Over Israel, het chiliasme en het ‘duizendjarig rijk’

Prof. dr. Jochem Douma over (politieke) consequenties m.b.t. Israel als je de dwaling van het chiliasme aanhangt.

In eerste maanden van 2009 hielden prof. dr. Jochem Douma en dominee-schrijver Adrian Verbree een serie thema-avonden door het land. Eén van de onderwerpen was ‘Hoe staan wij als christenen tegenover Israël?’ Prof. Douma hield twee lezingen die op elkaar aansloten. In zijn eerste lezing gaat hij uitvoerig in op de dwaling van het chiliasme en hoe bepalend dat is voor de manier waarop je het bestaan van Israël sinds 1948 bekijkt. In zijn tweede lezing benadrukt hij dat de christenen uit de heidenen zijn opgenomen in het Israel van God en niet omgekeerd, en dat daarom het joodse volk nooit vergeten mag worden als het om de verkonding van het evangelie aan alle volken gaat.

Wat hier volgt, is de eerste lezing van Douma over de dwaling van het chiliasme.

1. Onze avonden over Israël vinden plaats terwijl er een oorlog woedt of nauwelijks nog is uitgewoed in de Gaza-strook. Het volk Israël dat door raketten bestookt werd vanuit het zuiden door de Palestijnse Hamasbeweging, verdedigde zich daartegen met de wapens. Het is Israëls goed recht om zijn buren, zo nodig met geweld, tot de orde te roepen. Israël is een internationaal erkende staat die de veiligheid van zijn grondgebied mag verdedigen. Bijval zal vanavond wel samengaan met het leveren van kritiek op bepaalde aspecten van Israëls politiek en ook met kritiek op de bijval die zij die veel christenen maar moeilijk op het huidige Israël kunnen leveren

2. Het eerste thema op deze avond brengt ons in een totaal andere sfeer dan in die van geweld en oorlog. Wij spreken over het ‘duizendjarig rijk’. Bijbelvaste lezers begrijpen dat het dan gaat over Openbaring 20, waar we in de eerste verzen het volgende lezen:

Ik (Johannes) zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel van de onderaardse diepte en zware ketenen in zijn hand. Hij greep de draak, de slang van weleer, die ook duivel of Satan wordt genoemd, en ketende hem voor duizend jaren. Hij gooide hem in de diepte, sloot de put boven hem en verzegelde die, opdat de volken niet meer door hem misleid zouden worden tot de duizend jaren voorbij waren; daarna moet hij korte tijd worden losgelaten. (Openbaring 20:1vv)

Wat gebeurt er in de tijd van deze opsluiting van Satan? Satan kan de volken niet meer misleiden. Nog eenmaal zal hij daarvoor de tijd krijgen, maar dan na die duizend jaren. Gedurende deze duizend jaren gebeurt het volgende:

Ik zag tronen en aan hen die erop zaten werd recht gedaan. Het zijn de zielen van hen die onthoofd waren omdat ze van Jezus hadden getuigd en over God hadden gesproken; zij hadden het beest en zijn beeld niet aanbeden en ook zijn merkteken niet op hun voorhoofd of hand gekregen. Zij waren tot leven gekomen en heersten duizend jaar lang met de messias. De andere doden kwamen niet tot leven voordat de duizend jaar voorbij waren. Dit is de eerste opstanding. (Openbaring 20:4 vv)

Het zijn de woorden ‘duizend jaar’ die wij in de naam van een paar theologische richtingen terugvinden.

amillennialisme          ‘a’ betekent: Er is geen sprake van een apart aards duizendjarig rijk

postmillennialisme     ‘post’ betekent: Christus komt na het duizendjarig terug op aarde

premillennialisme       ‘pre’ betekent:  Christus komt voor het duizendjarig rijk terug op aarde    

millennium (Lat.) = duizendjarig (rijk) of chiliasme, van het Griekse woord chilioi = duizend

