De Dordtse Kerkorde kent geen zelfstandige tucht door classis en synode

In het Reformatorisch Dagblad van 8 januari 2020 stond onderstaand artikel van mij. Het gaat opnieuw over de vraag of een classis of synode volgens het gereformeerde kerkrecht een kerkenraad mag schorsen en afzetten.


Pas in de twintigste eeuw hebben in de Gereformeerde Kerken in Nederland sluipenderwijs classes en synodes zich de bevoegdheid tot schorsen en afzetten toegeëigend.

Verlaat een classis die tot schorsing en afzetting van een complete kerkenraad overgaat het gereformeerde kerkrechtelijke spoor? Ik beweerde van wel in het Reformatorisch Dagblad van 23 dec. 2019 (‘Classis die schorst en afzet is hervormd, niet gereformeerd’ RD 23-12). Volgens ds. J. van Vulpen (‘Tucht over ambtsdragers wil gemeente bewaren bij Schrift RD 31-12) en A. den Ouden (‘Classis die schorst en afzet is voluit gereformeerd’ RD 03-01) sla ik de plank volledig mis en zou de Dordtse Kerkorde (DKO) die bevoegdheid wel aan de meerdere vergaderingen toekennen. Ik ga voorbij aan de andere (in mijn ogen soms eenzijdige en soms onjuiste) punten die beide broeders aandragen. De kernvraag is: mag een classis of synode volgens artikel 79 en 89 van de Dordtse Kerkorde zelfstandig overgaan tot het oefenen van tucht over kerkenraden? Ik laat daarbij de twijfelachtige ontsnappingsroute van ds. Van Vulpen via artikel 30 DKO buiten beschouwing.

Onjuiste interpretatie

De onlangs overleden predikant dr. M. Golverdingen, in leven dienaar des Woords binnen de Gereformeerde Gemeenten, gold binnen de gereformeerde gezindte als een uitnemend kerkrechtdeskundige. In 2001 schreef hij de brochure ”Ontstaan, inhoud en betekenis van ‘oud’ en ‘nieuw’ kerkrecht” (volledig na te lezen op http://www.kerkrecht.nl). Hij beschrijft daarin hoe vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw in de ongedeelde Gereformeerde Kerken in Nederland sluipenderwijs classes en synodes zich de bevoegdheid tot schorsen en afzetten hebben toegeëigend. De onderbouwing vond plaats in een proefschrift van dr. M. Bouwman over ”Voetius en het gezag der synoden”. Den Ouden noemt dat een doorwrochte studie, maar volgens dr. Golverdingen is het evident dat bij Voetius „ook in noodsituaties de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente uitgangspunt is en blijft” en geeft Bouwman „vanuit een duidelijk vooroordeel en (…) met een gekleurde bril (…) een op een aantal punten dubieuze of zelfs volstrekt onjuiste Voetius-interpretatie.” Zijn conclusie is dan ook: „De door M. Bouwman in 1937 ontwikkelde conceptie voor ‘nieuw’ kerkrecht moet vanwege een dubieuze interpretatie van Voetius voor een deel als wetenschappelijk onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.”

Hier sluit dr. C. van den Broeke, die kerkrecht doceert in Amsterdam en Kampen, zich bij aan in het pas onder redactie van prof. dr. H. J. Selderhuis verschenen ”Handboek Gereformeerd Kerkrecht”. Volgens hem kregen meerdere vergaderingen toen ruimere bevoegdheden dan wenselijk is in het gereformeerd kerkrecht en leverde dat ‘nieuwe’ kerkrecht ingrijpende kerkscheuringen op, waaronder de Vrijmaking.

Wat zegt de Dordtse Kerkorde dan wel over de bevoegdheid van classes en synodes als het om tuchtoefening over kerkenraden gaat? In zijn brochure zegt dr. Golverdingen in hoofdstuk 6.4.2. (”De interpretatie van de kerkorde”) daarover: „De Dordtse Kerkorde, die door de Nationale Synode van Dordrecht in 1618-1619 werd aanvaard, kent geen artikelen, die aan de meerdere vergadering expliciet de weg wijzen voor het optreden in gevallen, dat plaatselijke kerken volharden in afwijzing van de bindende besluiten van deze meerdere vergadering en b.v. weigeren om gehoor te geven aan een besluit tot afzetting van een predikant. (…) Daarbij is van groot belang, dat de kerkorde de meerdere vergaderingen nergens bevoegd verklaard tot het zelfstandig treffen van maatregelen van censuur over ambtsdragers of tot de zelfstandige uitvoering van de door meerdere vergaderingen genomen beslissingen.”

Niet vrijblijvend

Deel uitmaken van een kerkverband is niet vrijblijvend. Een classis heeft meer bevoegdheden dan alleen maar het geven van adviezen. En op de vraag hoe je als kerkverband moet omgaan met „een hardnekkige kerkenraad die zich niet wil houden aan Gods Woord en de belijdenis of kerkelijke besluiten naast zich neerlegt” (zoals ds. Van Vulpen het formuleert) zijn geen pasklare antwoorden. Maar het is ‘nieuw’ en geen ‘oud’ kerkrecht, wanneer een classis of synode de knoop doorhakt door zichzelf ambtelijk gezag over kerkenraden toe te kennen. Voor zulk machtsdenken in de kerk van Christus ben ik vuurbang. Of, om aan te sluiten bij de woorden van dr. Golverdingen: „Op deze wijze wordt de deur naar het mij voorkomt opengezet voor een streven naar macht, dat gemakkelijk in zuivere hiërarchie kan uitmonden. De macht is immers als zout water. Hoe meer men er van drinkt, hoe meer dorst men krijgt.”


