Wat doe ik met mijn vakantiegeld?

‘Wat ik aan de tempel geef, geef ik aan mijn God.’  

Geld en BijbelIn de meimaand komt bij veel mensen het vakantiegeld binnen. Daar kun je leuke dingen mee doen! Eindelijk je vakantie boeken. Of je nieuwe auto of audio-apparatuur mee betalen. Of je spaarrekening weer op niveau brengen. Je kunt natuurlijk ook de hele mep aan goede doelen geven. Je hebt immers toch al je vaste maandinkomen? Dus die 8% is alleen maar extra.

Ik schreef er al eens een blog over onder de titel Durf te geven. In deze blog kies ik voor de praktische insteek.

Het voorbeeld

Er was eens een jong gezin dat eindelijk een huis kon kopen. De makelaar kwam langs om alle financiën op een rijtje te zetten. Links de vaste lasten. Rechts wat er dan nog overbleef. Toen beide rijtjes waren ingevuld zei hij: ‘Ik zie hier op tafel een trouwbijbel liggen en zo te zien lezen jullie er regelmatig uit. Zijn jullie ook lid van een kerk?’ ‘Ja’, zei het stel, ‘wij zijn gereformeerd’, en ze dachten: waar wil hij naar toe? ‘Ik ook’, zei de makelaar, ‘dus volgens mij mist er nog een post bij de vaste lasten.’ Zo ontstond een gesprek over de VVB met als resultaat dat het jonge stel een iets lagere hypotheek nam.  Ze bezuinigden niet op wat ze aan God wilden teruggeven.

De oproep

Durf met elkaar door te praten over je geefgedrag. Niet alleen hoeveel je moet geven. Maar ook over hoe rijk gezegend je je voelt met God en Jezus. En over wat je allemaal aan goede doelen tegenkomt. En welke keuzes je daarin maakt. Want wat betekent het principe: eerst de eigen geloofsgenoten en de eigen kerkelijke gemeente nou precies voor andere goede christelijke doelen als de Verre Naasten, de ZOA of de MAF? En voor algemene doelen zoals het Rode Kruis of het Fonds Gehandicapten? Misschien zouden de diakenen zo’n open gesprek kunnen begeleiden.

Een tip

Speciaal voor de jongeren om het gesprek over aan te gaan met elkaar en met je ouders. Durf te leven – durf te geven! En om daarin te oefenen, zou je met jezelf kunnen afspreken: zo gauw ik een vast inkomen hebt, geef ik daar ook iets van weg. Want het gaat niet om het grote bedrag. Het gaat om je houding.  Het is mooi en goed om te durven geven. Dus wat vind je ervan, om een kerkelijke bijdrage te gaan betalen van je bijbaan of je StuFi? Zou dat goed zijn?

Jij blij, zij blij, God blij

‘Wat ik geef aan de tempel, geef ik aan mijn God, zei David. Ook het volk bracht zijn gaven met vreugde, want men was van ganser harte bereid een  bijdrage te schenken – voor de HERE. Zulke blijmoedige gevers – daar houdt God van!

Deze blog is het slot van een preek over 1 Kronieken 29 + 2 Korintiërs 8+9 in is te vinden onder ‘Preken/OT’

DURF TE GEVEN – maar hoeveel en waar aan?

Geld en BijbelRegelmatig moet ik met mijn Opel Astra naar de garage. Meestal word ik geholpen door Rob. Altijd vriendelijk. Altijd in voor een praatje. Laatst kregen we het over geven van giften. ‘Dat is best lastig, dominee. Als christen moet je vrijgevig zijn. Maar waar leg je  de grens? Want er komt geen eind aan al die goede doelen. Voor je het weet heb je geen rooie cent meer over.’ Ik denk dat er een goede vuistregel  uit de Bijbel is af te leiden. Twee vuistregels zelfs. En een uitdaging.

Vuistregel 1:  GEEF 10%

In het Oude Testament kom je regelmatig de oproep tegen om de tienden te geven. En in het Nieuwe Testament roept Paulus ons op om de volgende woorden van Jezus  onze Heer niet te vergeten: “Geven maakt gelukkiger dan ontvangen”.