3. Laat ik beginnen met het amillennialisme. De aanhangers van deze visie ontkennen natuurlijk niet dat Openb. 20 in de Bijbel staat. Dat zou je even kunnen denken door het voorzetsel ‘a’. ‘A’ betekent ‘zonder’. Als we iemand a-muzikaal noemen, bedoelen we dat hij geen muzikale aanleg heeft. Maar als we over amillennialisten spreken, gaat het niet over mensen die Openb. 20 uit hun Bijbel schrappen. Zij menen echter dat het in hoofdstuk niet letterlijk over een duizendjarig rijk gaat als een apart rijk dat tijdens de wereldgeschiedenis op aarde gevestigd wordt. In navolging van de kerkvader Augustinus (354-430) werd Openb. 20 symbolisch opgevat als aanduiding van heel de kerkgeschiedenis tussen Christus’ eerste komst en zijn wederkomst. In die periode zou de Satan aan banden liggen waardoor de verkondiging van het evangelie alle volken kan bereiken. Als ik het even schematisch mag voorstellen op een tijdbalk, ziet de geschiedenis er volgens het amillennialisme zo uit:

Op deze balk zal u weinig tot niets onbekend voorkomen. Het Oude Verbond is vervangen door het Nieuwe na de komst, de kruisiging en de hemelvaart van Christus. Terecht wordt er tegenwoordig nadruk gelegd op het feit dat de kerk Israël niet kwam vervangen. Het is immers niet zo dat het oude Israël uitgeschakeld werd om door iets geheel nieuws te worden vervangen. Veel juister is het om te zeggen dat het heil vanaf Christus’ hemelvaart niet meer beperkt bleef tot de Joden alleen, maar bestemd was voor allen die in Christus zouden geloven. Maar, zo leert Paulus duidelijk, het heil in Christus is wel in de eerste plaats bestemd voor de Joden en vervolgens ook voor de heidenen – de andere volken (Rom. 1,16). Alle volken mochten het evangelie nu horen over Jezus Christus, aan wie alle macht in de hemel en op de aarde gegeven was (Matt. 28,18v).

Anders gezegd: het Oude Verbond werd niet afgeschaft, maar onderging een geweldige verbreding. Het verbond met Abraham en zijn nageslacht houdt eeuwig stand, maar laat in zijn nieuwe gedaante zien wat aan Abraham reeds was aangekondigd: In jou zullen alle volken gezegend worden (Gen. 13,3; Gal. 3,8). Op tal van punten is het Nieuwe Verbond ook anders dan het Oude. Ik denk aan de offerdienst met altaar en tempel, die na de kruisiging van Christus op Golgota zijn zin heeft verloren. Ik denk aan het land Kanaän dat niet meer het centrum van het Nieuwe Verbond is, zoals eertijds Jeruzalem dat was. Nu de evangelisatiecampagne zich op alle volken gaat richten, is een eigen land, een eigen hoofdstad met een tempel voor de aanbidding van God achterhaald. U herinnert zich wat Jezus tegen de Samaritaanse vrouw zei: Er komt een tijd, en die is nu gekomen, dat jullie noch op deze berg (Gerizim) noch in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Julie kunnen vanaf nu overal God aanbidden in Geest en in waarheid (Joh. 4,23v).

Zoals u uit de tijdbalk voor het amillennialisme kunt aflezen, loopt de verkondiging van het evangelie uit op de ‘grote verdrukking’ waarover in het Nieuwe Testament sprake is (Matt. 24,21; Openb. 7,14). Ik heb voor de verbreiding van het evangelie een onderbroken lijn getekend. De kerkgeschiedenis kent haar ups en downs. Er is bloei, maar ook verval en niet te vergeten lijden en verdrukking. Die verdrukking zal vooral aan het einde duidelijk worden als de antichristelijke machten zich sterk zullen laten voelen. Het lijden is een kenmerk van de kerk, vanaf de eerste gemeenten tot aan het einde van de geschiedenis, wanneer het dieptepunt zal worden bereikt.

4. Kijkt u nog even naar de tijdbalk van het amillennialisme, om de verschillen te constateren met de tekening die ik u nu laat zie van het postmillennialisme.

