Vrouwen in het Oude Testament

Op  de landelijke Bijbelstudiedag van de Gereformeerde Bijbelstudiebond in 2014 te Groningen mocht ik een referaat houden over Vrouwen in het Oude Testament.  Over Vrouwen in het Nieuwe Testament sprak Myriam Klinker-de Klerk. Hieronder volgt mijn verhaal:

Van Eva tot Spreuken 31

roos huwelijkDé man bestaat niet. Dé vrouw evenmin. Daar kom ik steeds weer achter als ik met vaste regelmaat een trouwdienst voorbereid. Dan heb ik meestal niet alleen een gesprek over de liturgie en de trouwtekst, maar praten we ook samen door over de verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk n.a.v. wat God daar in de Bijbel over zegt. Bijna altijd komen we dan uit op het verschil tussen man en vrouw n.a.v. het ‘Adam is als eerste geschapen en daarna Eva’.  Vaak gebruik ik daarbij het voorbeeld van de man die galant de deur van de auto (ongeacht of zij rijdt of hij)  voor zijn vrouw open doet bij het in- en uitstappen. Mijn indruk op grond van al die stelletjes is, dat zo’n 90% van de bijna getrouwde vrouwen zo’n gebaar echt wel op prijs stellen. Maar, jong als ze meestal zijn, voelen ze zich er ook wel een beetje ongemakkelijk bij. Want eigenlijk hoort dat toch niet in de maatschappij van tegenwoordig. Het is verschrikkelijk ouderwets, rolbevestigend en haast discriminerend. Zo’n 10% vindt het ook echt belachelijk: ‘Ik kan toch zeker zelf wel de deur open doen?’ ’t Is maar een simpel voorbeeld. Maar het kon wel eens meer over hoe mannen en vrouwen in elkaar steken zeggen dan je op het eerste gezicht denkt.

  1. Waarom Eva ook naar Gods beeld gemaakt is

In Genesis 1:27 lezen we: God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. Volgens sommigen wil de HERE ons hiermee zeggen, wat ook in de psychologie steeds meer voren komt, “dat er niet alleen mannelijke en vrouwelijke mensen zijn, maar dat ieder mens zowel mannelijk is als vrouwelijk. Mannen hebben ook vrouwelijkheid in zich, en vrouwen mannelijkheid” (Philip Troost, Christus ontvangen, blz. 104). Ik vind deze uitleg veel te psychologisch om exegetisch verantwoord te zijn. Maar het is wel waar, dat God de  héle mens, man en vrouw samen, naar zijn evenbeeld geschapen heeft.  Dat mannelijke en vrouwelijke zie je ook terug in de opdracht bij de schepping die Adam en Eva samen krijgen: Wees vruchtbaar en wordt talrijk – dat is de vrouwelijke component, waarvan Eva na de zondeval van God te horen krijgt, dat het kinderen krijgen met moeite en smart gepaard zal gaan. En: Breng de aarde onder je gezag door heerschappij te voeren over al wat leeft – dat is de mannelijke component, waarvan Adam na de zondeval van God te horen krijgt, dat het bewerken van de aarde met het zwoegen en zweten gepaard zal gaan. Zo maakte de HERE hen tot een sterk en gelijkwaardig koppel.

Wat in de Bijbel niet zo naar voren komt, komt volgens sommigen wel in de psychologie naar voren. De mannelijke kant van de mens (en dus de meeste mannen) komt vooral tot uiting door het initiatief te nemen, wil meer met het hoofd de dingen doen en beredeneren en is vaak erg doel- en oplossingsgericht. De vrouwelijke kant van de mens (en dus de meeste vrouwen) komt vooral tot uiting door op dingen de reageren, wil meer het hart laten spreken en is vaak erg gericht zijn op het in stand houden van relaties. Daarin laten mannen én vrouwen zien, hoe God ook is. Als je alleen al nadenkt over hoe God na de zondeval met ons, mensen, omgaat: Hij stuurt zijn Zoon om het probleem op te lossen (doelgericht = mannelijk) en Hij stuurt zijn Geest om de mensen te overtuigen (relatiegericht= vrouwelijk).

Behalve goed op elkaar ingespeeld, hadden Adam en Eva in het paradijs ook een goede relatie met de HERE. Dat is minstens zo belangrijk om te noteren. Want in het paradijs kwam de HERE elke avond in de avondkoelte aanwandelen om met Adam en Eva de dag door te nemen.

  1. Vrouwen in koppels

In dit onderdeel wil ik aan de hand van een paar voorbeelden uit het Oude Testament duidelijk maken, hoe vrouwen staan in de relatie tot hun man en tot hun God.

*EVA* Het levensverhaal van Eva leert ons allereerst, dat bij de zondeval de overtreding niet alleen bestaat uit het zaaien van twijfel en het verlekkerd kijken naar de verboden vrucht. Het begint ook bij het zelf initiatief nemen zonder terug te koppelen naar Adam. En Adam, hij laat Eva begaan. Letterlijk staat hij erbij en kijkt erna en volgt haar klakkeloos in haar val. Ze trekken niet samen op, maar gaan ieder voor zich. Ze nemen zelfs elkaars taken over – met alle gevolgen van dien. Verder wordt duidelijk, dat God na de zondeval niet alleen zijn genade toont, maar ook weer het geloof teruggeeft. Het is opmerkelijk, dat de gelovigen ‘nageslacht van de vrouw’ genoemd worden. Wie gelooft, treedt in de voetsporen van Eva!  Dat erkent Adam ook als hij zijn vrouw na de zondeval ‘Eva’ noemt (Gen. 3 : 20). Dat betekent namelijk ‘leven’. Het is een naam van geloof en hoop. Het voorbeeld van Eva laat zien, dat je nooit te diep gezonken bent om terug te kunnen keren tot God. En dat je altijd mag blijven hopen dat God je nieuwe mogelijkheden geeft, ook als je door eigen schuld je rechten verspeeld hebt.

 *SARA* Sara wordt in het Nieuwe Testament twee keer als voorbeeld aangehaald. In de Hebreeënbrief (Hebr. 11 : 11) is zij de enige vrouw in het rijtje geloofsgetuigen. En Petrus (1 Pe. 3 : 6) haalt haar aan als voorbeeld van respektvol omgaan met je man binnen het huwelijk. Die twee positieve beoordelingen staan volgens mij wat haaks op onze indruk van Sara. Wij zien haar eerder als de wat kleingelovige echtgenoot, die eerst via Hagar en Ismael probeerde Gods beloften in vervulling te laten gaan en daarna ongelovig lachte toen de HERE zelf kwam vertellen dat ze over één jaar toch zelf de lang beloofde zoon zou krijgen. Maar dan vergeten we, dat zij dezelfde twijfel kende als haar man, Abraham. Sara dacht aan Hagar. (Gen. 16 : 2). Abraham aan Eliëzer (Gen. 15 : 2). En zowel Abraham als Sara lachten ongelovig bij zichzelf, toen de HERE aankondigde dat Izaak binnen één jaar geboren zou worden. (Gen. 17 : 17 + 18 : 12). En we vergeten, dat ze de halfzus van Abraham was, dus van dezelfde hoge, rijke komaf. Net als Abraham heeft ze het gewaagd om op Gods beloftewoord al haar zekerheid achter te laten. En als je weet dat ze geroemd werd om haar uiterlijk (zelfs op hoge leeftijd was ze nog een aantrekkelijke vrouw) is het veelzeggend dat ze door Petrus geroemd wordt om haar innerlijke schoonheid, omdat ze haar hoop vestigde op God en daarom vrijwillig en bereidwillig Abraham volgde op weg naar het land dat God hen samen geven zou. Haar naam  betekent ‘vorstin’, maar daarmee typeert de HERE in de Bijbel vooral haar geloof.

 *ABIGAÏL * Over Abigaïl lezen we uitvoerig in 1 Samuel 25. Ze was getrouwd met Nabal. De Bijbel zegt van die twee: ”Zij had een helder verstand en was mooi om te zien; hij was hard en gewetenloos.”  Dat is dus geen goed huwelijk geweest. Als Nabal David schoffeert door hem niet te belonen voor de bescherming van zijn schaapskuddes, is David zo woest, dat hij “die vent” en heel zijn familie de volgende morgen persoonlijk een kopje kleiner wil maken. Abigaïl hoort het en gaat meteen met geschenken naar David toe. Ze neemt haar man niet in bescherming. Ze erkent dat hij “een domme praatjesmaker” is, en “een onbenul, zoals zijn naam al zegt” (Nabal betekent nl. ‘dwaas’). Maar ze neemt toch mee de schuld op zich voor het falen van haar man, zoals later Daniël en Nehemia dat ook doen als ze schuld belijden over de oorzaak van de ballingschap. Als je jezelf kent in het licht van God, weet je dat je zelf geen haar beter beter bent dan de grootste zondaar. Je weet alleen wel bij wie je terecht kunt om die schuld te belijden én om vergeving te vragen. Dat laatste doet Abigaïl namelijk ook, maar dan alleen voor zichzelf. Want ieder mens moet z’n eigen last dragen. Verder is Abigaïl groots in haar geloof. Ze denkt niet alleen aan het leven van haar man en haar personeel, maar ook aan de reputatie van David. Ze weet dat hij de door Samuel gezalfd is en dat de HERE hem koning zal maken. Ze waarschuwt David ervoor om het recht niet in eigen hand te nemen, maar het oordeel over Nabal aan God over te laten. Als Abigaïl een dag later alles aan Nabal vertelt, straft God hem met een beroerte, waaraan hij tien dagen later overlijdt. Als David dat hoort, erkent hij dat het de HERE Zelf is die hem via Abigaïl ervan weerhouden heeft een misdaad te begaan. Als David daarna Abigail tot vrouw neemt, mag je gerust aannemen dat dat niet alleen kwam omdat hij haar doortastendheid  en mooie uiterlijk zo waardeerde, maar vooral vanwege haar wijsheid en ontzag voor God en omdat de HERE een vaste plaats in haar hart had.

