Joni Eareckson-Tada over ziekte, depressie, geloof en genezing (2)

In het boek De belofte van genezingIs genezing altijd de wil van God?  van Richard Mayhue staat ook een interview met Joni Eaeckson-Tada, volgens de schrijver zelf een “buitengewoon voorvechtster van gehandicapten”. Nu de diskussie over gebedsgenezing in Nederland weer oplaait wil ik dit interview graag  op mijn weblog weergeven. Dat doe ik in drie afleveringen.

Deel 2 van het interview met Joni

DICK: Laten we even terugkomen op die stewardess. Hoe liep het gesprek met haar af?

joni-tada-earicksonJONI: De conversatie die ik met die stewardess had was verontrustend, omdat het werkelijk, op kleine schaap, iets was wat plaatsvindt in gemeenten door het hele land. Toen ik op het vliegveld uit het vliegtuig ging, werd ik begroet door één van mijn sponsors. Ze hadden een jonge vrouw meegebracht die haar net had gebroken tijdens een auto-ongeluk het jaar daarvoor. Zij had net als ik een dwarslaesie. Zij was op het punt gekomen dat ze God erin kon vertrouwen en het had geaccepteerd.

Maar iemand had haar verteld dat het de wil van God was dat zij zou worden genezen. Wel, ze geloofde en geloofde en werkte hard en ze had alle Schriftuurlijke geboden opgevolgd en had alles gedaan waarvan zijn dacht dat het nodig was – en nog steeds werd ze niet genezen. Dat slingerde haar in een depressie; het bracht schade toe een haar visie op God. In haar denken werd Hij een reus daarboven die monsterlijke grappen uithaalde met mensen hier beneden.
En vervolgens werd haar gezegd: ‘Wacht eens even; jouw depressie laat geen leven in geloof zien. En in feite, jonge dame, is jouw depressie niets meer dan louter zonde.’ O, het was wreed, afschuwelijk wreed!

Haar opmerking aan het adres van die persoon was: ‘Nou, kijk eens naar Joni. Zij houdt van de Heer en wandelt dicht bij Christus, maar toch heeft de Heer er niet voor gekozen haar te genezen.’

Er werd tegen haar gezegd: ‘’Tja, Joni heeft zich neergelegd bij de gedachte dat ze nooit wordt genezen. Daarom is Joni niet genezen.’

Ze keek er vol spanning naar uit om  het uit de eerste hand te horen. Was ik ooit depressief? Geloofde ik dat het de wil van God was? Had ik mij erbij neergelegd dat ik nooit meer op mijn voeten zou staan?

Net als die andere conversatie met de stewardess, was mijn eerste opmerking aan haar adres: ‘Nee, ik heb mij er niet bij neergelegd dat ik nooit zal worden genezen.’ Sommige mensen aan het ene einde van het spectrum zeggen dat God nooit op wonderbaarlijke wijze geneest. Ze stoppen bijna de daden van God in een doosje. Maar aan het andere einde van het spectrum zijn mensen die zeggen dat God wil dat iedereen wordt genezen. Ook zij proberen God in een doosje te stoppen. Dus zei ik tegen haar: ‘Nee, ik heb mij er nooit bij neergelegd. Ik heb alle deuren geopend. Ik heb ze open gelaten. Maar het is de verantwoordelijkheid van God, en niet langer de mijne. Als ik een juiste visie op de Schrift en een hoge dunk van God heb, dan kan ik het aan zijn wil overlaten.’

Maar ik geloof echt, zoals ik haar vertelde, dat genezing de uitzondering op de regel is – waarbij de regel is dat God heden ten dage niet altijd op wonderbaarlijke wijze zal genezen, niet meer dan dat Hij op wonderbaarlijke wijze mensen uit de dood opwekt of mensen op water laat lopen . Deze dingen gebeuren gewoonweg niet.

Ik vertelde haar dat ik vaak depressief word. Nu lig ik bijvoorbeeld in bed met een paar hardnekkige wonden als gevolg van doorliggen. Ik heb een aantal maanden in bed gelegen. Dat is erg ontmoedigend geweest en soms maakt dat depressief. Er zijn mensen geweest die zeiden dat ze bidden voor mijn genezing.

De jonge vrouw vroeg mij met een nieuwsgierige blik op haar gezicht: ‘Nou, denk je niet dat het zonde is?’

Ik zei: ‘Wanneer ik zou toestaan dat deze emoties mijn visie op God veranderden, dan zou dat zonde zijn. Maar het is geen zonde, want mijn visie op God is niet veranderd.’

Maar ik ben een mens. Hij kent mijn lichaam en herinnert Zich dat ik slechts stof ben. Hij heeft mij tot een wezen gemaakt met echte tranen. Emotioneel gezien word ik niet echt blij over het feit dat ik drie maanden op bed lig, maar dat heeft mijn visie op God niet veranderd. De depressie die ik ervaar, is simpelweg inherent aan wat het betekent om mens te zijn. Sommige depressies zijn slechts een deel van wat het betekent om de alledaagse botsingen en kneuzingen van het mens-zijn onder ogen te zien, of je nu een gelovige bent of een ongelovige. Wanhoop is voor een christen echter niet nodig, omdat we hoop hebben – de hoop op Christus, die alle dingen nieuw zal maken.

DICK: Dat is een goed onderscheid tussen depressie, een  deel van ons mens-zijn, en wanhoop, wat nooit een deel van onze bevrijdende relatie met Christus zou mogen zijn.

JONI: Het is zo wonderlijk. Eerst wanhoopte ik toen ik gewond raakte – ik wist niet hoe alles in elkaar paste. Ik had er geen idee van dat God daar was; dat het Hem iets kon schelen; dat Hij alles onder controle had en dat ik mij geen zorgen hoefde te maken; dat het geen ongeluk was; dat Hij een vooropgezet doel had en dat Hij opstandingskracht had om mij te geven. Ik wist dat alles niet. Dus ja, tijdens de eerste maanden van mijn invaliditeit wanhoopte ik. Ik dacht dat er geen hoop was. Maar christenen hoeven nooit te wanhopen, alhoewel ze depressief kunnen worden.

DICK: Heb je ooit de fasen in je denken geanalyseerd van de tijd dat je een tiener was en pas gewond raakte tot het punt waar je nu bent aanbeland? Heb je enige duidelijk fasen, waar je doorheen bent gegaan, opgemerkt?

JONI: Ja, ik denk dat ik het klassieke voorbeeld heb gevolgd van iedereen die het punt bereikt dat hij zijn invaliditeit accepteert. Er zijn vijf stappen: de klassieke fasen van schoktoestand, woede, ontkenning, onderhandelen en acceptatie.
Eerst was ik inderdaad geschokt en totaal ongelovig. Het is vreemd, Dick. Ik zag mijn lichaam verlamd, maar het begon mij niet te dagen dat het altijd zo zou zijn. Het was niet dat ik weigerde erover na te denken; er ging eenvoudig geen lampje branden. Het drong niet tot me door, omdat het allemaal een schoktoestand was. Daarna kwam de woede: ‘God, hoe kunt U toestaan dat er zoiets met mij gebeurt?’

Nogmaals, dat is een andere aangelegenheid waarnaar ik altijd al nieuwsgierig ben geweest – waarom we de schuld bij God leggen. Wat is er toch met Hem? Het moet inherent zijn aan onze opstandige natuur dat we God de schuld geven. We leggen de schuld nooit echt bij de aanvankelijke rebellie van de mens; we werpen de verantwoordelijkheid op God, niet op Satan. Trouw aan onze menselijke natuur, dat is de aard van het beestje. Het lijkt erop dat we nergens de verantwoordelijkheid voor kunnen accepteren.

Toen ging ik door een fase van ontkenning: ‘Dit is niet hoe het zou moeten zijn. God, ik weet gewoon dat U mij op de been zult helpen.’ Daarna onderging ik de onderhandelingsroutine; uiteindelijk kwam ik op het punt waar ik mijn invaliditeit accepteerde. Maar het was geen acceptatie in de zin van hopeloze berusting – ‘Ik denk dat dit het beste is wat ermee kan gebeuren, dus zal ik het maar accepteren en doorgaan’ – neen gevoel van zelfmedelijdend martelaarschap. Ik heb het over acceptatie waarbij je dat wat God je gegeven heeft, omarmt en het met dankzegging aanvaardt. Ik denk dat dit de oprechte acceptatie is en dat alleen een christen dat tot uitdrukking kan brengen.

Ik denk dat veel ongelovigen het lijden aanvaarden met een soort martelaarscomplex of stoïcijnse gelatenheid. Alleen christenen kunnen het lijden met dankzegging omarmen, wetende dat ze iets uit de hand van God ontvangen dat niet alleen tot zijn eer is, maar ook voor hun eigen bestwil.

Terug naar mijn ontmoeting met de jonge vrouw met een dwarslaesie. We praatten wat over het Koninkrijk van God. Wanneer iemand mij vraagt naar genezing voor vandaag de dag, begin ik te spreken over het Koninkrijk en waarom Christus is gekomen en waar de wonderen allemaal om draaiden. Ik denk dat je geen antwoorden op de vragen kunt geven, totdat je het kader schetst, de structuur waarin je je antwoorden kunt inkleden. We praatten ook wat door over de depressie voordat ik naar mijn hotelkamer ging.

De volgende ochtend stond ik op om te gaan spreken bij een lunch voor vrouwen. Er waren daar duizend vrouwen, en ik sprak over de natuur en het karakter van God en ons zicht op Hem te midden van onze pijn en problemen. Ik leidde mijn verhaal in met het feit dat ik depressief was. En dat was ik. Dit speelde ongeveer anderhalve week geleden [voor dit interview – L.E.L.], en zoals ik je al vertelde, worstelde ik heel erg met het feit dat ik aan bed gebonden was en dat ik mij lelijk voelde en dat ik wat pondjes was aangekomen, doordat ik eet wanneer ik plat moet liggen.

