Memento Mori – gelovig gedenken als gemeente van Christus Anno Domini 2018

Laatst vroeg iemand mij: ‘Waarom gedenken wij in onze kerk de overledenen op 31 december en niet op de (één-na) laatste zondag van november?’ Mijn antwoord was: ‘Omdat we als gelovigen niet leven bij het kerkelijk jaar, maar bij de christelijke jaartelling. Als kerk van Christus deinen we mee op het ritme van de wereld die Hij in zijn hand houdt.’

Oudjaarsavond of ‘Eeuwigheidszondag’?

cropped-gentianen-drentheIn de gereformeerde kerken bestaat al meer dan 150 jaar de gewoonte om op Oudjaarsavond een kerkdienst te beleggen. Daarin blikken we als gelovigen terug op wat het afgelopen jaar ons gebracht heeft. Alle ingrijpende momenten uit het leven krijgen daarin een plaats. En dus gedenken we in die kerkdienst ook de gemeenteleden en de geliefden van gemeenteleden die het afgelopen jaar zijn overleden. Persoonlijk vind ik zo’n kerkdienst op 31 december een heel natuurlijk moment. Alle belangrijke gebeurtenissen gebeuren op een bepaalde datum en die datum zoveel jaar ‘na de geboorte van Christus’. Maar er is ook een andere ontwikkeling in onze kerken. Namelijk: als je het liturgisch helemaal goed wilt doen, zou je de overledenen moeten gedenken op de laatste zondag van het kerkelijke jaar. Dat is eind november, een week voordat de vier zondagen van advent beginnen. Ik schreef daar al eens een blog over met als titel Oudejaarsdienst 31 december – gelovig terugkijken, gelovig gedenken. In dat artikel haalde ik een collega aan die een aantal jaren geleden in de Gereformeerde Kerkbode van het Noorden een pleidooi voerde voor de invoering van ‘Eeuwigheidszondag’. Hij vroeg zich af: moeten we als kerk de overledenen herdenken in de deining van het wereldlijke jaar of in het ritme van de kerk en in de cadans van de heilsfeiten? Hij koos voor het laatste. In tegenstelling tot mij. Ik zal uitleggen waarom.

Als gelovige leef ik bij de christelijk jaartelling

Ik leef, als ik voor mezelf spreek, als gelovige veel meer bij de christelijke jaartelling dan bij het kerkelijk jaar. Iedereen van ons is in dit leven geboren op die ene, door God bepaalde datum in het jaar 1900- of 2000-zoveel. En de dag waarop de HERE het leven terugneemt koppelen we ook die ene datum uit de christelijke kalender. Dus komt een zondag in november op mij over als een wat onnatuurlijk, geforceerd en kunstmatig moment. Voor mijn gevoel gedenk ik dan de gemeenteleden en geliefden die overleden zijn wél in geloof, maar níet in het ritme van het gewone, dagelijkse leven. Een kerkdienst op Oudjaarsdag vind ik juist een heel natuurlijk, zinvol en kostbaar moment. In mijn beleving laten we aan het eind van het jaar als gelovigen samen Gods licht schijnen over alles wat er in het afgelopen jaar gebeurd is. Op de dag (tegenwoordig zelfs alle vijf dagen na Kerst) dat heel de wereld uitgebreid stilstaat bij weer een jaar voorbij, geven wij als christelijke gemeente daar de meest optimale invulling aan, namelijk met de Bijbel open en de blik vol emotie achterwaarts, vol vertroosting omhoog en vol verwachting vooruit gericht. Geef mij daarom dus maar een kerkdienst op Oudjaarsdag. Echt, 31 december is volgens mij dé meest geschikte avond om onze geliefden in geloof te gedenken. Die gewoonte ken ik al zolang ik mij ervan bewust ben. Eerst nog sober: toen ik als predikant begon werden de namen van overleden gemeenteleden alleen in het gebed genoemd (en dat ging een enkele bejaarde broeder of zuster al te ver: ‘Dat wil ik liever niet, dominee, als ik onverhoopt dit jaar uit de tijd raak.’) . Sinds een aantal jaren met meer aandacht en symboliek. Dus doen we het nu met kaarsen en passende bijbelgedeeltes, liederen en gedichten.

Deining en willekeur

Toen ik dit aan mijn collega liet weten reageerde hij als volgt.

Ik vind je argumentatie voor de Oudejaarsavond als gedenkmoment nogal zwak. Je schrijft : ‘Het ritme van de jaartelling is een scheppingsgegeven’. Ja dat lijkt me nogal logisch. Maar waar begint dat jaar? Dat is arbitrair. Als de kerk daarin wil kiezen voor een eigen cadans naast of misschien zelfs gegenüber de rest van de wereld lijkt me dat zo slecht nog niet. En dan kun je het reguliere jaarwisselingsgebeuren nog steeds kerkelijk zeer goed invullen in een terugkijken met de kalendermatige jaaroverzichten. Maar dan kies je wel stelling op het punt van: de kerk denkt in de deining van wat Christus hier op aarde heeft gedaan. En dan is Advent Nieuwjaar. Ik hoop dat je deze overpeinzing enige kans en stilte wilt geven en ben benieuwd naar je reactie.

We leven nu alweer bijna in 2019. Ik heb er niet permanent over nagedacht, maar toch wel regelmatig. En ik ben nog steeds niet van mening veranderd. Integendeel. Als 1 januari een willekeurig moment is, is de kalender van het kerkelijk jaar dat al helemaal. Die is namelijk gebaseerd op de geboorte van onze Heer. Volgens mij is overtuigend aangetoond dat dat niet op 25 december in de winter plaatsgevonden heeft.  Bovendien, waarom zouden we als kerk een alternatieve jaarcyclus invoeren en ons daarmee naast of zelfs tegenover de wereld gaan opstellen? Ik denk dat het veel beter is om een christelijke invulling te geven aan wat we in de samenleving belangrijke momenten vinden. Je moet als kerk daar zijn, waar de mensen zijn. Dus houden we op 24 december een Kerstnachtdienst en blikken we op 31 december gelovig terug op het afgelopen jaar, met speciale aandacht voor wie in dit jaar des HEREN door Hem uit dit leven zijn weggenomen. Dat is voor mij geen willekeurig moment, maar daarmee deinen we als kerk van Christus mee op het ritme van de wereld die Hij in zijn hand houdt.

Voor wie nog wat meer wil lezen: Eerder schreef ik de blog Oudejaarsdienst: gelovig terugkijken en gelovig gedenken. Verder schreef ik nog twee stukjes. De eerste ging over waarom wij in de Oudjaarsdienst kaarsen aansteken: Kaarsen met oudejaarsavond. In het tweede stuk stond de tekst van de gedichten die we tijdens een Oudejaarsdienst bij het ontsteken van de vier kaarsen hebben voorgelezen: Als het leven soms pijn doet op Oudejaarsavond.