Tot zover mijn tweede opinie-artikel over dit onderwerp in het RD.

Ik heb voor de liefhebber nog een paar citaten van dr. M. Golverdingen. Aan het eind van zijn brochure geeft hij aan hoe het kerkverband goed kan reageren op een kerkenraad die ongehoorzaam blijft aan bijbelse principes en niet naar het kerkverband wil luisteren of haar besluiten voortdurend naast zich neerlegt. Zijn denkrichting is, ook 19 jaar na dato, nog steeds de moeite van het overwegen waard.

Nog drie citaten van dr. M. Golverdingen:

“Buitenlandse kerkorden hebben een min of meer aristocratisch of zo men wil hiërarchisch karakter [zoals] het presbyteriaanse kerkrechtelijke denken , dat de eigen, zelfstandige positie van de meerdere vergaderingen sterk beklemtoont. Het is daarom heel goed mogelijk om vanuit deze benadering de Dordtse Kerkorde zodanig te interpreteren, dat men meent dat het toekennen aan de meerdere vergaderingen van een zelfstandige bevoegdheid tot het oefenen van leer- tucht- en regeermacht van de meerdere vergaderingen juist is. Zo worden de meerdere vergaderingen tot hogere vergaderingen verklaard, die een ambtelijk karakter hebben en bekleed zijn met ambtelijk gezag ten opzichte van de kerkenraden.”

“De structuur van de D.K.O. laat niets te wensen over aan duidelijkheid. Heel concreet is aangeven op welke punten de kerken afstand hebben gedaan van hun autonome bevoegdheid. Er is echter geen bepaling die aangeeft, dat de kerken zijn overeengekomen om aan de meerdere vergadering de bevoegdheid toe te kennen om zelfstandig en volledig de drieërlei macht in het kerkelijke leven uit te oefenen, die de kerkenraden bezitten. Het streven naar verzelfstandiging van de meerdere vergaderingen en het daaraan toekennen van de volledige leer- regeer en tuchtmacht, zoals we dat vinden bij o.a. H.H. Kuyper en M. Bouwman in de jaren dertig is in strijd met de structuur van de D.K.O. zelf.”

“Een door de classis geveld afzettingsvonnis betekent daarom nog niet schorsing of afzetting met ter daad, want die daad moet altijd door de kerkenraad zelf geschieden.”

 

Mag een classis een kerkenraad uit het ambt zetten?

Op welke manier kun je als kerkverband een plaatselijke gemeente uit het kerkverband zetten? Op deze wat kort door de bocht geformuleerde vraag ging de ‘redactie kerk’ van het Reformatorisch Dagblad op 14 december 2019 in (lees hier). Konkrete aanleiding was de situatie in de Christelijke Gereformeerde Kerken. Daar hoor je steeds vaker zeggen: als er CGK-kerken zijn die vrouwen in de ambten of homo’s aan het Avondmaal toelaten, moeten zulke kerken op de classis geweigerd worden. Daarmee worden ze feitelijk uit het kerkverband gezet. Volgens de redacteur van het RD kan dat niet zomaar en is een andere procedure kerkrechtelijk juister: een procedure opstarten waarin de classis een kerkenraad die niet-bijbelse besluiten neemt, gaat schorsen en afzetten.

Het was me, toen ik dit artikel las, niet helemaal duidelijk geworden of dit de opvatting van de redactie van het RD is, of dat ook het deputaatschap kerkorde en kerkrecht van de CGK deze tweede route een begaanbare weg acht. Van kerkrechtdeskundigen uit de CGK kon ik me dat niet voorstellen, dus ik ging ervan uit dat deze tweede route  door het RD zelf werd voorgesteld.

Hoe dan ook, op dat dit artikel heb ik gereageerd met een ingezonden stuk. Want als er één ding niet kan binnen een kerkrechtelijk voluit gereformeerd kerkverband zoals de CGK, dan is het dat een classis of een synode de kerkelijke tucht gaat hanteren om plaatselijke kerken uit het kerkverband te zetten.

Vandaag stond mijn artikel in het Reformatorisch Dagblad. Om alle misverstand uit te sluiten, vroeg ik bij een kennis die in een CGK-kerkenraad zit de voorlopige notitie ‘De kerk, het kerkverband en het aanvaarden van de geloofsbrieven’  van het CGK-deputaatschap op. Die notitie is in november 2019 opgesteld. Tot mijn ontzetting bleek, dat niet de RD-redacteur, maar de CGK-deputaten zelf van mening zijn dat binnen het gereformeerd kerkrecht de classis een complete kerkenraad mag schorsen en afzetten. Ik ben hier echt ontdaan over. Als dit op kerkrechtelijk gebied het nieuwe beleid wordt, betekent dat het einde van een verband van zelfstandige gereformeerde kerken, want dan stapt men over naar een centraal-geleide landelijke kerk met plaatselijke afdelingen die naar het believen van het hoofdbestuur kunnen worden vervangen. Goed, dat is door mij ook wat kort door de bocht geformuleerd, maar zo is het in mijn ogen wel. En dat vind ik christelijk gezien een heel erg zorgelijke ontwikkeling.