Ik beschreef dit voor de vrouwen, omdat ik wilde dat ze begrepen dat dit niet één of andere voorzichtige geconstrueerde visie op de Schrift was die ik jaren geleden in elkaar geflanst had.

Nadat ik had gesproken, ging ik terug naar mijn hotelkamer om even te gaan liggen, omdat ik van het doorliggen wilde afkomen. Toen ging de telefoon. Het was een vrouw die mijn wilde spreken. Ik nam de telefoon op en zij begon te zeggen: ‘Joni, ik heb een woord van kennis voor je van de Heer.’ Ze vervolgde op een manier die vaak gebruikt wordt door mensen die woorden van kennis spreken – ‘mijn dochter ..’ – alsof God werkelijk aan het spreken was. Ze vervolgde met te zeggen: ‘Mijn dochter, je zonde houdt je weg van Mij en van genezing. De depressie die je hebt, blokkeert mijn gemeenschap met jou.’

Aan het eind van haar ‘woord van kennis’ moest ik echt op mijn tong bijten. Ik zei eenvoudig: ‘Dan k u voor uw telefoontje en voor het geven van uw mening.’ Naderhand bedacht ik mij hoe wreed en oneerlijk die dame was. Ze gebruikte een handig geestelijk achterdeurtje om haar mening te geven. Ik heb dat niet tegen haar gezegd, maar ik kookte echt. Nogmaals, het gaat rechtstreeks terug tot de stewardess en het meisje in de rolstoel. Wanneer we God verkleinen tot ons formaat, verliezen we te zijner tijd onze verheven visie op God die de mannen en vrouwen uit de Bijbel hadden. We passen Hem in ons handige vakje.

 

 

 

Joni Eareckson-Tada over ziekte, depressie, geloof en genezing (1)

In het boek De belofte van genezingIs genezing altijd de wil van God?  van Richard Mayhue staat ook een interview met Joni Eaeckson-Tada, volgens de schrijver zelf een “buitengewoon voorvechtster van gehandicapten”. Nu de diskussie over gebedsgenezing in Nederland weer oplaait wil ik dit interview graag  op mijn weblog weergeven. Dat doe ik in drie afleveringen.

Deel 1 van het interview met Joni

joni-tada-earecksonDe meeste mensen in de Verenigde Staten kennen het verhaal van Joni Eareckson-Tada, bekend door haar boeken, schilderijen, muziek en bijeenkomsten. In 1967 dook Joni, toen een jonge tiener van 18 jaar oud, in ondiep water en brak haar nek. Het ongeluk bezorgde haar een dwarslaesie. Sinds dat moment heeft God haar geweldig gebruikt in dienstbaarheid aan de invaliden.

Maar het grootste gedeelte van het publiek ziet de ‘dagelijkse’ Joni niet. De meeste mensen begrijpen haar strijd niet om de gewone dagelijkse dingen te doen, zoals baden of eten. Ze zien haar alleen als superster.

Ik bezocht Joni in haar bescheiden huis in Woodland Hills, dat uitkijkt over de San Fernando Valley in Zuid-Californië. Joni lag in bed vanwege spanningspijnen, maar ze verwelkomde mij zeer hoffelijk en nodigde mij uit een middag met haar door te brengen. Ik wil ons gesprek met u delen.

DICK: Geloof je dat de beweging van de gebedsgenezers en haar boodschap misleidend is?

JONI: Onlangs vloog ik naar een spreekbeurt in Saint Louis en tijdens de vlucht raakte ik in gesprek met  een jonge stewardess bij wie de liefde van Jezus gewoon op haar hele gezicht stond geschreven. Zij was één van de meest levendige, bruisende personen die ik ooit ontmoet heb. Zij was duidelijk een nieuwe christin, verliefd op de Heer. Ze zei me: ‘Joni, ik zou eenvoudigweg geen God kunnen dienen die niet wilde dat iedereen genezen werd – een God wiens wil het was niet iedereen te genezen.’

Mijn commentaar was: ‘Tja, we kunnen overduidelijk zien, alleen al door een terloopse observatie van onze wereld, dat het niet de wil van God is dat iedereen genezen wordt, omdat niet iedereen is  genezen. De mens kan de wil van God niet weerstaan en als het de bedoeling en de opzet van God was dat alle mensen gezond zouden zijn, zou niets dat kunnen tegenhouden. We zouden bewijzen ervan zien in de wereld om ons heen, maar we zien dat niet. Dus is het duidelijk niet de wil van God dat iedereen zal worden genezen.’

Haar volgende opmerking tegen mij had ongeveer de volgende strekking: ‘Tja, heeft ons geloof er niet iets mee te maken?’ Ik denk dat het goed voor ons zou zijn dit onderwerp te bespreken, omdat mensen, behalve dat ze een onjuiste visie op het Koninkrijk  van God en een onjuiste uitlegkunde hebben, neigen naar het selecteren van bepaalde delen van de Schrift, een paar verzen hier en daar die spreken over geloof, en vervolgens rond dat geloof een hele theologie creëren.

Ik zie geloof slechts als een middel waardoor Gods genade werkt. Anderen, met de overtuigingen van de stewardess, zien geloof misschien als de knuppel die we boven Gods hoofd moeten houden of als het touwtje waaraan we moeten trekken zodat God werkt. Volgens mij lijkt dat niet op geloof; het lijkt op arrogantie. Het maakt God bijna tot een marionet.

DICK: Ben je ooit bij een dienst voor gebedsgenezing geweest?

JONI: Eerlijk gezegd ben ik naar een aantal bijeenkomsten van Kathryn Kuhlman geweest. Ik denk dat de idee [van een gebedsgenezingsdienst – L.E.L.] op een erg  subtiele manier verkeer is, in die zin dat het de mentaliteit bevordert die de stewardess had – dat Gods doel met de verlossing van de mensheid primair is om ons gelukkig en gezond te maken en onze levens vrij te maken van problemen. Het soort wegen te bewandelen van het grijpen van strohalmen en het trekken aan touwtjes om God te manipuleren of Hem om te praten of Hem tot ons formaat te verkleinen – dat zijn erg wanhopige pogingen om te zorgen dat aan onze verlangens tegemoet gekomen wordt en dat onze gebeden verhoord worden op de manier waarvan wij denken dat ze zouden moeten worden verhoord. Zijn doel met de verlossing is ons in overeenstemming te brengen met het beeld van Christus, en vaak vergeten we dat.

DICK: Toen je ging, stond je toen in de rij om genezen te worden?

JONI: Ja. Ik herinner me dat het in het Hilton in Washington was. Het was afgeladen vol en ik zat ergens achterin. Er waren overal stoelen en niemand van ons kon bewegen. We zaten allemaal tegen elkaar vastgeklemd.

Er waren mensen in rolstoelen, mensen met looprekjes, mensen op krukken – net zoals ik. Je moet begrijpen, Dick, dat ik op het punt was aangeland dat ik zonden verzon om te belijden. Ik wilde er zeker van zijn dat alles met God in het reine was. Diep van binnen voelde ik mij een beetje dwaas dat ik aanwezig was, maar ik voelde dat het noodzakelijk voor me was om dwaas te zijn  in aanwezigheid van God, in aanwezigheid van al deze mensen. Ik dacht dat het nodig was mij ter aarde te werpen en mijzelf volledig en openlijk kwetsbaar te maken, niet alleen voor Hem, maar voor die mensen. En er waren anderen die voor mij baden terwijl ik naar die bijeenkomst ging.

Ik was al gezalfd met olie. Een ontelbaar aantal mensen had mij de handen opgelegd. Ik dacht: dat is heel goed, omdat dat betekent dat alle juiste dingen zijn gedaan. Al die dingen waarvan je denkt dat ze verondersteld worden te gebeuren – predikanten die je de handen opleggen, zalven met olie, gebeden, en zonden die ik beleed. Ik deed alles. En ik ging naar de bijeenkomst van Kathryn met het geloof dat God de weg had gebaand en de scène had voorbereid en dat ik in staat zou zijn met mijn rolstoel tot op het podium te komen en dat zou werkelijk het einde zijn.

Maar er gebeurde niets. Een hele lange tijd kon ik niet begrijpen waarom mijn handen en mijn benen niet de boodschap kregen die mijn verstand ze stuurde. Ik herinner mij dat ik naar mijn aanhangsels keek alsof ze losstonden van wie ik was en wat ik dacht. Mijn hart en mijn verstand zeiden: ‘Je bent genezen, lichaam!’ Ik wilde er zeker van zijn dat ik geloofde met een hoofdletter G.

DICK: Was je geprogrammeerd door literatuur over gebedsgenezing te lezen?

JONI: Ja. Het was een kwestie van mijn geloof – werken aan dat geloof, zorgen dat het mooi en geoefend en in de opperste conditie komt. Ik geloofde echt! En toch reageerden mijn handen en voeten niet op dat waarvan ik wist dat het waar was. Toen begon ik in te zien dat er twee mogelijkheden waren: óf God haalde de een of andere monsterlijke, wrede grap met mij uit, ik was het slachtoffer van een Goddelijke komedie, óf mijn visie op de Schrift was verkeerd.