Een duidelijke bijbelse richtlijn is dus volgens mij, dat je 10% van je inkomen durft weg te geven. Dat is veel te veel, hoor ik christenen regelmatig zeggen. En dan komen de tegenargumenten. Het hoeft niet persé 10% te zijn, want in de Bijbelse tijd betaalde men geen belasting. Je moet eerst je belasting van je bruto inkomen aftrekken. En daarna de huur of de hypotheek. En dan ook nog de andere vaste  lasten van een woning. En de kosten voor de auto. En het kleedgeld. En het levensonderhoud. Je kunt van alles Geven - uitspraak Jezusbedenken. Maar wie zo redeneert, is ver verwijderd van de richtlijn van 10% die God zijn kinderen voorhoudt. Wie telkens redenen bedenkt om zo weinig mogelijk giften te hoeven geven is ook ver verwijderd van de levenshouding die Jezus zijn volgelingen voorhoudt: ‘Niet wie heeft, maar wie geeft is pas rijk.’

Het gaat mij er niet om dat we iedereen langs dezelfde meetlat leggen. Maar persoonlijk vind ik dat er niets mis is met de gedachte dat je 10% van wat er elke maand netto binnenkomt aan goede doelen kunt besteden. Netto is dan, wat je op je rekening gestort van je werkgever (hij houdt jouw premies al in namelijk) of wat je overhoudt nadat je zelf je premies hebt afgedragen.

 Vuistregel 2:  GEEF 2/3 kerkelijk, 1/3 algemeen

Er zijn zoveel goede doelen. En je kunt je 10% maar één keer uitgeven. In Deuteronomium 14:22-29  kom ik een praktische verdeling tegen die ook vandaag nog goed te hanteren is. Daar staat namelijk dat de gelovigen de tienden twee jaar lang naar de tempel moeten brengen en daar aan offers en feestmaaltijden moeten besteden uit dankbaarheid voor alles wat God gegeven heeft. In die feestvreugde mogen de priesters en hun gezinnen delen.  Maar elk derde jaar krijgen de tienden een ander doel. Dan moet het verdeeld worden onder de Levieten, de vreemdelingen, de wezen en de weduwen in de stad. Dat is zelfs zo’n belangrijk voorschrift, dat Mozes voorschrijft: “Dan moet u tegenover de HERE, uw God, verklaren: ‘Ik heb niets van de gaven die de HERE toekomen achtergehouden. Ik heb alles aan de Levieten, vreemdelingen, weduwen en wezen gegeven, geheel overeenkomstig de geboden die U mij opgelegd hebt. Ik ben in niets nalatig geweest.” (Deuteronomium 26:13).

Ook dit is volgens mij een duidelijke bijbelse richtlijn: besteed 2/3 van je giften aan kerkelijke doelen. Daar mag je zelf ook profijt van hebben, bv. van een eigen predikant, een eigen kerkgebouw en de aktiviteiten die in de eigen gemeente ook voor jou gehouden worden. Maar vergeet de mensen die het echt moeilijk hebben niet, dus geef ook aan algemene doelen, zowel christelijke doelen (de Leviet, de weduwe, de wees) als niet-christelijke doelen (de vreemdeling).  Besteed daar 1/3 van je giften aan.

Gul Geven 3.jpgMet deze tweede vuistregel hoef je je ook niet schuldig te voelen wanneer je niet aan elk goed doel iets geeft. Als christen is je eerste opdracht om je kerkelijke gemeente in stand te houden. Dat is vandaag de plaats waar je God hebt leren kennen en waar je Hem vereert.  Dus mag je daar ook royaal aan geven, in de kollekte, via de VVB, aan de zending en voor de diakonie. Uit al die andere algemene goede doelen  mag je kiezen wat jou het meeste aanspreekt. Dat heeft vaak te maken met wat je meemaakt in je familie of in je omgeving. Maar je hoeft je niet schuldig te voelen wanneer het maar om kleine bedragen gaat. Wie niet christen is kan veel aan algemene doelen geven. Wie wel christen is heeft al een doel gevonden voor 2/3 van zijn of haar 10%.