Hieronder volgt de volledige tekst (voor de foto geldt: beeld RD, Henk Visscher):

Classis die schorst en afzet is hervormd, niet gereformeerd

Wanneer een classis de ambtsdragers van een kerkenraad collectief gaat schorsen en afzetten, staat ze niet meer in de traditie van het gereformeerd kerkrecht, maar is ze overgegaan op hervormd-protestants kerkrecht.

Wat moet het kerkverband doen wanneer een plaatselijke kerk de uitspraken van een classis of synode naast zich neerlegt? Binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) is dit een actuele vraag. Het niet aanvaarden van de geloofsbrieven en daarmee een plaatselijke gemeente buiten het kerkverband plaatsen, is op grond van het gereformeerde kerkrecht niet goed mogelijk, zeggen deskundigen die het weten kunnen.

In een analyse wordt gesteld dat er een andere route is, die weliswaar ingrijpend, maar niet ingewikkeld is: de weg van tucht, schorsing en afzetting (RD 14-12). Dat zou binnen de CGK mogelijk zijn, volgens de artikelen 79 en 80 van de kerkorde.

Vrijwillig verband

Mijns inziens gaat dit juist volstrekt tegen het gereformeerde kerkrecht in. Kenmerkend voor alle gereformeerde kerken is de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk. In de artikelen 79 en 80 gaat het over de tucht die een kerkenraad uitoefent over ambtsdragers. Daarbij heeft de classis een adviserende, instemmende rol. Maar het is altijd de kerkenraad zelf die overgaat tot schorsing en afzetting.

Het gereformeerde kerkrecht kent geen tucht over kerkenraden. Een classis of een synode kan nooit als superkerkenraad optreden, omdat het geen eigen ambtelijke bevoegdheden heeft. Het is een vrijwillig verband van plaatselijke gereformeerde kerken die de genomen besluiten aanvaarden, tenzij ze in strijd met Gods Woord en de aangenomen kerkorde zijn.

Als een classis of synode wel de rol van de plaatselijke kerkenraad overneemt en zelfstandig tucht gaat uitoefenen, leidt dat tot een hiërarchisch kerkverband, waarin de landelijke synode niet dienstbaar is aan de plaatselijke kerken, maar zelf de dienst uitmaakt en naar believen de sleutel van de kerkelijke tucht hanteert. Dat heeft in het verleden geleid tot kerkscheuringen, zoals in de kwestie-Geelkerken (1926) en ten tijde van de Vrijmaking (1944).

Dubbele afvaardiging

Een classis kan alleen ingrijpen als er gemeenteleden of ambtsdragers zijn die zich op de classis beroepen, omdat de plaatselijke kerk in hun ogen tegen Gods Woord ingaat of kerkelijke besluiten naast zich neerlegt. Maar ook dan kan een classis niet meer doen dan ernstig vermanen of constateren dat een plaatselijke kerk zichzelf buiten het kerkverband plaatst door haar on-Bijbelse optreden. Een classis kan daarnaast bezwaarde kerkleden adviseren om te breken met de hardnekkig dwalende kerk en, als er een tweede kerk ontstaan is, de afgevaardigden van de nieuwe kerk als wettige vertegenwoordigers aanvaarden.

Dordrecht SynodeDat is niet alleen in de jaren zestig van de vorige eeuw voorgekomen, zoals de commentator stelt. Al op de Synode van Dordrecht in 1618 diende zich een dubbele afvaardiging uit de provincie Utrecht aan: een remonstrantse en een contraremonstrantse. De eerste werd geweigerd, de tweede toegelaten.

Noodkerkenraad

Wanneer een classis de ambtsdragers van een kerkenraad collectief gaat schorsen en afzetten en zichzelf de bevoegdheid van een noodkerkenraad toekent, staat men niet meer in de traditie van het gereformeerd kerkrecht, zoals dat van 1571 tot 1816 en in de kerken van de Afscheiding vanaf 1834 tot heden gegolden heeft. Dan is men daarentegen overgegaan op hervormd-protestants kerkrecht. Dan is er geen sprake meer van een kerkverband van Christelijke Gereformeerde Kerken (meervoud), maar is er één landelijke kerk ontstaan, waarvan de plaatselijke kerken een afdeling zijn, zoals nu het geval is bij de Hersteld Hervormde Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland.

De auteur is predikant van de gereformeerde kerk (vrijgemaakt) ”Het Noorderlicht” in Assen-Peelo.

Klik hier voor reakties op mijn ingezonden en een afsluitend artikel van mijn hand in het RD:

Over christelijke vrijheid, vrouw in ambt en kerkverband (deel 3)

Op 12 juni plaatste het Reformatorisch Dagblad een opiniestuk van mij met als titel Christelijke vrijheid beperkt gezag synode. Ook gaf het RD mijn CGK-collega ds. C.P. de Boer de gelegenheid om een reaktie te geven onder de titel Toelaten van vrouw tot ambt geen middelmatige zaak. Op dat laatste heeft mr. E. Bos uit Capelle aan den IJssel, gepensioneerd officier van justitie en (kanton)rechter, gereageerd. Met zijn toestemming geef ik het hieronder weer.

Geachte ds. de Boer,

Als vrijgemaakt-gereformeerde broeder lees ik met belangstelling ook het Reformatorisch Dagblad. Met name de ontwikkelingen binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (onze zusterkerken) hebben mijn interesse. Zo ook uw artikel Vrouw in ambt geen middelmatige zaak, een reactie op een eerder artikel van ds. Leeftink uit Assen. Daarover wil ik ondanks de waardering voor de duidelijkheid toch graag enkele opmerkingen maken, omdat er volgens mij hier en daar feitelijke onjuistheden in staan.

