MARTIN, LIEBER HERRE!

Afbeelding uit het boek ‘Tessel viert Sint-Maarten’ van Marianne Witte (schrijfster) en Monica Maas (illustraties)
Op 11 november wordt in Groningen, Drente, West-Friesland, Noord-Brabant, Limburg en Belgisch-Vlaanderen het feest van Sint Maarten gevierd. Duizenden kinderen zien daar lange tijd reikhalzend naar uit. Het is, met Sinterklaas, hun mooiste feest. In optochten of alleen trekken ze er tegen het donker worden op uit, de huizen en boerderijen langs, voorzien van een lampion, een blikken bus met gaatjes, of (en dat is het oudst en het mooist) een bewerkte voederbiet, die is uitgehold en waarvan de dunne wand is bewerkt met uitsnijdingen. Binnen in brandt een kaart kaars en het effekt is prachtig. Een tweede, doch zeer belangrijk attribuut is een zakje, dat men om de hals draagt, en naarmate de toch langer duurt, wordt die zak steeds zwaarder door de milde gaven, die bij elke duur worden verstrekt: centen, stuivers, appels, peren, enz. Edoch: niets voor niets, er moet eerst worden gezongen. En dat doen ze dan, uit volle borst, zonder stemvork of blokfluit, maar met overgave:

De heilige Martinus.
Miniatuur van Liberale da Verona in een missaal (1420) van de Libreria Piccolo-mini te Siena.
Zo gaat dat al honderden jaren, want St. Maarten heeft het eeuwig leven. Dat geldt niet voor de inhoud van de zak, die ’s avonds laat wordt leeggestort en waarvan de inhoud correct wordt gedetermineerd.
En dat alles ter ere van St. Maarten. Wie was toch deze persoon? Eigenlijk heette hij Martinus van Tours. In 316 geboren als zoon van een Romeins magistraat, nam hij als 15-jarige knaap dienst in de Romeinse legers. Kort daarop moet het gebeurd zijn bij de poorten van Amiens, dat hij de helft van zijn lange mantel afsneed en aan een bedelaar gaf. De volgende nacht kwam Jezus hem persoonlijk daarvoor prijzen. Nadat hij gedoopt was bracht hij het na veel omzwervingen tot Bisschop van Tours (371). Hij was in de Middeleeuwen zeer populair en werd het symbool van vrijgevig-heid. In ons land is hij de patroon van de steden Groningen en Utrecht. Wie durft er nog te reppen over zuinige Groningers?

Sint Maarten. Gepychromeerd kalkstenen beeld van een onbekende Utrechtse beeldhouwer (ca. 1455). Centraal museum Utrecht.
Hij wordt vaak afgebeeld als militair, zittend te paard, terwijl hij zijn mantel doorsnijdt en de ene helft aan een bedelaar geeft. Ook zien we hem als bisschop met een gans en een bedelaar aan zijn voeten. Zijn feestdag (11 november) viel in de tijd dat de wilde ganzen trekken. Vroeger werden op 11 november de St. Maartensganzen in de pot gestopt. Een oude Duitse canon (14e eeuw, Klooster Lambach) herinnert ons daaraan op fijnzinnige wijze en geeft ons ook een indruk van de soberheid in het Lambachs klooster:
De enige verwantschap met het lied-arsenaal van de tegenwoordige St. Maarten-klantjes lijkt me, dat de zak de plaats van de mond heeft ingenomen. De gans is namelijk vandaag verdwenen. Of herinnerd het volgende lied er nog aan?
De hoge bisschopshoed en de lange slipjas zijn behouden gebleven, getuige het volgende lied:
Van de kledingstukken is het slechts een kleine stap naar de volgende:
Het feit dat St. Maarten in zijn leven veel weggaf, wordt in deze liederen op listige wijze uitgebuit: geef maar flink wat, dan kom ik ’t hele jaar niet weer:
Nogmaals: wie was St. Maarten? Juist, u vat het al: hij was een brave man. Hoor maar:
Natuurlijk houdt iedereen daarvan, dus: open die zak! Het is beter te geven dan te ontvangen, zei St. Maarten, en dat had hij niet van zichzelf. Toch zijn er lieden, die zelfs op zijn verjaardag de deur stijf dichthouden. Dat gaat niet aan, als je eerst welgemeend zingt:
Wanneer je dan geen respons krijgt, probeer je het nog eens, nu in ’t Gronings:
Nog niks te zien of te horen? Eén keer nog, een nieuw liedje:
Helaas geen geluk, geen gaven, geen zak open. Omdat drie keer scheepsrecht is, is nu bewezen dat de bewoners van dit huis geen oog en oor hebben voor het lijden der jeugdige mensheid. Voor zoiets is maar één lied, overigens niet geheel naar de geest van de goedheiligman, maar je moet ook maar zoiets meemaken:
O zo!
Dat St. Maarten bij zulke slechte lieden in zijn opwinding wel eens letterlijk en figuurlijk zijn hoofd stoot blijkt uit het vervolg van dit lied, dat op dezelfde melodie deze ondeugende tekst krijgt:
‘Sint Martinus bokkeram, vloog op kop tegen ’t schiethuus an.
Au, au, au wat dee dat zeer, St. Martinus komt niet weer.’
Doch dit zijn uitzonderingen, vrijwel iedereen geeft. Waar je wat extra krijgt, kun je vertrouwelijk worden:
A
l deze liederen leven gelukkig echt. Ik heb ze op onze stoep meermalen horen zingen. Ook in de school kom je ze tegen. Er zal wel van streek tot streek verschil zijn, maar dit onderwerp biedt ook in de klas grote mogelijkheden op 11 november. Of je wilt of niet, op de middag van die dag kun je in de klas ook slecht iets anders doen dan bieten snijden en zingen: St. Maarten was een brave man!
Gerrit Leeftink (* 30-04-1937 † 28-04-1994)
Oldehove (Gr.), aug. ‘76
Verschenen in ‘De Pyramide’- Tijdschrift voor muzikale opvoeding / Orgaam van de Gehrelsvereniging, Dertigste jaargang nummer 6, oktober 1976