Ik kon niet geloven dat God een grap met mij uithaalde. Ik had God op een andere manieren zien werken in mijn leven en ik geloofde de Schriften. Ik wist zeker dat dit geen deel was van zijn natuur of karakter; Hij is niet de God van verwarring of wrede trucjes. Dus ik kwam tot de conclusie dat het probleem bij mij moest liggen, aangezien ik zoveel geloofde. Ik had mensen opgebeld en gezegd: ‘Wacht morgen op je stoep op mij. Ik zal je stoep rennend komen opspringen.’ Ik stelde mij echt kwetsbaar op. Ik geloofde, dus wist ik dat de schuld niet kon liggen bij mijn geloof. Het moest liggen aan mijn verkeerde visie op de Schrift. Dat is het moment waarop ik helemaal begon terug te kijken naar de hof van Eden, naar de eerste wortel van lijden, ziekte, verwonding en dood. Ik zag dat ziekte begon met zonde en, zoals ik verteld heb ik Een stap verder, ik begon heel langzaam en nauwkeurig in de Bijbel de stroom van verlossingen van God in de geschiedenis te verzamelen, totdat ik begin in te zien dat het allemaal in elkaar paste. Toen ik het Nieuwe Testament bereikte, begon ik plotseling de wonderen,  de genezingen en alle opwinding te begrijpen toen Jezus hier op aarde was.

Er bleek overduidelijk uit dat lijden verondersteld werd deel uit te maken van de verlossende mensheid van God. En zelfs na de redding werd lijden verondersteld te passen in het weefsel en de vezels van het verhaal van verlossing. Toen Jezus kwam om de zonde en de resultaten van de zonde aan te pakken, bracht Hij het proces op gang en begon de effecten van zonde en al haar gevolgen om te draaien. Maar daarmee legde Hij slechts het fundament. We leven nog steeds in een gevallen wereld; er sterven nog steeds mensen; er gebeuren nog gsteeds natuurrampen en mensen worden nog steeds ziek, en dat zal zo blijven totdat Hij terugkomt.

Het doorlezen van het Oude Testament heeft mij heel erg geholpen. Terwijl ik las over alle beloften die werden gedaan onder het Oude Verbond – hoe de ogen van blinden werden geopend, de oren van doven werden geopend en de gezalfden van de Heer deelachtig werden aan  vreugde en blijdschap – begon ik langzaam in de zien dat toen Jezus kwam, dat slechts het begin was. Het was niet het hele plaatje. Zoals we weten, komt Hij terug, niet als een nederige dienaar, maar als een regende Koning. Hij zal het Koninkrijk volmaken en al deze schitterend beloften nakomen.

Ik denk dat dat de reden is dat ik het niet erg vind om in een rolstoel te zitten en lijden te moeten verdragen. Als het betekent dat meer mensen toegang krijgen tot het Koninkrijk van God en meer mensen deel gaan uitmaken van zijn familie, dan heeft het allemaal zin. Lijden zonder reden is voor niets lijden. Dat zou pijnlijk zijn.

Gebedsver(w)achting – over bidden met en voor zieken

“In Amerika wonen veel gelovigen en daarom worden daar veel meer mensen beter dan bij ons,” zei een christen uit China eens, “en dat komt omdat God Amerika gezegend heeft met hele goede medische zorg.” Hoe kan het dan dat veel christenen in het Westen juist het tegenovergesteld beeld hebben: in China wordt veel meer geloof gevonden dan bij ons en daarom komen daar zoveel genezingen op het gebed voor.

“God heeft ons rijk gezegend met medische inzichten en nieuwe geneesmiddelen, zodat er in onze tijd veel meer zieken genezen als in de eeuwen ervoor. We kunnen Hem er niet genoeg voor danken,” zei Abraham Kuyper rond het jaar 1900. Hoe kan het dan dat veel christenen in het Westen hogere verwachtingen hebben van gebedsgenezers dan van de medische zorg als ze te maken krijgen  met lichamelijke en psychische ziektes?

Onze moderne tijd

Ik denk dat deze ontwikkeling als volgt te verklaren is. Namelijk: we hebben in Europa in de afgelopen eeuwen ‘wetenschap’ en ‘geloof’ uit elkaar getrokken. Die kloof is begonnen in de Renaissance (1400/1500), ging daarna verder in de tijd van de Verlichting (1600/1700) en die kloof is in de laatste driehonderd jaar alleen groter geworden door alle technische ontwikkelingen en de groeiende welvaart die daarmee gepaard ging. Daardoor zijn ‘wetenschap’ en ‘geloof’ elkaars konkurrenten geworden in plaats van elkaar aan te vullen als middelen waardoor wij God kennen (art. 2 NGB). Veel mensen zijn daardoor hun geloof in God zijn kwijt geraakt en stellen hun vertrouwen volledig op de wetenschap.

Vergeten te bidden

Die manier van denken zit al heel erg lang in onze hele maatschappij. Dat heeft volgens mij ook de christenen die nog steeds in God en Jezus geloven, beïnvloed. Vaak sluipenderwijs. Abraham Kuyper wist geloof en wetenschap nog wel te combineren. Hij dankte God voor de medische ontwikkelingen, omdat hij besefte, dat God het zelf allemaal in de schepping gelegd heeft en dat Hij aan mensen het verstand en het inzicht geeft om het te ontdekken en te gebruiken.

Als je er zo tegen aan kijkt, staan geloof en wetenschap niet tegenover elkaar en ook niet naast elkaar, maar zijn het twee kanten van dezelfde medaille. Die je wel voortdurend allebei moet blijven bekijken om niet in eenzijdigheden te vervallen. En dat is wel gebeurd. Ook door veel christenen. Sluipenderwijs en niet eens met opzet. Maar hoe dan ook: ook veel christenen vertrouwen vandaag vooral op de medische wetenschap. Dus bij ziekte ga je naar de dokter, krijg je medicijnen, volg je een kuur, ga je voor onderzoek naar het ziekenhuis en onderga je een operatie – allemaal om beter te worden. Pas als het echt ernstig is, wordt de ouderling of dominee erbij gehaald en moet er op zondag in de kerkdienst tot God gebeden worden of Hij genezing geven wil.

Oftewel: in de praktijk hebben veel christenen medische zorg en therapeutische behandeling volledig losgekoppeld hebben van het geloof en het gebed en de zielzorg.

Alles op de kaart van het gebed

genezing-natuurplaatjeAls er door christenen in situaties van ziekte te weinig gebeden wordt, kun je er van op aan dat er een tegenreaktie komt. De reden daarvan is vaak terecht. De analyse en de oplossing meestal niet (net als op andere gebieden, zie mijn blog ‘Pastorale problemen en een schuivende geloofsleer’)  Ik zie dat heel duidelijk terug bij gebedsgenezing en bevrijdingspastoraat. Voor mij is het zonneklaar dat God en Jezus in de Bijbel aan gelovigen laten weten, dat ze moeten bidden en werken. Ora et Labora, om het zo eens te zeggen. En het is voor mij ook duidelijk, dat God de mensheid de laatste eeuwen heel veel wetenschappelijke inzichten gegeven heeft, ook op medisch terrein als het gaat om de behandeling  en de bestrijding van lichamelijke ziektes en psychische aandoeningen. Maar wat is er gebeurd? We hollen allemaal naar de huisarts, de chirurg, de psycholoog, de psychiater en de therapeut en zijn het belangrijkste vergeten: om heel het proces van ziekte en genezing in gebed bij God te brengen.

Geen wonder dat er een tegenreaktie ontstaat die weer heel veel aandacht voor de kracht en de waarde van het gebed vraagt. En terecht! Maar het jammere is, dat deze tegenbeweging meteen precies op de tegenovergestelde manier met net zo’n vaart de bocht uitvliegt. Namelijk door te stellen, dat we ons vertrouwen niet in de eerste plaats op de (medische) wetenschap moeten stellen, maar terug moeten naar de praktijk van de Bijbel. Daarin zien we dat Jezus op gebed lichamelijke ziekten en psychische kwalen geneest. Dat wil Hij in 2016 nog steeds doen, dus moeten we vaker en met meer verwachting bidden om wonderen van genezing en bevrijding van psychische moeiten. In het gunstigste geval worden de dokter, de therapeut en de pillen daarbij nog geduld. In het ongunstige geval moet je je afspraken met de dokter en de therapeut afzeggen en je pillen in de kliko gooien, want op het gelovige gebed zal de zieke zeker genezen, zo waar als Elia bad om droogte en het regende 3½ jaar niet en hij bad opnieuw en er volgde een mega-plensbui.

Scheefgroei

Zien veel christenen die alle kaarten op het gebed zetten dan niet, wat hier mis gaat? Hier schuiven hulpverlening en gebed in elkaar. Erger nog: hier gaat het gebed de rol overnemen van de middelen die God ons zelf gegeven heeft! Die middelen worden hooguit nog getolereerd. Maar het is toch echt van de zotte dat iemand die jaren lang een opleiding heeft gevolgd en daardoor een goede medische diagnose kan stellen of een therapeutische behandeling kan voorschrijven, van een gebedsgenezer te horen krijgt dat er in Jezus Naam voor elke ziekte herstel mogelijk is, en van een bevrijdingspastor te horen krijgt dat er maar zeven stappen nodig zijn om van je demonische belasting af te komen! Wie dat beweert schuift meer dan 200 jaar voortschrijdend inzicht in ziektebeelden en de bestrijding ervan aan de kant.

Zoek de combinatie

Ik denk dat de overdreven aandacht voor gebedsgenezing en bevrijdingspastoraat de onbetaalde rekeningen zijn van wat we als christenen in Nederland te lang hebben laten liggen, namelijk de kracht van het gebed.

De oplossing ligt ‘m alleen niet in het geestelijk onderwaarderen van medische diagnoses, behandelingen en resultaten van lichamelijke en psychische ziekten. Dan zet je een flinke stap terug in de ontwikkelingsgeschiedenis van Gods schepping en ben je niet dankbaar voor wat God ons daarin gegeven heeft.

Een betere oplossing is volgens mij: ga meer bidden bij lichamelijke ziekten en psychische moeiten. Daarmee ondersteun je de professionele behandeling van artsen en therapeuten. Ik zou graag zien dat er in elke christelijke gemeente personen aangesteld worden om individueel of in een team met en voor mensen te bidden in tijden van ziekte of andere strukturele moeiten. Zonder dat die voorbidders zich met de medische of therapeutische kant van de zaak bemoeien. Onder het motto: ieder z’n van God gekregen vak en gave.

