Een evenwichtige christelijke visie op genderdysforie, transgender en transitie (deel 2)

In deel 1 van dit drieluik over dit onderwerp schreef ik in de inleiding, hoe jammer het is dat in orthodox-christelijk Nederland de evenwichtige visie van prof. dr. J. Douma niet eens meer genoemd wordt. Zowel de Gereformeerde Bond in 2021 als de Nederlandse Patiënten Vereniging in 2023 wijzen elke vorm van transitie als onbijbels af. Daarmee stellen zij het lichaam van de mens boven de ziel van mens en doen zijn geen recht aan de desastreuze gevolgen van de zondeval.

In 1993 schreef Douma, binnen heel de gereformeerde alom gewaardeerd als zeer bijbelgetrouw ethicus, hier al veel genuanceerder over. Hij had het, zoals iedereen in die tijd, over ‘transseksuelen’, maar introduceerde binnen de gereformeerde wereld toen al de termen ‘genderdysforie’ en ‘genderidentiteit’. In zijn boek ‘Seksualiteit en huwelijk’ (deel 6 in de reeks ‘Ethische Bezinning) schreef hij uitvoeriger over dit onderwerp (blz. 12-19). En in 1997 legde hij in zijn ‘Medische ethiek’ nogmaals zijn op de Bijbel gebaseerde visie over dit onderwerp neer (lees hier)

Wat hieronder volgt is de paragraaf uit ‘Seksualiteit en huwelijk’, inclusief alle noten.

Transseksualiteit

De term transseksualiteit kan de indruk geven, dat er sprake is van een seksueel probleem. Maar het is een identiteitsprobleem. De transseksueel vertegenwoordigt een extreme vorm van wat wij gender-dysforie noemen, d.w.z. hij voelt zich diep ongelukkig omdat hij niet in staat is als lid van het geslacht (‘gender’) te leven waartoe hij biologisch lijkt te behoren. Wat een transseksueel lichamelijk lijkt te zijn, komt niet overeen met hoe hij zich psychisch voelt. Hij heeft een afkeer van het eigen lichaam, met name van zijn geslachtsorganen, die hij niet als z’n eigen organen kan aanvaarden. Een sterk verlangen drijft hem om lichamelijk anders te zijn. Evenals niet-transseksuelen ervaart de transseksueel zijn (psychische) gender-identiteit als iets authentieks, als onvervreemdbaar, iets waaraan niet te tornen valt. Het zou een ontkenning van zichzelf zijn als hij die eigen gender-identiteit opgaf.[2]

Misschien komt nergens duidelijk uit dan in het verschijnsel van de transseksualiteit, hoe een mens verlangt te zijn wie hij (zij) is: man of vrouw. Wat is er met de transseksueel aan de hand? Een transseksueel is iemand die de stellige overtuiging heeft dat hij in een verkeerd lichaam huist. Hij beleeft zichzelf als man of vrouw, maar leeft in een lichaam dat het omgekeerde veronderstelt. Volgens een recente schatting zou transseksualiteit voorkomen bij 1 op de 12.900 mannen en bij 1 op de 20.400 vrouwen.[1]

Er zijn pogingen gedaan transseksualiteit te verklaren. Een nieuwe theorie veronderstelt, dat de differentiatie van man of vrouw in de hersenstructuur anders kan zijn dan de uiterlijke geslachtskenmerken aanwijzen. Deze hersendifferentiatie zou pas afgesloten worden tussen het tweede en vierde levensjaar. Maar evenals voor homoseksualiteit is er (nog) geen overtuigend antwoord gegeven op de vraag naar de oorsprong van transseksualiteit.

Duidelijk is in elk geval dat de moeite buitengewoon groot is.[3] Gelet op wat ik hierboven over het ingrijpende onderscheid tussen man en vrouw reeds gezegd heb, is dat ook heel begrijpelijk, hoe onmogelijk het ons ook kan vallen de nood van een transseksueel na te voelen. Een mens wil zijn wat hij is, man of vrouw. Gender-identiteit is wezenlijk voor ons. En daarom ligt het voor de hand dat de ravage geweldig moet zijn. Sommige mensen hebben de vaste overtuiging dat ze man of vrouw zijn, terwijl ze in een lichaam wonen dat daar niet aan beantwoordt.

In transseksualiteit hebben we met een ander verschijnsel te maken dan homoseksualiteit is. Een homofiel heeft geen afkeer van zijn (haar) eigen lichaam, een transseksueel heeft dat wel. Evenmin is de transseksueel te vergelijken met een travestiet[4], die er behagen in schept zich in de kleren van het andere geslacht te steken. Want ook de travestiet kent niet de haat tegen het eigen lichaam.

