“Er loopt een optocht door de tijd van de schepping tot de eeuwigheid”, zong cabaratier Paul van Vliet ooit. Tijdens mijn vakantie las ik de boeken ‘Oer’ en ‘Hemels’. ‘Oer’ gaat over de tijd vanaf de schepping tot nu. ‘Hemels’ gaat over iemand die een tijd lang de hemelse eeuwigheid heeft ervaren.
Marietta Davis leefde van 1823 – 1849 in New York. Ze is christelijk opgevoed, maar als twintiger gelooft ze niet meer in een hiernamaals. Totdat ze in de zomer van 1848 in een coma raakt die negen dagen duurt. Als ze bij komt vertelt ze aan familie, vrienden en haar predikant dat Jezus haar zowel de hemel als de hel als de aarde heeft laten zien, maar dan vanuit een geestelijk perspectief.
Ze leeft nog ruim een half jaar. Dominee J.L. Scott publiceert haar verhaal in 1854 in boekvorm onder de naam Scenes beyond the grave – Trance of Marietta Davis. Vanaf het eerste moment is het een bestseller in Amerika. In 1999 verscheen een nieuwe Engelse vertaling onder te titel Caught up into heaven. Sinds begin 2020 is het boek in het Nederlands vertaald door Willem de Vink en door hemzelf uitgegeven onder de titel Hemels – Mijn reis van negen dagen voorbij de dood. Via de website www.hemelsboek.nl is het zo lang de voorraad strekt gratis
te bestellen (je betaald wel verzendkosten). Op 12 augustus waren er al bijna 16.500 boeken verzonden en de lezer waarderen het boek met een 9+.
Wat is het geheim van het boek? Nou, zonder dat het ergens zo genoemd wordt (ook niet door Willem de Vink in zijn inleiding), heeft Marietta Davis een Bijna-Dood-Ervaring gehad. Daar is de laatste jaren steeds meer aandacht voor. Het komt ook steeds vaker voor dan vroeger, alleen al omdat door de vooruitgang van de medische techniek steeds meer mensen een hartinfarct of een coma overleven.
Bijna-Dood-Ervaringen heb je in soorten en maten. Heel bekend is het verhaal van Colton Burpo uit 2010, de kleuter die in coma raakte vanwege een blindedarmontsteking en daarna vertelde wat Jezus hem allemaal in de hemel had laten zien. Het boek Heaven is for real is in 2011 in het Nederlands verschenen onder de titel De jongen die in de hemel was.
In Hemels beschrijft Marietta hoe een engel haar rondleidt in de hemel en haar meeneemt naar de hel. Ook laat de engel haar zien hoe groot de geestelijke strijd rond het sterven van Jezus is geweest. En ze kreeg van boven een kijkje naar hoe mensen op aarde leven – met of zonder geloof in Jezus.
Persoonlijk vond ik het boek geen 9+. Dat komt niet alleen door de moeilijke stijl. De vertalers geven eerlijk toe dat ze het boek eigenlijk in alledaags Nederlands herschreven hebben en “zijn daarbij zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst gebleven.” (blz. 9) Maar het komt ook omdat er eigenlijk drie lijnen door het hele boek heenlopen. Lijn 1 is die van het baby-paradijs. Lijn 2 is de beschrijving van de hel. Lijn 3 is het belang van het offer van Jezus dat als enige genoeg is om mensen met God te verzoenen. Die drie lijnen lopen door elkaar heen. En, vind ik, twee van die drie lijnen zijn volgens mij niet erg goed bijbels te onderbouwen.
Vooral in het eerste deel van het boek wordt veel aandacht besteed aan baby’s en kinderen in de hemel. Engelen blazen de baby’s hemels leven in en de kinderen krijgen hemels onderwijs, onder andere doordat ze veel taferelen uit de bijbelse geschiedenis krijgen te zien en door engelen soms meegenomen worden naar de aarde om te zien hoeveel zorgen, pijn en dood daar is. Zo groeien ze in geloofskennis en beseffen ze dat ook zij uit genade gered zijn, hoe jong gestorven ze ook zijn. Een belangrijke tekst daarbij is Matteüs 18:10. Daar zegt Jezus: Kijk niet neer op één van deze kleinen. Ik vraag mij af of het terecht is om dit letterlijk op vroeggestorven kinderen te betrekken. Ik snap die aandacht wel, want in 1848 kwam kindersterfte heel vaak voor. In het baby-paradijs zegt een jongen die als baby gestorven is tegen Marietta, dat ze aan zijn ouders moet vertellen, dat hij en zijn ook zusje die ook vlak na de geboorte is overleden hier in de hemel thuis zijn en vrede hebben. En een vrouw die drie keer een dode baby in de armen hield, zegt tegen Marietta: “Als mijn geloof in die verdrietige tijd gesterkt was met wat ik nu weet, had ik veel meer vrede gehad. Want een baby die de zorgelijke wereld van zijn ouders verlaat, krijgt zoveel meer geluk terug.” Dat zijn de mooie passages uit dit eerste deel, vind ik. Maar verder blijft het naar mijn mening allemaal wat spekulatief.