In uw artikel gaat u met betrekking tot vrouwelijke ambtsdragers uit van de volgende veronderstelling: ‘Voor- en tegenstanders binnen en buiten de CGK zijn het in elk geval over één punt eens: dit onderwerp raakt direct de vraag hoe wij de Schrift lezen (de hermeneutiek).’

Naar mijn bescheiden mening zijn we het hier niet over eens. Juist in het boek Zonen & Dochters profeteren (2016), waarvan ik een medeauteur ben, wordt getracht op exegetische gronden een pleidooi te voeren voor vrouwelijke ambtsdragers. Die invals­hoek is gekozen omdat het door de Generale Synode van Ede (2014) afgewezen deputatenrapport een her­meneutische inslag had. Overigens is ook het recente boekje van de GKV predikant Pieter Niemeijer Over zwijgteksten, scheppingsorde en Geesteswerk (2018), niet als specifiek hermeneutisch aan te merken.

Verder stelt u ‘Maar de synode van 1996 heeft na jarenlange bezinning uitgesproken dat het standpunt om het ambt voor de vrouw open te stellen onbijbels is. Daarbij is expliciet gesteld dat een andere beslissing om een andere hermeneutiek vraagt.’

Volgens het verslag in het RD heeft de synode echter (met 47 tegen vijf stemmen) uitgesproken dat ‘het standpunt over de vrouw in het ambt dat in de CGK steeds heeft gegolden, schriftuurlijk verantwoord is.’ Ter ver­gadering is door prof. H.G. L. Peels namens de hoogleraren adviseurs nog opgemerkt dat de conclusie van het synodevoorstel over het „schrif­tuur­lijk verantwoorde” standpunt van de CGK inzake de vrouw in het ambt „helder en niet dubbelzinnig” is, maar toch ook iets van een terughou­dendheid laat zien. “Het eigen standpunt wordt duidelijk gemarkeerd, maar niet verabsoluteerd.” Van een radicale afwijzing van de open­stelling van het ambt voor de vrouw was in 1996 volgens dit verslag geen sprake.  Maar mogelijk hebt u in de acta een andere uitspraak gevonden.

Tenslotte stelt u over de omgang met de Schrift in de GKV: ‘Dezelfde hermeneutiek biedt ruimte om klassiek christelijke thema’s, zoals de verzoeningsleer, te bekritiseren, zo bewijzen recente publicaties in GKV-kring.’ Bij mijn weten is de enige publicatie die op dit punt dubieus is afkomstig van de theoloog Reinier Sonneveld, die geen lid is van de GKV maar een eigen (huis)gemeente heeft.

Mocht ik met deze opmerkingen gelijk hebben, dan zou ik het heel erg waarderen als u op deze punten een korte rectificatie en/of toelichting in het RD wilt plaatsen.

Met broedergroet,

Emo Bos

Cc ds Leeftink

Over christelijke vrijheid, vrouw in ambt en kerkverband (deel 2)

Op 12 juni plaatste het Reformatorisch Dagblad een opiniestuk van mij met als titel Christelijke vrijheid beperkt gezag synode.  Ook gaf het RD mijn CGK-collega ds. C.P. de Boer de gelegenheid om een reaktie te geven onder de titel Toelaten van vrouw tot ambt geen middelmatige zaak. In de vorige blog stond mijn artikel. In deze blog vind je het artikel van ds. C.P. de Boer (incl. drie verschrijvingen – maar dat zie je bij een ander altijd scherper dan bij jezelf).

Toelaten van vrouw tot ambt geen middelmatige zaak

De kwestie van de vrouw in het ambt raakt de Schrift en de belijdenis. Met het besluit van de christelijke gereformeerde kerken in Arnhem en Nieuwegein om vrouwen in het ambt te bevestigen, plaatsen deze gemeenten zichzelf buiten het kerkverband.

Om twee redenen heb ik geaarzeld om op het ingezonden stuk van collega ds. Leeftink te reageren. Is het passend om aan de vooravond van de synode via de pers een inhoudelijke discussie te starten? De kerkenraden hebben via de classis en de particuliere synode de afgevaardigden gekozen. Zij hebben de opdracht en het vertrouwen van de kerken om alleen besluiten te nemen die in overeenstemming zijn met Schrift en belijdenis. De kerken verwachten dat de synode bij elk besluit kan zeggen: „Het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht…” (Handelingen 15:28).

Apelleren

Neemt deze bredere vergadering een besluit dat naar de mening van een kerkenraad niet met Schrift en belijdenis overeenstemt, dan heeft deze kerkenraad het recht van appel. Van dat recht maakten recent veel kerkenraden van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) gebruik. Zij appelleerden tegen het besluit van de classis Apeldoorn bij de particuliere synode van het Oosten. De classis Apeldoorn maakte namelijk het kerkenraadsbesluit van Arnhem tot de zijne door Arnhem toestemming te verlenen om het ambt voor de vrouw open te stellen. De classis heeft bij nader inzien zijn besluit herroepen in afwachting van de uitkomst van de komende synode. Arnhem handhaaft zijn besluit tegen het besluit van de classis Apeldoorn en het kerkverband in.