Ik wijs u op een paar verschillen met het amillennialisme. Het eerste wat opvalt, is de schuine streep die nu niet neerwaarts, maar opwaarts gaat. Het postmillennialisme drukt zich positiever uit over het resultaat van de evangelieverkondiging in deze wereld dan het amillennialisme dat doet. Een tekst die postmillennialisten daarbij vaak aanhalen is Habakuk 2,14: ‘Zoals de zee vol water is, zo zal de aarde vol van de grootheid van de Heer zijn’. Welnu, zo zal volgens het amillennialisme de oogst van de evangelieverkondiging zijn. Heel de wereld zal eens – nog tijdens de kerkgeschiedenis – getuigen van Gods grootheid en van Jezus’ macht over deze wereld. Christus is koning en Hij oefent zijn macht op aarde uit door het werk van de Heilige Geest. Daarover moeten we niet gering denken. Het gaat maar niet alleen om het behoud van zielen, maar om het stempel dat de Geest op heel deze wereld wil en zal zetten. Het postmillennialisme geeft een toekomstbeeld dat door hoop gekenmerkt wordt. De schuine streep heb ik opnieuw met onderbrekingen aangegeven. Uiteraard weten de postmillennialisten ook van ups en downs in de kerkgeschiedenis. Het gaat niet allemaal met vliegende vaandels en slaande trom. Ook zij weten van geestelijk verval en van lijden en onderdrukking. Maar als het aankomt op het eindresultaat, zijn zij optimistischer dan de amillennialisten. Er is progressie naar een eindstadium toe, waarin de wereld voor Christus gewonnen is. Ik heb in de tijdbalk van het amillennialisme de neergaande lijn laten overlopen in de tijd van de grote verdrukking door de antichrist. Maar het postmillennialisme laat een rechtstreekse overgang zien van een wereld die aan Christus’ voeten ligt naar de wederkomst van Christus. De wereld is voor Hem gewonnen. En als dat zo is, zal dit ook gelden voor de Joden.

Ook amillennialisten kunnen aandacht hebben voor een grote toekomstige bekering van de Joden. Ik noem hier de naam van de Kamper exegeet prof. dr. S. Greijdanus die op goede gronden via zijn exegese van Rom. 11 tot het aannemen van zo’n grote bekering onder de Joden kwam. Hij week daarin af van Johannes Calvijn en van Herman Bavinck die z’n grote bekering niet verdedigden, maar juist bestreden. U zult kunnen begrijpen dat het postmillennialisme wel gemakkelijker aan zo’n bekering denkt, omdat die immers geheel in overeenstemming is met wat zij zeggen over een algemene bekering van de wereld en van de volken. Hoe zou dan het Joodse volk kunnen achterblijven?! De Geest van Jezus Christus grijpt ook het oude Verbondsvolk in het hart. De wereld wordt bekeerd, de Joden wenden zich en masse tot Christus en de kerk van Joden en van heidenen ontvangt haar uit de hemel terugkerende Heer!

5. Een totaal ander beeld geeft ons de tijdbalk van het premillennialisme. De onderlinge verschillen tussen het amillennialisme en het postmillennialisme zijn volgens mij kleinigheden als wij hun opvattingen vergelijken met die van het premillennialisme.

Wat zijn de belangrijkste verschillen? U ziet dat Israël links van het kruis en de gemeente rechts ervan geen eenheid vormen. Die tweeheid is welbewust zo getekend. Het grootste deel van Israël heeft zich aan het kruis van Golgota geërgerd, terwijl de gemeente als een geheel nieuw fenomeen wordt beschouwd. De tot geloof gekomen Joden worden in dit schema niet vermeld. De gemeente (of: de kerk, zoals wij doorgaans zeggen) is in de premillennialistische visie een totaal ander verschijnsel dan Israël. Er is in feite geen verbinding tussen het Oude en het Nieuwe Verbond. Paulus en anderen in het Nieuwe Testament trekken de lijn van Abraham door. Alle gelovigen hebben deel aan de beloften die aan Abraham gegeven waren (Rom. 4). Wat eens Lo- Ammi heette (niet-mijn-volk), mag nu Ammi (wel-mijn-volk) heten (Hos. 1,9; Rom. 9, 25). De deur om tot het ene volk van God te worden toegelaten, nl. de deur van het geloof, wordt opengezet voor Jood en heiden.

Maar volgens het premillennialisme is de kerk een gloednieuw verschijnsel, nadat de Joden Jezus als hun Messias niet wensten te erkennen. Wat gebeurde er toen? God onderbrak zijn geschiedenis met het Joodse volk om tijdelijk voor de gemeente plaats te maken  Maar deze kerk mogen we beslist niet als de voortzetting van het oude Verbond zien. Het volk Israël en de kerk zijn twee volken waarmee God verschillende wegen bewandelt.

Dat blijkt wel heel duidelijk als u de tijdbalk verder volgt. Er is daarop sprake van de Opname van de gemeente (Engels: Rapture). Kort voordat de grote verdrukking aanbreekt, wordt de kerk uit deze wereld weggenomen. Christus daalt af om de zijnen door de lucht mee te voeren naar de hemel. Als bewijsteksten voor deze eerste terugkomst van Christus gebruikt men 1 Tess. 4,15vv en 1 Kor. 15, 50vv.

De kerk wordt daarmee voor de grote verdrukking bewaard, maar door die grote verdrukking heen, die met name de Joden en heidense volken treft, knoopt God zijn band met het Joodse volk weer aan. De kerk is dus een intermezzo, een tussenperiode, die loopt van de verwerping van Jezus Christus door de Joden tot aan de bekering van de Joden tot Jezus, hun Messias.

Ik wijs u er nog eens op dat de kerk door haar Opname in de hemel geheel buiten de grote verdrukking valt. Alles wat er in Openb. 6-19 staat, heeft volgens de premillennialistische opvatting met de Joden en niets met de kerkgeschiedenis te maken. De geschiedenis die zich verder op aarde zal afspelen, inclusief de duizend jaren die als een periode van precies duizend jaren wordt opgevat, vormt de voortzetting van de geschiedenis tussen God en zijn volk Israël.

Let er goed op wat dit betekent! Toen Jezus naar de hemel opvoer, was Hij kennelijk nog geen Messias die zeggenschap over de wereld en alle volken had, zoals het amillennialisme en het postmillennialisme, op grond van Mat. 28,18 stellen. Kijkt nog even naar een van de andere tijdbalken en let op de tekst die bij de hemelvaart van Christus vermeld is. Met andere woorden: volgens de a- en post-millennialisten begint Jezus als de  Messias zijn heerschappij niet pas te effectueren in een duizendjarig rijk, maar dat doet Hij al vanaf zijn hemelvaart. God heeft Jezus, zoals Petrus het onder woorden brengt in Hand 2,36, tot Heer en Messias aangesteld. De Messias moet nog niet komen, maar is al gekomen.

Maar in het premillennialisme keert het Joodse leven met de thora, met de sabbat en met de tempel terug, alsof er geen Jezus als hogepriester zijn verzoenend werk voor de hele mensheid, inclusief voor het Joodse volk, verricht heeft!

Verder zien we dat na de terugkeer van Christus – die ‘pre’, d.i. vóór de aanvang van het duizendjarig rijk plaatsvindt – precies duizend jaren duurt. Uiteraard is dat dan een rijk waarin Christus, begeleid door zijn gemeente in de hemel, samen met het Joodse volk over de wereld regeert. De Messias zou tronen te Jeruzalem, als vorst uit het huis van David.

Maar wie Openbaring 20 leest, zal daar geen Joden vermeld vinden. Het gaat daar over zielen van hen die onthoofd waren, omdat ze van Jezus hadden getuigd en over God hadden gesproken (Openb. 20,4). Bovendien wekt alles de indruk dat de tronen in de hemel en niet op de aarde staan. Tronen staan in het boek Openbaring in de hemel (1,4; 3,21; 4,2vv 5,1vv; 6,16, etc.). Het rijk van de Messias – let weer op de tijdbalk van het premillennialisme – duurt hier duizend jaar, terwijl ik daar tegenover plaats dat zijn rijk als Messias over christenen en Joden, ja over alle volken vanaf zijn hemelvaart, duurt tot aan het einde van de geschiedenis.

6. Wat heeft dit nu met politiek te maken? Meer dan u denkt! Laat ik dat illustreren aan een brief die ik enkele dagen geleden kreeg van de organisatie ‘Christenen voor Israël’. Deze organisatie staat pal achter het volk en de staat Israël, op grond van de beloften die in de Bijbel voor het volk Israël zouden gelden. De vorming van de staat Israël in 1948 ziet men bij deze organisatie als een vervulling van Gods beloften. Alleen aan het Joodse volk zou het land Palestina toevallen. Jeruzalem zou de ondeelbare hoofdstad van het volk Israël moeten zijn. Ook al wonen er in Oost-Jeruzalem 250.000 Palestijnen, zij wonen op grond die alleen Israël toebehoort. Het feit dat Palestijnse en Arabische voorouders er mogelijk al eeuwenlang gewoond hebben vóór 1948, weegt niet op tegen beloften die alleen voor de Joden gelden. Daar tegenover vragen wij ons af waarom alleen de Joden burgers in volle rechten zouden kunnen zijn en al die Palestijnen slechts vreemdelingen en bijwoners moeten heten. Het premillennialisme meent dat de Bijbel ons dit leert.

Zoals ik al zei kreeg ik kort geleden een brief van de organisatie ‘Christenen voor Israël’. Met de vraag of ik wilde bidden voor zes onderwerpen die te maken hebben met de huidige oorlog in de Gazastrook. Naast het zesvoudig gebed wordt mij ook nog verzocht te danken voor het feit dat de Here rondom zijn volk is, zoals de bergen rond Jeruzalem. Ook al begrijpen wij niet alles, zo zegt de brief, God is getrouw aan het verbond met zijn volk.

Mijn antwoord is dat ik zo (let wel zo!) voor Israël niet zal bidden. Ik heb sympathie voor dit volk en deze staat, zoals ik aan het begin van deze bijdrage reeds liet blijken. Maar ik heb niet de vrijmoedigheid Israël zomaar ‘Gods volk’ te noemen. Ik noem nl. geen enkel volk Gods volk wanneer het afkerig is van Jezus Christus als Redder voor Jood en heiden. Ik weet immers maar al te goed dat het oude volk van God Lo-Ammi (niet-mijn-volk) genoemd werd, toen het zich van God afkeerde. Dat kan veranderen, en ook mijn hart verlangt ernaar dat het volk van Israël zich tot Jezus Christus zal bekeren. Wat nu Lo-Ammi is, kan weer Ammi (mijn-volk) worden. Maar zolang dit niet het geval is, blijf ik het volk van God alleen dáár zoeken waar de Christus en zijn Joodse apostelen het ons laten vinden, nl. bij allen die in Jezus Christus  geloven, ongeacht of het Joden, Palestijnen of andere mensen zijn. Gods volk is de gemeente, de kerk van Jezus Christus.

Juist daarom bevreemdt het mij als christelijke fans van Israël niet in het spoor van de apostel Paulus gaan door zich in te zetten om (in elk geval nog een deel van de) Joden voor Christus te winnen. Velen keren zich wrevelig van mij af als ik daarover begin. Ik mag bidden tot God of Hij de terugkeer van zoveel mogelijk Joden naar Israël wil zegenen en of het volk Israël bevrijd mag worden van de kwelling door de Palestijnen, maar niemand spoort mij aan te bidden voor hun behoud door Jezus Christus.

Wie over het huidige Israël wil spreken, moet inderdaad daarvoor de Bijbel openen. Dat heb ik in  mijn boekje geprobeerd. Tot in de politiek toe heeft dat zijn consequenties. Als iemand mij voorhoudt dat God wil dat wij achter Israël gaan staan, Jeruzalem aan de Joden laten toevallen, Joodse nederzettingen op Palestijns gebied niet teruggeven, dan is mij vraag: ‘Wil God het?’ Niets bederft de christelijke politiek erger dan dat wij voor Gods wil uitgeven wat Gods wil niet is.

Plaats een reactie