Omgeef arts en therapeut met gebed

In zijn eigen tijd liet Jezus al weten dat Hij geen enkel bezwaar had tegen dokters en artsen. In onze tijd zou Hij, denk ik, zeker gebruik gemaakt hebben van de professionele hulpverlening. Maar zou Hij ons er nadrukkelijk op gewezen hebben dat het echt noodzakelijk is om bij alles voortdurend de koppeling te leggen met het gelovige gebed.

In onze tijd is niet de gebedsgenezer de 21-eeuwse volgeling van Christus die gehoor geeft aan de opdracht van Jezus: Genees de zieken! Die taak vervullen (gelovige) artsen en chirurgen samen met de biddende gemeente.

In onze tijd is niet de bevrijdingspastor de 21-eeuwse volgeling van Christus die gehoor geeft aan de opdracht van Jezus: Drijf de demonen uit! Die taak vervullen (gelovige) psychiaters en therapeuten samen met de biddende gemeente.

Een gemeente vol bidders

Als er in de gemeente van Christus meer verwachtingsvol met en voor elkaar gebeden wordt, neemt de aandacht voor gebedsgenezingsdiensten en bevrijdingspastoraat vanzelf af en wordt het werk van artsen en therapeuten pas echt op de goede manier gewaardeerd, nl. als middelen in Gods hand. Die mag je gelovig gebruiken, daar mag je Gods zegen over vragen en daar mag je Hem voor bedanken als het tot genezing of een leefbaar leven leidt.

Wonderen van genezing zijn zeldzaam

Bijna had ik een blog klaar waarin ik mijn eigen houding en positie wilde duidelijk maken als het om wonderen van gebedsgenezing gaat. Maar in het Nederlands Dagblad van 17 september 2016 stond een zeldzaam goed artikel van Kim ten Berghe, een missiologe die werkzaam is in Oost-Azië. Kern van haar betoog is: “Wonderbaarlijke genezingen op bijeenkomsten met gebedsgenezers zijn zeldzaam. Dat baseer ik niet alleen op mijn ervaring, maar ook op gezonde logica.” En vervolgens rolt er een artikel uit haar pen … zo to the point verwoord, dat ik het maar in z’n geheel weergeef.

In de afgelopen weken is de discussie over gebedsgenezing en de bijzondere geestesgaven weer opgelaaid. Dit naar aanleiding van een conferentie die is georganiseerd door het Evangelisch Werkverband in de Protestantse Kerk en die is bezocht door vele predikanten. De spreker was een nogal controversiële Amerikaan die een internationale bediening voor genezing claimt, Randy Clark. Zijn werk leidde tot, afhankelijk van met wie je spreekt, een geweldige opwekking, vernieuwing en herstel of een hoop teleurstelling, geloofscrisis en scheuringen.

Zo’n kleine twintig jaar ben ik nu betrokken bij evangelisatie en zendingswerk. In verschillende landen, met allerlei kerken, organisaties en stromingen, waaronder een heel aantal uit de charismatische hoek. Ik heb lang niet alles gezien, maar toch wel genoeg om de volgende, wellicht wat ongenuanceerde uitspraken over dit onderwerp te durven doen.

vals getuigenis

Aandacht voor de gaven en met name genezing wordt vaak gebracht als een aanvulling op hiaten in de kerkelijke theologie. Maar in hun enthousiasme en naïviteit gaan veel nieuwe rekruten van ‘charismaland’ eraan voorbij dat die scene ook zijn theologische hiaten kent.

Zo lijkt het gebod ‘Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste’ wat op de achtergrond geraakt. De claim is meestal dat God iedereen wil genezen, maar dat dat helaas ‘niet altijd’ gebeurt om onbekende redenen. De waarheid is echter dat ook bij de allerberoemdste genezers er maar (zeer) zelden iemand volledig en permanent genezen wordt zonder dat daarvoor een medische verklaring te geven is, en waarbij zowel de ziekte als de plotselinge genezing zichtbaar dan wel onafhankelijk vastgesteld zijn.

Ik ben persoonlijk nooit iemand tegengekomen die bij zo’n campagne is genezen en ik heb zelf ook geen overtuigende genezingen gezien tijdens de bijeenkomsten die ik heb meegemaakt. Natuurlijk heb ik genoeg verhalen in de (christelijke) media gehoord. Maar vaak zijn daar wel aantekeningen bij te maken. Achteraf blijkt bijvoorbeeld nogal eens dat de ziekte weer terugkomt. Of de genezing was gedeeltelijk – de klachten zijn bijvoorbeeld verminderd. Verder waren de klachten nogal eens niet medisch aantoonbaar, zoals een stijve nek of vermoeidheid. Vaak waren mensen onder behandeling van artsen, en kan de genezing ook daaraan worden toegeschreven. Soms is zelfs het hele verhaal van de ziekte en/of de genezing verzonnen om aandacht te krijgen, want die mensen heb je ook.

wereldberoemd

Mijn bewering dat wonderbaarlijke genezingen op bijeenkomsten met gebedsgenezers zeldzaam zijn, baseer ik niet alleen op mijn ervaring, maar ook op gezonde logica. Al zou maar een kwart of een tiende van de zieken die naar zo’n bijeenkomst kwam onomstotelijk wonderbaarlijk genezen worden, dan zouden deze genezers niet alleen worden gevolgd door hordes goedgelovige christenen en wanhopige zieken, maar dan zouden ze in een klap wereldberoemd zijn en uitnodigingen krijgen van bijvoorbeeld ziekenhuizen om daar ook mensen te genezen. Want heel veel mensen zijn überhaupt te ziek om naar zo’n genezingsdienst te komen. Dit gebeurt echter niet.

zendingsveld

Het theologische probleem dat je krijgt als je claimt dat God wonderen wil doen, maar dat blijkbaar maar zelden doet, wordt vaak ‘opgelost’ door te claimen dat wonderen vooral op het zendingsveld gebeuren. Ver weg, bij arme mensen die niet kritisch zijn, maar gewoon geloven. Als we de nieuwsberichten van allerlei charismatische bedieningen moeten geloven, dan stromen in dergelijke oorden de podia vol met genezen blinden en lammen. Maar als zo’n claim dan wordt nagetrokken (zoals Karel Smouter deed met de claim van Willem Ouweneel over genezen blinde jongetjes in Myanmar) dan blijkt het wensdenken dan wel fantasie/leugens/bedrog; u mag kiezen. Ik ben ervan overtuigd dat elders de zaken niet anders liggen dan bij ons.

geen oplichterij

Met dit alles wil ik niet beweren dat genezing per definitie oplichterij is, dat God niet bij machte is om mensen op medisch onverklaarbare wijze te genezen of dat hij dat nooit zou doen. Jezus heeft aangetoond dat hij alle macht heeft, ook over ziekte en de dood. En God doet wat hij wil. In theorie kan hij zelfs een totaal narcistische op geldbeluste genezingsoplichter gebruiken om een van zijn lijdende kinderen wonderbaarlijk te genezen. Maar wonderen gebeuren niet altijd overal en ook niet om de haverklap. En wij kunnen zeker geen golven van genezing ontketenen door bepaalde mensen uit te nodigen en conferenties te organiseren waar we hen op een podium zetten. Gods Geest is niet te organiseren.

werk van duivel

Toch denk ik dat bidden voor zieken heel belangrijk is. Voor de christelijke kerk is het zowel een opdracht als een voorrecht. Maar bidden voor genezing en troost is iets anders dan genezing claimen. In ons eigen gezin hebben we een aantal keren met ernstige ziekte te maken gehad. God heeft ons voor elkaar bewaard, en genezing gegeven na een periode van oprechte gebeden van velen en intensieve medische zorg. Of het een zonder het ander had gekund zullen we nooit weten, maar we zijn dankbaar voor beide.

Ziekte wordt binnen de charismatische genezingsbeweging vaak gezien als het werk van de duivel dat we in gebed moeten bestrijden. Dit beperkte beeld van de werkelijkheid is een ander theologisch hiaat. Ziekte is onderdeel van onze gebroken wereld. Maar ziekte is ook een kanaal waardoor de Heilige Geest krachtig in iemands leven kan werken. Ik herinner me die tijden van ernstige ziekte in ons gezin als tijden waarin Gods Geest vaak voelbaar aanwezig was. In de liefde waarmee we omringd werden. In de vrede om de toekomst tegemoet te zien, wat die ook zou brengen. In kracht om het lijden te dragen. In de genade die genoeg was.

Ik denk dat de Geest nog steeds bovennatuurlijke werkt in de kerk en in deze wereld. Op onverwachte tijden en manieren kunnen er dingen gebeuren die we niet voor mogelijk hadden gehouden. Maar meestal leven we als christenen niet op een dieet van superfoods, maar op de krachtige en eenvoudige voeding van Gods genade, de gemeenschap van heiligen en Zijn Woord. Soms wat eentonig, zoals het manna in de woestijn. Maar genoeg om van te leven, te groeien en ons werk te doen.

Het hele artikel van Kim ten Berghe is, met een viertal foto’s en verwijzigingen naar andere artikelen, ook op de site van het Nederlands Dagblad te vinden onder de nog wat scherpere titel “Wonderbaarlijke genezingen op conferenties zijn heel zeldzaam”. Als zij gelijk heeft met haar bewering is het erg opmerkelijk dat van de ruim 600 personen die de driedaagse conferentie van het Evangelisch Werkverband bezocht hebben alleen al op de vrijdagavond ‘meer dan 60 mensen aantoonbaar genezen [zijn] van ziekten en kwalen’ aldus Jan Lok op zijn weblog https://waargemaakt.wordpress.com/2016/09/11/there-was-is-and-will-be-more/. Raar is dan wel, vind ik, dat velen van hen aangaven’dat minstens 80% van hun kwaal tijdens conferentie genezen was’. Huh? Zulke parttimegenezingen ben ik nog nooit in de Bijbel tegengekomen (nee, ook niet bij die blinde die mensen als bomen zag rondlopen – zie mijn blog over dove kwartels en blinde vinken.