Het probleem van de transseksueel reikt kennelijk heel diep. Het verschijnsel is waarschijnlijk van alle tijden[5]. Het is in verschillende culturen aanwezig.[6] Wie de nood van de transseksueel enigermate peilt, voelt aan hoe dwaas het zou zijn wanneer we tegen zo iemand gingen zeggen: “U bent toch mens; is het nu zo belangrijk als mens een uitgesproken man of vrouw te zijn?” Het man- of vrouw-zijn is immers niet van secundaire betekenis. Het ‘mannelijk’ of ‘vrouwelijk’ moeten we niet als een bijvoeglijk naamwoord opvatten dat gemist kan worden, terwijl dan het zelfstandig naamwoord ‘mens’ z’n zelfstandigheid best kan behouden. Zo’n veronderstelling past misschien in verhalen over androgyne wezens, maar loopt te pletter op de praktijk en zeker op de nood waarin transseksuelen ons laten delen.

Tot voor kort was men van mening dat transseksuelen psychisch zwaar gestoorde mensen waren, voor wie dan ook psychiatrische hulp nodig was. Maar dergelijke behandelingen brengen, naar het lijkt, geen baat. En daarom de vraag: als het gender-gevoel onwrikbaar blijkt, mag er dan nagedacht worden over de vraag of een lichamelijke reparatie – hoe gebrekkig die altijd ook zal zijn[7] – niet aan te bevelen is? Men heeft geprobeerd de psyche bij het lichaam aan te passen, zonder succes. Mag ook het om gekeerde: het lichaam bij de psyche aanpassen?

Veel transseksuelen hebben intussen via plastische chirurgie een geslachtsverandering ondergaan, nadat ze eerst geruime tijd met een hormonale therapie op hun nieuwe situatie zijn voorbereid. De uitwendige geslachtsorganen worden verwijderd, terwijl de lichamelijke kenmerken van het bij de persoon passende geslacht zo goed als dat mogelijk is, worden aangebracht[8].

Uiteraard is dit een diep ingrijpende operatie; zó ingrijpend, dat de vraag terecht gesteld wordt, of we geen legitieme grens gepasseerd zijn.

Duidelijk is dat men niet tot een dergelijke operatie kan over gaan, of het moet vaststaan, dat we te maken hebben met a) een grote nood, b) een psychiatrisch niet te verhelpen stoornis en c) een operatieve geslachtswisseling die baat brengt.

Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, hier met stelligheid te antwoorden. Ik kan alleen zeggen dat de literatuur over het onderwerp mij bevestigd heeft in mijn aanvankelijk reeds ingenomen standpunt[9].

Het lijkt mij evident dat de nood van de transseksueel groot is. De gedachte dat we te maken zouden hebben met een gril van deze tijd, waarin alles moet mogen, vind ik een voorbijgaan aan deze zeer diepe nood[10]. Het is ook niet billijk geslachtsverandering als een symptoom te zien van een maatschappij voor wie gezondheid tot een cultus geworden is[11]. Wat de mogelijkheden van psychiatrische hulp betreft: ik ga af op het oordeel van deskundigen dat psychiatrische behandeling niets oplevert. Tenslotte maak ik uit interviews en enquêtes op, dat veel transseksuelen voor hun operatie dankbaar zijn en niet meer terug zouden willen naar hun oude situatie[12].

Nu kan men tegenwerpen dat God ieder van ons geschapen heeft, en wel zé als we lichamelijk zijn. Deze tegenwerping snijdt echter geen hout. Wie zegt dat God ons zus of zo geschapen heeft en er stilzwijgend mee bedoelt, dat we dan ook zo in de wereld moeten blijven als we erin gekomen zijn, vergeet dat bij veel kinderen na (en tegenwoordig soms al voor) hun geboorte wordt ingegrepen om hun leven mogelijk of dragelijk te maken. Zo’n operatie kan ook met de geslachtsbepaling te maken hebben. In gevallen van hermafroditisme[13] maken we geen bezwaar tegen een corrigerende operatie.

Wij kunnen ingrijpen zonder dat we daarmee ontkennen dat God de mens op een onderscheiden manier als man of vrouw geschapen heeft. Dat is uit Genesis 1,27 helder als glas. God heeft de mens niet transseksueel geschapen, met een lichaam dat haaks staat op de ziel. Maar de mens is wel in zonde gevallen, waardoor een ravage werd veroorzaakt, die zelfs een zó basaal gegeven als de mens als man of vrouw, niet onaangetast heeft gelaten. De vraag is nu, of wij daarop mogen ingrijpen, zoals we ook proberen andere handicaps zoveel mogelijk te repareren.