De uitdaging: GEEF nog royaler!

Goed, mijn stelregel is dus om 10% weg te durven geven. Daarvan probeer i k 2/3 aan kerkelijke doelen te geven en 1/3 aan algemene doelen (al dan niet christelijk). Dat lukt me alleen maar als ik steeds weer besef, dat al mijn rijkdom uiteindelijk een geschenk van God is. Sterker nog: als christen besef ik nog beter dan de gelovigen in het Oude Testament hoeveel het God gekost heeft om mij weer met Zichzelf te verzoenen en hoe diep Jezus Christus gegaan is om te redden van de eeuwige ondergang – niet met gevaar voor eigen leven, maar ten koste van zijn eigen leven.

De gelovigen in het Oude Testament konden dat nog niet allemaal weten. Voor hen was ‘geven’ vooral een uiting van vertrouwen. Ze wisten dat ze wel 10% van hun inkomen konden missen: God blijft immers zorgen?

Geven - uitspraak tegeltje.pngWij leven na Goede Vrijdag . Wij weten veel meer. Voor christenen  is ‘geven’ vooral een uiting van dankbaarheid. Als je weet dat Jezus alle gegeven heeft, waarom zou je dan nog moeite hebben om 10% van je inkomen terug te geven aan de Heer en aan je naasten in nood? Tim Keller slaat de spijker op z’n kop als hij schrijft: “We moeten daarom niet denken dat Gods maatstaf voor vrijgevigheid bij nieuwtestamentische christenen lager zou zijn dan bij de oudtestamentische gelovigen.” Integendeel: “Nog anders gezegd, tienden geven is voor christenen een minimumeis van vrijgevigheid en recht doen.”  ( Tim Keller, Ruim baan voor gerechtigheid, blz. 205, noot 35)

Aan het geefgedrag van een christen kun je afmeten hoe het gesteld is met de dankbaarheid tegenover God en het vertrouwen op God.

VREEMDELINGENLIEFDE i.p.v. VREEMDELINGENHAAT

Je suis CharlieWat vind jij van al die de buitenlanders in ons land? Zijn al die Turken en Marokkanen in Nederland eng? Denk jij dat ze allemaal crimineel zijn of terrorist? Ben jij ook bang dat er een aanslag in Groningen of Assen komt? Net zoals in Parijs bij Charlie Hebdo? Denk jij ook, dat elke moslim-vrouw met een hoofddoekje een fundamentalist is? Of zou het ook  een barmhartige moslima kunnen zijn? Zouden er over een tijdje ook bij ons net zulke grote demonstraties gehouden worden als in Duitsland tegen de toenemende invloed van moslims in ons land? En vind jij eigenlijk ook, dat Nederland royaal genoeg is met het toelaten van 250 Syrische vluchtelingen per jaar op het totaal van 3,2 miljoen die hun land moesten verlaten? En dat we de andere 9.000 die op eigen houtje asiel aanvroegen in Nederland, eigenlijk maar weer naar Libanon, Turkije of Jordanië moeten terugsturen, omdat ons land al veel te vol met vreemdelingen zit?  Waar komt die angst en onzekerheid vandaan?

In het Oude Testament krijgt één categorie vreemdelingen de meeste aandacht. Namelijk de ‘medelanders’ – de niet-joden die echt binnen de grenzen van Israel wonen. Op dat wonen valt de meeste nadruk. Het gaat om, zeg maar, de bevolkingsgroep die een vaste verblijfsvergunning heeft. Ze hebben bijna dezelfde rechten en plichten als de Israelieten.

En waarom moeten de Israelieten liefdevol met deze medelanders omgaan en hen niet als tweederangs burgers behandelen? Nou, om drie redenen.

1. Vreemdelingen vormen, met de armen, de wezen en de weduwen, het kwetsbaarheidskwartet. Ze zijn de meest kwetsbare groep van de samenleving.