Avondmaal aan huis – de lijn van Calvijn

Waar vier je het Avondmaal? In de kerk of bij mensen thuis? Als gemeente of ook op conferenties en congressen? In Nederland is men binnen de protestants-gereformeerde kerken vanaf het allereerste begin (1570) erg terughoudend geweest met het vieren van het Avondmaal buiten de kerkdiensten om. Dat is voor een deel terecht, denk ik. Het Avondmaal is geen maaltijd van christenen, maar een maaltijd van de christelijke gemeente. Samen als gemeente vieren we dat Jezus onze Heer er zijn leven voor over had om ons weer met God te verzoenen. En dat Hij zijn Heilige Geest gegeven heeft om ons te motiveren tot een nieuw, christelijk leven. Het past dan niet zo goed om ‘kerkje te spelen’ op allerlei plekken waar christenen bij elkaar komen, vind ik. Maar hoe zit het met gemeenteleden die niet meer in de kerk kunnen komen? Kunnen zij het Avondmaal aan huis ontvangen?

Avondmaal Helmantel (3)In onze gemeente is het al zo’n 15 jaar mogelijk dat gemeenteleden die ernstig ziek zijn of langdurig aan huis gebonden zijn het Avondmaal thuis vieren als zij dat willen. Dat was, zo rond 2000, een nieuwe ontwikkeling. Ruim 400 jaar golden de volgende argumenten om het ‘Avondmaal aan huis’ niet te stimuleren: a) de viering van het Avond­maal moet in de gemeente plaats vinden; b) het ontvangen van het Avond­maal is niet noodzakelijk om behouden te worden; c) de werking van het Avond­maal komt, dankzij de Heilige Geest, ook ten goede aan gemeenteleden die het Avond­maal niet kunnen meevieren.

Maar vanaf het allereerste begin van de Reformatie klinkt er al een tegengeluid. En het is niet de eerste de beste die zich nadrukkelijk vóór de bediening van het Avondmaal bij ernstige zieken thuis uitspreekt. Johannes Calvijn was één van de overtuigde voorstanders van de mogelijkheid om zieken thuis het Avond­maal te laten meevieren. Volgens hem hebben langdurig of ernstig zieke gemeenteleden het recht om het Avond­maal te ontvangen en heeft de kerk de plicht om daaraan te voldoen.

In 1543 waren er een aantal predikanten die Calvijn hierover om advies vroegen. Calvijn geeft dan als antwoord, dat men de gewoonte van de ‘ziekencommu­nie’ (zo werd het Avondmaal aan huis vaak genoemd) mag toelaten waar het nodig en passend is. De enige voorwaarde die Calvijn eraan verbindt is “dat het werkelijk een communio is, dat wil zeggen, dat het brood in de gemeen­schap van gelovigen gebroken wordt.”

calvijn-portret-nlPrecies twintig jaar later, in 1563, schrijft Calvijn nog een keer uitvoerig over de bediening van het Avondmaal bij ernstig zieken thuis. Hij doet dat in een brief aan Caspar Olevianus, één van de opstellers van de Heidelberg­se Cate­chismus. Wanneer je naar het doel van het Avond­maal kijkt, schrijft Calvijn, “meen ik te mogen opmaken, dat zij die of aan een langdurige ziekte lijden of in levensgevaar zijn, niet van een zo groot goed beroofd mogen worden.” Het Avond­maal dient tot versterking van het geloof en is een wapen dat Chris­tus ons aanreikt in de geestelijke strijd die we te voeren hebben. Juist in tijden van een ernstige ziekte en een naderend sterven wordt een gelovige door veel verzoekingen overval­len en beang­stigd. “Mogen wij nu dit bijzonder hulpmiddel van hem wegnemen, waardoor zijn vertrouwen zo versterkt wordt, dat hij zich met vreugde in de strijd begeeft en de overwinning behaalt?” Daarom mag men de zieken volgens Calvijn niet van het Avond­maal weren. “Juist het Avond­maal is symbool van de heilige eenheid van Gods kinderen.” Calvijn bestrijdt, dat het Avond­maal zo een privézaak wordt. “In werkelijkheid is het Avondmaal aan huis een onderdeel van de openlijke viering.” Tenslotte is hij van mening, dat voorkomen moet worden, dat zieken uit bijgeloof, eerzucht of nieuwsgierigheid het Avond­maal willen ontvangen. Daarom wil Calvijn slechts in uitzonder­lijke situaties en wanneer de kerkeraad goed op de hoogte is van de werkelijke toestand van de zieke broeder of zuster, de Avond­maalsviering bij hem of haar thuis toe­staan. Bovendien moet de viering helemaal overeenkomen met de instelling van Chris­tus. Daarom acht Calvijn het wenselijk, dat het Avond­maal “slechts in de kring van de gelovigen en niet zonder onderwijs en liturgie, evenals bij de openlijke viering, gehouden wordt.”

In zijn eigen kerk in Genève gaf de kerkenraad geen gelegenheid voor de ziekencommunie. Het Avond­maal mocht alleen in de zondagse kerkdiensten gevierd worden. Calvijn heeft zich hierbij neergelegd, maar bleef het ermee oneens. Hij zelf zou het brood en de wijn graag aan ernstig of langdurig zieken uitreiken. Juist in hun situatie mag de troost die Christus hen door het Avondmaal geven wil, hen niet onthouden worden, vond hij. Daarom schrijft Calvijn ook in 1558 aan een kerke­raadslid uit Heidelberg: “Dat het Avond­maal bij ons aan de zieken niet bediend wordt, mis­haagt ook mij. En het ligt werkelijk niet aan mij, dat zij die gaan sterven deze troost niet genieten. Zoveel wilde ik wel, dat bij het nage­slacht duidelijk bekend blijft, wat ik gewenst heb.”

In onze vrijgemaakte kerken is ds. E.A. de Boer (nu hoogleraar in Kampen) een van de eersten geweest die weer een pleidooi voerde voor het vieren van het Avondmaal aan huis. In het weekblad ‘De Reformatie’ schreef hij hier in 1988 vier artikelen over. Zijn conclusie was duidelijk: “Ik meen dat kerkeraden, aan wie de herderlijke zorg en de bediening van de sacramenten is toever­trouwd, gezien hun taak en recht en in het licht van het verleden, de ruimte hebben om aan de ernstig en langdurig zieken thuis het Heilig Avond­maal te bedienen. De criteria, waaraan de ziekencommunie moet voldoen, zijn we al tegengekomen. Het Avond­maal moet naar Chris­tus’ instelling gegeven, door een dienaar van het Woord bediend en door een kring van gelovi­gen meege­vierd worden. Het mooiste is, wanneer deze viering plaats­vindt op de Avond­maalszondag.”

kruis-hart.jpgZo doen we het in 2016 in onze gemeente ook. In een huiskamer komen  de predikant, de kringouderling, de kringdiaken en een paar gemeenteleden bij elkaar. De bediening van het Avondmaal vindt plaats in een korte samenkomst waarin we ook samen bidden, uit de bijbel lezen en zingen. Daarmee volgen we helemaal de lijn van Calvijn. Hij vond het o zo belangrijk dat gelovige kinderen van God juist als ze het heel erg moeilijk hebben, het Avondmaal als geloofsmedicijn ontvangen. Om in alle angsten en benauwenissen het oog op de Heer gericht te houden en op Hem te blijven hopen (Psalm 25:15-22). Juist dan wil Jezus onze Heer met het Avondmaal ons geloof versterken en ons ‘bemoedigen met kracht in onze ziel’ (om het met Ps. 138:3b uit de NV’51 te zeggen).

Gebedsgenezers – 10 redenen waarom ik ervan genezen ben

In mijn blog ‘Ziekte en handikap – hoe ga je er als christen mee om’ schreef ik aan het eind, dat er soms wel wonderen van lichamelijke genezing plaatsvinden op het gelovige gebed, maar meestal niet. Ik ben niet de eerste die dat zegt. Joni Eareckson-Tada, die door in ondiep water te duiken volledig verlamd raakte en nooit meer uit haar rolstoel gekomen is, zegt in een interview: “We kunnen overduidelijk zien, alleen al door een terloopse observatie, dat het niejoni-tada-earicksont de wil van God is dat iedereen wordt genezen, omdat niet iedereen is genezen. De mens kan de wil van God niet weerstaan en als het de bedoeling en de opzet van God was dat alle mensen gezonden zouden zijn, zou niets dat kunnen tegenhouden. We zouden bewijzen ervan zien in de wereld om ons heen, maar we zien dat niet. Dus is het duidelijk niet de wil van God dat iedereen genezen zal worden.” (Het interview is te vinden in Richard Mayhue, De belofte van genezing, pag. 228-241)

Gebedsgenezers beweren bijna altijd het tegenovergestelde. En ze pretenderen vaak dat ze van God de gave van genezing ontvangen hebben. Mij overtuigt het hoe langer hoe minder. Ik wil in 10 punten uitleggen waarom.