In het tweede deel van het boeg geeft Marietta vooral een beschrijving van de hel. Die kent een aantal afdelingen. Er is een donkere plaats waar zielen van mensen zich helemaal overgeven aan zichzelf, maar daar geen enkele voldoening in vinden. Er is een nog donkerder plaats waar een verzameling zielen van mensen die het bestaan van God en Jezus voortdurend bekritiseren. En in de hel bevindt zich ook de huichelachtige kerk, met een voorganger en gemeenteleden bij wie het, net als tijdens hun leven op aarde, nooit om Gods liefde voor mensen draaide, maar alleen maar om hun eigen belangen. En dus eindigt nu elke ontmoeting in een gigantische ruzie, want in de hel is de ware aard van iedereen zichtbaar. Ook hiervan geldt: of dit allemaal echt zo is, kun je uit de Bijbel zelf niet afleiden. Wel wordt heel erg realistisch beschreven, dat de hel ‘de buitenste duisternis’ is voor mensen die hun leven nooit aan Jezus gegeven hebben. En, ook niet onaardig, ik begrijp nu waar C.S. Lewis zijn beschrijving van de hel in De grote scheiding aan ontleend heeft.
Het derde deel laat mooi zien hoe belangrijk het offer van Christus aan het kruis is. Marietta ontmoet in de hemel de twee personen Recht en Genade. De één benadrukt dat alle mensen vanwege hun zonden eeuwig straf verdiend hebben. De ander wijst voortdurend op Jezus als de enige die die straf kan overnemen. Vanuit dat perspektief wordt het leven van Jezus op aarde, en vooral zijn lijdensweg, beschreven. Mooi is daarbij, dat er ook een ander tafereel een paar keer terugkomt, namelijk iemand die op sterven ligt en liefdevol door zijn familie omringd wordt, maar die pas rustig kan sterven als iemand hem op Christus wijst.
Tot zover mijn weergave van de hoofdlijnen van Hemels. Het boek spreekt veel mensen aan omdat bijna elke christen wel momenten heeft dat hij of zij graag een blik in de hemel wil werpen. Johannes schrijft in zijn brief: Wanneer Hij zal verschijnen, zullen we Jezus zien zoals Hij is. (1 Joh. 3:2) Vanuit dat verlangen is het niet verkeerd om ook nu al intensief betrokken te zijn op het leven in de hemelse heerlijkheid. Door verhalen van mensen met een Bijna-Dood-Ervaring kun je je daar als christen misschien iets meer bij voorstellen.
Over het boek Hemels zou je, net als het boek over Colton Burpo, goed met elkaar kunnen doorpraten. Het biedt genoeg stof voor een mooi gesprek. Het nadeel is, dat je het dan over één ervaring hebt van iemand die zegt iets van de hemel gezien te hebben.
Zelf vind ik het interessanter om met elkaar een boek te bespreken waarin BDE’s getoetst worden aan wat de Bijbel ons over de hemel vertelt. Dat laatste doet John Burke, een Amerikaans theoloog, in zijn boek Stel je de hemel eens voor. Hij heeft honderden BDE-verhalen gehoord en gelezen en die getoetst aan de Bijbel. Zijn startpunt is nadrukkelijk: “De BDE-ervaringen zijn geen vervanging of verdringing van wat de Bijbel zegt; ze voegen alleen kleur toe aan het bijbelse beeld.” Hij is zich ervan bewust dat veel mensen “net als bij ieder geschenk van God (…) niet zien wat God hen wil laten begrijpen; dat ze de ervaring verkeerd interpreteren of dat ze zelfs de gave gaan aanbidden in plaats van de Gever.” (blz. 25). Oftewel: wat God in de Bijbel zegt is niet waar, omdat Marietta Davis een inkijkje in de hemel heeft gehad. Het is juist andersom: een inkijkje in de hemel is een extraatje waar je blij mee mag zijn, maar die voor waarheid van de Bijbel en mijn geloof in Jezus niet persé noodzakelijk is.