2. De Israelieten moeten zich altijd kunnen inleven in de ‘gemoedsgesteldheid’ van vreemdelingen, want ze zijn zelf ook jarenlang onderdrukt en achtergesteld toen ze in Egypte woonden.

3. En tenslotte: Gods kinderen horen zich altijd te spiegelen aan hun God! En God zegt van Zichzelf, dat Hij de God is die zich om armen, weduwen, wezen en vreemdelingen bekommert.

In Deuteronomium 10 vers 18b en 19 staat het als volgt: De HERE, uw God, neemt vreemdelingen in bescherming en voorziet hen van voedsel en kleding. Ook u moet vreemdelingen met liefde behandelen, want u bent zelf vreemdelingen geweest in Egypte.

De  vraag is dus niet: kennen wij de regels van de Bijbel over hoe je met vreemdelingen omgaat. Na die oproep om vreemdelingen met te behandelen zegt Mozes niet: en hou je daar nu ook aan! De vraag is: kennen wij God als onze Vader? Houden wij echt van Hem en willen we leven zoals Hij het van ons vraagt? Na die oproep om vreemdelingen met liefde te behandelen zegt Mozes: ‘Toon ontzag voor de HERE, uw God, dien Hem en wees Hem toegedaan.’

Wat in Deuteronomium staat, staat ook in de andere boeken van Mozes. Het is een terugkerend refrein, zoals bv. in Leviticus 19: 33+34: Iemand die als vreemdeling in jullie land verblijft, mag je niet onderdrukken. Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. Ik ben de HEER, jullie God.

Behandel de vreemdelingen die in jullie land wonen en een vaste verblijfplaats hebben als geboren Israelieten. Zo scherp ligt dat als het om onze houding tegenover vreemdelingen gaat. Ben je daarin te herkennen als een kind van je Vader in de hemel? En wil je, als je in het Nieuwe Testament over de Heer Jezus leest, in zijn voetsporen gaan? Ook Hij bekommerde zich om mensen in nood, de vreemdelingen niet uitgezonderd. Denk maar aan de Samaritaanse vrouw (Johannes 4:1-42), de Syrische vrouw (Markus 7:24-30), de Romeinse officier (Matteüs 8:5-13) en de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Lukas 10:25-37).Kijkbijbel Barhmarige Samaritaan

Weet je, als het om de houding tegenover vreemdelingen gaat, herinnert God de Israelieten er steeds weer aan, dat ze zelf hebben ondervonden hoe ze als vreemdelingen in Egypte onderdrukt zijn. Maar nu zijn ze bevrijd door God en mogen wonen in het beloofde land.

In het Nieuwe Testament laten Jezus en de apostelen zien wat dat betekent voor ons als christenen vandaag. Wie gelooft is zelf ook vreemdelingen geweest. Als mensen zijn wij nakomelingen van Adam. We hebben  met elkaar de ellende van de wereld over ons heen geroepen. Vervreemd van God, vervreemd van elkaar, vervreemd van onszelf. Maar Goddank, Hij heeft ons niet afgeschreven, maar ons weer opgezocht. De Heer Jezus kwam op aarde. Hij gaf zelfs zijn leven om ons te bevrijden bracht ons terug bij God. “Hij maakt ons leven nieuw, ons hart verandert Hij! Jezus is Heer! Alleluia!” En zo krijgen we een nieuw vaderland terug, een plek waar we altijd terecht kunnen en ons veilig mogen voelen. Bij God Zelf!

Maar christenen hebben bij God geen streepje voor boven heidenen. En Nederlanders hebben we geen streepje voor op alle gastarbeiders en asielzoekers. Integendeel: de HERE wil dat alle mensen Hem leren kennen. Zo plaatst Hij ‘medelanders’ op onze weg zodat ze God niet alleen als Allah, maar als hemelse Vader leren kennen, en Jezus boven Mohammed als zijn enige Zoon en onze Redder en Vriend.