*IZEBEL* Izebel was een vrouw met een sterk karakter, maar ook berucht om haar goddeloosheid en wreedheid. Uit het boek Koningen komt naar voren, dat het Izebel is die haar man Achab overhaalt om de Baäldienst in Israel in te voeren (1 Kon. 19:31-33 en 21:25-26). Het is Izebel die uit naam van Achab brieven schrijft om via een schijnproces Naboth ter dood te laten veroordelen, zodat de wijngaard van Nabot, waar Achab een oogje op had laten vallen, in zijn bezit kwam (1 Kon. 21:8-10).  Je ziet ook, dat bij Achab nog steeds wel ergens het besef leefde van wie God is. Daarin lijkt hij op de viervorst Herodes in het Nieuwe Testament. Achab mocht graag naar Elia luisteren, maar Izebel kon zijn bloed wel drinken. Herodes mocht graag naar Johannes de Doper luisteren, tot grote ergernis van zijn vrouw en ex-schoonzus Herodias, die ervoor zorgde dat het hoofd van Johannes de Doper op een presenteerblad aan Herodes aangeboden werd. In beide geschiedenissen zie je de verwoestende invloed van twee doortrapte, intens goddeloze vrouwen op hun man. Ze keren zich vierkant tegen de God van Israel en tegen Jezus de Messias. Geen wonder dat in het Nieuwe Testament de naam Izebel één keer voorkomt als de naam van een geraffineerde vrouw die zichzelf voordoet als een profetes van God. Maar dat is ze niet. Ze is een handlanger van Satan en bezig de gemeente van Tyatira te verleiden. En net als de echte Izebel slaat ze alle waarschuwingen om met dat goddeloze leven te breken, bewust in de wind (Openb. 2:20-24).

Door een paar vrouwen uit het uit Oude Testament iets dichter bij te halen zie je hoe sterk de band is die God in het paradijs al gelegd heeft toen Hij Adam en Eva aan elkaar verbond. Man en vrouw zijn een sterk koppel. Dat zijn zij vooral als ze samen het geloof in God delen.

  1. De vrouw van Spreuken 31

In Spreuken 31 gaat het over een vrouw met karakter. Als je heel Spreuken 31 leest, zie je dat deze vrouw geen ‘degelijke huisvrouw’ is. Integendeel, het Hebreeuws gebruikt die beide woorden niet eens. Er staat gewoon ‘vrouw’ en er staat ‘krachtig’, zoals ook het leger van David en het doorzettingsvermogen van Boaz ‘krachtig’ genoemd worden. Een ‘flinke vrouw’  dus, om het met de Grunneger Biebel te zeggen. Oftewel: een vrouw met karakter. Haar uitstraling valt het beste te typeren met de woorden gelovig zelfbewustzijn. De vrouw van Spreuken 31 wordt zowel om haar zelfstandigheid als om haar ontzag voor de HERE geprezen. Dat eerste, daar krijgt ze van haar man ook alle ruimte voor. En dat tweede, uiteindelijk schuilt daar het echte geheim in van iedere vrouw en man. Als je daar werk van maakt, leer je ook inzien, dat je als man en vrouw verschillend door God gemaakt en liefde-is-twee-stromenbedoeld bent. Ieder met een eigen karakter, ieder met een eigen opdracht in het leven, ieder op haar of zijn eigen door God gegeven positie. Maar allebei even waardevol in de ogen van God. Er is een spreuk die zegt: Liefde = twee stromen die zich mengen zonder hun eigenheid te verliezen. Dat zegt God Zelf al in de Bijbel. Namelijk: doe het samen als man en vrouw, want je vult elkaar aan. En doe het in geloof als man en vrouw, want je hebt samen Mij nodig.

Vrouwen in het Nieuwe Testament

Dit jaar zal de Generale Synode van de GKV een belangrijke beslissing nemen over de vraag of vrouwen mogen dienen in de ambten van predikant, ouderling en diaken. Daarom organiseert GKV “Het Noorderlicht” iop dinsdag 24 en dinsdag 31 januari in Assen-Peelo twee thema-avonden voor belangstellenden uit heel Noord-Nederland (en daarbuiten) over het onderwerp M/V in de Bijbel en M/V in de kerk. Door op de link te klikken vindt u meer informatie en kunt u tot maandagavond 23/01 zich nog opgeven voor beide avonden.myriam-klinker-2

Op dinsdag 24 januari spreekt dr. M.P.G. Klinker-de Klerck over ‘M/V in de Bijbel’. De titel van haar lezing is “Ongeschikt, ondergeschikt of geschikt? Vrouwen in de wereld van het Nieuwe Testament” . Myriam is docent aan de T.U. in Kampen. Als voorstudie beveelt zij o.a. onderstaand artikel aan. Het is een samenvatting van het referaat dat zij gehouden heeft op de Bijbelstudiedag van de Gereformeerde Bijbelstudiebond op donderdag 15 mei 2014 in Groningen.

Vrouwen in het Nieuwe Testament

Als je op zoek gaat naar ‘de’ plek van vrouwen in het Nieuwe Testament, zijn je verwachtingen misschien groter dan het resultaat. Het beeld van vrouwen is namelijk niet eenduidig.

Allereerst ontmoet je in het Nieuwe Testament vrouwen die bij name worden genoemd, juist om de bijzondere rol die ze in het leven van Jezus of in de beginnende kerk vervullen Zo staat Maria letterlijk en figuurlijk aan de wieg van het christendom. Afbeeldingen van Maria tonen vaak een volwassen vrouw van rond de twintig. Maar het is goed te bedenken dat meisjes in het toenmalige Israël rond twaalfjarige leeftijd trouwden. Waarschijnlijk moet je dus ook bij Maria eerder denken aan een jong meisje. Haar ontvankelijke karakter – ‘laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd’ (Lucas 1,38) – maakte het er niet makkelijker op. Want Maria stond niet alleen aan Jezus’ wieg, maar ook onder het kruis.

Jezus zelf, tijdens zijn openbaar optreden, schuwde het contact met vrouwen niet. Het bekende verhaal van de – verder onbekende – Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron laat dit wel zien. Johannes vermeldt terloops dat Jezus’ leerlingen zich erover verbazen dat Jezus met een vrouw in gesprek is. Ook neemt Jezus het tegen de Schriftgeleerden en Farizeeën op voor een vrouw die op overspel betrapt was (Johannes 8). Verder bevonden zich een aantal vrouwen in de kring rond Jezus. Lucas noemt er drie bij name: Maria uit Magdala, Johanna de vrouw van Chusas, Susanna – en, zegt Lucas, “nog tal van anderen” die uit hun eigen middelen voor Hem zorgden. (Lucas 8,2-3). Enkele van deze vrouwen gingen vroeg in de ochtend naar het graf. Zij werden de eerste verkondigers van de opstanding .

Ook bij de ontwikkeling van de eerste gemeenten speelden vrouwen een actieve rol, zeker toen de boodschap zich verspreidde buiten Palestina, het werkterrein van Paulus. Je kunt bijvoorbeeld denken aan Priscilla die zich samen met haar man Aquila voor het evangelie inzette. Maar ook vrouwen als Febe of Lydia blijken zeer actief bezig in de vroegchristelijke kerk.

Ten tweede spreekt het Nieuwe Testament ook wel over vrouwen als een ‘groep’, vooral wanneer Petrus of Paulus instructie aan hun adres richt. De apostel Paulus ‘zet vrouwen wel eens op hun plek’. Hij wil dat ze hun hoofd bedekken wanneer ze bidden of profeteren en dat ze zwijgen tijdens de kritische bespreking van de profetie. Verder verbiedt hij hun om te onderwijzen en daarmee gezag over een man uit te oefenen. Bij dit soort instructie keert één bepaalde gedachte steeds terug, namelijk dat vrouwen zich moeten onderschikken aan de man. Meestal is dan de eigen man bedoeld. Zo lees je in Kolossenzen 3,18: “vrouwen, erken het gezag van uw man, zoals past bij uw verbondenheid met de Heer”. Dicht op het Grieks vertaald staat er: “vrouwen, onderschik u aan uw man zoals past in de Heer”.

Deze oproep tot onderschikking krijgt een heel eigen kleur tegen de achtergrond van de toenmalige samenleving. Daarover nu iets meer. Paulus beperkt zich niet tot de man-vrouw verhouding. Onderschikking was immers een normaal gegeven binnen het Grieks-Romeinse huishouden waarin hiërarchische relaties een belangrijke rol speelden. Paulus roept bijvoorbeeld ook slaven en kinderen op zich te onderschikken aan hun meester of vader, de ‘pater familias’. Het huishouden weerspiegelde de hiërarchische opbouw van de Grieks-Romeinse samenleving. Het patronagesysteem was van groot belang op sociaal, economisch en politiek gebied en vormde als zodanig het cement van de samenleving. Elke pater familias had een aantal zogeheten ‘cliënten’. Die rekende hij ook tot zijn huishouden. Als patroon zorgde hij ervoor dat zij economisch vooruit konden, bijvoorbeeld door financiële ondersteuning. In ruil daarvoor verwachtte hij ‘eerbetoon’. Zo werden cliënten geacht om hun patroon ‘s ochtends te begroeten en hem soms ook de hele dag te volgen, bijvoorbeeld naar het forum, of het badhuis. Maar vooral werd hun loyauteit verwacht bijvoorbeeld in de vorm van politieke steun. Al had een patroon nog zoveel cliënten, zelf was hij ook weer afhankelijk van iemand die hoger stond op de maatschappelijke ladder. Die hiërarchische ordening doortrok de hele samenleving.