Het tweede antwoord
Uiteindelijk geeft een ander boekje de doorslag: “Het boek van het leven”. Daar staan de namen van alle gelovigen. De uitdrukking ‘het boek van het leven’ komt negen keer voor in de Bijbel. Eén keer in het Oude Testament, in Psalm 69:29. Daar vraagt David op de HERE de goddeloze mensen wil uitsluiten van zijn genade en hun namen wil schrappen uit ‘het boek van het leven’. In het Nieuwe Testament zegt Paulus in Filippenzen 4:3 dat de namen van de mensen die zich hebben ingezet voor het evangelie van Christus, in ‘het boek van het leven’ staan. De andere zes keer komt de uitdrukking ‘het boek van het leven (van het Lam)’ in het laatste Bijbelboek voor (Openbaringen 3:5, 13:8, 17:8, 20:12, 20:15, 21:27 – in sommige vertaling staat het ook nog in Openbaring 22:19, maar daar staat in het Grieks ‘boom van het leven’).
Iedereen die dat gelooft, hoeft in dit leven voor de duivel niet bang te zijn en hoeft op de dag dat Jezus terugkomt om over alle levenden en doden het oordeel uit te spreken ook niet bang te zijn om alsnog veroordeeld te worden. De boeken die dan geopend worden maken namelijk voor de laatste keer overtuigend duidelijk dat Koning Jezus voorgoed is terugkomen om echt alles recht te zetten. Alle ongerechtigheid in de wereld en alle onvolkomenheid in het leven van Gods kinderen. Dus kan art. 37 van de NGB eindigen met deze prachtige zin: Daarom verwachten wij die grote dag met sterk verlangen, om ten volle te genieten van de beloften die God ons gegeven heeft in Jezus Christus, onze Heer.
De eerste christenen geloofden vast en zeker dat de opstanding van Jezus Christus uit de dood Gods omgekeerde antwoord was op het oordeel van ons mensen over Jezus: ‘… u hebt Hem door heidenen laten kruisigen en doden. God heeft Hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van Hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over Hem niet behouden.’ (Hand. 2:23b-24). Mensen spraken hun oordeel uit. God keerde dat om en gaf zijn oordeel. Zonder de opstanding zouden we die omkering niet kennen. Het was Gods definitieve daad waarmee Hij het leven en de dood van Jezus goedkeurde. Daarmee zegt Hij tegen iedereen: ‘Deze man is Gods Zoon en heeft gedaan waar God Hem voor gezonden heeft.’



Dit is de vijfde aflevering van mijn Nederlandse weergave van het boekje On my way to Heaven – Facing death with Christ, geschreven door Mark Ashton, predikant van St. Andrews the Great in Cambridge, nadat hij op zijn 60e te horen gekregen had dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had.
Het is teleurstellend om te ontdekken hoeveel moeite medegelovigen ervoor moeten doen om de kracht van onze christelijke hoop te ervaren en vast te houden. In de eerste hoofdstukken van Handelingen vinden we de eerste christelijke preken. Daarin wordt enorm veel nadruk gelegd op de opstanding van Jezus Christus (bv. Hand. 2:24-36, 3:15, 4:2+10, 5:30, 10:39-40, 13:30, 17:2-3, 17:31-32). Zoveel zelfs, dat als Paulus in Athene aan het preken is, men denkt dat hij het over meerdere goden heeft – Jezus en Anastasia (dat betekent letterlijk: opstanding, Hand. 17:18)!
Er zijn onvermijdelijke zorgen. De financiële vooruitzichten voor mijn vrouw als predikantsweduwe zijn slecht (en dat is grotendeels mijn eigen fout). Ondanks mijn vele gebreken als echtgenoot en vader vrees ik dat mijn naaste familie me erg zal missen. Toch, al deze dingen in overweging nemende, is het geen slechte tijd om te sterven. En ik was gewaarschuwd.
Terwijl het lichaam aangetast wordt en achteruit gaat, worden geestelijke dingen helderder en duidelijker. Ik zie nu erg duidelijk hoe zondig ik ben en hoeveel invloed dat nog steeds op mijn leven heeft. Ik besef hoe weinig tijd ik over heb om tegen mijn trots, mijn lichtgeraaktheid, mijn gemopper en mijn egoïsme te vechten. Ik moet nadenken over wat ik zeg, want ik heb misschien geen tijd meer om het goed te maken of me te verontschuldigen. Wat de Bijbel hier allemaal over zegt heeft voor mij nog meer gezag en relevantie. Elke dag als ik zijn Woord opensla, spreekt God rechtstreeks tot mijn hart. Daarin vertelt Hij mij wat er achter dit leven ligt. Ik kan het eind van dit leven zien. Het doemt op aan de horizon en het bemoedigt mij als ik bedenk, dat het niet lang meer zal duren voor ik daar ben.
—