Op weg naar de hemel – met Christus de dood onder ogen zien (Mark Ashton – 7)

De eerste opstanding

Ashton Mark On my way to heavenDe eerste christenen geloofden vast en zeker dat de opstanding van Jezus Christus uit de dood Gods omgekeerde antwoord was op het oordeel van ons mensen over Jezus: ‘… u hebt Hem door heidenen laten kruisigen en doden. God heeft Hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van Hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over Hem niet behouden.’ (Hand. 2:23b-24). Mensen spraken hun oordeel uit. God keerde dat om en gaf zijn oordeel. Zonder de opstanding zouden we die omkering niet kennen. Het was Gods definitieve daad waarmee Hij het leven en de dood van Jezus goedkeurde. Daarmee zegt Hij tegen iedereen: ‘Deze man is Gods Zoon en heeft gedaan waar God Hem voor gezonden heeft.’

Met mijn eigen dood voor ogen stel ik mij de vraag: is dit het einde of niet?

Maar dat was 2000 jaar geleden. Hoe kan ik mij op dezelfde manier als de gelovigen toen optrekken aan Jezus’ opstanding? Als ik toen geleefd had, kon ik de ooggetuigen opzoeken en hen aan een kruisverhoor onderwerpen. Nu kan ik dat niet. Maar ik moet mijn eigen dood onder ogen zien, dus stel ik me de vraag: is dit het einde of niet? Ga ik de nacht in en blijft er niets van me over? Dan is alles wat ik op aarde gedaan heb, behoorlijk zinloos. Of is er iets voorbij het graf? Is er leven na dit leven, waar alle gebreken van ons huidige bestaan worden gladgestreken?

Jezus is opgestaan

Jesus Alive0008Mijn dood dwingt me om de opstanding van Jezus onder ogen te zien. Het is niet langer een kaal historisch feit voor mij. Het is van cruciaal belang voor iedere persoon die de eigen dood eerlijk onder ogen ziet. Totdat ik dood ben kan ik niet weten wat er na mijn dood met mij gebeuren zal.

Mijn dood dwingt me om na te denken over de opstanding van Jezus.

Maar Jezus is al opgestaan. Als ik Hem nu ken, zal ik Hem ook dan kennen. Hij is mijn zekerheid in het sterven. Zijn opstanding is de kern van het christelijk geloof.

Liefde voor zondaren

Wij sterven allemaal als grote zondaren die gered worden door de grote genade van een nog grotere God. Begrafenisredes geven zelden een eerlijk beeld van het leven van de overleden persoon. Het goede wordt verheerlijkt, het slechte uitgebannen. Maar als christenen eraan herinnerd worden wie ze werkelijk waren, inclusief hun fouten en gebreken, hun slechte gewoontes en intolerantie, hun momenten van hardvochtigheid en onvriendelijkheid, dan ontvangt Christus daardoor nog meer glorie. Want Hij is het die ons redt ondanks onze zonde; en die van ons houdt, zelfs als we zwak zijn. Onze redding is niet het gevolg van onze daden op aarde, maar te danken aan de ingreep van een liefdevolle God, die ons gered heeft ondanks wie wij zijn en wat we gedaan hebben. En als Hij ons kan redden, dan kan Hij iedereen redden!

Laten we vertrouwen op Gods liefde voor ons.

Daarom is het zo belangrijk om realistisch en bijbels over de dood te spreken. Als ik sterf wil ik tegen hen van wie ik gehouden heb en die van mij gehouden hebben zeggen: ‘Prijs mij niet de hemel in – herinner je de werkelijkheid, dat ik iemand was die je soms het bloed onder de nagels weghaalde, die je irriteerde, die je liet zitten, die je teleurstelde, die je verwondde. Dus alsjeblieft, herinner je geen perfecte relatie met mij. Het was goed, maar het had veel beter kunnen zijn. Ik hield van je, maar ik had meer van je kunnen houden – net zoals jij van mij hield, maar meer van me had kunnen houden. Dus laten we niet vertrouwen op onze liefde voor elkaar. Laten we vertrouwen op Gods liefde voor ons. Dat zal de relatie van ieder van ons met Jezus sterker maken, ook als onze onderlinge relatie zal veranderen door mijn dood.”

Mijn gebed

Het is mijn gebed voor mijn familie en mijn vrienden, dat mijn dood voor hen allen een enorme versterking en versteviging van hun relatie met Jezus zal zijn.

Nawoord

Ashton Mark fotoMark Ashton was 23 jaar predikant van St Andrews the Great in Cambdrigde. Hij werd christen op zijn 20ste tijdens zijn studie in Oxford. Hij was getrouwd met Fiona, vader van Chris, Clare en Nick en opa van Caleb.

Mark kreeg de diagnose van niet te opereren galblaaskanker in december 2008. Tijdens de 15 maanden die daarop volgden, wilde Mark het goede nieuws van Jezus met iedereen delen, zoals hij sinds zijn bekering gedaan had. Hij zag zijn naderende dood met vertrouwen –en zelfs vol verwachting– tegemoet vanwege zijn geloof in de opgestane Christus. Mark stierf vredig met zijn familie om hem heen in april 2010.

Aan het eind, toen zijn spraak beperkt was tot af en toe een woord of twee, sprak hij regelmatig de woorden “Bijna thuis”.

Dit is de zevende en laatste aflevering van mijn Nederlandse weergave van het boekje On my way to Heaven Facing death with Christ, geschreven door Mark Ashton, predikant van St. Andrews the Great in Cambridge, nadat hij op zijn 60e hij te horen gekregen had dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had. Een kort getuigenis van hem is te beluisteren op  YouTube https://www.youtube.com/watch?v=H7Y_GJMnj_4.

Lees ook Aflevering 1 en Aflevering 2 en Aflevering 3 en Aflevering 4 en Aflevering 5 en Aflevering 6.

Op weg naar de hemel – met Christus de dood onder ogen zien (Mark Ashton – 6)

Ashton Mark fotoDe dood – een verwoestende barrière

Er kan geen twijfel bestaan over de wreedheid van de dood op dit punt. Er is in een mensenleven geen barrière die zo verwoestend en destruktief is als de grens tussen leven en dood. Valse profeten sussen mensen in slaap met hun mooie praatjes en wishfull thinking over de dood (onze geliefde is een kamer verderop; hij kijkt van boven altijd op ons neer; zij zal onzichtbaar aanwezig zijn bij elke familiebijeenkomst). Het zijn gemene praatjes omdat het tegen alle menselijke ervaring ingaat. Bovendien heeft het geen basis in het woord van God.

Dat is onze enige hoop op eeuwig leven.