Kijk, omdat God zonder onderscheid naar alle mensen toekomt. En omdat Jezus zelfs aan het kruis nog zijn vijanden vergeeft. Daarom vraagt God van jou en mij om te doen wat Hij ook doet: de vreemdelingen die in ons land wonen tegemoet te treden met liefde. Niet met haat, niet met angst, niet met jaloersheid. Dat vraagt best wel een verandering van ons. Van mij wel in elk geval. Een mentaliteitsverandering. Daar hebben we veel van Gods Geest voor nodig. Juist als het pijn doet, wordt het spannend, wanneer je hoort hoe Paulus je oproept: Volg dus het voorbeeld van God, als kinderen die Hij liefheeft, en ga de weg van de liefde, zoals Christus, die ons heeft liefgehad en Zich voor ons gegeven heeft. 

Ik sluit af met een verhaal. Het is geschreven door iemand die een tijdje geleden stage liep in onze kerk. Ik heb het al eerder op mijn weblog geplaatst, dus als je het wilt lezen, klik op De barmhartige moslima.

Deze overdenking heb ik gehouden tijdens een Middag-Pauze-Dienst in de Bethelkerk te Assen en tijdens een Avondsluiting in ‘De Peelerhof’ in Assen-Peelo. Ik heb ‘m ook als preek gehouden (en dus werd ‘ie ruim 2x zo lang) op zondag 1 februari 2015 met als tekst Deuteronomium 10 vers 18b-19. Als preek is hij na te lezen onder ‘Preken OT’ of onder ‘Tot 10 tellen in geloof’ bij ‘Stap 04’.

De barmhartige Marokkaan

In de dagen na de gemeenteraadsverkiezingen  scanderen sommige Nederlanders ‘Minder! Minder!’ en komen de kerken in Nederland als reactie daarop met de slogan: ‘Wij geloven in meer’. In ons plaatselijk kerkblad De Bouwsteen schreef Jenst Jan Mertens (stagair kerkelijk werk in onze gemeente) op 26 februari 2014 een verhaal over de barmhartige moslima. Wat mij betreft een prima stuk om wat breder onder de aandacht te brengen – met toestemming van Jenst Jan en met hier en daar een kleine wijziging – ik mocht er niet teveel in minderen of er iets wilders van maken.

De barmhartige moslima

JOOST heeft geen gemakkelijke tijd achter de rug. Een ski ongeluk heeft zijn voet verbrijzeld, waardoor hij nu kreupel loopt. Het gevolg: ontslag gekregen van zijn werk, een bijstandsuitkering, een vriendin die er niet mee om kon gaan en een depressie. Dankzij een traject bij het GGZ gaat het nu weer de goede kant op. Joost is net komen wonen in de wijk. Hij heeft een leuk appartementje kunnen huren van Actium aan één van de Akkers. Na een tijdje randlid te zijn gaat hij sinds lange tijd weer eens naar de kerk. Een nieuwe plek, een nieuw begin. Hij heeft zijn attestatie nog niet ingeleverd, die moet nog opgevraagd worden. De dienst was ongeveer zoals hij gewend was. Zingen, bidden, een preek …. Hij heeft nog niet veel zin om met Jan en allemaal te gaan kletsen, dus hij loopt zo snel mogelijk als hij nog kan naar zijn fiets en wil naar huis. Maar hij is nauwelijks onderweg en merkt dat zijn beide banden lek zijn. En alsof dat nog niet genoeg is, begint het ineens donker te worden, en valt de regen met bakken uit de hemel. Daar strompelt Joost. Met zijn fiets aan de hand, geen paraplu of regenjas mee, zijn kraag hoog opgetrokken. Door de gevolgen van de depressie heeft Joost nog weinig energie. En hierdoor komt het dat hij niet verder kan en uit moet rusten onder een boom bij de rotonde van de Smetanalaan en de Europalaan. Kletsnat, niet in staat om verder te gaan. Zich vastklampend aan een boom.

