korinte. Daar kwam het spreken in onverstaanbare klanken ook vaak voor. Volgens veel gelovigen is er hier niet sprake van vreemde talen, maar van tongentaal. Want het griekse woord ‘gloossai’ kan zowel ‘talen’ als ‘tongen’ betekenen.

HANDELINGEN

In het boek Handelingen is er drie keer sprake van het spreken in ‘vreemde klanken’. Met Pinksteren (Hand. 2:4+11), in het huis van Cornelius (Hand. 10:46) en bij de leerlingen van Johannes de Doper in Efeze (Hand. 19:6). In al deze drie gevallen gaat het om het spreken in vreemde talen (ook al vertaalt de NBV in Hand. 2 ‘gloossai’ met ‘talen’ en in Hand. 10 en 19 met ‘klanktaal’). Petrus zegt in Hand. 10 maar liefst twee keer, dat de gelovigen in het huis van Cornelius op dezelfde wijze de Heilige Geest hebben ontvangen zoals wij destijds (Hand. 10:47 en 11:15). Het is “hetzelfde geschenk” (“op volkomen gelijke wijze” zegt de bijbelvertaling van 1951) als met Pinksteren. Oftewel: ook Cornelius en de zijnen spraken buitenlandse talen. En als in Efeze de Heilige Geest opnieuw wordt uitgestort, mag je er vanuit gaan, dat ook die leerlingen van Johannes de Doper in andere talen gingen spreken (volgens het principe dat je Schrift met Schrift vergelijkt).

1 KORINTIËRS

Maar hoe zit dat met het woordgebruik van Paulus in de brief aan de Korintiërs? Spraken de gelovigen in Korinte af en toe in vreemde talen? Of raakten ze zo vol van de Heilige Geest dat ze in onverstaanbare, hemelse klanken Gods grote daden bezongen? Een belangrijk uitgangspunt is 1 Kor. 14:21. Daar haalt Paulus de woorden van de HERE God aan uit Jesaja 28:11-12. Daarin wordt geprofeteerd, dat er een tijd zal komen, dat de HERE “tot dit volk zal spreken door mensen die vreemde talen spreken, door de mond van vreemdelingen”, maar het resultaat zal negatief zijn, want “zelfs dan zullen ze niet naar Mij luisteren – zegt de Heer.” (1 Kor. 14:21 = Jes. 28:11+12b). Daarom zegt Paulus er meteen bij, in vers 22: ”Klanktaal (de ‘gloossai’) is dus een teken dat niet bestemd is voor de gelovigen maar voor de ongelovigen.”

IN EEN BUITENLANDSE TAAL

Op grond van het boek Handelingen, waar het altijd over vreemde talen gaat als het woord ‘gloossai’ genoemd wordt én op grond van de verwijzing naar Jesaja én omdat Korinte een internationale havenstad was, waar veel buitenlanders en vijandige joden waren, mag je de konklusie trekken, dat ‘tongentaal’ in heel het N.T. hetzelfde is als het spreken in andere talen. Het is een teken voor de ongelovige joden en heidenen, waardoor de Heilige Geest ze ervan wil overtuigen dat het heil van God in Christus gekomen is voor héél de wereld.

VROEGE KERKGESCHIEDENIS

In de vroege christelijke kerk spreken verschillende kerkvaders over het ‘spreken in tongen’

  • Irenaeus (180 na Christus) schrijft, dat men tot in zijn tijd nog steeds, net als in 1 Kor. 14, “vele broeders in de kerk horen die profetische gaven hebben, door de Geest in allerlei talen spreken, de verborgen dingen van de mensen tot het heil aan het licht brengen en de geheimenissen van God vertellen.” In de bewaard gebleven latijnse vertaling staat ‘per Spiritum universis linguis’. Dat geeft aan dat men bij het griekse woord ‘gloossai’ in die tijd dacht aan buitenlandse talen.
  • Tertullianus (200 na Christus) was een kerkvader die op latere leeftijd zich aangesloten heeft bij de Montanisten, een charismatische sekte in die tijd. Hij schrijft over de geestelijke gaven, dat in Jes. 28:11-12 al voorzegd wordt dat God later “in andere talen en met andere tongen” zal spreken. Hij heeft het ook over de gave van extase en geestvervoering en het uitleggen van talen. Het lijkt erop, dat Tertullianus beide vormen (vreemde taal en tongentaal) uit ervaring kende.
  • Chrysostomos (375 na Christus) vraagt zich af, waarom er in zijn tijd niet meer in vreemde talen of tongen wordt gesproken. Want op de eerste Pinksterdag “uitte de een zich direkt in de taal van de Perzen, de ander in die van de Romeinen, een ander in die van de Indiërs, weer een ander in een andere taal, en dit maakte aan de omstanders duidelijk dat het de Geest is die in elk zich uitte.” Vervolgens zegt Chrysostomos, dat niet alleen de apostelen, maar ook de gelovigen deze gave van de talen ontvangen hebben, want “als iemand gedoopt werd, sprak hij direkt in talen, en niet alleen in talen, maar velen profeteerden ook, en sommigen vertoonden ook vele krachten.” Daarbij verwijst hij naar 1 Kor. 12 en 14. Volgens Chrystostomos gaat het zowel in Handelingen als in 1 Korintiërs over het spreken in bekende, buitenlandse talen.
  • Tenslotte heeft ook Augustinus (425 na Christus) het consequent over ‘de talen van de volken’ als het om deze gave gaat. Hij zegt, dat het spreken in vreemde talen een teken van de Heilige Geest is uit de tijd van Pinksteren. Want toen bestond de kerk nog uit één volk, nl. Israel. Maar met Pinksteren liet de Heilige Geest de gelovigen al in alle talen van de volken spreken om aan te geven, dat de kerk “door te groeien onder de volken, zij in de talen van alle volken spreken zou.” Omdat de kerk in zijn tijd inmiddels het Evangelie van Jezus Christus in alle talen van de volken verkondigt, hoeft dit teken nu niet meer gegeven te worden, aldus Augustinus.