De Bijbel is er duidelijk over dat ‘mensen eens moeten sterven en daarna volgt het oordeel.’ (Hebreeën 9:27). Ieder van ons zal eens tegenover God komen te staan en rekenschap over zijn leven moeten afleggen. Dan zal iedereen van ons vol schaamte het hoofd buigen en erkennen dat we veroordeeld zouden moeten worden voor de manier waarop we in Gods wereld geleefd hebben, namelijk alsof het onze eigen wereld was. Maar op het moment dat mijn veroordeling uitgesproken wordt, zal mijn Verlosser tenslotte opstaan (Job 19:25) en zal Jezus het onomstotelijke bewijs leveren dat mijn straf volledig door Hem gedragen is toen Hij voor mij in de plaats stierf aan het kruis. Het is mijn relatie met Hem dat mij door de dood heen kan helpen. Dat is onze enige hoop op eeuwig leven. Hij alleen zorgt voor de totale vernietiging van de dood.

De enige relatie

Ashton Mark On my way to heavenAl is de menselijke liefde nog zo sterk (Hooglied 8:12), zij kan de dood niet vernietigen. Er is maar één relatie die dat kan. En dat is de relatie achter alle andere relaties. In alles wat ik tijdens mijn ziekte heb meegemaakt heb ik zo veel kracht gekregen dankzij de relatie met mijn vrouw (Gods grootste geschenk aan mij na Jezus, en een geschenk dat steeds maar beter werd ondanks mijn zonden) en dankzij de relatie met mijn drie kinderen (en drie prachtige aangetrouwde kinderen).

Er is maar één relatie die de dood kan vernietigen.

Zij waren de steunpilaren die mij geestelijke kracht gaven en ik ben enorm blij dat ik mag zien dat mijn kinderen nog meer geloof hebben dan ik. Hun geloof (en dat van hun moeder) is hun grootste geschenk aan mij. Maar ik realiseer mij heel goed, dat het eigenlijk niet hun geschenk aan mij is, maar Gods geschenk aan hen en zo zijn geschenk aan mij via hen. Hij is de relatie achter alle relaties.

Om mijn dood te begrijpen moet ik die dus in verband met Hem brengen. Jezus zal altijd Dezelfde zijn – inderdaad, Hij zal meer dan ooit te voren echt en betrouwbaar zijn. Het zal zijn stem zijn die me roepen zal om voor altijd bij Hem te zijn in zijn aanwezigheid (1 Tess. 4:16-17 en Joh. 14:13). Hij is de eerste en de laatste (Openb. 1:17-18), het begin en het einde (Openb. 21:6). Men zegt dat voor een gelovige het einde van de wereld niet zozeer een gebeurtenis, maar vooral een Persoon is. Dat is zeker zo als het gaat om het einde van het leven.

Het einde van de wereld is niet zozeer een gebeurtenis, maar vooral een Persoon.

Mijn dood is wel een gebeurtenis waarbij er een eind komt aan mijn lichamelijke leven op aarde, maar het zal ook het moment zijn dat mijn relatie met Jezus volmaakt wordt. Die relatie is het enige wat mijn leven op aarde zin gaf en bij mijn dood zal het alles zijn.

 

Church Of St Andrew The Great

Foto: Magnus Manske via Wikimedia Commons 

Dit is de zesde aflevering van mijn Nederlandse weergave van het boekje On my way to Heaven Facing death with Christ, geschreven door Mark Ashton, predikant van St. Andrews the Great in Cambridge, nadat hij op zijn 60e te horen gekregen had dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had.

Lees ook Aflevering 1 en Aflevering 2 en Aflevering 3 en Aflevering 4 en Aflevering 5.

Op weg naar de hemel – met Christus de dood onder ogen zien (Mark Ashton – 5)

Lichamelijke beproevingen

Ashton Mark On my way to heavenTerwijl deze periode geestelijk gezien rijk is, is het lichamelijk absoluut deprimerend. Al meer dan zestig jaar is het mijn gewoonte om, als ik me niet lekker voel, te gaan slapen. Ik weet dan dat dat ik me beter zal voelen als ik wakker word (en als dat niet het geval is, zoek ik gewoon weer m’n bed op en slaap verder tot ik me beter voel). Maar nu weet ik dat ik me nooit beter zal voelen en dat het morgen weer een beetje slechter zal gaan dan vandaag. Dat is een erg moeilijke ervaring. Het besef dat ik kanker heb gaat nooit weg. Ik besef elk moment van elke dag en ieder wakker moment van elke nacht dat ik aan het sterven ben. Elke dag kom ik op nieuw terrein: als ik morgenvroeg wakker wordt, heb ik dan nog controle over mijn darmen? Of zal ik midden op de dag plotseling last krijgen van akuut opkomende braakneigingen? De beproeving zit ‘m hierin, dat ik weet dat ik me nooit ‘beter’ zal voelen, en dat er steeds minder lichamelijke genoegens overblijven. Om hele andere redenen kan ik toch begrijpen wat Hamlet zei: ’Hoe vermoeiend, afmattend, plat en nuttloos komt mij al het goede van deze wereld voor.’  

Het besef dat ik kanker heb gaat nooit weg. Elk dag kom ik op een nieuw terrein.

Geen enkel lichamelijk genoegen geeft nog zoveel plezier als vroeger: eten, lichaamsbeweging, rust. Afname van eetlust, slechte ontlasting, vermoeidheid, incontinentie, krampen en de bij-effekten van steroïden nemen alle plezier weg. De vermoeidheid regeert en lichamelijke genoegens zijn verdwenen. De Prediker herinnert ons er nadrukkelijk aan dat bijna iedereen eens in deze levensfase belandt: ‘Gedenk daarom je Schepper in de dagen van je jeugd – voordat de slechte dagen komen en de jaren naderen waarvan je zegt: In deze jaren vind ik weinig vreugde meer.’ (Pred. 12:1)

Levensvreugde

Als elk genoegen uit zoveel leuke levenservaringen verdwijnt, herinnert dat ons eraan dat het allemaal geschenken waren die we gekregen hebben. Ik had er nooit recht op. Ze waren nooit mijn eigendom. Ik moet steeds blijven besffen wie de Gever is.

De Prediker gaat verder: ‘Gedenk Hem – voordat het zilverkoor wordt weggenomen, de gouden lamp gebroken, de waterkruik in stukken valt en het scheprad bij de put stukgebroken wordt. Wanneer het stof terugkeert naar de aarde, weer wordt zoals het was en de adem van het leven weer naar God gaat, die het leven gegeven heeft.’ (Prediker 12:6-7)

Relaties met mensen zijn het belangrijkst.

Alles hier op aarde zal snel voorgoed voorbij zijn en ik heb het voorrecht om juist daarom van sommige dingen extra te genieten. Ik realiseer me dat het misschien de laatste keer is dat ik naar een vuurwerkshow kijk of dat ik een bepaald landschap zie. De emotionele gevoelens die dat oproept zorgen ervoor dat ik God er nog meer voor wil danken. Tegelijk heb ik er spijt van dat ik dit alles zo vaak als vanzelfsprekend heb aangenomen.