De tweede reden is interkerkelijke verbondenheid. Ik weet mij verbonden met alle kerkverbanden van gereformeerd belijden. Mijn aarzeling om te reageren is vooral ingegeven door collegabroeders uit de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) die door de ontwikkelingen in hun kerkverband in geestelijke nood verkeren. Hun verdriet vanwege het synodale besluit om het ambt voor de vrouw open te stellen, grijpt mij aan. Ik lijd en bid met hen mee. Ik weet dat zij het ingezonden stuk van hun collega Leeftink met veel pijn lezen, omdat hij en meerdere collegae hun geestelijke nood niet (h)erkennen.

Tactvol

Drie redenen gaven voor mij de doorslag om toch te reageren.

De eerste reden is de reactie van collega Lieftink op een verslag van de lezing van prof. dr. Selderhuis (voor de complete tekst zie Ambtelijk Contact jaargang 58 nummer 2). Selderhuis heeft voor CGK-ambtsdragers uiteengezet hoe een gereformeerd kerkverband functioneert.

Leeftink brengt Marnix van Allegonde in stelling tegen Selderhuis. Marnix roept kerkenraden op om middelmatige zaken tactvol te behandelen, zoals de vraag of mannen staand of zittend moeten bidden en een vrouw tijdens de eredienst wel of niet haar hoofd bedekt. Wie de CGK een klein beetje kent, weet dat deze en andere middelmatige zaken al decennia in onze kerken bestaan. Al die tijd proberen we elkaar met moeite vast te houden. Maar de komende generale synode behandelt niet deze onderwerpen, wel een onderwerp van geheel andere orde: de vrouw in het ambt. Voor- en tegenstanders binnen en buiten de CGK zijn het in elk geval over één punt eens: dit onderwerp raakt direct de vraag hoe wij de Schrift lezen (de hermeneutiek).

Vanwege het grote belang van dit onderwerp en het ontbreken van vertrouwen in de komende synode hebben de kerkenraden van de CGK in Nieuwegein en Arnhem besloten om de besluiten van deze vergadering niet af te wachten. Binnenkort worden in Arnhem en Nieuwegein vrouwen in het ambt bevestigd. Met dit besluit hebben deze kerkenraden zichzelf buiten de CGK geplaatst. Zijn en denken deze kerkenraden principieel, dan zoeken ze vanaf nu een ander kerkelijk onderdak. Trekken ze niet de conclusie van hun genomen besluit, dan kunnen de classes Apeldoorn en Utrecht niets anders dan de geloofsbrieven van afgevaardigden van Arnhem en Nieuwegein niet aanvaarden, omdat hun kerkenraden de band met het kerkverband verbroken hebben.

Leeftink vergelijkt in zijn artikel dus appels (middelmatige zaken) met peren (fundamentele onderwerpen). Hij adresseert zijn schrijven trouwens aan het verkeerde adres. Hij zou recht doen aan de huidige situatie wanneer hij de kerkenraden van Arnhem en Nieuwegein zou oproepen om in deze naar zijn oordeel middelmatige kwestie de eenheid met het kerkverband niet te verbreken. Maar hij, ik en wij allemaal weten dat het onderwerp de vrouw in het ambt van een geheel andere orde is dan de vraag of een man wel of niet staand moet bidden.

Onbijbels

De tweede reden waarom ik reageer, is vanwege het vertekende beeld dat Leeftink geeft van de recente CGK-geschiedenis. Hij wekt de indruk dat binnen de CGK de bezinning op het openstellen van het ambt voor de vrouw nog moet beginnen. Maar de synode van 1996 heeft na jarenlange bezinning uitgesproken dat het standpunt om het ambt voor de vrouw open te stellen onbijbels is. Daarbij is expliciet gesteld dat een andere beslissing om een andere hermeneutiek vraagt. Dezelfde hermeneutiek van toen ligt ook ten grondslag aan de synodale besluiten van 2013 en 2016 met betrekking tot pastoraat en homoseksualiteit. Wanneer de synode besluit om het ambt voor de vrouw open te stellen, veegt deze synode de besluiten van voorgaande synodes van tafel.

Verbijstering

Mijn derde reden betreft de recente ontwikkelingen in de GKV. Veel CGK’ers uit de volle breedte zien met verbijstering hoe de laatste GKV-synodes het kerkverband van zijn sokkel (Schrift en belijdenis) hebben getild. De GKV drijven nu weg van Gods Woord. Met het aanvaarden van een nieuwe hermeneutiek heeft de laatste GKV-synode het ambt voor de vrouw opengesteld. Op dit moment baant deze hermeneutiek in de GKV de weg om praktiserende homoseksuele gemeenteleden tot de Avondmaalstafel toe te laten. Dezelfde hermeneutiek biedt ruimte om klassiek christelijke thema’s, zoals de verzoeningsleer, te bekritiseren, zo bewijzen recente publicaties in GKV-kring.

Wie een Schriftgetrouwe hermeneutiek voor een andere inwisselt, houdt uiteindelijk op kerk te zijn. Wij bidden én verwachten dat de komende synode besluit te blijven wat de CGK sinds 1834 en 1892 zijn en naar de toekomst zullen blijven: kerk op grond van Schrift en belijdenis.

Ds. C.P. de Boer is predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Sliedrecht Beth-El.

Over christelijke vrijheid, vrouw in ambt en kerkverband (deel 1)

Op 12 juni plaatste het Reformatorisch Dagblad een opiniestuk van mij met als titel Christelijke vrijheid beperkt gezag synode.  Ook gaf het RD mijn CGK-collega ds. C.P. de Boer de gelegenheid om een reaktie te geven onder de titel Toelaten van vrouw tot ambt geen middelmatige zaak. In deze blog volgt mijn artikel. In de volgende blog volgt het artikel van ds. C.P. de Boer.