Denken in termen van ordening en hiërarchie was overigens geen louter sociale zaak. Deze begrippen kleurden op een fundamenteler niveau het wereldbeeld van ‘de eerste eeuwer’. Zo geloofden de stoïcijnen in een goddelijk principe, de Logos, dat een bepaalde orde aanbracht in de werkelijkheid. Ze benadrukten dat elk mens zich moest inschakelen in deze ordening, op de hem of haar toegemeten plek. In het Nieuwe Testament is het de God van Israël die alles heeft ingesteld, bijvoorbeeld de wereldse overheden. Hieraan moet ieder mens zich onderschikken (!), aldus Paulus in Romeinen 13. Zo ook noemt Paulus de man het hoofd van de vrouw, Christus het hoofd van de man en God zelf het hoofd van Christus. Dit laatste laat zien waar het bij die onderschikking ten diepste om gaat: je schikt je in de toegemeten plek binnen Gods ordening en op die manier onder God zelf. Je geeft Hem de eer die Hem toekomt. Deze wetenschap geeft extra kleur aan een tekst als Efeziërs 5,22: “Vrouwen, erken het gezag van uw man als dat van de Heer”.

Wanneer Paulus en Petrus vrouwen oproepen om zich te onderschikken aan hun echtgenoten, sluiten zij aan bij het wereld- en maatschappijbeeld van hun tijd. Als een vrouw de haar toegemeten plek niet innam, was dit een gebrek aan eerbetoon, in de eerste plaats, sociaal gesproken, ten opzichte van haar man. Ze maakte hem te schande. Maar tegelijkertijd laten de apostelen zien waar alles om draait: zo’n houding is niet respectvol ten aanzien van God zelf en Heer Jezus Christus.

Dit is overigens niet de enige reden die het Nieuwe Testament aanvoert voor onderschikking. Wie de teksten met instructie aan slaven en vrouwen nauwkeuriger bekijkt, ziet dat de apostelen meer redenen hadden om tot onderschikking op te roepen. Zo laten de teksten ook een missionaire drijfveer zien. Een duidelijk voorbeeld met betrekking tot vrouwen is te vinden in 1 Petrus 3,1-2: “Voor u vrouwen, geldt hetzelfde: erken het gezag van uw man (letterlijk: ‘onderschik u’…). Dan zullen de mannen die weigeren Gods boodschap te aanvaarden daarvoor gewonnen worden door het gedrag van hun vrouw, zonder dat zij iets hoeft te zeggen, omdat ze zien hoe zuiver u leeft uit ontzag voor God”. De houding van onderschikking aan de eigen man had – in elk geval binnen de toenmalige culturele setting – een wervende werking! Of dit vandaag nog zo is…?

Het Nieuwe Testament biedt dus een gevarieerd beeld. Vrouwen worden bij name genoemd om de bijzondere rol die ze vervullen in het leven van Jezus of in de beginnende kerk. Vrouwen worden ook als ‘groep’ aangesproken en dan vooral als het gaat om instructie. In de discussie of een vrouw nu wel of niet een kerkelijk ambt kan vervullen worden deze beide soorten teksten (specifiek, actief, bijzonder versus algemeen, passief, ondergeschikt) nog wel eens tegen elkaar uitgespeeld. Toch ontmoeten ze elkaar in de gedachte van het leven uit ontzag voor God – in verbondenheid met de Heer Jezus Christus – met het oog op zijn koninkrijk. Petrus’ en Paulus’ oproep tot onderschikking komt voort uit hun overtuiging dat deze houding hoort bij een leven uit ontzag voor God en dé Heer. En ze wijzen op de wervende werking ervan. Ook Lydia, Febe, Priscilla, Junia en vele anderen doen wat ze doen vanuit hun verbondenheid met Jezus Christus, zodat het evangelie voortgang vindt op weg naar een grootse toekomst.

Literatuur
  • Bruggen, J. (van) “Een vrouw waar geen woorden voor zijn (Romeinen 16,1-2).” Pp. 51-60 in Folkerts, F.H., Houtman, P., Van de Kamp, P.W. (red.) Ambt en aktualiteit: opstellen aangeboden aan Prof. Dr. C. Trimp ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederand op 2 december 1992. Haarlem: Uitgeverij Vijlbrief, 1992.
  • Cohick, L.H. Women in the World of the Earliest Christians. Illuminating Ancient Ways of Life. Grand Rapids – Michigan: Baker Academic, 2009.
  • Houwelingen, P.H.R. (van) “Lydia: De Heer opende mijn hart.” De Reformatie 89 (2013): 92-95
  • Houwelingen, P.H.R. (van) “Junia: een vrouwelijke apostel?” Pp.52-54 in Houwelingen, P.H.R. (van), Sonneveld, R. (red.)Ongemakkelijke teksten van de apostelen. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 2013.
  • Klinker – De Klerck, M. Als vrouwen het Woord doen. Over Schriftgezag, hermeneutiek en het waarom van de apostolische instructie aan vrouwen. TU-Bezinningsreeks 9; Barneveld: De Vuurbaak, 2011.
  • Lampe, P. “Paul, Patrons, and Clients.” Pp.488-523 in Paul in the Greco-Roman World. J.P. Sampley. Harrisburg: Trinity Press International, 2003.
  • Osiek, C., and D.L. Balch. Families in the New Testament World. Households and Housechurches. Louisville – Kentucky: Westminster John Knox Press, 1997.
  • Winter, B. W. Roman Wives Roman Widows. The Appearance of New Women and the Pauline Communities. Grand Rapids –Cambridge: Eerdmans, 2003.

Een kleine stap in een bepaalde richting: een vrouw op de kansel in de GKV

Ineke Baron preekt in GKVZondag 31 mei 2015 is het zover. Ineke Baron, lid van de GKV van Haulerwijk en gevangenispastor in Veenhuizen, mag de preek verzorgen in een kerkdienst van haar eigen gemeente. Ze doet dit in het kader van haar stage, want ze volgt een opleiding theologie (eerst aan de Theologische Universiteit in Kampen en nu aan het Baptisten Seminarium in Amsterdam) en daar hoort ook het maken én houden van preken bij. Omdat deze stagepreken op video moeten worden vastgelegd en dat in de gevangenis van Veenhuizen niet is toegestaan, heeft Ineke gevraagd of zij, onder verantwoordelijkheid van de kerkeraad en de predikant die voorgaat, de preek mag verzorgen. Daarin heeft de kerkeraad van Haulerwijk na zorgvuldig onderzoek toegestemd.

‘Het is maar stage’ of ‘de strijd is nu beslecht’?

In de landelijke pers werd het nieuws gisteren, 4 maart 2015, bekend en ook meteen, gevraagd of ongevraagd, van kommentaar voorzien. Volgens het Nederlands Dagblad heeft ds. Paul Voorberg, in 2014 voorzitter van de Generale Synode, geen moeite met dit besluit. Het staat, zegt hij, “duidelijk in het kader van haar opleiding en niet in het teken van de vrouw in het ambt, dus laten we hier niet teveel aan ophangen.” Een heel ander geluid laat JT horen op de site werkenaanheid. Hij stelt (overigens onder de nogal denigrerende kop Ach, alleen maar een onderdeeltje van haar opleiding…?) dat nu in de praktijk de wissel richting de vrouw in het ambt is omgegaan. Want Ineke Baron heeft het verzoek ingediend om te mogen preken in een officiële kerkdienst. Zij wil dus graag Gods Woord verkondigen in een publieke eredienst. Volgens de Heidelbergse Catechismus is de verkondiging van het heilig evangelie in de kerkdienst één van de sleutels van het koninkrijk der hemelen. Nu mag een vrouw tijdens haar stageperiode voorgaan in het brengen van Gods Woord vanaf de kansel. Als je dat toestaat, wordt het wel heel moeilijk om uit te leggen dat een vrouw dat in andere situaties niet mag.

Ik denk de “werkenaaneenheid” hierin gelijk heeft. Als je als kerkeraad iemand toestemming geeft om in het kader van een preekstage op zondag voor te gaan in de kerkdienst, laat je hem of haar publiek Gods Woord verkondigen. Dat vind ik toch echt een andere setting dan een proefpreek die een student in de collegezaal houdt. Preken op zondag is toch duidelijk een stap verder. Dan ga je voor het ‘eggie’. Vroeger noemden we dat spreekconsent en moest je daar bij de classis eerst een examen voor afleggen. Tegenwoordig mogen studenten alleen in gemeentes preken als ze door de Universiteit hiertoe geschikt bevonden zijn. En die stage-preken staan allemaal in het kader van de opleiding tot predikant binnen de GKV (of het nu gemeentepredikant of gevangenispredikant is).