  1. Lichamelijke of psychische genezing wordt als tweede werk van onze Heer Jezus Christus aan de vergeving van onze zonden gekoppeld. Christus heeft echter geen twee pijlen op zijn Evangelie-boog die even belangrijk zijn. Als je de Bijbel goed leest, ontdek je dat genezingswonderen het gezag van Jezus om zonden te mogen en kunnen vergeven, onderstrepen. Dat laatste – ‘God heeft mijn zonden vergeven!’ – is voor mij de belangrijkste reden voor een blij en dankbaar christelijk leven.
  2. Dat onze grote God in zijn soevereiniteit ook de gevolgen van de zonde kan gebruiken om zijn Naam in en door de gelovigen groot te maken, wordt door veel gebedsgenezers niet erkend.
  3. Met de woorden die onze Heer Jezus bidt, nl. ´Laat niet wat Ik wil, maar wat U wilt gebeuren’ wordt totaal geen rekening gehouden, sterker nog: die woorden worden weggeredeneerd.
  4. Wanneer er geen genezing plaatsvindt of een ziekte of kwaal keert terug, ligt dat volgens gebedsgenezers in de meeste gevallen aan bestaande of teruggekeerde hindernissen. Zo worden mensen die het toch al moeilijk hebben, teruggeworpen op zichzelf en hun mate van geloof.
  5. Veel gebedsgenezers zeggen wel, dat ze niet tegen dokters zijn, maar vinden tegelijk, dat je die hele medische gang niet had hoeven maken als je meteen in geloof tot God was gaan bidden. Ook christenen die aan bevrijdingspastoraat doen vinden vaak dat psychische kwalen eerder met demonische belasting te maken hebben dan dat het een ziektebeeld is, en dat gebed en uitdrijving dus belangrijker zijn dan medicijnen en therapieën.
  6. Wanneer iemand niet geneest tijdens een samenkomst, weten gebedsgenezers vaak niet meer te zeggen, dan dat wanneer iemand écht gelooft, ze er niet verbaasd van zullen staan te kijken als diegene op een dag opbelt met de mededeling: ´De Heer heeft mij toch genezen!´
  7. Gebedsgenezers laten alle mensen tot zich komen, zoals ook Jezus en de apostelen dat deden. Maar Jezus genas ook werkelijk allen, evenals de apostelen die onder speciale leiding van de Heilige Geest stonden. Doordat gebedsgenezers iedereen op dezelfde manier toespreken (meer bevelend dan biddend trouwens) wekken ze de suggestie, dat ook iedereen genezen wordt. Dat gebeurt nooit. Dus zelfs al zouden alle gebedsgenezers de gave van genezing hebben, dan is het nog steeds onjuist om daar een bediening van genezing van te maken. Want de vrijmacht van de Heer om door iemands hand sommigen te genezen mag je niet zomaar tot een volmacht maken om álle mensen te kunnen genezen. Daarmee plaatsen gebedsgenezers zich als instrument van God op een te hoge plaats. Zozeer zelfs, dat sommigen (Jan Zijlstra bv.) met een beroep op Petrus en Paulus zweetdoekjes opsturen naar zieken die niet bij hem kunnen komen.
  8. Ik hoor gebedsgenezers bijna nooit uitleggen waarom in het Nieuwe Testament veel christenen wél ziek blijven of níet genezen worden. Paulus heeft een doorn in het vlees en had met ziekte te kampen toen hij bij de Galaten kwam. Trofimus bleef tijdens een zendingsreis ziek in Milete achter. Epafras was zo ziek dat men voor zijn leven vreesde. Timoteüs krijgt het advies om regelmatig wat wijn te drinken voor z´n maag- en darmklachten.
  9. Het valt mij op, dat ook uit evangelische hoek veel mensen het podium opkomen tijdens massale gebedsgenezingsdiensten. Dat verbaast mij, want in die kringen heeft gebedsgenezing een prominente plaats in het gemeenteleven. Dus waarom moet je het dan nog hogerop zoeken als het gebed en de zalving door de oudsten van de gemeente niet geholpen heeft? Waar is de gelovige aanvaarding als duidelijk wordt dat de Heer een andere weg met zijn kinderen voor heeft? Omgekeerd wordt er volgens mij in onze eigen-gereformeerde kring veel te weinig gebeden met zieken om genezing, kracht en vertrouwen. Dan komt de medische of therapeutische behandeling los te staan van het geloof dat de Heer in alle omstandigheden nabij en erbij is. Die eenzijdigheid is er naar mijn mening een belangrijke oorzaak van, dat veel gelovigen hun heil net zo eenzijdig bij gebedsgenezers zoeken, waarbij de medische en psychologische behandelaars hooguit als aanvullend worden beschouwd – wat volgens mij de wereld op z’n kop is
  10. Ik ontken niet dat er ook nu nog genezingen in Jezus´ Naam plaatsvinden. Ik ben er zelf getuige van geweest. Dank de Heer daarvoor! Maar ik mis bij veel gebedsgenezers de gelovige erkenning dat Gods wegen vaak anders gaan dan onze wensen. Blijkbaar geldt dat bij hen voor lichamelijke ziekten niet: die wil de HERE op het geloof allemaal genezen. Daarmee worden mensen teruggeworpen op de mate van hun geloof in plaats van Gods trouw en liefde. Dat lijkt me nogal riskant, want geloven gaat altijd met vallen en opstaan. Ik geloof niet dat God zo werkt. Zijn mate van genade is niet afhankelijk van onze mate van geloof. Dus moet je mensen ook niet in de waan brengen, dat ze, als ze alle hindernissen opruimen, van God lichamelijke genezing zullen ontvangen. Joni Eareckson-Tada verloor bijna haar geloof door de voortdurende druk op haar om te geloven dat God haar echt wilde genezen.

Op grond van deze tien punten geloof ik niet dat Jezus Christus van mij vraagt om in geval van ziekte mijn genezing bij iemand te zoeken die in Nederland of waar ook ter wereld (sommige christen reizen er echt voor naar Afrika, Amerika of Azië – hoe triest!) massale genezingsdiensten belegt.

Als je christen bent, geeft Jezus je daarvoor de plaatselijke gemeente. Daar is Hij met zijn Woord en Geest aanwezig. Daar geeft Hij je oudsten die met je kunnen bidden. Daar krijg je van Hem de kring van broeders en zuster om je heen om je bij te staan. En als genezing dan uitblijft, lijkt het mij niet de juiste weg om vervolgens naar elke persoon toe te gaan die zegt: ‘Ik heb van de Heer de gave van de genezing gekregen, dus kom bij mij in Jezus naam.’ Een goede kennis van mij vond dat net iets te veel lijken op de waarschuwing van Jezus dat er een tijd zal komen, dat je regelmatig zult horen : “Zie, hier is de Christus. Zie, Hij is daar.” Ze vond dat met al die aandacht voor wonderen en tekenen Gods kinderen juist wel eens misleid en verleid zouden kunnen worden. Ze kon wel eens gelijk hebben. Blijkbaar kunnen ook christenen in deze eeuw van welvaart, waarin de medische zorg nog nooit zo hoog en goed geweest is, maar slecht omgaan met chronische ziekte en blijvende handicap. Blijkbaar zijn ook wij als christenen nogal beïnvloed door de leus ‘I want it here, I want ik now’.

Voor wie via YouTube nog wat informatie over de bekende Nederlandse gebedsgenezer Jan Zijlstra wil zien:
http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1129041 (EO/NCRV Netwerk over Jan Zijlstra)
http://www.youtube.com/watch?v=B3jIYzdusW8 (Volkskrant over Jan Zijlstra)
http://www.youtube.com/watch?v=rLAInidPjXU (Genezingsdienst Jan Zijlstra in Zwolle)

ZIEKTE en HANDIKAP – hoe ga je er als christen mee om?  

Hoe ga je om met ziekte en handikap? Regelmatig hoor ik mensen zeggen dat het Gods wil is dat mensen met lichamelijke of psychische kwalen genezen worden. Want met Jezus is Gods Koninkrijk gekomen en dat ging in de het Nieuwe Testament gepaard met talloze genezingen. Niet alleen door Jezus Zelf, maar ook in het boek Handelingen. Dus mogen, ja moeten wij ook vol geloof en in de kracht van de Heilige Geest in onze tijd hetzelfde durven verwachten door in de Naam van Jezus mensen te genezen van ziektes, handicaps en andere lichamelijke of psychische kwalen.

Ik geloof daar niet in. Wat ik heel opvallend vind is, dat christenen die erg benadrukken dat God ook vandaag nog iedereen genezen wil, vanuit de Bijbel heel veel voorbeelden aanhalen, maar twee van de belangrijkste teksten bijna altijd links laten liggen of geforceerd weg-verklaren.

Job 2 vers 10

Job is de persoon in de Bijbel die alle ellende die een mens mee kan maken in zijn leven in één keer (nou ja … in twee etappes dan) over zich uitgestort krijgt. Eerst raakt hij al zijn bezittingen kwijt en, wat nog veel erger is, komen al zijn kinderen om. En daarna wordt hij ook nog getroffen door een besmettelijke, bijna dodelijke ziekte. Voor Jobs vrouw wordt het allemaal teveel. Ze kan niet meer geloven dat er een God bestaat die dit allemaal toelaat. De reaktie van Job is dan: ‘Al het goede aanvaarden we van God, zouden we dan het kwade niet van Hem aanvaarden?’ (Job 2:10a) Die woorden sprak Job niet nadat hij al zijn kinderen en bezit­tingen verloren had, maar nadat hij plotseling doodziek geworden was. Meteen na deze opmerking van Job typeert de verteller zijn woorden als volgt: ‘Ondanks alles zondigde Job niet en sprak hij geen onvertogen woord.’ (Job 2:10b) Als je gelooft dat de Bijbel door de Heilige Geest geïnspireerd is, dan betekent deze uitspraak over Job dus, dat voor een christen ook een ernstige ziekte of een handicap onder het kwaad kan vallen dat God in zijn wijsheid gebruikt om ons als zijn kinderen dicht bij Hem te houden.

In ‘The Chosen’ (seizoen 3) verwijst Jezus naar Job. Het staat niet zo in de Bijbel, maar is heel verhelderend.