Maar ik realiseerde me vooral, dat relaties met mensen het belangrijkst zijn, meer dan alle dankbare gevoelens voor de materiële dingen op deze aarde. Een aardige neef stelde voor om samen weer eens naar de River Cothi in Carmarthenshire te gaan, waar onze familie zo’n 25 jaar geleden vaak ging vissen. Toen het zo ver was, was ik te ziek om er naar toe te gaan en moest ik het afzeggen.

Mensen zijn belangrijker dan dingen.

Later was een bezoek aan deze neven wel mogelijk en ik realiseerde me dat ik het hernieuwde kontakt met mijn neven eigenlijk veel meer waardeerde dan een wandeling langs de oever van die prachtige rivier met al z’n betoverende jeugdherinneringen. Mensen zijn veel belangrijker dan dingen. Daarom doet het loslaten van mensen het meeste pijn bij het sterven.

 

Ashton Mark fotoDit is de vijfde aflevering van mijn Nederlandse weergave van het boekje On my way to Heaven Facing death with Christ, geschreven door Mark Ashton, predikant van St. Andrews the Great in Cambridge, nadat hij op zijn 60e te horen gekregen had dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had.

 

Lees ook Aflevering 1 en Aflevering 2 en Aflevering 3 en Aflevering 4.

Op weg naar de hemel – met Christus de dood onder ogen zien (Mark Ashton – 4)

De opstanding

Ashton Mark fotoHet is teleurstellend om te ontdekken hoeveel moeite medegelovigen ervoor moeten doen om de kracht van onze christelijke hoop te ervaren en vast te houden. In de eerste hoofdstukken van Handelingen vinden we de eerste christelijke preken. Daarin wordt enorm veel nadruk gelegd op de opstanding van Jezus Christus (bv. Hand. 2:24-36, 3:15, 4:2+10, 5:30, 10:39-40, 13:30, 17:2-3, 17:31-32). Zoveel zelfs, dat als Paulus in Athene aan het preken is, men denkt dat hij het over meerdere goden heeft – Jezus en Anastasia (dat betekent letterlijk: opstanding, Hand. 17:18)!

De opstanding van onze Heer neemt vandaag een minder belangrijke plaats in de verkondiging van het Evangelie. Dat kan volgens mij verklaren waarom ik bij een paar goede medechristenen dezelfde onuitgesproken stripwolkjes meende te zien die ik ook zag verschijnen boven het hoofd van de chirurg die mij als eerste het nieuws vertelde. Ze vinden het moeilijk te geloven dat de opstanding tot het eeuwige leven een vooruitzicht is om naar uit te kijken. Ze veronderstellen dat , net als de ongelovige wereld, christenen de dood blijkbaar ook met angst tegemoet zien en hun leven dus kost wat het kost willen verlengen.

 Genezing?

Ik denk niet dat het helemaal fout is om genezing te zoeken, maar voor mijzelf heb ik er niet speciaal naar gezocht. Dit heeft sommigen verbaasd. Ik heb niet gekozen voor prijzige chemotherapieën die in mijn geval me op z’n best slechts een paar extra maanden langer leven konden beloven.

De dood is de laatste vijand die vernietigd moet worden.

Ik hoop dat ik het vooruitzicht op de dood niet te licht opvat. Het is de laatste vijand (1 Kor. 15:26) en de dood jaagt alle christenen schrik aan. Maar het is ‘de laatste vijand die vernietigd moet worden’ en we zijn als gelovigen geroepen om zijn vernietiging in ons leven en in ons sterven te laten zien. In dat beroemde hoofdstuk (1 Kor. 15) maakt Paulus duidelijk dat zonder geloof in de opstanding niet alleen de dood, maar ook het leven van gelovigen een lachertje is: ‘Maar als Christus niet is opgewekt, is uw geloof nutteloos, bent u nog een gevangene van uw zonden en worden de doden die Christus toebehoren niet gered. Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn.’ (1 Kor. 15:17-19)

Een prachtige gelegenheid om opvallend anders te zijn als christen 

Juist hier hebben christenen een prachtige gelegenheid om opvallend anders te zijn dan de hedendaagse kultuur. Onze tijdgenoten zijn helemaal gefocust op genezing en op het verlengen van het fysieke leven ten koste van alles. Wat jammer dat wij christenen hen daarin volgen! Als we praten over de hoop op genezing en de verlichting van lichamelijk pijn, vinden onze tijdgenoten dat geweldig en komen ze massaal naar onze genezingsdiensten, vol verwachting. Maar als we spreken over de heerlijkheid die achter het graf ligt en over onze vaste hoop op eeuwig leven, worden ze er snel toe gedwongen om hun eigen eeuwige bestemming onder ogen te zien.

Om deze reden heb ik geprobeerd zowel met christen als met niet-gelovigen het goede nieuws van de opstanding te delen. De aankondiging van mijn naderende dood zette dit alles voor mij in een veel duidelijker perspektief en het spijt me dat ik het niet veel krachtiger heb verkondigd in de 37 jaren van mijn predikantschap.

 

Ashton Mark On my way to heavenDit is de vierde aflevering van mijn Nederlandse weergave van het boekje On my way to Heaven Facing death with Christ, geschreven door Mark Ashton, predikant van St. Andrews the Great in Cambridge, nadat hij op zijn 60e te horen gekregen had dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had.

Lees ook Aflevering 1 en Aflevering 2 en Aflevering 3.

Op weg naar de hemel – met Christus de dood onder ogen zien (Mark Ashton – 3)

Onvermijdelijke zorgen

Ashton Mark fotoEr zijn onvermijdelijke zorgen. De financiële vooruitzichten voor mijn vrouw als predikantsweduwe zijn slecht (en dat is grotendeels mijn eigen fout). Ondanks mijn vele gebreken als echtgenoot en vader vrees ik dat mijn naaste familie me erg zal missen. Toch, al deze dingen in overweging nemende, is het geen slechte tijd om te sterven. En ik was gewaarschuwd.

Als iemand je vertelt dat je zult sterven, zijn de maanden die volgen geestelijk gezien een erg goede periode. Het nieuws is een geestversterkend medicijn. ‘De lange gewoonte om te leven maakt ons ongeschikt om te sterven’ schreef Sir Thomas Browne. Voor mij als christen was dat zeker waar. Als het er op aan komt was ik meer bereid om te sterven op 8 februari 1968, de dag nadat ik op 20-jarige leeftijd tot geloof kwam, dan in 2008 – 40 jaar later.

De maanden die volgen zijn geestelijk gezien een erg goede periode.