Dan komt er een auto aan. ANNET heeft een drukke dag. Eerst stond ze ingeroosterd voor het welkomcomité om bij de deur te staan, de kerkdienst duurde langer dan verwacht omdat er weer een doopdienst was, en nu moet er snel worden gegeten, want het hele gezin moet ’s middags bij haar moeder in Beilen zijn. Die viert vandaag namelijk haar verjaardag. Bij de rotonde kijkt ze uit gewoonte links en rechts of er ook verkeer aan komt. Ze stopt om voorrang te verlenen aan een auto, en ziet dan een zwerver tegen een boom staan. ”Nee, wacht”, denkt ze, “die man ken ik. Die heb ik voor de dienst nog een hand gegeven.” Binnen een seconde schieten de gedachten door haar hoofd: helpen, de verjaardag van mijn moeder, druk, druk, druk…. “Stomme kerel ook!” denkt ze, “er was toch ook regen voorspeld, en ik wil ook geen vreemde kerel zomaar meenemen!! Laat een ander hem maar oppikken, ik heb er nu geen tijd voor hoor!” Ze drukt het gaspedaal in en laat Joost in de stromende regen staan.

Vlak daarna komt BAS. Bas had vandaag dienst als diaken om de collecte op te halen. Daarom was Bas één van de laatsten die de kerk verliet. Nu scheurt hij naar huis in zijn gloednieuwe tweedehands auto. Hij is er trots op en erg zuinig. Alles is origineel, er zit nog geen krasje op en hij ruikt zelfs nog een beetje nieuw. Dan ziet ook hij Joost staan. Ook hij herkent hem. Joost viel hem op, omdat hij niets in het zakje deed. “Tja, wat moet ik nu met hem. Ik ken die man niet eens, straks is het één of andere zwerver waar ik niet meer van af kom. Ik heb eigenlijk geen zin om mijn auto helemaal nat en smerig te hebben. “ en ook Bas rijdt door.

Even later komen ACHMED & FATIMA er aan gereden. Ze hebben het weekend bij zijn ouders doorgebracht om het suikerfeest te vieren. Fatima wordt met ontferming bewogen op het moment dat ze Joost ziet zitten. Ze sommeert Achmed te stoppen, en samen pikken ze Joost op, helpen hem in de auto en rijden naar hun huis. Daar krijgt Joost wat schone kleding van Achmed, een bak sterke maar warme Turkse koffie, terwijl Achmed terug gaat om Joost zijn fiets op te halen, waarna hij zorgt dat de banden gemaakt worden.

Lucas 10:36-37 ‘Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer?’ (…) 37 De wetgeleerde zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’

Het motief om te dienen

Dit stukje staat in het kader van het diakonaat. In de Bijbel is liefde het motief om te dienen. Dit blijkt ook bij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. De eerste en eigenlijke aanleiding voor deze gelijkenis was de vraag van een wetgeleerde hoe je deel kunt krijgen aan het eeuwige leven. Dan noemt Jezus allereerst het liefdegebod. Vervolgens vraagt de wetgeleerde wie zijn naaste is. Er staat “om zich te rechtvaardigen.” De geleerde vond wat hij deed en zichzelf al heel wat. Alle geboden naleven die de wet eiste.

Zou het niet heel prettig zijn als Jezus de term “je naaste” nu zou beperken tot: je eigen gezin, je kring, de gemeente waar je aan toe behoort of het kerkgenootschap waar je lid van bent. Want ja, hebben we daar inderdaad niet onze handen al vol aan? Maar dat doet Jezus niet. Jezus benadrukt dat het liefde motief, geen beperkingen heeft. Alleen liefde voor je eigen omgeving of ‘eigen volk eerst’ is een voorwaarde stellen aan de liefde. Terwijl God zich in de Bijbel heel duidelijk uitstrekt naar heel de wereld (1Tim 2: 1-6).

En wat doe jij? Vind je dat je als christen ook een taak hebt in het dienen van “de wereld”? Of laat je zorg voor buiten de kerkelijke gemeente liever over aan je niet gelovige collega, een gemeentelijke instelling, of andere mensen en organisaties?

JJM