Romeinen 8 vers 28

In Romeinen 8:28 staat dat ook heel duidelijk. ‘Wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede.’ Deze woorden spreekt Paulus uit in het bredere verband van Romeinen 8:18-39. Daarin gaat het over lijden en vervolging, over ellende en tegenspoed, over zinloosheid en sterfelijkheid. Ik las ergens bij een enthousiaste aanhanger van gebedsgenezing, dat ‘ziekte’ iets heel anders is dan ‘lijden’, want lijden overkomt je omwille van je geloof en ziekte is een gevolg van de zondeval. Dus doet God alle lijden dat zijn kinderen ondervinden vanwege hun geloof in Jezus meewerken ten goede. Maar voor ziekte geldt: dat is een gevolg van de zonde (bij veel gebedsgenezers meestal: van jouw zonden of die van jouw voorgeslacht). Daar mag je nooit in berusten, dus als je met ziekte te maken krijgt, moet je je verootmoedigen, schuld belijden en vol vertrouwen bidden om herstel en genezing. Ik verbaas mij altijd weer over deze versimpeling van wat er in de Bijbel staat. In Romeinen 8:18-39 gaat het namelijk niet alleen over lijden vanwege je geloof’ maar ook over het lijden van de schepping als gevolg van de zonde. En het gaat niet alleen over vervolging en het zwaard (waarbij het nog maar de vraag is of dat altijd geloofsvervolging is of dat je als christen helaas net in de hoek zit waar de klappen vallen), maar ook over tegenspoed, ellende, honger, armoede en gevaar. Dat lijken mij algemene dingen die je als christen kan overkomen. En die je de ene keer te lijf gaat en waar je de andere keer in berust. En al die dingen die je als christen kan overkomen, inclusief ziekte en handicap, vallen bij Job en Paulus onder ‘het kwaad’. Dat mag je allemaal in gebed bij God brengen, in het vaste vertrouwen dat God dankzij Jezus je hemelse Vader is, en dus twijfel ik er niet aan ’of Hij zal mij voorzien van alles wat ik voor lichaam en ziel nodig heb, en ook elk kwaad, dat Hij mij in dit moeitevol leven toedeelt, voor mij doen meewerken ten goede.’  Want Hij is zo machtig, ‘dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, eten en drinken, gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede en alle dingen, niet bij toeval, maar uit zijn vaderhand ons ten deel vallen.’

Rustgevend Evangelie

Deze laatste twee citaten komen uit de Heidelbergse Catechismus (Zondag 9:26 en Zondag 10:27). Heerlijk evenwichtig vind ik dit. Ik hoef niet alles te kunnen begrijpen wat mij in dit leven overkomt. Ik hoef ook niet alles te kunnen verklaren wat er in mijn leven gebeurt. Ik hoef me ook niet op voorhand moedeloos en apathisch neer te leggen bij elk kwaad wat mij  treft. Ik mag alles aan Hem vertellen, ik mag alles aan Hem vragen, en nadat ik alles in zijn hand gelegd heb, mag ik het loslaten in het vaste vertrouwen, dat God niet moet doen wat ik wil, maar dat gebeurt wat Hij goed vindt voor mij.

Dat is wat anders dan dat ik geloof dat God elke ziekte wil genezen. Natuurlijk kan Hij dat. En Hij zal er voor zorgen ook. Op de dag dat Jezus terugkomt. Dan zullen er alleen nog maar tranen van blijdschap vloeien, want dan zal er geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, pijn, geen ziekte, geen handikap ziekte, geen hongersnood, geen oorlog, geen natuurrampen en wat dan ook.

Maar vandaag is dat alles er nog wel. En volgens mij vraagt God niet van ons, dat we het nu al allemaal proberen weg te bidden. Als het om ziekte en handikaps gaat, is volgens mij onze eerste opdracht niet: “GENEES de ZIEKEN!”, maar roept Jezus ons op: “BEZOEK de ZIEKEN!” en “BID voor de ZIEKEN!” En trap bij dat laatste niet in de valkuil dat er volgens de Bijbel maar één uitkomst mogelijk is op het gelovig gebed, nl. lichamelijke genezing. Dat gebeurt ook, maar meestal niet. Dat gebeurt ook, maar het is nooit het belangrijkste. Het belangrijkste wat God op het gelovige gebed geeft is zijn Heilige Geest, zodat we er opnieuw van overtuigd raken dat niets van wat er in het leven met ons gebeurt, ‘ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.’  (Rom. 8:39). Dat vind ik rustgevend Evangelie, ook als ik geconfronteerd wordt met ziekte en handikap.

Over de vraag of we vandaag dezelfde genezingswonderen mogen verwachten als in de tijd van Jezus schreef ik blog DOVE KWARTELS en BLINDE VINKEN – gebeuren er vandaag nog wonderen van genezing?
Over de m.i. te hoge pretenties van gebedsgenezers schreef ik blog Verwacht een wonder – creëer je eigen teleurstelling
Al eerder gaf ik 10 redenen waarom ik genezen ben van gebedsgenezers
Over de vraag of je met zieken altijd moet bidden om genezing schreef ik de blog Gebedsver(w)achting – over bidden met en voor zieken
In het Nederlands Dagblad van 17-09-2016 schreef Kim ten Berghe Kim ten Berghe een artikel met de titel “Wonderbaarlijke genezingen op conferenties zijn heel zeldzaam”
Over de vraag of Jezus vandaag de dag nog mensen geneest die als gevolg van een dwarslaesie in een rolstoel zitten, liet ik in drie blogs Joni Eareckson Tada aan het woord
Over omgaan met een ongeneeslijke ziekte  schreef ik zeven blogs over het boekje van Mark Ashton, Op weg naar de hemel – met Christus de dood onder ogen zien
Een preek over ‘Ga niet voor het wonder, maar leef uit de verwondering’ n.a.v. Johannes 4 : 43 – 54 

Op weg naar de hemel – met Christus de dood onder ogen zien (Mark Ashton – 7)

De eerste opstanding

Ashton Mark On my way to heavenDe eerste christenen geloofden vast en zeker dat de opstanding van Jezus Christus uit de dood Gods omgekeerde antwoord was op het oordeel van ons mensen over Jezus: ‘… u hebt Hem door heidenen laten kruisigen en doden. God heeft Hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van Hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over Hem niet behouden.’ (Hand. 2:23b-24). Mensen spraken hun oordeel uit. God keerde dat om en gaf zijn oordeel. Zonder de opstanding zouden we die omkering niet kennen. Het was Gods definitieve daad waarmee Hij het leven en de dood van Jezus goedkeurde. Daarmee zegt Hij tegen iedereen: ‘Deze man is Gods Zoon en heeft gedaan waar God Hem voor gezonden heeft.’

Met mijn eigen dood voor ogen stel ik mij de vraag: is dit het einde of niet?

Maar dat was 2000 jaar geleden. Hoe kan ik mij op dezelfde manier als de gelovigen toen optrekken aan Jezus’ opstanding? Als ik toen geleefd had, kon ik de ooggetuigen opzoeken en hen aan een kruisverhoor onderwerpen. Nu kan ik dat niet. Maar ik moet mijn eigen dood onder ogen zien, dus stel ik me de vraag: is dit het einde of niet? Ga ik de nacht in en blijft er niets van me over? Dan is alles wat ik op aarde gedaan heb, behoorlijk zinloos. Of is er iets voorbij het graf? Is er leven na dit leven, waar alle gebreken van ons huidige bestaan worden gladgestreken?

Jezus is opgestaan

Jesus Alive0008Mijn dood dwingt me om de opstanding van Jezus onder ogen te zien. Het is niet langer een kaal historisch feit voor mij. Het is van cruciaal belang voor iedere persoon die de eigen dood eerlijk onder ogen ziet. Totdat ik dood ben kan ik niet weten wat er na mijn dood met mij gebeuren zal.

Mijn dood dwingt me om na te denken over de opstanding van Jezus.

Maar Jezus is al opgestaan. Als ik Hem nu ken, zal ik Hem ook dan kennen. Hij is mijn zekerheid in het sterven. Zijn opstanding is de kern van het christelijk geloof.

Liefde voor zondaren

Wij sterven allemaal als grote zondaren die gered worden door de grote genade van een nog grotere God. Begrafenisredes geven zelden een eerlijk beeld van het leven van de overleden persoon. Het goede wordt verheerlijkt, het slechte uitgebannen. Maar als christenen eraan herinnerd worden wie ze werkelijk waren, inclusief hun fouten en gebreken, hun slechte gewoontes en intolerantie, hun momenten van hardvochtigheid en onvriendelijkheid, dan ontvangt Christus daardoor nog meer glorie. Want Hij is het die ons redt ondanks onze zonde; en die van ons houdt, zelfs als we zwak zijn. Onze redding is niet het gevolg van onze daden op aarde, maar te danken aan de ingreep van een liefdevolle God, die ons gered heeft ondanks wie wij zijn en wat we gedaan hebben. En als Hij ons kan redden, dan kan Hij iedereen redden!

Laten we vertrouwen op Gods liefde voor ons.

Daarom is het zo belangrijk om realistisch en bijbels over de dood te spreken. Als ik sterf wil ik tegen hen van wie ik gehouden heb en die van mij gehouden hebben zeggen: ‘Prijs mij niet de hemel in – herinner je de werkelijkheid, dat ik iemand was die je soms het bloed onder de nagels weghaalde, die je irriteerde, die je liet zitten, die je teleurstelde, die je verwondde. Dus alsjeblieft, herinner je geen perfecte relatie met mij. Het was goed, maar het had veel beter kunnen zijn. Ik hield van je, maar ik had meer van je kunnen houden – net zoals jij van mij hield, maar meer van me had kunnen houden. Dus laten we niet vertrouwen op onze liefde voor elkaar. Laten we vertrouwen op Gods liefde voor ons. Dat zal de relatie van ieder van ons met Jezus sterker maken, ook als onze onderlinge relatie zal veranderen door mijn dood.”

Mijn gebed

Het is mijn gebed voor mijn familie en mijn vrienden, dat mijn dood voor hen allen een enorme versterking en versteviging van hun relatie met Jezus zal zijn.