Maar de waarschuwing die ik nu gekregen had, veranderde dat. Ik zie nu dat veel van wat ik nagestreefd en waar ik mijn leven die 40 jaar mee gevuld heb, van twijfelachtige waarde geweest is. Ik doe nu niet meer mijn best om mijn reputatie te verbeteren of van meer betekenis te zijn. Ik realiseer me hoe onbelangrijk dat is. Nu ik bezig ben mijn bezittingen op te ruimen, erken ik hoe ik er mijn leven behoorlijk mee volgestopt heb en hoe weinig ik er eigenlijk van nodig had. Ik had, achteraf gezien, de financiële zaken voor mijn vrouw graag beter hebben willen regelen, maar ik weet dat ‘zonder zorgen achterlaten’ haar in de komende jaren geestelijk niet zal helpen.

Bijbel lezenTerwijl het lichaam aangetast wordt en achteruit gaat, worden geestelijke dingen helderder en duidelijker. Ik zie nu erg duidelijk hoe zondig ik ben en hoeveel invloed dat nog steeds op mijn leven heeft. Ik besef hoe weinig tijd ik over heb om tegen mijn trots, mijn lichtgeraaktheid, mijn gemopper en mijn egoïsme te vechten. Ik moet nadenken over wat ik zeg, want ik heb misschien geen tijd meer om het goed te maken of me te verontschuldigen. Wat de Bijbel hier allemaal over zegt heeft voor mij nog meer gezag en relevantie. Elke dag als ik zijn Woord opensla, spreekt God rechtstreeks tot mijn hart. Daarin vertelt Hij mij wat er achter dit leven ligt. Ik kan het eind van dit leven zien. Het doemt op aan de horizon en het bemoedigt mij als ik bedenk, dat het niet lang meer zal duren voor ik daar ben.

Gods Woord vertelt mij wat er achter dit leven ligt.

Nu de afstand steeds korter wordt, bemoedigt het mij om te des sterker te geloven dat ik de finish zal halen. Ik weet dat dat Gods werk is en niet mijn prestatie. Het is ook een geruststelling om te weten dat het nog een korte tijd zal duren en dat de kans om in grote zonde te vallen afneemt. Ik loop steeds minder risiko mijn roeping te verloochenen en die gedachte geeft mij troost. Ik ben mij er altijd van bewust geweest hoe ontzettend diep de verdorvenheid in mijn hart zit en de gevaren die dat elke dag met zich meebrengt. Nu zijn er veel minder dagen waarin ik die dreiging onder ogen hoef te zien dan ik gedacht had.

Hoop met de dood voor ogen

Gelegenheden om anderen te vertellen over Jezus worden nu belangrijker en urgenter. Onze tijd is zo verstoken van hoop als men de dood onder ogen moet zien, dat er een groot taboe op dit onderwerp rust. Maar als je, zoals ik, dit nieuws te horen gekregen hebt, houdt het je telkens weer bezig, of je het nu wilt of niet. Ik heb geleerd er voorzichtig over te praten nadat ik bij mijn kapper in Eastbourne was geweest. Het meisje dat mijn haar knipte vroeg me hoe het met me ging. Ik antwoordde dat ik net te horen gekregen had dat ik nog maar een paar maanden te leven had. Ik kon geen woord meer uit haar krijgen tijdens de rest van de knipbeurt!

Het is een wonderlijk voorrecht om de hoop op het eeuwige leven met anderen te mogen delen

Maar de angst die mensen voor de dood hebben betekent niet dat ze er niet over na hoeven te denken of dat zich niet bewust zijn dat elk leven daar eindigt. Het is een wonderlijk voorrecht om de hoop op het eeuwige leven met anderen te mogen delen, vooral als het voor de niet-gelovige duidelijk is dat het eeuwige leven voor jou als gelovige een realiteit is. Ik ben er niet zo goed in geweest deze hoop te delen, maar ik ben er dankbaar voor dat ik het een beetje meer durf nu mijn eigen dood nadert, want ik heb geen excuses om erover te zwijgen.

Ashton Mark On my way to heaven

Dit is de derde aflevering van mijn Nederlandse weergave van het boekje On my way to Heaven Facing death with Christ, geschreven door Mark Ashton, predikant van St. Andrews the Great in Cambridge, nadat hij op zijn 60e te horen gekregen had dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had.

Lees ook Aflevering 1 en Aflevering 2.

Op weg naar de hemel – met Christus de dood onder ogen zien (Mark Ashton – 2)

 

“Gedenk Hem – voordat het zilverkoor wordt weggenomen, de gouden lamp gebroken, de waterkruik in stukken valt en het scheprad bij de put stukgebroken wordt. Wanneer het stof terugkeert naar de aarde, weer wordt zoals het was en de adem van het leven weer naar God gaat, die het leven gegeven heeft.” (Prediker 12:6-7)

Ashton Mark fotoIn 2001 bezocht mijn moeder ons in Cambridge. Terwijl zij op een zondag op weg was naar de kerk, viel ze en brak haar heup. Vanaf toen stierf ze een langzame en pijnlijke dood, totdat ze 4½ jaar overleed. Omdat ze stapje voor stapje al haar vrijheid verloor heeft ze vooral psychisch geleden. Aan haar sterfbed bad ik dat ik niet net zo’n lange en (ook al kon ze er niets aan doen) in toenemend mate machteloze ouderdom als haar zou bereiken, waarin ik mijn vrouw en familie tot last zou zijn en mijn vrienden in verlegen zou brengen ‘zonder tanden, zonder ogen, zonder smaak, zonder alles’ (William Shakespeare). Ik zei eens tegen de kerkvoogden van St. Andrew the Great, dat ik tijdens mijn leven niet een probleem wilde zijn voor degenen die voor mij zorgen: een slecht gehumeurde, prikkelbare, snauwerige man voor mijn vrouw, Fiona, terwijl ze me voortduwt in een rolstoel. Eén van de kerkvoogden antwoordde dat de enige verandering in vergelijking met nu de rolstoel was!

Kanker

In het voorjaar van 2007, toen ik een sabbatical had in Nieuw Zeeland, kreeg ik pijn in de buurt van de galblaas. Dat bracht mij in december 2008 uiteindelijk in het Addenbrooke’s Hospital waar een chirurg de galblaas verwijderde. Maar terwijl hij dat deed, vond hij een vorm van kanker die vanuit de galblaas de lever aangetast had. Het was al te laat voor een chirurgische ingreep of voor bestraling en er bleek geen effektieve behandeling met chemotherapie mogelijk te zijn voor galblaaskanker. De oncoloog gaf aan dat ik misschien nog zes tot negen maanden te leven had. Mijn gebed toen mijn moeder stierf was beantwoord. Ik zei tegen de chirurg die mij het nieuws bracht: “Wat u mij zonet verteld hebt is voor een gelovige christen geen slecht nieuws, maar goed nieuws; dit is niet het eind van het verhaal, maar het begin.” (Ik zag in mijn gedachten ook een stripwolkje boven het hoofd van de chirurg verschijnen met de tekst: ‘Deze man zit overduidelijk in de ontkenningsfase’).