Er wordt wél een stap gezet

De kerkeraad van Haulerwijk zegt, dat hij met synode om nog geen ruimte te laten voor vrouwelijke ambtsdragers, ter discussie wil stellen. En dus verbaast de raad zich erover, dat dit zo breed uitgemeten wordt in de pers. Formeel heeft men in Haulerwijk gelijk. Ineke Baron is niet aangesteld tot ambtsdrager. Ze heeft alleen maar een stageadres nodig in het kader van haar opleiding  tot gevangenispredikant. Maar daarmee kun je niet zeggen: en dus is er niets aan de hand. Voor het eerst krijgt binnen de GKV een vrouw officieel toestemming van een kerkeraad om vanaf de kansel het evangelie te verkondigen. Onder begeleiding van een predikant, dat wel, maar dat gaat altijd zo in een stageperiode. (Even tussen haakjes: Ineke Baron zal volgens het ND alleen het inhoudelijke deel voor haar rekening nemen – dat zal toch betekenen dat ze hele dienst leiden? Want ik neem aan dat de zegen, het gebed, de bijbellezing en de liedkeus net zo inhoudelijk zijn als de preek zelf) Daarmee wordt, of men het nu wil of niet, een bepaald signaal afgegeven, namelijk: binnen de GKV mogen vrouwen in principe voorgaan in kerkdienst. De kerkeraad van Haulerwijk kan niet oprechte verbaasd zijn over alle aandacht die men nu krijgt, tenzij men grenzeloos naïef geweest is in het verlenen van toestemming aan Ineke Baron om te mogen preken. En dat is niet het geval, heb ik begrepen, want ze zijn niet over één nacht ijs gegaan.

Een klein stap in Haulerwijk – een grote stap binnen de GKV?

Je kunt er van alles van vinden, van dit besluit. Hoe je het ook wendt of keert , een vrouw gaat het woord doen op zondag 31 mei in de morgendienst die door de kerkeraad de GKV van Haulerwijk belegd wordt. De een zal het een teken van zorgvuldigheid vinden. De ander een teken van verval. Zelf zie ik het zo: we zitten als GKV-kerken in een proces waar we pas echt aan begonnen zijn met het rapport M/V uit 2013 en alles wat dat losmaakte op de Generale Synode van 2014  en binnen de kerken. Nu wordteen stap gezet die een bepaalde richting uitwijst. Die stap sluit aan bij het advies dat prof. dr. A.L.Th de Bruijne aan de GS van 2014 pleitte ervoor, dat de synode de noodzaak zou erkennen “om vrouwen meer dan tot nu toe gebruikelijk in te schakelen bij taken die begrepen kunnen worden in het verlengde van Bijbelse taken waarin vrouwen ook al deelden (prediking, pastoraat, organisatie, vergaderen)” en uit te spreken dat de plaatselijke kerken in beginsel vrij zijn om daarin stappen te zetten.” Tegelijk vond hij dat de synode de plaatselijke kerken moeten oproepen “om daarbij zoveel als mogelijk nog terughoudend te zijn met de neiging dergelijke taken te institutionaliseren tot ‘ambt’ en te wachten op bredere consensus binnen de kerken als geheel (in welke richting dan ook).”

Ik denk dat de kerkeraad van Haulerwijk zich helemaal in het spoor van dit advies begeven heeft.

Mijn eerdere blogs over de diskussie rondom de vrouw in het ambt zijn:

Welke G/geest is er uit de fles? – 20 mei 2014; Geestelijke wijsheid i.p.v. ongeduld of afstel bij vrouw in ambt – 9 juni 2014; Appel aan de synode over het besluit ‘M/V in de kerk’ – 17 juni 2014

Appel aan de synode over besluit ‘M/V in de kerk’

Onderstaand appel verstuurden we gisteren naar de synode van de GKv. Vertrouwend op de Heer en elkaar hebben we de verwachting dat we er in onze kerken uitkomen, ook als het spannend is en je elkaar niet op voorhand vindt. Vandaag staat er in het ND een kort bericht naar aanleiding van dit appel.

 

Rotterdam, Assen, Delft, Oegstgeest
Maandag 16 juni 2014

 

Appel aan de synode GKv 2014, bijeen te Ede

Geacht moderamen, geachte afgevaardigden van de synode

Op donderdag 5 juni hebt u besluiten genomen in het veelbesproken onderwerp ‘Man en vrouw in de kerk’.

Met u zijn wij van mening dat het op dit moment niet mogelijk is in onze kerken om inhoudelijk een knoop door te hakken als het gaat om de vraag of vrouwen tot de ambten kunnen worden toegelaten. De discussie is niet uitgekristalliseerd. Dat blijkt onder meer uit de diversiteit aan ingenomen standpunten in o.a. het aan u uitgebrachte rapport en de aan u uitgebrachte adviezen over dit onderwerp.

Met het oog op een goed vervolg van dit belangrijke onderwerp willen we aandacht vragen voor wat gezegd wordt bij besluit 2, vooral de grond voor dat besluit. U spreekt daar van gelijkwaardigheid tussen man en vrouw en verschil in verantwoordelijkheid.

De grond onder dit besluit doet volgens ons geen recht aan de diversiteit van het gesprek zoals dat sinds 2005 is gevoerd. Ons inziens is er op dit moment niet veel meer te zeggen dan dat we er als kerken inzake ‘Man en vrouw in de kerk’ niet samen uitkomen.

Met het oog op de toekomst vinden we het belangrijk dat het dan ook zo gezegd wordt. Het uitzetten van een tweetal denklijnen (gelijkwaardigheid en verschil) met de nadrukkelijke bepaling dat deze beide lijnen verdisconteerd dienen te worden wekt de indruk dat we er in een open gesprek niet zouden kunnen uitkomen. Die onzekerheid of angst is contraproductief en kan het toekomstige gesprek op een hinderlijke manier beïnvloeden.

Met het oog op de toekomst is het juist van belang dat we vol vertrouwen verder kunnen discussiëren en zo open mogelijk luisteren naar wat de Heer vandaag tegen ons zegt.

We vragen u dan ook om nog tijdens deze synode uit te spreken dat we op dit moment inzake ‘Man en vrouw in de kerk’ er samen niet uitkomen en dat we verwachten dat we, als we blijven luisteren naar en argumenteren vanuit de Schrift, deze verlegenheid zullen overwinnen.

Uiteraard zijn we bereid dit appel toe te lichten.

We zien uw reactie graag tegemoet.

In Christus verbonden,

Matthijs Haak, Ernst Leeftink, Simon van der Lugt, Robert Roth

Wijsheid ipv ongeduld bij vrouw in ambt

In het Nederlands Dagblad van 11 juni staat een ingezonden van mij n.a.v. de reakties op het synodebesluit over de vrouw in het ambt. Dat is de enigszins ingekorte versie van wat ik had ingestuurd, en dat is natuurlijk het goed recht van de redaktie. Hieronder volgt de komplete tekst van wat ik ingezonden heb.

Wijsheid ipv ongeduld bij vrouw in ambt

Het is Pinksteren geweest. De Geest van Christus is royaal uitgestort. Hij is de Geest van wijsheid. Die wint het van het ongeduld. Daarom zou ik het spijtig vinden, wanneer kerkleden van de GKV vertrekken, omdat de landelijke synode nog geen uitspraak gedaan heeft over de vrouw in het ambt. Ik snap de teleurstelling. Ik zet ook zo mijn vraagtekens bij de fundering van het besluit. Ik vraag me vooral af of we ons niet gaan vertillen aan een bezinning op de ambten. Maar vergeet dan niet, dat het onderwerp ‘vrouw en ambt’ voor de eerste keer in alle openlijkheid besproken is. Moet er dan meteen een besluit vallen dat overeenkomt met hoe ik de Bijbel lees, namelijk dat vrouwen in onze cultuur evengoed het Woord van onze God kunnen brengen? En als ik niet meteen gelijk krijg, moet ik dan de synode voor gek verklaren en openlijk roepen dat vast en zeker vele GKV-leden de kerk verlaten hebben voordat er over drie jaar op de volgende synode over dit onderwerp verder gesproken wordt?

Ik ben blij dat de synode vooral besloten heeft, dat het gesprek voortgezet wordt. En dat er geen harde blokkade ligt op de mening dat alle ambten ook voor vrouwen opengesteld kunnen worden. Teleurstelling is begrijpelijk. Stemming maken dat de GKV hiermee heeft afgedaan niet.  Wie gelooft, kan wachten. Abraham moest 25 jaar wachten, Mozes 40 jaar, Daniël 70 jaar. En wat is het alternatief?  Wie om de vrouw in het ambt naar de PKN overstapt, komt in een hotelkerk terecht waar bijbelgetrouwe predikantes dezelfde rechten hebben als vrijzinnige predikanten. Is dat een geloofwaardig alternatief tegenover gereformeerde kerken waar nog steeds elke zondag vanaf elke kansel gebeden wordt of Geest van Pinksteren de predikanten voluit Gods Woord wil laten brengen en of Hij de harten van de luisteraars daarvoor wil openen? Dus waarom zouden de voorstanders van de vrouw in het ambt uit ongeduld en teleurstelling of  persoonlijke ambitie weggaan? Daarmee verheffen ze hun standpunt als het enige bijbelse en vinden ze, net als de tegenstanders van de vrouw in het ambt, de vraag WIE het Woord van God mag bedienen blijkbaar belangrijker dan het feit DAT het Woord van God over heel de linie trouw verkondigd wordt. Ik ben zelf zo’n voorstander. Weggaan is geen optie. Geduldig wachten wel. Ook als ik niet meteen gelijk krijg. Want ik weet: alleen de Geest leidt in Gods waarheid. Alleen de Geest wijst op grond van Gods Woord Gods wegen aan in deze tijd. En alleen de Geest geeft wijsheid om vanuit Gods Woord te wegen wat de Heer daarmee vandaag tegen de gemeenten zeggen wil.