Christelijke vrijheid beperkt gezag synode

Een synode dient haar plaats te weten. Ze mag alleen maar bindend opleggen wat evident Bijbels is. Voor het overige kan ze slechts de plaatselijke kerken adviseren. Dat geldt bijvoorbeeld inzake gemeenten met belijdende zusters in de ambten.

„Paulus gebiedt dat mannen God zullen aanroepen met uitgestrekte handen en een ontbloot hoofd. Maar wanneer ik met aandacht tot God kan bidden met een bedekt hoofd en zonder uitgestrekte handen, en toch de eerbied en de orde in de gemeente niet verstoor, voorwaar, ik ben aan zo’n voorschrift niet gebonden.” „Voorwaar, het is een voorschrift van Paulus dat vrouwen hun hoofd behoren te bedekken, en toch zou het tegen de christelijke vrijheid ingaan, wanneer men alle volken en iedereen persoonlijk daar zo aan binden wil, alsof het niet anders geoorloofd was.” Deze zinnen vloeiden in 1568 uit de pen van Marnix van Sint Aldegonde. Hij schreef dit in zijn advies aan de kerkenraad van de Nederlandse vluchtelingengemeente in London. Daar was sinds 1564 grote onenigheid over de verplichting om altijd twee getuigen aanwezig te laten zijn bij het dopen van een kind. De zaak escaleerde en diverse pogingen om de vrede te herstellen, mislukten.

Om aan deze Wingense Twisten (zoals de kwestie inmiddels heette) een einde te maken, gaf de Londense kerkenraad in maart 1568 een brochure uit. De voornaamste conclusie was: „Een kerkenraad heeft van Christus het gezag ontvangen om bindende besluiten te nemen in alle zaken die tot opbouw van de gemeente dienen. De christelijke vrijheid onderwerpt zich daar graag aan.” De kerkenraad stuurde deze brochure ter goedkeuring naar verschillende kerken. Marnix van Sint Aldegonde reageerde namens de kerkenraad van Emden. Zijn oordeel was vernietigend. Dat kwam, aldus Marnix, omdat de kerkenraad van Londen op het belangrijkste punt helemaal de mist inging.

Nooit bindend

Volgens Marnix mag een kerkenraad nooit bindende voorschriften aan de gemeente opleggen in zaken die niet direct uit Gods Woord voortvloeien; dan gaat men heersen over de gewetens van de gelovigen. Marnix wijst op de gebruiken van de Oude Kerk, zoals olie in de doop, afbeeldingen van het kruis en feest- en vastendagen. Die zaken kwamen op uit een te respecteren verlangen naar een goede orde in de gemeente. Maar toen het een gebod werd en de kerk gehoorzaamheid eiste, ontaardde het in tirannie over de gewetens.

Hoe moet je dan wel met kerkelijke regels omgaan? Volgens Marnix moeten we altijd blijven kijken naar het doel van een bepaling. Als je de bedoeling daarvan kunt nakomen zonder je aan de letter daarvan te hoeven houden, mag niemand zo’n regel bindend opleggen. Anders wordt de christelijke vrijheid beperkt door menselijke voorschriften. Marnix staaft zijn gevoelen over de christelijke vrijheid onder andere met Handelingen 15:10 en 28, Romeinen 14, 1 Korinthe 8 en Kolossenzen 2:16-23.

Marnix is scherp in zijn analyse van wie de oorzaak is van de grote onenigheid in de Londense kerkelijke gemeente. Dat zijn niet de kerkleden die van hun christelijke vrijheid gebruik willen maken, maar dat is de kerkenraad! Die wil met gezag andere mensen binden in vrije zaken.

Vrede

Voor synodes gelden dezelfde richtlijnen, want die hebben dezelfde bevoegdheid over gemeenten als een kerkenraad over gemeenteleden, aldus Marnix. Ook een synode mag alleen bindende besluiten nemen over zaken die rechtstreeks voortvloeien uit Gods Woord of er direct mee samenhangen. Het belangrijkste motief van Marnix is de liefde, de eenheid en de vrede, die Christus ons oplegt. Dan plaatsen we een ander niet meteen buiten Christus, als hij het niet in alles met ons eens is. Als christen mag je blijven staan in de vrijheid die Christus met Zijn bloed voor jou verworven heeft.

In 1568 gaf Marnix, als een van de initiatiefnemers van de eerste Nationale Synode (1571), aan op welke manier plaatselijke kerken gebonden zijn aan de uitspraken van een synode: Vraag je bij elk besluit af wat het doel ervan is, want daar ben je aan gebonden. Kijk vervolgens naar de uitvoering ervan: kun je het doel nakomen zonder je aan de letter van dat besluit te houden? Zo ja, gun elkaar de ruimte om elk op eigen manier invulling te geven aan het principe dat achter zo’n kerkelijke uitspraak ligt.

Het hartstochtelijk pleidooi van Marnix om de christelijke vrijheid te onderhouden, is actueel. Volgens velen verkeren zowel de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) als de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) in een crisis. Een van de ‘oplossingen’ wordt gezocht in het elkaar houden aan landelijke synodebesluiten. Prof. dr. H. J. Selderhuis stelde op de CGK-ambtsdragersdag dat „een kerk die zich bewust niet houdt aan afspraken die samen met anderen gemaakt zijn, zich feitelijk buiten het kerkverband plaatst.” Marnix zou hem dat niet nagezegd hebben. Het kerkverband is volgens het gereformeerde kerkrecht niet het hoogste orgaan met plaatselijk een aantal afdelingen, zoals in het hervormde en protestantse kerkrecht het geval is. In het gereformeerde kerkrecht is het kerkverband niet bindend, maar verbindend. Er is voor plaatselijke kerken altijd ruimte geweest om in christelijke vrijheid een eigen afweging te maken.