Wij maken dus onderscheid tussen Gods goede schepping en deze door de zonde verstoorde wereld. Als God zelf ons de middelen aanreikt om ziekte en handicaps weg te nemen, of de moeite ervan te verzachten, mogen wij er gebruik van maken. De vraag blijft dan of dat ook voor transseksualiteit kan gelden.

Ik heb al opgemerkt dat we hier met een grenssituatie te maken hebben. Het is geen kleinigheid met een verzoek om geslachtsverandering in te stemmen. Maar het is evenmin een kleinigheid zo’n verzoek bij voorbaat met een simpel beroep op Genesis 1 af te wijzen. De vrijmoedigheid ontbreekt mij om met de bijbel in de hand transseksuelen en hun helpers te veroordelen, wanneer zij tot geslachtsverandering overgaan.

Dat men moet weten wat men doet, is ook de hulpverleners duidelijk. De voorbereidingstijd van een operatie is lang, om zekerheid te krijgen dat de transseksueel bij z’n voornemen blijft en zich bewust is wat er aan zo’n operatie vastzit. Ook moet hij niet de illusie koesteren dat hij in zijn verdere leven niet meer gehandicapt zou zijn.

Wie de operatieve ingreep principieel niet afwijst, neemt het standpunt in dat het man- of vrouw-zijn niet zonder meer bepaald is door lichamelijke kenmerken: heeft iemand mannelijke geslachtsorganen, dan is hij man; heeft iemand vrouwelijke geslachtsorganen, dan is zij vrouw. In veruit de meeste gevallen is dat zo. Maar er zijn helaas uitzonderingen. De mens is meer dan zijn lichaam en dat meerdere kan ons in deze gestoorde wereld soms zelfs tot de conclusie brengen dat hij een ander is dan zijn (haar) lichaam doet vermoeden. Er is in dat geval sprake van een incongruentie tussen lichaam en ik-besef[14]. De mens heeft een lichaam, maar hij is meer dan zijn lichaam. Zijn ‘ik’ valt er niet mee samen. Psychische verschijnselen moeten evenzeer in rekening gebracht worden als de fysieke om tot een volledig beeld te komen van wie de mens is.

Ook christenen kunnen met transseksualiteit problemen hebben, zelfs zo dat zij het leven nauwelijks meer aan kunnen en met zelfmoordplannen rondlopen. Er is tot nu toe weinig gedaan om hen in hun nood met een verantwoord christelijk advies te helpen. Zo’n advies is niet eenvoudig en waarschijnlijk ook moeilijk eenstemmig te geven[15]. Ook voor mij blijven er vragen, al kan ik operatieve geslachtsverandering op grond van Schriftgegevens niet zonder meer afwijzen. Aangenomen dat ik daarin juist oordeel, dan nog blijven er genoeg ethische moeiten over. Kan iemand die van geslacht veranderd is, ook aan een huwelijksrelatie denken? Wat voor ravage veroorzaakt het niet, wanneer transseksuelen die getrouwd geweest zijn en soms kinderen hebben, na een operatie weer een huwelijk aangaan? Het leed is niet alleen groot bij transseksuelen, maar zeker ook bij hun familieleden.

Het zal al winst zijn wanneer wij in christelijke kring het probleem eerlijk onder ogen zien en nadenken over de hulp die aan transseksuelen geboden kan worden. Zij zouden dan gericht hulp kunnen vragen bij hen van wie zij in hun nood allereerst hulp mogen verwachten: hun eigen broeders en zusters in Christus.


[1] L.G.J. Gooren in Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1992, no. 39, 1895. Opvallend is dat dezelfde schrijver in Medisch handelen op bestelling, in L.G. Thijs e.a., Veranderende ethiek in de geneeskunden? Voordrachten ter gelegenheid van het afscheid van prof. dr. C. van der Meer, Amsterdam 1987, 14, nog veel lagere getallen noemde: 1:40.000 mannen en 1:100.000 vrouwen.

[2] Gooren, Medisch handelen op bestelling, 12

[3] Een goede indruk van de nood van transseksuelen en van hun familieleden geven R. van Leeuwen, I. Dakman, G. Nijsten in Hij, anders zij. Over transseksualiteit, Rijswijk 1992

[4] Tra(ns)vestitisme is de onweerstaanbare dragen zich geregeld (maar zelden permanent) te kleden en op te maken overeenkomstig de wijze van de andere sekse, aldus G.A. Ladee in Grote Winkler Prins8, dl. 22, Amsterdam 1983, s.v.