Dit is niet het eind van het verhaal, maar het begin.

Maar ik heb 62 jaar een erg gelukkig leven op aarde gehad en Jezus is al meer dan 40 jaar mijn Heer en Redder. Dus ik voelde geen spijt. Mijn voornaamste reaktie daarna was, en is nog steeds, één van dankbaarheid. God heeft alles goed laten verlopen en ik geloof dat Hij dat nog steeds doet. Hij is bezig mij terug te halen bij Hemzelf terwijl ik mij nog helemaal gezond voel, terwijl ik nog aktief ben als predikant, terwijl mijn kinderen inmiddels het huis uit zijn en met hun eigen gezin en carrière bezig zijn, en terwijl mijn vrouw nog steeds de energie en vitaliteit heeft om een nieuwe levensfase in te gaan.

Ashton Mark On my way to heavenDit is de tweede aflevering van mijn Nederlandse weergave van het boekje On my way to Heaven Facing death with Christ, geschreven door Mark Ashton, predikant van St. Andrews the Great in Cambridge, nadat hij op zijn 60e te horen gekregen had dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had. Aflevering 1 kun je hier nalezen.

Op weg naar de hemel – met Christus de dood onder ogen zien (Mark Ashton – 1)

Een boodschap van hoop met de dood voor ogen

Is het werkelijk mogelijk om de laatste fase van ons aardse leven met vertrouwen en zonder angst tegemoet te gaan / onder ogen te zien? Mark Ashton beschrijft zijn eigen ervaringen met de naderende dood vanwege ongeneeslijke kanker. Werkelijk vertrouwen, legt hij uit, vind je in de opstanding van Jezus Christus – een gebeurtenis die, ook al is het 2.000 geleden gebeurd, diepgaande gevolgen heeft voor ons vandaag.

Ashton Mark On my way to heavenDit staat op de achterkant van het boekje dat Mark Ashton schreef in 2009 en dat na zijn dood op 3 april 2010 werd uitgegeven.  De Engelse uitgave heeft als titel On my way to Heaven Facing death with Christ

Het is een klein boekje. Een beetje kabbelend geschreven. Toch is het al een aantal malen herdrukt in Engeland. Ik snap wel waarom. Ook ik ben onder de indruk geraakt van de manier waarop Mark Ashton is omgegaan met het bericht dat hij in december 2008 op zijn 62e, kreeg: “U hebt kanker en het is niet meer te behandelen. U hebt nog hoogstens negen maanden te leven.”  Indrukwekkend, hoe hij met Christus de dood onder ogen kon zien en ervan getuigde dat hij op weg was naar de hemel. Daarom wil ik dit boekje graag in een aantal afleveringen met iedereen delen.

Ashton Mark fotoMark Ashton (1948-2010) was predikant en van zijn 39e tot zijn 62e verbonden aan St. Andrew the Great in Cambridge. Dagblad ‘The Times’ schreef na zijn overlijden dat hij één van de meest invloedrijke bijbelgetrouwe predikanten van zijn generatie was, zowel als herder en leraar. In die jaren groeide zijn gemeente gestaag, o.a. door de vele honderden studenten die graag onder zijn gehoor zaten.

Hoe ga je om met ziekte als je weet dat de artsen niets meer voor je kunnen doen? Mark Ashton heeft het niet alleen opgeschreven, maar ook in juli 2009 onder woorden gebracht in een korte toespraak van vier minuten die op YouTube te vinden is: https://www.youtube.com/watch?v=H7Y_GJMnj_4. Wie alvast wil weten over hoe hij met zijn ziekte omging, kan daar een preview nemen op deze blog-serie.

Dit is de eerste,  inleidende aflevering van mijn Nederlandse weergave van het boekje On my way to Heaven Facing death with Christ, geschreven door Mark Ashton, predikant van St. Andrews the Great in Cambridge, nadat hij op zijn 60e hij te horen gekregen had dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had.

Eens zien we elkaar weer – de dood is het einde niet

NIKS NA DE DOOD is wat veel mensen geloven. Jongeren noemen het tegenwoordig YOLO. In mijn jaren als jongere (de jaren ’80) zong Toontje Lager een goddeloos nummer met de titel “Niks na de dood” en troostte Klein Orkest iedereen  met de gedachte “Over 100 jaar zijn jullie allemaal dood – en wij ook”.

Die gedachte, dat het met de dood afgelopen is, zal iedereen wel eens bekruipen. Ook als christen. Je kunt er op zondag nog zo mooi samen van zingen, maar is het ook echt zo, dat het geloof in God als je Vader en in Jezus als je Verlosser je echt troost wanneer iemand uit je meest nabije omgeving plotseling of na een lang ziekbed komt te overlijden?

UITRUSTEN

In de Bijbel wil onze Heer Jezus ons die troost wel geven. In Openbaring 14 vers 13 horen we Hem zeggen: ‘Gelukkig zijn zij die in verbondenheid met de Heer sterven. Zij mogen uitrusten van hun inspanningen, want hun daden vergezellen hen.’ Het sterven van de gelovigen die ons zijn voorgegaan wordt hier dus uitgelegd als ‘uitrusten van hun inspanningen’. Dat vind ik zelf een mooie omschrijving. Als iemand in Jezus geloofde als zijn of haar Heer, mag je ervan overtuigd zijn, dat hij of zij het nu beter heeft. Want na je sterven ben je bij Hem, Jezus, je Heer! En dus is het een waar woord wat Paulus schrijft in 1 Tessalonicenzen 4 vers 13, dat je als christen niet op dezelfde manier ‘bedroefd bent, zoals de andere mensen, die geen hoop hebben.’ In de oude bijbelvertaling kon je lezen, dat Paulus het 2x heeft over ‘hen, die ontslapen zijn’ (in vers 13 en in vers 14).  Daarmee bedoelt hij de gelovigen ‘die in Christus gestorven zijn’ (vers 16).  

ONTSLAPEN

In de bijbelvertaling die we in onze kerk gebruiken,  de NBV van 2004, is dat woord ‘ontslapen’ vervangen met het veel algemenere woord ‘de doden’. Dat vind ik jammer. Want het gaat om de vraag die de christenen toen in Tessalonika heel erg bezig hield: zal mijn gestorven man en zullen onze twee gestorven kindertjes er wel bij zullen zijn als Jezus terugkomt? Dan gebruikt Paulus volgens mij expres het woord ‘ontslapen’ om aan te geven, dat het sterven van een christen geen straf op de zonde meer is, maar een wachttijd tot het moment dat Jezus terugkomt. Na slapen word je eens weer wakker, en daarom kon Jezus van het dochtertje van Jairus en van Lazarus ook zeggen, dat ze sliepen.

