Gedoopt: jouw naam staat in Gods boek

Laatst preekte ik als gastpredikant in GKV ‘Het Noorderlicht’ in Assen-Peelo. Het was een doopdienst. De doopouders krijgen dan altijd deze prachtige doopkaart. De kinderen mochten bij de doop naar voren komen. Ik liet ze deze doopkaart zien en vertelde ze:

Kijk, dit is een doopkaart. En wat staat daar op? “Ik heb jou je naam gegeven, jij bent van Mij!” Dat zegt de HERE God tegen dit kleine baby’tje. Maar weet je? In de hemel, zegt de Here Jezus, is ook een heel groot boek. En in dat grote boek in de hemel worden ook namen opgeschreven. Elke keer als er een kindje gedoopt wordt, wordt er in de hemel weer een naam in het boek van God bij geschreven. In dat boek staat: jij hoort bij Mij en bij de Here Jezus. En wie z’n naam wordt er straks in de hemel in dat boek geschreven? De naam van dit baby’tje, want die wordt nu gedoopt.

Ik kreeg daar een vraag over. Houdt dit in, dat kinderen die te vroeg geboren zijn of tijdens de bevalling overleden zijn, niet in het boek van God geschreven staan? Komt hun naam daar niet in voor? De Bijbel leert ons toch iets anders in Psalm 139:16 en ook in de Dordtse Leerregels I.17 zegt hier toch iets heel anders over, namelijk dat alle kinderen die op jonge leeftijd door de HERE geroepen worden leven met Hem?

Eerlijk is eerlijk: de vergelijking klopt inderdaad niet helemaal. Dat heb je gauw bij een voorbeeld voor de kinderen. Dan wordt alles toch wat meer in grote lijnen uitgelegd.

Ik liet de kinderen deze keer dus de doopkaart zien met de tekst uit Jesaja: ‘Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij.’ Ik legde uit dat de doop ook betekent dat God onze namen in het boek van het leven schrijft. Wat ik daarmee bedoelde is dit: de doop is het teken van het verbond dat God in zijn genade met ons en onze kinderen sluit.

Uiteraard is de doop geen voorwaarde om bij dat verbond te horen. De doop is er teken en zegel van. Dat teken en zegel is door onze Heer Jezus Christus zelf ingesteld en dus kostbaar in Gods ogen. Daarom zal ik nooit zeggen dat het ‘slechts’ een teken en zegel is. Dat is onderschatting van de doop.

Anderzijds mag je de doop ook niet overschatten, zoals vroeger in de rooms-katholieke kerk gebeurde: de doop als voorwaarde voor het beërven van het heil – vandaar de nooddoop door artsen en verloskundigen, want anders zou een kindje dat meteen na de geboorte overlijdt niet in de hemel komen.

Wat ik bedoelde met het voorbeeld ligt in de lijn van de betekenis van de doop. De doop onderstreept aan het baby’tje persoonlijk dat het echt door de HERE is aangenomen als zijn kind en dat het mag delen in zijn rijke beloften. Maar dat wil niet zeggen dat wie niet gedoopt is, daar niet in deelt. Het mag voor ouders van wie het kind in de moederschoot of bij of vlak na de geboorte overlijdt juist een troostvolle zekerheid zijn dat God zijn genadeverbond ook met hen gesloten heeft, zoals prachtig in de Dordtse Leerregels I.17 beschreven staat.

Over de wil van God kunnen wij ons alleen uitspreken op grond van zijn eigen Woord. Dit verzekert ons ervan, dat de kinderen van de gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, waartoe zij met hun ouders behoren. Daarom moeten godvrezende ouders niet twijfelen aan de uitverkiezing en het behoud van hun kinderen, die God zeer jong uit dit leven wegneemt. (Gen. 17:1, Jes. 59:21, Hand. 2:39, 1 Kor. 7:14)

De doop is dus een zichtbaar bewijs dat iemand echt bij Gods verbond hoort en door Hem uitverkoren is – met het bevel tot geloof en bekering bij het opgroeien. Tegelijk sluit dat de niet-gedoopte, vroeg gestorven kinderen van gelovige ouders zeker niet uit. Want niet de doop zelf, maar de belofte van hemelse Vader is grond voor het behoud van ons én onze kinderen.

Op kinderniveau heb ik dat bij de doopkaart met die prachtige tekst dat de HERE ons bij onze naam geroepen heeft, duidelijk willen maken: de naam van dit kleine baby’tje en van alle gedoopte kinderen wordt nu ook in de hemel door God in het boek van het leven geschreven.

Voor een kindmoment is het wat te kort en ook niet zo geschikt om uit te leggen dat dit niet door de doop zelf gebeurt, omdat de doop geen voorwaarde is, maar bevestiging van het feit dat God onze namen in zijn handpalm gegrift heeft. Hij kent al zijn kinderen bij name kent, ook al degenen die al heel vroeg mogen jubelen voor zijn troon.

Plaats een reactie