Ruimte gunnen

Daarom zou, om een precair onderwerp te noemen, de komende CGK-synode ook de CGK-NGKGKV-samenwerkingsgemeentes ruimte moeten gunnen, als het gaat om het toelaten van belijdende zusters in de ambten. Anders sluipt er hiërarchie in het kerkelijk systeem: de synode regeert. Wanneer een eenmaal gezamenlijk genomen besluit alleen door een nieuwe synodale uitspraak weer in de vrijheid van de kerken gegeven kan worden, krijgt de traditie een gelijke plaats naast Gods Woord. Een gereformeerd kerkverband krijgt dan roomse trekjes, terwijl het juist, zoals prof. dr. Selderhuis ook zelf aangeeft, een hulpmiddel is ten dienste van de plaatselijke gemeente.

Dus dient een synode haar plaats te weten. Ze mag alleen maar bindend opleggen wat evident Bijbels is. Voor het overige kan ze slechts de plaatselijke kerken adviseren met de wijsheid die ze van Christus ontvangen heeft. Maar als die adviezen in beton gegoten worden, ontneemt het kerkverband de plaatselijke kerken hun christelijk vrijheid en brengt ze die in gewetensnood. Het medicijn hiertegen is een scheutje meer Marnix.

Drs. L.E. Leeftink is predikant van de gereformeerde kerk (vrijgemaakt) in Assen-Peelo en afgestudeerd op de kerkrechtelijke opvattingen van Marnix van Sint Aldegonde.

 

Als het kerkverband knelt – over de crisis in de CGK

De Christelijke Gereformeerde Kerken groeien uit elkaar. Dat blijkt met name uit het feit dat steeds meer plaatselijke kerken het landelijke besluit uit 1998 om geen vrouwen toe te laten in de ambten naast zich neer leggen. Dat roept grote spanningen op. ‘Blijven de Christelijke Gereformeerde Kerken bestaan?’ vroeg het Nederlands Dagblad zich af op 30 maart 2019. Op diezelfde dag sprak prof. dr. Herman Selderhuis op de jaarlijkse CGK-ambtsdragersdag over “de toestand in de CGK”. Volgens hem is het “crisis in de kerk”. Hij slaapt er “slecht van hoe het nu is en waar het naar toe moet.” Zijn referaat is op internet te vinden onder de titel ‘Prof. Selderhuis over CGK-crisis’.

Plaatselijk ongehoorzaam?

CGK logoNiemand zal het oneens zijn met deze constatering. Maar waar ik me wel over verbaas is dat Selderhuis de schuld voor de crisis, als het erop aankomt, bij de plaatselijke gemeentes legt die nu aangeven dat ze over willen gaan tot het aanstellen van vrouwelijke ambtsdragers. Want, schrijft hij, als je ooit vrijwillig toegetreden bent tot een kerkverband, is “het niet maar onfatsoenlijk maar onkerkelijk en naar mijn gedachte zondig als besluiten die we biddend, bij een open Bijbel en na overleg samen genomen hebben, naast je neer te leggen.” Daartegenover zegt Selderhuis ook: “Dit principe betekent naar de andere kant dat het even onkerkelijk en naar mijn gedachte zondig is het kerkverband te gebruiken om een ander mijn wil op te leggen.” Maar even verder trekt hij de conclusie: “Hoe dan ook is het in de huidige situatie zo dat een kerk die zich bewust niet houdt aan afspraken die samen met anderen gemaakt zijn, zich feitelijk buiten het kerkverband plaatst.”

Dit is toch echt te kort door de bocht geformuleerd. Het gereformeerde kerkrecht gaat uit van de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk. Die kerken vormen samen een kerkverband waarin alleen zaken gezamenlijk geregeld worden die op grond van Gods Woord noodzakelijk geacht worden. In al het andere mag de ene kerk niet over de andere heersen, dus ook de meerderheid van de kerken niet over de minderheid. Volgens Selderhuis is dat wel zo, want “aan wat gezamenlijk besloten wordt houdt zich dan ook ieder. Besluiten nemen we op democratische wijze namelijk de meerderheid beslist” en “het is dan ook je plicht je te houden aan elke gezamenlijke afspraak.”

Welke ruimte gun je elkaar?

Maar “dit vrij eenvoudige principe”, zoals Selderhuis het noemt, leidt ertoe dat het kerkverband gaat heersen over de plaatselijke kerken. In het verleden zijn er op synodes con amore besluiten genomen over een aantal onderwerpen waarvan we vonden dat die op basis van de Bijbel en gereformeerde belijdenis voor alle kerken golden. Maar in de loop van de tijd zijn we over zulke afgeleide punten verschillend gaan denken.

De vraag is dan: welke ruimte gun je elkaar? Mag een plaatselijke kerk niet eerder afwijken van een eenmaal genomen synodebesluit totdat het landelijk ingetrokken of vrijgegeven wordt?