Ernst Leeftink is predikant van de GKV van Assen-Peelo

Geestelijke wijsheid i.p.v. ongeduld of afstel bij vrouw in ambt

De synode heeft een uitspraak gedaan in de M/V-discussie. Dat gebeurde nadat alle 36 synodeleden eerst zelf hun mening gegeven hebben over de vraag of ook in onze tijd ook vrouwen in het ambt mogen dienen. Ik vind van wel,  heb ik in  mijn vorige blog over dit onderwerp aangegeven (Welke G/geest is er uit de fles?). Als ik het goed gelezen heb, heeft de synode nu met 21 stemmen voor en 15 stemmen tegen uitgesproken, dat er een nieuw deputaatschap komt die in kaart gaat brengen “hoe de ambten van predikant, ouderling en diaken op een Schriftuurlijk verantwoorde wijze zo kunnen worden ingevuld dat vrouwen zich daarbinnen kunnen inzetten voor Gods koninkrijk” . Als argument bij dit besluit heeft de synode uitgesproken: ‘Het doorlopend spreken van de Schrift laat twee lijnen zien. De ene lijn is die van gelijkwaardigheid tussen man en vrouw – de andere die van het verschil in verantwoordelijkheid die God aan man en vrouw heeft gegeven; deze beide lijnen moeten verdisconteerd worden.’ Met deze uitspraak neemt de synode dus niet de konklusie van deputaten M/V in de kerk over om uit te spreken dat ook vrouwen in de kerkelijke ambten mogen dienen. Om te voorkomen dat men zou kunnen denken dat deze visie vanaf nu binnen de GKV onbijbels is, sprak de synode ook uit dat deze visie “vrij bespreekbaar moet zijn zolang er vanuit de Schrift geargumenteerd wordt.”

DANK DE GEEST VAN HET PINKSTERFEEST!

Op de vrijdag voor Pinksteren nam de synode dit besluit. En dus vroeg de synode na afloop, of er in de kerken voor dit besluit, dat gezamenlijk en in vrede genomen is, gedankt kon worden en Gods zegen erover te vragen. Dat zal ik komende zondag inderdaad graag doen, zoals Fokke Pathuis afgelopen zondag heeft gedaan (te vinden op zijn weblog http://bit.ly/1mvMz33). Want ik zie dit synodebesluit als een teken dat de Geest van Pinksteren ons tijd geeft om hier verder over na te denken. De Geest geeft wijsheid tegenover ongeduld en besluiteloosheid. Want wie vol van de Geest is, kan wel een paar jaar wachten als je ziet dat de eensgezindheid in Christus’ kerk  ver te zoeken is. En wie vol van de Geest is, zal niet eindeloos deze diskussie willen rekken met telkens weer een periode van drie jaar bezinning totdat deze schriftkritische ‘hype’ overgewaaid is. En toch … ik ben er naar beide kanten niet gerust op. Er is wél ongeduld, merk ik. En er is wél een neiging om wie voor vrouwen in de ambten is, weg te zetten als niet-bijbelgetrouw. Ik wil dat ook concreet aanwijzen.

WAT IS HET BEZWAAR VAN DE 15?

Het was geen unaniem besluit. Vijftien synodeleden konden er niet mee instemmen. De meesten nog wel met het besluit op zichzelf, maar niet met het onderliggende argument. Ze vonden dat het gesprek over de plaats van vrouwen in de kerk teveel wordt dichtgetimmerd als je uitspreekt dat er twee bijbelse lijnen zijn in de verhouding tussen man en vrouw, namelijk gelijkwaardigheid en verschil in verantwoordelijkheid. De 15 vinden namelijk niet, dat de Bijbel twee duidelijke lijnen leert. Dat is slechts één van de meningen binnen onze kerken, dus dat moet je als synode niet uitspreken.

Ik snap deze redenering wel. Voor je het weet heeft een synode weer iets geroepen waar anderen mee aan de haal gaan als een soort Vierde Formulier van Eenheid. Maar ik begrijp eigenlijk niet waarom dit nu zo’n pijnpunt is, dat je na de besluitvorming grote woorden gebruikt in de trant van dat deze synode hiermee ‘het laatste restje geestelijk gezag verloren heeft’ en dat met dit ‘laf en dwingend besluit’, dat een ‘raar gedrocht is’, nu ‘een groot deel van de kerken geschoffeerd en losgelaten’ is. Zulke woorden snap ik dus niet, tenzij het je eerste emotionele reaktie is (die zet ik per ongeluk ook wel eens op FB zonder tot 10 te tellen, en daarna haal ik ‘m er maar weer af).

AFSTEL = DE ANDER AFSCHRIJVEN

Maar misschien zit er nog iets anders achter deze duidelijke blijken van teleurstelling. En dat is dit: met deze besluitvorming lijkt het alsof de synode in de toekomst ruimte geeft aan twee benaderingen wat betreft ‘vrouw en ambt’. Maar je proeft toch tussen de regels door (ik wel tenminste), dat wie vooral insteekt op de lijn van gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, ook als het gaat om de ambten, minder ruimte krijgt dan degenen die nadrukkelijk kiezen voor het verschil in verantwoordelijkheid, en dus mag de vrouw per definitie geen predikant of ouderling worden. Zeker als dan ook nog gezegd wordt, dat de eerste visie ‘vrij bespreekbaar’ is als je dat vanuit de Bijbel doet, terwijl dat niet gezegd wordt bij de tweede visie, want die kan ook op puur conservatisme of ordinaire vrouwonvriendelijkheid gestoeld zijn. Of, zoals ik ook tegenkom, doordat wie zich vóór de vrouw in het ambt uitspreekt, zoals de deputaten, het verwijt krijgen: ‘Jullie zeggen recht te willen doen aan wat de Schrift zegt als context aanreikt. Maar in feite is de context voor jullie een zelfstandig gegeven, tegenóver de Schrift.’ En als dan ook nog als waarschuwend voorbeeld de scheepswrakken van de synodale Gereformeerde Kerken in de jaren ’70 en de Christian Reformed Churches in de jaren ’90 wordt aangehaald, alsof daar de schriftkritiek ook begon met het toelaten van de vrouw in het ambt – nou, dan heb ik niet de indruk dat ik als voorstander van lijn A als een gelijkwaardige gesprekpartner beschouwd wordt door mijn broeder of zuster die op lijn B zit.

Ik geloof wél dat wie voor de vrouw in het ambt is, recht wil doen aan wat onze goede God in de Bijbel zegt over dit onderwerp. En ik geloof er niets van, dat de vrouw in ambt de oorzaak is van de toenemende vrijzinnigheid in Nederland. Dat kwam veel meer omdat in de hervormde kerk in de jaren ’60 een hoogleraar zijn portie al aan Fikkie gaf als het om het verzoenend lijden en sterven van Christus ging, en omdat in de jaren ’70 in de synodale kerken Kuitert en Wiersinga hetzelfde beweerden: God is niet Iemand die bloed wil zien en Jezus is niet voor onze zonden gestorven. Dat waren toevallig allemaal mannen die dat beweerden. En de landelijke synodes van beide kerken, ook nog voor het merendeel bestaand uit mannen toendertijd, lieten het gewoon toe dat deze schriftkritische hoogleraren met deze humanistische standpunten hun studenten beïnvloedden.

ONGEDULD MOET  NIET LEIDEN TOT VERTREK

Ik merk dat de teleurstelling bij veel kerkleden groot is. En ik hoor dat sommige synodeleden op het punt stonden ermee te kappen. Dat zou ik heel erg jammer vinden. Dat lijkt me nu typisch een staaltje vrijgemaakt ongeduld. Als wij ergens van overtuigd zijn, moet het ook meteen gebeuren. En nu het onderwerp ‘vrouw en ambt’ eindelijk boven tafel ligt en voor het eerst in alle openlijkheid besproken wordt, moet er meteen een besluit vallen dat overeenkomt met hoe ik de Bijbel lees, namelijk dat vrouwen in onze cultuur evengoed het Woord van onze God kunnen brengen. En als dat niet in de GKV mag? Fijn dat de PKN dan een uitwijkplaats biedt. Maar dan laat je volgens mij persoonlijke overtuiging en idealen prevaleren boven een hotelkerk waarvan ik nog steeds niet snap hoe je het als bijbelgetrouw dominee of domina voor jezelf rond krijgt dat een Klaas Hendrikse daar vrijuit alles mag ontkennen waar jij in gelooft, en waarin collega die zelf zeer bijbelgetrouw is, vrijmoedig alle huwelijken, tweede huwelijken, homohuwelijken en interreligieuze huwelijken inzegent van iedereen die trouw, af en toe of anders nooit in de kerk komt. Dan kun je, zoals ik in mijn vorige blog (http://t.co/YIRdnk1yfo) al schreef, beter een Truus op de kansel hebben die Gods Woord verkondigt dan een Joop op de kansel die Gods Woord om zeep helpt. Maar uiteindelijk lost het niets op. In mijn geboortedorp is de synodale kerk die in de jaren ’80 liever een vrouw uit Apeldoorn dan een man uit Amsterdam als predikant had, 25 jaar later wel gefuseerd met de volstrekt vrijzinnige hervormde kerk. En wie daarin niet mee kon gaan, werd CGK of GKV of baptist.

Wat ik er maar mee zeggen wil: in onze vrijgemaakte kerken wordt nog steeds elke zondag vanaf elke kansel gebeden om de Heilige Geest, of Hij de predikanten voluit Gods Woord wil laten brengen en de harten van de luisteraars daarvoor wil openen. Dus waarom zouden de voorstanders van de vrouw in het ambt uit ongeduld en teleurstelling of  persoonlijke ambitie weggaan?  Daarmee verheffen ze hun standpunt als het enige bijbelse en vinden ze, net als de tegenstanders van de vrouw in het ambt, de vraag WIE het Woord van God mag bedienen blijkbaar belangrijker dan het feit DAT het Woord van God over heel de linie trouw verkondigd wordt. Iemand zei 10 jaar geleden eens tegen mij, toen de discussie over de zondagsrust op z’n hoogtepunt was: ‘Niemand ging in de tijd van de Reformatie voor de visie op de zondag de brandstapel op. Want het raakt niet de kern van het geloof.’ Ik hoop dat voor- en tegenstanders van de vrouw in het ambt tot diezelfde conclusie komen, door niet uit ongeduld de kerk te verlaten of ermee te dreigen wanneer de dag komt dat ook vrouw het Woord van God mag verkondigen. Want, las ik in een FB-berichtje van een collega: “We hebben elkaar nodig en moeten nog meer door de Heilige Geest leren in de ander niet een vermeende progressieve schriftcriticus of vermeende conservatieve angsthaas te zien.”

EN NU GAAT HET DUS OVER DE VISIE OP HET AMBT

We wilden een uitspraak over de vrouw in het ambt. We krijgen een studiedeputaatschap over de ambten. Daarin staat, zo schreef de synode, de vraag centraal: ‘Kunnen de ambten zo gestructureerd worden dat ook vrouwen zich daarin kunnen inzetten in Gods koninkrijk?’ En meteen ging het over de vraag, of we  dan een kleine oudstenraad van mannen krijgen, waaronder het hele brede scala van prediking, catechese, pastoraat en diakonaat kan vallen en waarin op alle onderdelen ook door de Geest begaafde vrouwen ingezet kunnen worden. Ik vind het nog steeds een noodkonstruktie. Het doet mij denken aan een ‘raad van commissarissen’  – formeel eindverantwoordelijk, maar als het erop aan komt, niets in te brengen, omdat de manager van elke hoofdafdeling veel beter weet waar het om gaat dan de hoge heren. En ik weet haast wel zeker dat het niet toepasbaar in kleine en middelgrote gemeentes onder de, pak ‘m beet, 500 leden.

Tegelijk werkt het op sommige  plekken wel, zoals in de zeer bijbelgetrouwe Redeemer Presbyterian Church van Tim Keller in New York. Daar worden capabele broeders en zusters vrouwen op alle onderdelen van het kerkelijk leven op grond van hun gaven en niet op grond van hun man- of vrouw-zijn ingezet. Behalve in de oudstenraad, waarin ook alle predikanten zitten. Geen vrouwen als eindverantwoordelijke op de kansel dus, daar in New York. Daarin kan Kathy Keller, eveneens afgestuurd theoloog, zich volledig vinden, vertelt ze in hoofdstuk 6 van Het huwelijk, het boek dat Tim & Kathy Keller samen geschreven hebben. Ze laat zich heel sterk inspireren door de manier waarop Christus zowel de rol van dienend hoofd als van dienende helper op zich genomen heeft (Fil. 2:5-11). Die beide rollen deelt Christus vervolgens in het huwelijk toe aan de man en aan de vrouw met een verwijzing naar Christus en de kerk (Ef. 5:22-33). Zelf denk ik, dat het alleen maar kan funktioneren als er aan twee voorwaarden voldaan wordt: volledige gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen op alle nivo’s in de gemeente van Christus en de bereidheid van vrouwen en mannen om niet in alles dezelfde rechten op te eisen ten koste van de eenheid van de gemeente.

Maar de vraag blijft bij mij hangen, zoals Gerard ter Horst ook al in het ND van 7 juni opmerkte: “waarom zouden vrouwen eigenlijk geen oudsten mogen zijn?” Was het antwoord op die vraag maar net zo makkelijk als de vraag: “waarom zouden mannen eigenlijke geen kinderen mogen krijgen?” Scheppingsgegeven!

Welke G/geest is er uit de fles? – enkele gedachten bij de diskussie over vrouw & ambt

Rond het millennium, zo’n 15 jaar geleden, hoefde je geen profeet te zijn om aan te voelen dat er in het orthodox- bijbelgetrouwe deel van Nederland de komende 25 jaar de items ‘vrouwen en ambten’ en ‘homoseksualiteit’ de twee meest gevoelige onderwerpen zouden worden, waarop we ons als kerken en christenen flink zouden moeten gaan bezinnen. Tenminste, ik voelde me 15 jaar geleden, vlak voor we het jaar 2000 instapten, geen profeet toen ik dit zo hier en daar liet vallen.

DEPUTATEN M/V IN DE KERK

Inmiddels zijn we 15 jaar verder en is binnen de GKV het onderwerp ‘vrouwen en ambten’ een hot item. Drie jaar geleden benoemde de Generale Synode van Harderwijk een deputaatschap M/V in de kerk met de opdracht na te gaan of het op grond van de Schrift geoorloofd is om naast broeders ook zusters in het ambt van diaken en/of ouderling + predikant te benoemen. Het deputaatschap schreef een kort rapport met als conclusie: “de visie dat naast mannen ook vrouwen in de kerkelijke ambten mogen dienen past binnen de bandbreedte van wat als schriftuurlijk en gereformeerd kan worden bestempeld.” (blz. 33 van hun rapport). Ze doen dit omdat ze van mening zijn, dat in elke cultuur de hoofdzaak voor de kerk van Christus is en blijft: de verspreiding van het evangelie. “Voor ons als 21e eeuwse bijbellezers zijn niet alleen de voorschriften van Paulus richtinggevend, maar ook de manier waarop Paulus met zijn context omging, en de gerichtheid op het volgen van Christus.”(blz. 21 van hun rapport). Dat betekent konkreet: “Christenen in onze tijd zijn geroepen om het evangelie met kracht te verkondigen en onnodige belemmeringen moeten vermeden worden.” (blz. 32 van hun rapport).

EN TOEN GING HET OPEENS OM DE VISIE OP HET AMBT

Tsja, je kon er natuurlijk op wachten, op al die stevige reakties ter linker- en ter rechterzijde. Het lijkt wel, alsof het op de landelijke synode van de GKV bijna nergens anders meer over gaat. De geest is duidelijk uit de fles. En die zal er ook niet in terug geduwd kunnen worden. In de diskussie zie je nu, dat de vraag of vrouwen ook ouderling of predikant mogen worden, verschuift naar de vraag hoe we in de gereformeerde traditie omgaan met de ambten. Met als teneur: onze driedeling (predikant, ouderling, diaken) is wel heel erg star als je het vergelijkt met de vele gaven, funkties en ambten in het Nieuwe Testament. En met als tweede teneur: als we dan toch vinden dat het regeerambt alleen voor mannen is weggelegd, laten we dan een kleine raad van oudsten (alleen mannen) instellen en daaronder alle verkondigende, evangeliserende, pastorale en diakonale taken hangen, die allemaal door mannen en vrouwen uitgevoerd mogen worden.

Dat vind ik een afleidingsmanoeuvre in de discussie over de vraag of de vrouw in het ambt mag, en een geforceerde oplossing om het gezag van de man over de vrouw formeel veilig te stellen. Mijn nieuwe profetie is dat we op deze manier over drie of zes of negen jaar geen stap verder zijn gekomen. Het wordt, via een andere insteek, gewoon een herhaling van zetten.

VANDAAG DE DAG: EEN TOTAAL ANDERE TIJD

Laten we eerlijk erkennen dat onze cultuur op veel punten totaal anders is geworden dan Romeins-Griekse-Joodse cultuur van 2000 jaar geleden. Soms past onze tijd gewoon op geen enkele manier meer in de kaders van toen. En dus geef ik deputaten helemaal gelijk als ze zeggen, dat we naast exegese (Schriftuitleg – wat zegt Paulus in die context) ook hermeneutiek (Schrifttoepassing – hoe gaat Paulus met zijn context om) nodig hebben. En daarna moet je de vertaalslag naar vandaag durven maken.

Dat laatste vind ik een zo spannende exercitie, dat ik haast vanzelf in de conservatieve houding verval. Het is veel veiliger om bijbelse voorschriften één op één over te zetten naar vandaag toe. Maar daarmee sluit ik niet alleen mijn ogen voor deze tijd, maar sluit ik ook de kerk van Christus op in de verleden tijd en in een eigen subcultuur. En dat noem ik dan ‘opkomen voor het gezag van Gods Woord tegenover de geest van deze tijd’, maar in feite durf ik niet op de Geest te vertrouwen. En dat komt waarschijnlijk omdat we niet genoeg geloof hebben én te weinig bidden om wijsheid.

DE INHOUD VAN HET EVANGELIE

Na deze persoonlijk, wat filosofisch-psychologisch-theologische gekleurde ontboezeming denk ik vooral na over de vraag: wat hoort tot de vormen van het Evangelie van Jezus Christus en wat behoort tot de inhoud? Ik schreef daar al eerder iets over in mijn blog https://ernstleeftink.wordpress.com/2013/08/09/de-koffie-en-het-glas-over-winkelen-op-zondag/. Als het gaat om de verkondiging van Jezus Christus als de enige Naam op aarde die de mensen redding biedt (Hand. 4:12), vind ik het belangrijker dat dat Evangelie verkondigd wordt dan de vraag wie dat Evangelie verkondigt. Ik herinner mij een uitspraak van mijn vader, toen 30 jaar geleden in mijn geboorteplaats de toenmalige behoudende synodaal-gereformeerde kerk een vrouwelijke predikant kregen: ‘Ze hebben liever een vrouw uit Apeldoorn dan een man die in Amsterdam bij Kuitert in de leer geweest is.’ Het was toen vrij gebruikelijk dat sommige vrouwen aan de Theologisch Universiteit van de CGK studeerden om daarna bijbelgetrouw predikant te worden in de voorlopers van de PKN. En dat was, als je het principeel bekeek, zoals mijn vader zei, uit twee kwaden toch duidelijk de minst slechte kiezen. Beter een Truus op de kansel die Gods Woord verkondigt dan een Joop op de kansel die Gods Woord om zeep helpt.

Ik vond dat een terechte opmerking van mijn vader. En ik heb lange tijd gedacht: als noodsituatie is het niet verkeerd. In noodsituaties kwamen ook Debora en Chulda bovendrijven. Maar nu ben ik van mening, dat we het niet over een noodsituatie hebben. Het gaat niet om twee kwaden. Het gaat om vorm en inhoud.

DE POPPETJES EN DE INHOUD

Er worden verschillende argumenten aangedragen die voor of tegen vrouwen in het ambt van ouderling en predikant pleiten. Het zou geweldig zijn als we het erover eens kunnen worden, dat geen van beide standpunten onschriftuurlijk is. Die gezamenlijkheid is namelijk een voornaam kenmerk van de Geest. Als dat vertrouwen er is, kunnen we ook van elkaar verdragen, dat we in deze tijd een verwijzing naar de schepping minder zwaar laten wegen dan de impact die het in onze samenleving heeft op de voortgang en de acceptatie van het Evangelie om geen vrouwen toe te laten tot de ambten.

GODS GEEST SCHRIJFT WEGEN EN DOET WEGEN

Ik weet dan al wat de critici zullen zeggen: dan pas je je aan de moderne tijd en laat je de huidige cultuur heersen over het Schriftgezag. Daarmee is de geest uit de fles. Ik denk daar nu anders over. De poppetjes horen in onze westerse cultuur niet meer bij de inhoud. Ook voor ons niet, op geen enkel terrein. Behalve in de kerk. Dat werkt vervreemdend en werpt onnodige barrières op. Daarom heb ik geen bezwaar tegen een predikant m/v – als hij of zij Christus maar publiek verkondigt. En ik heb geen bezwaar tegen een ouderling m/v – als hij of zij Christus maar bij de mensen thuisbrengt. Jezus Christus, onze gekruisigde en opgestane Heer, Hij is de inhoud van ons geloof. Die inhoud moeten we vasthouden, bewaren en uitdragen. Als we elkaar daarop vinden, is in heel de discussie over ‘vrouw en ambt’ de Geest uit de fles. Hem hebben we nodig. Want alleen de Geest leidt ons in Gods waarheid. Alleen de Geest wijst ons op grond van Gods Woord Gods wegen aan in deze tijd. En alleen de Geest geeft wijsheid om vanuit Gods Woord te wegen wat onze Heer daarmee vandaag tegen ons wil zeggen.

Lees ook mijn twee volgende blogs: Geestelijke wijsheid i.p.v. ongeduld of afstel bij vrouw in ambt en Wijsheid ipv ongeduld bij vrouw in ambt.

Over krekeltjes, korenbloemen en zwart-witte koeien

Een paar gedachten bij de start van de GKV-synode in Ede

De drie kleine kleutertjes op het hek spraken over krekeltjes en korenbloemen blauw. En in het weiland zagen ze vast en zeker wat zwart-witte koeien lopen.Korenbloem

In Ede ging op 31 januari 2014 de Generale Synode van onze vrijgemaakte kerken van start met een bidstond. De volgende dag, zaterdag 1 februari 2014, werd de vergadering officieel geopend en het moderamen gekozen. Via www.synode.gkv.nl is alles goed te volgen. Misschien dat de 36 synodeleden ook nog wel toe komen aan krekeltjes en korenbloemen blauw, als ze bv. een Ginkelse hei-sessie houden. Maar de meeste tijd zal toch wel opgaan aan andere onderwerpen.

In dit artikel wil ik een paar dingen noemen, die volgens mij zeker met belangstelling gevolgd zullen worden. En daarna nog kort ingaan op de zwart-witte koeien die ik in de nabijheid van Ede ook ontwaar.

Waarover spreken zij? Over vrouwen in de ambten

Het onderwerp dat volgens mij met de meeste interesse gevolgd gaat worden, is het studierapport ‘Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie’. Daarin geven deputaten ‘M/V in de kerk’ hun visie op de bijbelse (on)mogelijkheid om vrouwen toe te laten tot de ambten van predikant, ouderling en diaken. Ze komen er samen niet uit, dus liggen er twee verschillende voorstellen op de synode.

In de pers is er al door heel veel mensen heel verschillend op gereageerd, dus ik voel me niet geroepen om bij dezen nog een duit in het overvolle zakje te stoppen. Het zijn ook nog maar voorstellen van een studiedeputaatschap. Nadat de synode met een uitspraak is gekomen, is er alle gelegenheid voor de plaatselijke kerken om te zeggen wat ze hiervan vinden.

Waarover spreken zij? Over Liedboek en Kerkboek

Verder denk ik, dat ook de bespreking van het rapport van deputaten liturgie en kerkmuziek voor de nodige discussie zal zorgen. Deze deputaten stellen namelijk voor om het complete nieuwe Liedboek 2013 in te voeren en om daarnaast een nieuw Gereformeerd Kerkboek uit te geven met daarin 102 psalmen, alle overige gezangen die niet in het Liedboek staan en daarachter de belijdenisgeschriften, de ordes van dienst en de taalkundig geheel vernieuwde liturgische formulieren en gebeden.

Krekel 1Misschien denkt iemand nu: hoezo 102 psalmen?

Nou, zeggen deputaten: van onze 150 psalmen komen er 48 uit het oude Liedboek. Het nieuwe Liedboek heeft alle 150 Psalmen van het oude Liedboek ongewijzigd overgenomen, dus hoeven we die niet meer in ons nieuwe Gereformeerde Kerkboek op te nemen. Dat scheelt al gauw 100 pagina’s, en dat is mooi meegenomen, vinden deputaten.

Dit lijkt mij beslist niet verstandig. Wie wil er nou een nieuw incompleet Gereformeerd Kerkboek invoeren? Bovendien zadel je een aantal kerken met een dubbel dilemma op.

Dilemma 1: we hebben jaren geleden gekozen voor 150 psalmberijmingen waarvan een groot deel niet uit het Liedboek kwam. Soms vanwege de betere kwalititeit van een andere berijming. Soms ook omdat een Liedboek-berijming bijbels-theologisch echt niet deugde. Dan kun je nu toch niet zonder enige argumentatie voorstellen: “het Liedboek 2013, inclusief de psalmen, vrij te geven voor gebruik in de gemeenten”? Bovendien ging de opdracht van de vorige synodes toch duidelijk over het invoeren van al de gezangen van het compleet herziene Liedboek. Dat staat niet expliciet in de opdracht, maar daar is het wel altijd over gegaan. Deputaten smokkelen daar nu plotseling 150 zeer gedateerde, meer dan 50 jaar oude psalmen bij in, die door het Liedboek op geen enkele manier herzien zijn. Zie ook mijn eerdere blog https://ernstleeftink.wordpress.com/2013/05/15/nieuwe-liedboek-nu-al-met-psalmen-en-al-overnemen/

Dilemma 2: deputaten geven in hun voorstellen nadrukkelijk aan, dat “gemeenten zelf [mogen] kiezen welke liederen ze zingen, op basis van het eigenmuziekprofiel”. Tegelijk stellen ze doodleuk voor om in het nieuwe Gerormeerd Kerkboek alleen “de psalmen uit het Gereformeerd Kerkboek 1986 die niet uit de IKB geselecteerd zijn”  op te nemen.

Wat is het gevolg van dit voorstel?

Ik denk dat er kerken zullen zijn die straks zeggen: wij willen in de toekomst graag vooral uit het Gereformeerd Kerkboek zingen en voor andere liederen (bv. kinderliederen en Opwekkingsliederen) we gebruiken de beamer; ook weten we nog niet of we veel gebruik zullen maken van het nieuwe Liedboek, dus die voeren we voorlopig nog niet in.

Als het aan deputaten ligt, kunnen zulke gemeentes maar 102 van de 150 Psalmen zingen uit het nieuwe Gereformeerd Kerkboek. En waarom? Omdat het 100 bladzijdes scheelt! Want dat is het enige argument. Deputaten schrijven namelijk in hun rapport: De praktijk in onze kerken is momenteel dat de meeste de psalmen uit de kerkboek-selectie zingen, maar dat vooral in samenwerkingssituaties de psalmen in de liedboekberijming gezongen worden. Om beide versies beschikbaar te hebben moet de nieuwe uitgave het Gereformeerd Kerkboek in ieder geval de 102 niet-IKB-psalmen bevatten. De andere 48 kunnen in het Liedboek 2013 gevonden worden. Door deze niet in het kerkboek op te nemen van het boek ongeveer honderd pagina’s dunner worden.”

Deputaten vinden dus dat beide versies van de 48 psalmen beschikbaar moeten zijn. Terecht! Maar wees dan ook consequent! Stel die gemeentes die niet meteen het nieuwe Liedboek in zullen voeren, eveneens in de gelegenheid om alle 150 Psalmen te kunnen zingen, ook  als ze het nieuwe Gereformeerd Kerkboek willen gaan gebruiken.

Ik hoop van harte, dat op de synode besloten wordt, om onze eigen 150 psalmen uit de eerste en de tweede versie van het Gereformeerd Kerkboek gewoon allemaal op te nemen in deze derde editie. Dan hebben we niet alleen een actueel, maar ook een compleet Gereformeerd Kerkboek.

Waarover spreken zij? Over wat echt een huwelijk is

Ik denk dat er nog een derde onderwerp is, dat de tongen op de synode los zou kunnen maken. Het zit wat verscholen in de synoderapporten, dus het is nog bijna niemand opgevallen. Ik werd erop geattendeerd doordat ik aan de Theologische Universiteit in Kampen de PEP-cursus ‘In de ban van de ring’ volg. Die gaat over de vraag hoe we als kerken aankijken en omgaan met alle vormen van relaties die tegenwoordig in onze samenleving mogelijk zijn. Tijdens de tweede studiemorgen moesten we als voorbereiding o.a. het rapport ‘Huwelijk en Samenlevingsvormen’ lezen. Dat is een studie die is opgesteld door een denktank van Deputaten Relatie Kerk en Overheid en Deputaten Huwelijk en Echtscheiding. Deze denktank kreeg in 2011 de opdracht “om een advies uit te brengen over twee vragen: a. hoe je als kerken omgaat met de verschillende samenlevingsvormen van man en vrouw die publiek en juridisch zijn vastgelegd, en b. of en hoe die samenlevingsvormen kunnen voldoen aan wat iroos huwelijkn de Bijbel staat over het huwelijk”.

De meerderheid van deze deputaten is van mening, dat we in onze kerken een nieuwe, eigen omschrijving moeten geven van wat een ‘huwelijk in bijbelse zin’ is. Want het burgerlijk huwelijk is tegenwoordig zo opgerekt en zo vrijblijvend geworden, dat het niet meer per definitie bijbels is. Daartegenover staat het geregistreerd partnerschap nagenoeg gelijk aan het burgerlijk huwelijk. En sommige mensen die gaan samenwonen beloven elkaar meer oprecht levenslange trouw dan vele anderen die wel officieel trouwen.

Daarom vinden de meeste deputaten, dat de gang naar het stadhuis wél gemaakt moet worden, maar dat de christelijk kerk er daarnaast zelfstandig op toe moet zien, dat elke wettige relatie ook kerkelijk erkend wordt als een ‘huwelijk in bijbelse zin’. En wat is dat dan? Lees de volgende definitie: “Een ‘huwelijk in bijbelse zin’ is een levensverband waarin één man en één vrouw in antwoord op Gods leiding van hun leven voor de duur van hun aardse bestaan hun levens aan elkaar verbinden tot een nieuwe eenheid, die wederzijds verplichtend is en die een publiek erkend karakter heeft.”

Ik vind dat dit rapport meer aandacht verdient dan het tot nu toe gekregen heeft. Want hier wordt gezegd, dat bij elke relatie die twee mensen met elkaar aangaan (of het nu ongehuwd samenwonen is, of notarieel samenwonen, of een geregistreerd partnerschap, of een homo-huwelijk, of een huwelijk tussen man en vrouw) de kerk moet toetsen en uitspreken of het ook een ‘huwelijk in bijbelse zin’ is.

Dat is een geweldige switch in denken. Want sinds de tijd van Napoleon zit het al 200 jaar tussen onze oren: alleen het burgerlijk huwelijk is een bijbels huwelijk. En als kerk volgen we daarin de overheid.

Maar vandaag de dag is het burgerlijk huwelijk geen bijbels huwelijk meer. En dus moeten we als kerk antwoord geven op de vraag: moeten we het initatief weer naar onszelf toetrekken en alleen die relaties erkennen, waarvan we als kerk zeggen: dat is een ‘huwelijk in bijbelse zin’ zoals God het bedoelt? Dat is een veel belangrijkere vraag dan de discussie over wat we zingen in de kerkdiensten. Ook, vind ik, belangrijker dan de vraag naar vrouwen in de ambten.  Want het huwelijk zoals God het bedoeld heeft, kom je al in het paradijs tegen. Zo’n bijbels huwelijk moeten we “in alle omstandigheden in ere houden”, staat er in Hebreeën 13 vers 8. Dat is een geweldige uitdaging in onze tijd.  En dus ook voor de komende synode in Ede.

Ja, het gaat daar op de synode over meer dan krekeltjes en korenbloemen blauw. Laten we als kerkleden bidden voor ‘onze’ mannen daar en meeleven met wat daar besproken en besloten wordt.

Waarover spreken zij? Misschien ook over zwart-witte koeien

Tenslotte zal er op de synode ook aandacht besteed worden aan een ‘Appel op de Generale Synode 2014’.  Dat is een initiatief van zeven predikanten die samen de website http://www.gereformeerdekerkblijven.nl/wp/ in de lucht houden. In een ‘Brief GS Ede 2014’ brengen ze hun zorgen onder woorden en roepen de Generale Synode op, door duidelijke uitspraken hun zorgen weg te nemen. De initiatiefnemers hebben kerkleden en kerkeraden uitgenodigd om dit dringende appel mee te ondertekenen. Dat is gebeurd door 2 kerkenraden en 1541 kerkleden.
Ik heb het appel gelezen en besloten het niet te ondertekenen.

Allereerst niet, omdat ik erop vertrouw, dat alle afgevaardigden op de synode niet alleen naar eer en geweten, maar ook vanuit hartelijke verbondenheid aan de Bijbel en het gereformeerd belijden hun werk zullen doen.

Verder vind ik de zorgpunten die het appel aan de orde stelt, wel wat zwart-wit geformuleerd en ook een tikkeltje eenzijdig. Het is ‘een verkeerd appel’, schreef ds. Henk Folkers in het Nederlands Dagblad van 25januari 2014 (zie http://www.nd.nl/artikelen/2014/januari/25/een-verkeerd-appel).

Het viel mij op, dat het appel zich concentreert op zes onderwerpen, namelijk:

  1. Binding aan de gereformeerde belijdenisgeschriften
  2. Het gezag van de Heilige Schriften
  3. De vrouw in het ambt
  4. Visie op de kerk van Jezus Christus
  5. Kerkdiensten en catechismusprediking
  6. Is binnen het christelijk leven een homoseksuele relatie mogelijk

Als ik lees waar het dan over gaat, kom ik bij 1) een verwijzing naar ds. W. van der Schee tegen en de gang van zaken bij de missionaire gemeente Stroom in Amsterdam. Dan denk ik: moet je daar een synode mee lastig vallen? Sinds wanneer reageren we als kerken op elke (on)zinnige opmerking op internet? En sinds wanneer leggen we een prachtig missionair project op voorhand langs de meetlat van de gang van zaken in een traditonele plattelandsgemeente? Wat mij betreft verdienen projekten zoals Stroom alle credits en vooral heel veel gebed – zonder het kritische gesprek te schuwen overigens. Zie mijn eerdere blog https://ernstleeftink.wordpress.com/2013/05/31/saul-en-david-jongerendag-en-landelijke-dag-gkbnb/

Als het om 2) gaat: waarom moeten opnieuw de opvattingen van Stefan Paas uit 2008 en Koert van Bekkum uit 2010 weer uit de sloot gehaald worden? Dat is toch echt een grijsgedraaide plaat geworden.

Over de punten 4) en 5) valt hetzelfde op te merken: kontakten met andere kerken en deelname aan de Nationale Synode worden tegenover de belijdenis van de ware en valse kerk gezet en de terugloop van de tweede kerkdienst en de catechismuspreek kan alleen maar worden tegengegaan als de synode van Ede 2014 uit zou spreken dat de catechismuspreek “een verplichting blijft voor de kerken” – met als minimale afwijking: plaatselijk mag wel af en toe thematisch uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis of de Dordtse Leerregels gepreekt worden.

homo in de kerkEn dan punt 6): alle zorgen over de verwereldlijking van de christelijke levensstijl en het gebrek aan tucht daarover worden samengebald in “één zaak .. die wij exemplarisch mogen noemen voor de huidige situatie”, namelijk hoe we als kerken omgaan met homoseksualiteit. Wat vind ik dit een eenzijdige versmalling van de terechte zorgen die er op dit punt leven. Alsof een homoseksuele relatie de meest zichbare uiting en dus het topje van de ijsberg van onchristelijk gedrag zou zijn! Laat ik er maar niet meer over zeggen dan collega Henk Folkers deed. Behalve dit: volgens mij staat dit onderwerp niet eens op de agenda van deze synode – behalve een brief van één kerk die vraagt om een duidelijke koers van de website www.homoindekerk.nl. Achteraf kun je het betreuren dat in 2005 de generale synode het voorstel heeft afgewezen om juist over dit gevoelige onderwerp een studiedeputaatschap in te stellen. Maar dat is niet wat de indieners van het appel van de synode vragen. Zij gebruiken één van de meest gecompliceerde vraagstukken over christelijke levensstijl als kop van jut om alle ontwikkelingen op het gebied van relaties aan te kaarten. En vergeten te vermelden, hoe we als kerken de laatste 12 jaar ons enorm hebben ingezet op bijbels onderwijs en catechese als het om huwelijk en echtscheiding gaat.koeien zwart wit

Kortom: ik vind het een teleurstellend appel wat betreft toonzetting en argumentatie.  Tegelijk hoop ik niet, dat de synode er gauw klaar mee is. Hoe zwart-wit de toonzetting ook is en welke oude koeien er ook weer van stal gehaald worden – het zijn wel signalen van oprechte zorg vanuit een diepe verbondenheid met de vrijgemaakte kerken. Daar hebben we wel rekening mee te houden – net als met kerkleden die steeds minder overweg kunnen met het gereformeerde gedachtengoed binnen onze kerken.