Ik heb dit een tijd terug aan het Nederlands Bijbelgenootschap geschreven, maar zij gaven als antwoord, dat het woord ‘ontslapen’ (dat twaalf keer voorkomt in het N.T.)  een synoniem is voor ‘sterven’. ‘Ontslapen’ klinkt daarbij als een eufemisme en verzacht het hardere ‘sterven’ of ‘dood gaan’ iets. Maar dat laatste was voor de vertalers in 2004 geen doorslaggevend argument om het woord ‘ontslapen’  te handhaven. Zij vonden vooral,  dat ‘ontslapen’ een te ouderwets woord geworden was.

Ik denk daar toch anders over. Paulus maakt juist bewust van deze fijne nuancering gebruik, omdat er verschil zit in het sterven van Jezus en het sterven van wie in Hem geloven. Hij heeft het immers in vers 16 over ‘zij die in Christus sterven’ (NV’51) / ‘de doden die Christus toebehoren’. Als je dat gelooft, is ‘ontslapen’ een fijngevoelige omschrijving die aangeeft, dat de dood niet meer het laatste woord.

Wat dat betreft vind ik het jammer, dat deze nuance is verdwenen uit de NBV.

DE DOOD PROEVEN

Dat geldt ook van de uitdrukking ‘de dood proeven / smaken’. Die wordt in het N.T. 5x gebruikt. Drie keer in hetzelfde verband door de Here Jezus (Mat. 16:28 = Mark. 9:1 = Luk. 9:27) en verder nog een keer door de Here Jezus in Joh. 8:52 en tenslotte in Hebr. 2:9. In de NBV staat nu alleen nog in Joh. 8:52, dat Jezus zegt: ‘Wie mijn woord bewaart zal de dood nooit proeven.’ Op de andere vier plaatsen staat nu ‘sterven’ of ‘de dood’. Ook dat vind ik erg jammer. Want volgens mij gebruiken de Here Jezus en de schrijver van Hebreeën die uitdrukking om aan te geven, dat de dood een bittere vijand is. Maar wie gelooft, hoeft die bitterheid niet meer persoonlijk te proeven, ook al moet je nog sterven. Want Jezus heeft door de genade van God  voor allen de dood als vijand echt gesmaakt en geproefd, zegt Hebreeën 2:9. En dus hoeven de mensen die in Hem geloven, de dood niet meer op die manier te ondergaan, zegt Jezus in de andere vier Bijbelgedeeltes. Ik denk dus, dat de bijbelschrijvers deze uitdrukking niet voor niets als synoniem voor ‘sterven’ gebruikt hebben.

Ook dit heb ik een tijd terug aan het Nederlands Bijbelgenootschap voorgelegd. De reaktie was toen, dat het werkwoord voor ‘proeven’ ook vertaald kan worden als ‘(de dood) ervaren’ of ‘(de dood) meemaken’. In het Nederlands zeg je in dat geval gewoon ‘sterven’. Alleen in Joh. 8:52 staat nu nog ‘de dood proeven’, omdat het in vers 51 over ‘de dood zien’ gaat. In die passage gaat het dus om twee beeldende omschrijvingen van het sterven. Ook zei men dat het verschil tussen ‘sterven’ en ‘de dood in zijn bitterheid proeven’  theologische van aard is, want in het Grieks staat het woord ‘bitterheid’ er niet bij. Maar men was wel gevoelig voor het argument dat als er vijf keer een synoniem voor ‘sterven’ gebruikt wordt, je die uitdrukking ook best in het Nederlands vijf keer kunt gebruiken. Dat wil niet zeggen, dat ze het bij de herziening van de NBV in 2016 ook zullen overnemen, want het hangt mede van het tekstverband af.

Ik hoop, dat de uitdrukking ‘de dood proeven’ weer alle vijf de keren in onze vertaling wordt opgenomen. Zo blijf je dicht bij de grondtekst en kun je als bijbeluitlegger aangeven, dat de Here Jezus echt de dood in z’n volle omvang als straf van God ondergaan heeft (Hebr. 2:9), terwijl wie in Hem gelooft, daar niet meer op die manier bang voor hoeft te zijn. Want, zegt Paulus in 1 Kor. 15: ‘Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel?’ De angel is eruit, want Jezus Christus onze Heer heeft de dood overwonnen. En dus zullen ook onze geliefden, die in Christus gestorven zijn, eens weer opstaan. Zelfs nu al mag je zeggen: ze zijn wél gestorven, maar ze zijn níet dood. Ze zijn bij Jezus hun Redder en Heer.

HOOP

Dat is een kwestie van geloof. Je ziet bij een begrafenis of een crematie iets anders. Je voelt tot in lengte van jaren het gemis. En toch … toch zien we elkaar eens weer bij de Here Jezus. Eerst in de hemel. Straks op de nieuwe aarde. Dat geeft echt hoop in al het verdriet. Dat wil Paulus ons juist graag meegeven: Troost elkaar met deze woorden.

Voor de liefhebber: alle info over de NBV, de keuzes bij het vertalen en de herziening die er in 2016 aankomt is te vinden op www.nbv.nl, een aparte website van het Nederlands Bijbelgenootschap.
Zie ook vorige blogs zoals
In de hemel is de Heer en Colton heeft Jezus daar gezien –  12 juni 2013
Vol verlangen zingen op weg naar die grote dag – 24 mei 2014
Heaven is for real – een oppervlakkige film en een aardig dagboek over Colton Burpos bezoek aan de hemel – 11 januari 2015
Herkenning in de hemel – maar hoe? – 20 maart 2015

Overweldigende liefde

Maria vond, dat Jezus er vermoeid uitzag. Ze zag de lijnen in z’n gezicht en de wallen onder z’n ogen. Maar toen Jezus haar zag, lichtten zijn ogen op. ‘Maria, fijn je te zien’, zei Hij. ‘Ik ben blij dat U er bent, Heer’,  zei ze. ‘Het is alweer zo lang geleden.’  Ze wist, dat Hij lange tijd uit de buurt van Jeruzalem gebleven was. Het was te gevaarlijk voor Hem. De joodse leiders wilden Hem doden. ‘Ik maak me zorgen’, zei Maria. Jezus glimlachte en schudde langzaam z’n hoofd. ‘Je bent bezorgd voor niks, lieve Maria. Mijn leven is in de hand van mijn Vader.’