Nawoord

Ashton Mark fotoMark Ashton was 23 jaar predikant van St Andrews the Great in Cambdrigde. Hij werd christen op zijn 20ste tijdens zijn studie in Oxford. Hij was getrouwd met Fiona, vader van Chris, Clare en Nick en opa van Caleb.

Mark kreeg de diagnose van niet te opereren galblaaskanker in december 2008. Tijdens de 15 maanden die daarop volgden, wilde Mark het goede nieuws van Jezus met iedereen delen, zoals hij sinds zijn bekering gedaan had. Hij zag zijn naderende dood met vertrouwen –en zelfs vol verwachting– tegemoet vanwege zijn geloof in de opgestane Christus. Mark stierf vredig met zijn familie om hem heen in april 2010.

Aan het eind, toen zijn spraak beperkt was tot af en toe een woord of twee, sprak hij regelmatig de woorden “Bijna thuis”.

Dit is de zevende en laatste aflevering van mijn Nederlandse weergave van het boekje On my way to Heaven Facing death with Christ, geschreven door Mark Ashton, predikant van St. Andrews the Great in Cambridge, nadat hij op zijn 60e hij te horen gekregen had dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had. Een kort getuigenis van hem is te beluisteren op  YouTube https://www.youtube.com/watch?v=H7Y_GJMnj_4.

Lees ook Aflevering 1 en Aflevering 2 en Aflevering 3 en Aflevering 4 en Aflevering 5 en Aflevering 6.

Op weg naar de hemel – met Christus de dood onder ogen zien (Mark Ashton – 6)

Ashton Mark fotoDe dood – een verwoestende barrière

Er kan geen twijfel bestaan over de wreedheid van de dood op dit punt. Er is in een mensenleven geen barrière die zo verwoestend en destruktief is als de grens tussen leven en dood. Valse profeten sussen mensen in slaap met hun mooie praatjes en wishfull thinking over de dood (onze geliefde is een kamer verderop; hij kijkt van boven altijd op ons neer; zij zal onzichtbaar aanwezig zijn bij elke familiebijeenkomst). Het zijn gemene praatjes omdat het tegen alle menselijke ervaring ingaat. Bovendien heeft het geen basis in het woord van God.

Dat is onze enige hoop op eeuwig leven.

De Bijbel is er duidelijk over dat ‘mensen eens moeten sterven en daarna volgt het oordeel.’ (Hebreeën 9:27). Ieder van ons zal eens tegenover God komen te staan en rekenschap over zijn leven moeten afleggen. Dan zal iedereen van ons vol schaamte het hoofd buigen en erkennen dat we veroordeeld zouden moeten worden voor de manier waarop we in Gods wereld geleefd hebben, namelijk alsof het onze eigen wereld was. Maar op het moment dat mijn veroordeling uitgesproken wordt, zal mijn Verlosser tenslotte opstaan (Job 19:25) en zal Jezus het onomstotelijke bewijs leveren dat mijn straf volledig door Hem gedragen is toen Hij voor mij in de plaats stierf aan het kruis. Het is mijn relatie met Hem dat mij door de dood heen kan helpen. Dat is onze enige hoop op eeuwig leven. Hij alleen zorgt voor de totale vernietiging van de dood.

De enige relatie

Ashton Mark On my way to heavenAl is de menselijke liefde nog zo sterk (Hooglied 8:12), zij kan de dood niet vernietigen. Er is maar één relatie die dat kan. En dat is de relatie achter alle andere relaties. In alles wat ik tijdens mijn ziekte heb meegemaakt heb ik zo veel kracht gekregen dankzij de relatie met mijn vrouw (Gods grootste geschenk aan mij na Jezus, en een geschenk dat steeds maar beter werd ondanks mijn zonden) en dankzij de relatie met mijn drie kinderen (en drie prachtige aangetrouwde kinderen).

Er is maar één relatie die de dood kan vernietigen.

Zij waren de steunpilaren die mij geestelijke kracht gaven en ik ben enorm blij dat ik mag zien dat mijn kinderen nog meer geloof hebben dan ik. Hun geloof (en dat van hun moeder) is hun grootste geschenk aan mij. Maar ik realiseer mij heel goed, dat het eigenlijk niet hun geschenk aan mij is, maar Gods geschenk aan hen en zo zijn geschenk aan mij via hen. Hij is de relatie achter alle relaties.

Om mijn dood te begrijpen moet ik die dus in verband met Hem brengen. Jezus zal altijd Dezelfde zijn – inderdaad, Hij zal meer dan ooit te voren echt en betrouwbaar zijn. Het zal zijn stem zijn die me roepen zal om voor altijd bij Hem te zijn in zijn aanwezigheid (1 Tess. 4:16-17 en Joh. 14:13). Hij is de eerste en de laatste (Openb. 1:17-18), het begin en het einde (Openb. 21:6). Men zegt dat voor een gelovige het einde van de wereld niet zozeer een gebeurtenis, maar vooral een Persoon is. Dat is zeker zo als het gaat om het einde van het leven.

Het einde van de wereld is niet zozeer een gebeurtenis, maar vooral een Persoon.

Mijn dood is wel een gebeurtenis waarbij er een eind komt aan mijn lichamelijke leven op aarde, maar het zal ook het moment zijn dat mijn relatie met Jezus volmaakt wordt. Die relatie is het enige wat mijn leven op aarde zin gaf en bij mijn dood zal het alles zijn.

 

Church Of St Andrew The Great

Foto: Magnus Manske via Wikimedia Commons 

Dit is de zesde aflevering van mijn Nederlandse weergave van het boekje On my way to Heaven Facing death with Christ, geschreven door Mark Ashton, predikant van St. Andrews the Great in Cambridge, nadat hij op zijn 60e te horen gekregen had dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had.

Lees ook Aflevering 1 en Aflevering 2 en Aflevering 3 en Aflevering 4 en Aflevering 5.

Op weg naar de hemel – met Christus de dood onder ogen zien (Mark Ashton – 4)

De opstanding

Ashton Mark fotoHet is teleurstellend om te ontdekken hoeveel moeite medegelovigen ervoor moeten doen om de kracht van onze christelijke hoop te ervaren en vast te houden. In de eerste hoofdstukken van Handelingen vinden we de eerste christelijke preken. Daarin wordt enorm veel nadruk gelegd op de opstanding van Jezus Christus (bv. Hand. 2:24-36, 3:15, 4:2+10, 5:30, 10:39-40, 13:30, 17:2-3, 17:31-32). Zoveel zelfs, dat als Paulus in Athene aan het preken is, men denkt dat hij het over meerdere goden heeft – Jezus en Anastasia (dat betekent letterlijk: opstanding, Hand. 17:18)!

De opstanding van onze Heer neemt vandaag een minder belangrijke plaats in de verkondiging van het Evangelie. Dat kan volgens mij verklaren waarom ik bij een paar goede medechristenen dezelfde onuitgesproken stripwolkjes meende te zien die ik ook zag verschijnen boven het hoofd van de chirurg die mij als eerste het nieuws vertelde. Ze vinden het moeilijk te geloven dat de opstanding tot het eeuwige leven een vooruitzicht is om naar uit te kijken. Ze veronderstellen dat , net als de ongelovige wereld, christenen de dood blijkbaar ook met angst tegemoet zien en hun leven dus kost wat het kost willen verlengen.

 Genezing?

Ik denk niet dat het helemaal fout is om genezing te zoeken, maar voor mijzelf heb ik er niet speciaal naar gezocht. Dit heeft sommigen verbaasd. Ik heb niet gekozen voor prijzige chemotherapieën die in mijn geval me op z’n best slechts een paar extra maanden langer leven konden beloven.

De dood is de laatste vijand die vernietigd moet worden.

Ik hoop dat ik het vooruitzicht op de dood niet te licht opvat. Het is de laatste vijand (1 Kor. 15:26) en de dood jaagt alle christenen schrik aan. Maar het is ‘de laatste vijand die vernietigd moet worden’ en we zijn als gelovigen geroepen om zijn vernietiging in ons leven en in ons sterven te laten zien. In dat beroemde hoofdstuk (1 Kor. 15) maakt Paulus duidelijk dat zonder geloof in de opstanding niet alleen de dood, maar ook het leven van gelovigen een lachertje is: ‘Maar als Christus niet is opgewekt, is uw geloof nutteloos, bent u nog een gevangene van uw zonden en worden de doden die Christus toebehoren niet gered. Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn.’ (1 Kor. 15:17-19)

Een prachtige gelegenheid om opvallend anders te zijn als christen 

Juist hier hebben christenen een prachtige gelegenheid om opvallend anders te zijn dan de hedendaagse kultuur. Onze tijdgenoten zijn helemaal gefocust op genezing en op het verlengen van het fysieke leven ten koste van alles. Wat jammer dat wij christenen hen daarin volgen! Als we praten over de hoop op genezing en de verlichting van lichamelijk pijn, vinden onze tijdgenoten dat geweldig en komen ze massaal naar onze genezingsdiensten, vol verwachting. Maar als we spreken over de heerlijkheid die achter het graf ligt en over onze vaste hoop op eeuwig leven, worden ze er snel toe gedwongen om hun eigen eeuwige bestemming onder ogen te zien.

Om deze reden heb ik geprobeerd zowel met christen als met niet-gelovigen het goede nieuws van de opstanding te delen. De aankondiging van mijn naderende dood zette dit alles voor mij in een veel duidelijker perspektief en het spijt me dat ik het niet veel krachtiger heb verkondigd in de 37 jaren van mijn predikantschap.

 

Ashton Mark On my way to heavenDit is de vierde aflevering van mijn Nederlandse weergave van het boekje On my way to Heaven Facing death with Christ, geschreven door Mark Ashton, predikant van St. Andrews the Great in Cambridge, nadat hij op zijn 60e te horen gekregen had dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had.

Lees ook Aflevering 1 en Aflevering 2 en Aflevering 3.