[5] In R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam II, Amsterdam 1967, 106vv, wordt van een vrouw verteld, dat zij als man dienst genomen had in het leger. Later trad zij zelfs in het huwelijk, maar werd na de huwelijksnacht als vrouw ontmaskerd. In tegenstelling tot wat Evenhuis vermoedt (een geval van homoseksualiteit), denk ik dat hier sprake is geweest van een transseksueel. Gooren wijst op meisje die vroeger als matroos gingen varen, op mannen die in een nonnenklooster trokken, terwijl in medische situaties, of na de dood bij het opbaren, bleek dat betreffende personen biologisch van het andere geslacht waren, a.w., 18.

[6] Gooren schrijft dat in het boeddhistische Birma de transseksueel beschouwd wordt als een bezetene (zonder daardoor een paria te worden). Een vrouwelijke geest heeft bezit genomen van een mannenlichaam, iets waaraan niets te veranderen valt. “Het is niet verkeer en het is niet goed, het is zoals het is”,  Medisch handelen op bestelling, 19.

[7] Gooren: “Het is onjuist te stellen dat transseksuelen aldus te genezen zijn. Veeleer dringt zich een parallel op met andere gebieden van geneeskundig handelen waar door de behandeling het basisprobleem niet fundamenteel wordt opgelost, maar wel een meer dragelijke vorm van leven wordt bereikt”, ar. Ned. Tijdschr. Voor Geneeskunde 1992, 1895. Zie ook L.G.J. Gooren (ed.) Transseksualiteit, Alphen a.d. Rijn 1986.

[8] Voor resultaten van de transformatie, zie A.J. Kuiper, Transseksualiteit. Evaluatie van de geslachtsaanpassende behandeling, Utrecht 1991, en J.J. Hage, From Penisplastica Totalis to Reassignment Surgery of the External Genitatlia in Female-to-Male Transsexuels, Amsterdam 1993.

[9] Reeds in mijn artikel Van lichaam veranderen, in Nederlands Dagblad (Variant) van 30 januari 1988. Kritiek daarop leidde ertoe dat ik het artikel terugnam, om mij eerst verder in de materie te verdiepen.

[10] Zie ook M. Valenkamp, De problematiek van transsexualiteit en operatieve veranderingen aan het menselijk lichaam vanuit wijsgerig-antropologisch en ethisch perspectief, in Koers. Bulletin vir christelike wetenskap, Potschefstroom, 56e jg. (1991), 395. Ik kan het niet eens zijn met Oliver O’Donnovan, die in zijn mij veelszins sympathieke boekje Begotten or made?, Oxford 1984, met kritische opmerkingen over het huidige sociale klimaat de nood van transseksuelen relativeert. Gender-dysforie beschouwt hij als “induced primarly by social influences”.  Zie a.w., 18vv. Mijn vraag: creëren dergelijk invloeden de transseksuele gevoelens, of versterken ze die alleen maar?

[11] G. Manenschijn in Mijn linkerhand is goed genoeg, Baarn 1993, 28vv. In feite bestrijdt hij zelf reeds deze visie, door geslachtsverandering bij transseksuelen toch niet te veroordelen: “Ik wil aanvaarden dat dit de enige mogelijkheid is om hen een beetje minder ongelukkig te maken.” Als dat zo is, kunnen we deze zaak beter buiten beschouwing laten in een betoog, waarin Maneschijn (terechte) kritiek uitoefent op het moderne spreken over gezondheid in religieuze termen.

[12] Gooren, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1992, 1895, schat het percentage spijtoptanten op 1,5%.

[13] Onder hemafroditisme verstaat men in de geneeskunde het uitzonderlijk verschijnsel dat menselijke individuen zowel eierstokweefsel als zaadbalweefsel bezitten. Het genetisch geslacht kan mannelijk of vrouwelijk of wellicht mozaïek zijn, Grote Winkler Prins8 dl 11, Amsterdam, s.v.

[14] Zie Valenkamp, a.w., 400v, gebruik makend van christelijk-wijsgerige gedachten van H. Dooyeweerd: de diepere identiteit, welke in de zelf-heid beleefd wordt, is een trans-functionele, het is het zich een-en-dezelfde-weten in en boven alle kosmisch-tijdelijke zinfuncties. Ook een genderdysfore mens bezit dit ‘zich een en dezelfde weten’, ondanks de lichamelijke incongruentie.

[15] Ethici van christelijke huize hebben zich nog weinig over het probleem uitgelaten. J.A. Heyns, Teologiese Etiek II/1, Pretoria 1986, 160v, schrijft er aarzelend over. Eerst schrijft hij dat de geslachtelijke identiteit toch niet door de aanwezigheid van geslachtsorganen bepaald wordt. Enkele regels verder lezen we dat de betrokken arts moet vaststellen welke geslachtseigenschappen dominerend zijn, om desnoods door operatief ingrijpen iemand meer man of meer vrouw te doen zijn.

Plaats een reactie