Hoe ging Jezus, onze Heer, in de laatste 24 uur zijn lijden tegemoet? Lukas laat in zijn evangelie zien, dat Jezus op de avond vóór zijn kruisiging Zelf gebeden heeft én zijn leerlingen opgeroepen heeft om te bidden.
Jezus bidt Zelf voor drie dingen.
Allereerst voor Petrus: ‘Ik heb voor je gebeden opdat je geloof niet zou bezwijken.’ (Lukas 23:32) Dat gebed is hard nodig, want Petrus leed aan een ernstige vorm van zelfoverschatting als het om geloven gaat. Daarin staat hij symbool voor alle christenen. De duivel hoeft maar even te schudden of ons geloof valt om. Maar er is één die ons vasthoudt: Jezus Zelf. Hij bidt nog steeds 24 uur per dag voor al Gods kinderen.
Even later bidt Jezus voor Zichzelf: ‘Vader, als U het wilt, neem dan deze beker van mij weg. Maar laat niet wat ik wil, maar wat U wilt gebeuren.’ (Lukas 23:42) Hier bidt Jezus om ‘plan B’. Waarom? Omdat Hij geweldig opziet tegen wat binnen 24 uur komen gaat: aan het kruis krijgt Hij de woede van God over de zonde van heel de mensheid over Zich heen. Dat deed Hij niet zomaar eventjes omdat Hij toch de Zoon van God is. Integendeel, hoe dichter het bijkomt, hoe meer de angst Jezus naar de keel grijpt. Toch bidt Hij niet opstandig. Hij eist geen andere oplossing. Hij dwingt en dramt niet bij zijn Vader. Hij vraagt het eerbiedig. Zelfs in het moeilijkste moment van zijn leven, daar in de tuin van Getsémane, is Christus nog op onze redding uit. Maar Hij wankelt en deinst terug. Als het maar even anders zou kunnen, Vader, dan graag!
Uit de hemel verscheen Hem een engel om Hem kracht te geven. (Lukas 23:43) Die engel is het antwoord op de vraag van Jezus aan zijn hemelse Vader. Het antwoord betekent een ‘nee’. Er komt geen ‘plan B’. Het verzoek is afgewezen. God verandert zijn plan niet. “Nee, mijn Zoon, mijn recht tegenover al die zondige mensen kan alleen zijn beloop krijgen, als Jíj als Middelaar die beker van mijn toorn tot op de bodem leegdrinkt. Je moet door, mijn Zoon, en daarom ontvang Je kracht van deze engel.”
Daarna bidt Jezus voor de derde keer. Nu pas staat Hij echt doodsangsten uit. Want Hij weet: het verlossingsplan dat Ze met hun Drieën bedacht hebben, gaat door. Maar hoe kan Hij dat dragen? Die eeuwige Godverlatenheid aan het kruis? Dus bidt Jezus vurig en intens tot God. Een innerlijke worsteling die zijn weerga niet kent. Bloed, zweet en tranen. Een gebed om de moed te verzamelen die zelfs Hij, onze Verlosser, als mens niet uit Zichzelf kan halen. Biddend vindt onze Heiland rust en ontvangt Hij kracht. De kracht die de engel beloofd had. Dat is de kracht van de Heilige Geest. Die trekt Jezus over de streep trekt. Na zijn gebed kan Hij rustig opstaan en zijn leerlingen wakker maken. En gaat onze Heiland, zeker van de overwinning, op het einddoel af. Als Petrus met zijn zwaard begint te zwaaien en Malchus het oor eraf slaat, verbiedt Jezus hem dat en zegt: ’Zou Ik de beker, die de Vader Mij gegeven heeft, niet drinken?’ (Johannes 18:11) Jezus Christus heeft zijn taak op zich genomen. Hij gaat vrijwillig de dood tegemoet. Hij laat vrijwillig zijn bloed vloeien. Hij geeft vrijwillig zijn leven. Voor jou. Voor mij. Voor alle mensen.
Tegelijk roept Jezus zijn leerlingen op om ook zelf te bidden: ‘Bid dat jullie niet in beproeving komen.’ (Lukas 23:40+46) Twee keer zegt Hij dat. Vlak vóórdat Hij Zelf zo intens gaat bidden. En meteen daarna, als Hij de leerlingen slapend aantreft. Ze zijn van verdriet in slaap gevallen. Verdriet slaat mensen lam. Zelfs bidden lukt dan niet meer. Wij kunnen, als het er echt op aankomt, God niet vasthouden. Het moet echt van één kant komen: ‘Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden.’ (1 Timoteüs 2:15) Hij kwam, Hij leed, Hij overwon.
Elk jaar gedenken en vieren we dat als christenen. Diep verwonderd en enorm dankbaar. Wat is Jezus, onze Heer, ontzettend diep gegaan. Met maar één doel: om ons weer met God te verzoenen.