Zowel Chrysostomos als Augustinus reppen met geen enkel woord over het spreken in tongen als extatisch taal. De gave van het spreken in vreemde klanken is in hun tijd al verdwenen en zij vatten die op als het spreken in onbekende, buitenlandse talen.

TONGENTAAL VANDAAG

De ervaring van veel christenen om in tongen te spreken keur ik niet af. Zeker niet als het in het persoonlijke leven gebeurt en niet demonstratief in de samenkomsten vertoond wordt, vaak zonder uitleg erbij. Maar zeg er dan wel eerlijk bij: het hedendaagse ‘spreken in tongen’ is niet hetzelfde als het bijbelse ‘spreken in andere talen’.

Hoe kun je het spreken in tongen dan wel positief benoemen? Collega-predikant dr. E.A. de Boer (aan wie ik ook de verwijzingen naar de oude kerkvaders te danken heb) heeft het mij eens zo duidelijk gemaakt: in het persoonlijk gebed en in de lofprijzing kan soms de ‘emotionaliteit’ de overhand krijgen boven de ‘verbaliteit’. Dan gaat het gecontroleerde bidden met het verstand over in het uiten van onverstaanbare en onvertaalbare klanken. Het is dan niet vreemd dat dit als een gave van de Geest ervaren wordt, omdat het hart van de gelovige ook in zulke situaties openstaat voor God en zich in een vorm van lofprijzing tot de Heer richt.

In die richting kun je ook de gave van het spreken in ‘gloossai’ door Paulus in 1 Korintiërs 14 uitleggen (hoewel ik persoonlijk denk, dat het eerder om spreken in andere, bestaande talen gaat). Hij schrijft namelijk: Wie vreemde klanken uit, richt zich niet tot mensen, maar tot God. Niemand verstaat hem, want door de Geest gedreven spreekt hij onbegrijpelijke taal. (vers 2) En: Wie spreekt in klanken, put er alleen zelf kracht uit. (vers 4) Over dat laatste is Paulus niet negatief. Hij is zelfs blij met die gave. Maar hij gebruikt deze gave liever niet in de samenkomsten van de gemeente. Dan is het belangrijker om kennis door te geven of iets te profeteren of u te onderwijzen (vers 6). Vandaar dat Paulus ook zegt: Ik zou willen dat u allen in klanktaal kon spreken, maar ik wil nog liever dat u profeteert. Iemand die profeteert is nuttiger dan iemand die in klanktaal spreekt, tenzij hij uitlegt wat hij zegt, zodat de gemeente er baat bij heeft. (vers 5) En: Daarom moet iemand die in klanktaal spreekt bidden om de gave die te kunnen uitleggen. (vers 13) Dus trekt Paulus de konklusie: Ik heb, God zij gedankt, meer dan u allemaal de gave om in klanken te spreken. Maar tijdens een bijeenkomst wil ik liever vijf woorden spreken met mijn verstand, om anderen iets te leren, dan duizend woorden in extatische klanken. (vers 18+19)

Als je in je eigen geloofsleven momenten kent, dat je in je dank aan God uitstijgt boven de gewone taal, is dat een waardevolle ervaring. Koester die en wees er blij mee. Het is een geschenk van God aan jou persoonlijk. Eén van de gaven die de Geest uitdeelt. Om het persoonlijk geloof te laten groeien. Terwijl andere gaven meer tot opbouw van de gemeente zijn. Die twee gaan altijd samen: de gemeente is er om het persoonlijk geloof te laten groeien. En als het persoonlijk geloof groeit, wil je je ook des te meer inzetten voor de opbouw van de gemeente.