Nu ging in het verleden de CGK daar nogal gemoedelijker mee om. Toen in 1973 het Liedboek voor de Kerken uitkwam, sprak de CGK-synode uit dat er niet uit deze bundel gezongen mocht worden. Bij de verschijning van de NBV-bijbelvertaling in 2004 gebeurde precies hetzelfde. De CGK-synode besloot “de kerken met klem te ontraden in de eredienst gebruik te maken van de NBV.” Nog later, in 2016, sprak de CGK-synode uit “het gebruik van dans en drama in de eredienst af te wijzen.” Ondanks deze besluiten bleven of gingen veel plaatselijke kerken toch uit het Liedboek zingen, uit de NBV lezen en in speciale kerkdiensten dans + drama gebruiken. Als het al op de classis ter sprake kwam, werd daar door sommige andere kerken met leedwezen kennis van genomen, maar daar bleef het dan ook bij.

Waarom is er dan nu wel sprake van een echte crisis binnen de CGK? Nou, dat komt omdat er nu net zo verschillend gedachte wordt over zaken die veel meer de kern van het gereformeerd belijden en de christelijke levensstijl raken, namelijk het accepteren van de vrouw in het ambt en van samenwonende homo’s aan het Avondmaal. Dus wordt de vraag spannend: welke ruimte durf je elkaar te geven binnen het kerkverband?

In 1998 sprak de synode van de CGK uit, dat het standpunt om vrouwen niet toe te laten tot de ambten schriftuurlijk verantwoord is. Dat was een veel zachtere uitspraak dan de meerderheid van de deputaten had voorgesteld. Die wilden dat de synode zou uitspreken “dat het binnen het kader van de gereformeerde schriftbeschouwing en ambtsopvatting onmogelijk is om de ambten open te stellen voor zusters der gemeente.” Na 1998 hebben de samenwerkingsgemeentes van CGK+NGK (in Arnhem bv.) zich loyaal gehouden aan de uitspraak van de CGK-synode. Er kwamen nieuwe fusiegemeentes bij (bv. in Nijmegen CGK+GKV en in Deventer CGK/GKV/NGK). Ook daar werden de ambten niet opengesteld voor vrouwen. Nu zijn we 20 jaar verder. De NGK kent al meer dan 15 jaar vrouwelijke ambtsdragers. De GKV sinds 2017. Verschil van mening hierover is geen breekpunt voor kerkelijke eenheid.

Klem gezet

Behalve binnen de rechterflank van de CGK. Daar wordt de zaak op op scherp gesteld. “Vrouwelijke ambtsdragers beschouw ik als zondig. Dit gaat tegen de Schrift in, dat kan ik echt niet verdragen. Wie afwijk van het oude spoor, moet zijn knopen tellen en zich afvragen: wil ik nog wel lid van de CGK zijn? Wat onze kerken bindt, is het gezag van de Bijbel en de daarop gegronde uitspraken van de synode. Als je je daar niet aan wilt houden, moet je daar de consequenties uit trekken.” (een Bewaar-het-Pand-predikant in het ND van 30 maart 2019).

Hiermee worden samenwerkingsgemeenten én plaatselijke CGK-kerken die er anders over denken, klem gezet. Dat verbaast me. Zo heb ik de CGK namelijk niet leren kennen tijdens de samensprekingen in Nijmegen waar ik van 1999 t/m 2005 actief aan deelgenomen heb. We zeiden niet: laten we ons aan de strakste bepaling van één van beide kerken houden. We besloten in Nijmegen juist: we nemen op weg naar kerkelijke eenheid elkaars gewoontes over en vragen aan de beide classes om dat te accepteren. Geen smalspoor waarbij de ene kerk haar wil aan de andere oplegde dus, maar in de breedte samen gereformeerd willen zijn.

Roomse trekjes in het kerkverband

Want uiteindelijk is binnen het gereformeerde (presbyteriaal-synodale) kerkverband de kerkenraad het hoogste orgaan. Het kerkverband is niet bindend, maar verbindend. Het kerkverband legt niets op buiten Gods Woord om, maar faciliteert en adviseert. Dus hoort een kerkverband (ongeacht of het de CGK, de GKV of de NGK) aan een plaatselijke fusiegemeente de ruimte te bieden om in alle opzichten elkaars gewoontes over te nemen. Als die ruimte om er een bredere praktijk op na te houden struktureel niet gegund wordt, krijgt het kerkverband roomse trekjes. Want dan sluipt er hiërarchie in het kerkelijk systeem: de synode regeert. En de traditie krijgt een gelijke plaats naast de Bijbel: wat eenmaal gezamenlijk besloten is kan alleen door een nieuwe synodale uitspraak weer in de vrijheid van de kerken gegeven worden.

Aanvaard elkaar in Christus

Op deze manier help je de christelijke vrijheid om zeep. Iemand die dat 450 jaar geleden al heel scherp zag is Marnix van St. Aldegonde. Ik ben de HERE nog steeds enorm dankbaar dat ik tijdens mijn afstudeerscriptie me mocht verdiepen in de inzichten van Marnix over de aard van christelijke vrijheid binnen de gemeente van Christus. Als kerkelijke regels blijken te knellen, moet kerkenraden en synodes niet op hun strepen staan door met goddelijk gezag gehoorzaamheid te blijven eisen, aldus Marnix, maar zichzelf afvragen of de ruimte die er in Christus is, door kerkelijke besluiten misschien te veel is ingeperkt. Lees hierover het artikel ‘Een hartstochtelijk pleidooi voor christelijke vrijheid’.

Een scheutje meer Marnix

Het is crisis in de CGK. Synodebesluiten knellen. Prof. