Als Te Velde nu maar eens kleur bekende

-waar blijft de oproep om niet te breken met de GKV?-

De komende weken (van 19 januari t/m 26 februari) belegt de Kerngroep bezinning GKv op negen plaatsen in Nederland ‘regionale bezinningsavonden’ over de ontwikkelingen in de vrijgemaakt-gereformeerde kerken. Vooral de landelijke fusie in mei 2023 met de nederlands-gereformeerde kerken baart hen grote zorgen. Volgens hen kun je plaatselijk en persoonlijk niet meer gezond gereformeerd zijn binnen dat nieuwe kerkverband. Plaatselijke GKV-kerken wordt opgeroepen om niet mee te gaan met de fusiekerk. Individuele GKV-leden kunnen zich aansluiten bij “regioplekken, die zich mogelijk tot nieuwe gemeenten kunnen ontwikkelen,”, aldus Pieter Pel, één van de initiatiefnemers van de Kerngroep, in het Reformatorisch Dagblad van 11 november  2022. In datzelfde interview zei ds. Henk Room, dat de kerkorde van de nieuwe Nederlandse Gereformeerde Kerk “de belijdenis op afstand zet en (…) de toegenomen individualisering in de kerk bevestigt. Om al dat soort redenen kunnen wij volgend jaar niet mee met de fusie.”

Het is opvallend dat dit streven naar afscheiding in de aankondiging van de bezinningsavonden niet openlijk benoemd. Daarin lees je: ons doel is ‘bezinning en verbinding’ met als uitgangspunt het boek Het Woord in geding. Daarin staan zeven hoofdstukken: drie over ‘Omgang met de Schrift’, twee over ‘Schrift en belijdenis’ en twee over ‘Schrift en kerkorde’. Tussen deze drie blokjes staat een meer persoonlijk tweeluik.

Nu is er met dit boek iets merkwaardigs aan de hand. Van de acht schrijvers zijn er vijf lid van de Kerngroep die al openlijk aangegeven heeft niet met de fusiekerk mee te willen gaan. Daarnaast schrijft prof. dr. Henk van den Belt (lid van de PKN – Gereformeerde Bond) over de invloed van de nieuwe hermeneutiek binnen de GKV en geeft dr. Gert van den Brink (lid van de HHK) een kritische bespreking van het GKV-synode-rapport waarin de toelating van vrouwen tot de ambten exegetisch onderbouwd wordt.

De achtste en laatste auteur is echter iemand die midden in de GKV-kerken staat, nl. dr. R.T. (Dolf) te Velde. Hij is sinds 2015 universitair hoofddocent dogmatiek aan de Theologische Universiteit van de GKV in Kampen/Utrecht. In zijn bijdrage stelt hij scherpe vragen als het om het gezag van Gods Woord gaat. Vanuit de Nederlandse Geloofsbelijdenis laat hij zien, dat God ons de Bijbel gegeven heeft vanuit zijn bijzondere zorg voor ons en ons behoud (art. 3), dat wij Gods Woord zonder twijfelen aanvaarden als de maatstaf voor ons geloof (art. 5) en dat de Bijbel Gods wil volkomen bevat en ons voldoende leert wat wij moeten geloven om behouden te worden (art. 7). Te Velde is er vrij kritisch over of in het GKV-synode-rapport deze aspecten wel voldoende tot hun recht komen. “De wijze van redeneren in het commissierapport zet (…) de eenheid van de Schrift op losse schroeven.” De uitkomst is volgens Te Velde, dat “doorgaande lijnen in wat de Schrift leert over de verhouding van man en vrouw worden uitgeschakeld.” Daardoor komt in de GKV “de gezamenlijke bereidheid om rond een open Bijbel door te spreken en je door het Woord van God te laten gezeggen (…) onder druk te staan.”

Ik vind het artikel van Te Velde waardevol. Hij betrekt de wacht bij het Woord van onze God. Daarin geeft God ons wijsheid om gered te worden door het geloof in Jezus Christus en rust Hij ons als mensen die Hem toebehoren steeds meer toe tot elk goed doel, zoals Te Velde aan het eind van zijn artikel 2 Timoteüs 3:15-17 aanhaalt.

Maar Te Velde zegt er wel het volgende bij:

“Op zichzelf hoeft het toelaten van vrouwelijke ambtsdragers niet kerkscheidend te zijn.”

“Een kerkelijk beleid dat hierin [in de ethische en praktische thema’s waar de vraag hoe we trouw blijven aan de Schrift niet altijd zo eenvoudig te beantwoorden is]  keuzes maakt waar niet iedereen zich achter kan scharen hoeft de kerkelijke gemeenschap nog niet te breken.”

Dat is een duidelijk statement. Het zou fijn zijn wanneer Te Velde dat nu ook publiek gaat herhalen, nu er de komende maanden op regionale voorlichtingsavonden bewust aangekoerst wordt om uit de GKV te stappen en een eigen kerkverband op te starten.

‘Als Te Velde nu maar eens kleur bekende’ – deze uitdrukking ontleen ik aan het boekje ‘Als Bavinck nu maar eens kleur bekende’ dat in 1994 verscheen. Daarin staan de nooit gepubliceerde aantekeningen uit 1919 van prof. dr. Herman Bavinck over o.a. het Schriftgezag. In die tijd speelde de ‘zaak-Netelenbos’. J.B. Netelenbos was in dat jaar afgezet als predikant vanwege zijn Schriftbeschouwing. Hij neigde naar de mening dat niet de Bijbel zelf geïnspireerd is, maar dat de Heilige Geest Gods Woord in de harten van de schrijver gewerkt heeft. Zo is ook voor christenen vandaag het getuigenis van de Heilige Geest de grond van ons geloof was. Bavinck was dat niet met Netelenbos eens: de Bijbel zelf is door God geïnspireerd en vormt de grond van ons geloof, en het door de Heilige Geest verlichte oog en hart is het middel waardoor mensen het gezag van de Schrift erkennen en aannemen.

In zijn concept-brochure gaat Bavinck breder in op de verhouding tussen het gezag van de Bijbel en de resultaten van de moderne wetenschap. Hij houdt vast aan het gezag van de Schrift, zowel formeel als materieel, maar vindt dat er relatief veel vrijheid moet zijn als het om Schriftgebruik en Schiftuitleg gaat, omdat geen mens onfeilbaar is, de belijdenisgeschriften ‘revisibel’ zijn en elke kerk vatbaar voor dwaling. Ook maakt Bavinck onderscheid tussen het wezen en de vorm van de Bijbel. Daaruit volgt, “dat we de Bijbel beschouwen als een historisch boek, dat onder Gods leiding in de tijd, in bepaald milieu, door bepaalde personen enz. is ontstaan. Dat is de organische inspiratie, de onderscheiding (niet scheiding) tussen wezen en vorm. Alles menselijk en alles goddelijk. Alles goddelijk en alles menselijk. Twee zijden van de Schrift, met analogie in de persoon van Christus, maar analogie, niet meer. Van God en door de profeten. Er kan hiervan misbruik worden gemaakt, als van alles. Maar op zichzelf zeer juist.” Juist omdat alles in de Bijbel volgens Bavinck een historisch karakter draagt, is het van belang “dat wij bij de exegese daarmee rekenen moeten, en niet zo maar de woorden van de Schrift zonder meer kunnen overnemen en toepassen. We hebben met verschil van tijden en toestanden te rekenen.” Bavinck noemt daarbij als o.a. als voorbeeld: “heel de verhouding van man en vrouw [is] bij ons gewijzigd.” En omdat de terugkomst van Christus zo lang uitblijft, zijn wij met onze maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen steeds verder af komen te staan van hoe de samenleving er in de dagen van het Nieuwe Testament er uit zag. “Tweeduizend jaren scheiden ons.” Volgens Bavinck hoef je als bijbelgetrouwe gelovige deze vragen niet uit de weg te gaan en mag je zoeken naar harmonie tussen deze beiden, al blijven er ook grote gevaren om de bijbelse schat te verliezen. Bavinck schrijft dan: voor veel gelovigen is het dan “schijnbaar veiliger zich terug te trekken (separatisme, piëtisme enz.). Maar dat is ongeloof, geen vroomheid. Ongeloof aan Gods voorzienigheid in deze eeuw. Christendom is principieel anders. Vooral ook in het calvinisme. Vaste punten in het christendom: Schrift en Christus, 2 Tim. 3:16, 1 Tim. 3:16.” Daarbij valt het Bavinck op, dat er onder de aanhangers van beide standpunten velen zijn “die oprecht en ernstig zoeken”, maar dat er ook “zondig conservatisme der ouderen” en even erge “kritiek der jongeren” is. Dat is het verschil tussen “middelpunt-zoekende en middelpunt-vliedende mannen en vrouwen.”

Zo eindigt Bavinck op bijna dezelfde manier zijn conceptbrochure als Te Velde zijn artikel. Het gezag van de Bijbel hooghouden, omdat daarin Christus in het centrum staat. Als en zolang we daar samen op aanspreekbaar willen zijn, moeten en kunnen we ook samen verder.

Bavinck heeft zijn aantekeningen nooit officieel gepubliceerd. Of hij het niet wilde of dat zijn vroege sterven anderhalf jaar later (hij werd maar 67 jaar oud) daar de oorzaak van is zal altijd een vraag blijven.

Nu er een kerkscheuring nadert, zou het fijn zijn wanneer Te Velde wel openlijk kleur bekent door zich publiek uit te spreken. Vindt hij het verval in de vrijgemaakte kerken zo groot dat het plicht is om met dit kerkverband te breken? Of vindt hij deze breuk een aanslag op het kerkvergaderend werk van Christus en roept hij ieder op om op haar of zijn plaats te blijven als kerklid, als predikant en als docent aan de Theologische Universiteit van de Nederlandse Gereformeerde Kerken?

Plaats een reactie