Maria zalfolieMaar de manier waarop Hij het zegt verraadt de spanning. Net alsof het een verborgen boodschap is. Er trekt een rilling door Maria heen als ze samen naar de woonkamer lopen. Er zal iets vreselijk fout gaan. Ze voelt het. Het gaat tegen alle logica van de mensen in. Zonet hadden ze Jezus nog als een koning binnengehaald. De verwachtingen zijn hooggespannen. Het zal alleen heel anders zijn dan de meesten denken. Maria weet het gewoon. Ze heeft een soort zesde zintuig, een bang voorgevoel. Er gaat iets ergs gebeuren met Jezus. Maria voelt dat goed aan. Jezus zelf weet: Ik ben op weg naar Jeruzalem . Ik ben op weg naar mijn arrestatie. Ik ben op weg naar een bewuste dood. Hij spreekt er openlijk over met zijn leerlingen. Maar niemand wil Hem geloven. Alleen Maria voelt het aan. Daarom doet zij iets heel bijzonders. De enige passende aktie. Ze komt met een daad van overweldigende liefde.

Weet je wat overweldigende liefde is? Als je je dochter van bijna 3 jaar naar bed brengt. Je zingt een liedje voor haar. Je vertelt een verhaaltje aan haar. Je zegt een gebedje op met haar. Daarna stop je haar lekker onder en zegt: ‘Jessica, ik hou van jou’. Maar je bent de kamer nog niet uit, of je hoort: ‘Ik hou meer van jou, mama!’ Dus ga je terug, geeft haar nog een dikke kus en zegt: ‘En ik het meest van jou, Jessica.’ Maar alweer: je bent de kamer nog niet uit, of ze roept je achterna: ‘En ik van jou het allermeest van de héééle wereld!’ Wow! Game over! Het allermeest van de héééle wereld! Dat is pas echt overweldigend! Je dochter houdt niet het meest van haar favoriete pop. Of een uitstapje naar een grote speeltuin. Of een verjaardag met een grote taart en mooie kadootjes. Nee, ze houdt van jou – van jou meer dan van de héééle wereld. Dat is overweldigende liefde. Daarvoor gaat alles aan de kant. Daarvoor heb je alles over. Je wenst alleen maar dat je nóg meer zou kunnen geven. Niets is te kostbaar. Niets is te overdreven. Je hart wil dat je geeft – alles geeft.

Dat doet Maria als ze Jezus zalft met die zeer kostbare, zuivere nardusolie.  Daarmee geeft ze alles wat ze heeft aan Jezus. Als ze Hem ziet binnenkomen, weet ze gewoon:  binnenkort zal Jezus sterven. Waarom? Hoe? Is dat  Gods plan? Maria heeft geen idee … maar dit weet ze wel: Jezus is mijn alles, en dus geef ik Hem alles wat ik heb. Alles wat ik heb, als uitdrukking van mijn overweldigende  liefde.

maria zalving JezusDie olie was niet het meest kostbare wat Maria gaf. ‘Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn’ had Jezus al eens eerder gezegd.  Het kostbaarste wat Maria geeft, is haar hart.  Dus breekt ze de hals van het flesje spontaan eraf. Ze giet de hele inhoud over het hoofd van Jezus uit. Ze stopt niet halverwege, maar laat de parfum echt rijkelijk vloeien. Tot de laatste druppel! Zodat de olie de voeten van Jezus bereikt. En dan doet Maria nog iets heel aparts. Ze maakt haar haar los en droogt de voeten van Jezus ermee af. Voor Maria maakt het allemaal niets uit. Ze wil niets achterhouden. Al haar liefde gaat uit naar Jezus.

Wat zie je daarna? Iedereen valt over haar heen. Vooral Judas. Eén persoon reageert niet negatief. Jezus. Hij wijst Maria niet af en geeft haar geen berisping.  Nee, zegt Hij: ‘Laat haar met rust, waarom vallen jullie haar lastig? Ze heeft iets goed voor Mij gedaan. Ze heeft mijn  lichaam nu al met olie gebalsemd. Dat heeft ze gedaan met het oog op mijn begrafenis.’

Ongemakkelijk. Zo voel ik me altijd een beetje bij dit verhaal. Wat Maria doet – ik vind het eigenlijk geen overweldigende liefde. Ik vind het eerder overdreven liefde. Voor Judas was het zelfs aanleiding om met Jezus te kappen. Weg met Hem! Wie vindt zulke verkwisting nou goed?  Ik wil niet Judas zijn. Maar waarom ben ik dan toch zo kritisch over Maria? Weet je, als ik kritisch ben op anderen, zeg ik vooral iets over mijzelf.

Maria heeft een hart vol dankbaarheid
Judas heeft een hart vol bitterheid
Maria komt met totale overgave
Judas komt met een verborgen agenda
Maria hoort wat Jezus zegt – en antwoordt met liefde
Judas hoort ook wat Jezus zegt – maar loopt weg en verraadt zijn Heer
Maria geeft zichzelf helemaal
Judas houdt alles voor zichzelf
Maria bedelft Jezus onder kussen
Judas verraadt Jezus met één kus

Op wie lijk ik? Overweldigende liefde  is een beetje raar. Maar echte liefde kost de gever altijd wat. Anders is het een gift – je doet het voor het goede doel en hebt er zelf niet echt last van. Maria geeft álles. Maria geeft zichzelf. Ze geeft zich helemaal. Hoe is dat met mij? Hoeveel hou ik van Jezus? Het allermeest van de héééle wereld?

1 Zes dagen voor Pesach ging Jezus naar Betanië, naar Lazarus die hij uit de dood had opgewekt. 2 Daar hield men ter ere van hem een maaltijd; Marta bediende, en Lazarus was een van de mensen die met hem aanlagen. 3Maria nam een kruikje kostbare, zuivere nardusolie, brak het flesje, goot de olie uit over zijn hoofd, zalfde de voeten van Jezus en droogde ze af met haar haar. De geur van de olie trok door het hele huis. 4 Sommige aanwezigen zeiden geërgerd tegen elkaar: ‘Waar is deze verkwisting goed voor?’ Judas Iskariot, een van de leerlingen, degene die hem zou uitleveren, vroeg: 5 ‘Waarom is die olie niet voor driehonderd denarie verkocht om het geld aan de armen te geven?’ 6 Dat zei hij niet omdat hij zich om de armen bekommerde – hij was een dief: hij beheerde de kas en stal eruit. 7 Maar Jezus zei: ‘Laat haar, ze doet dit voor de dag van mijn begrafenis; 8 de armen zijn immers altijd bij jullie, maar ik niet.’ 9 Ik verzeker jullie: waar ook maar ter wereld het goede nieuws verkondigd wordt, zal ter herinnering aan haar verteld worden wat zij heeft gedaan.’ 10 Toen ging Judas Iskariot, een van de twaalf, naar de hogepriesters om hem aan hen uit te leveren. 11 Toen zij dit hoorden, waren ze opgetogen en beloofden ze hem geld te zullen geven. En hij zon op een mogelijkheid om hem op een geschikt moment uit te leveren. Johannes 12:1-8 + Markus 14:3b,4,9-11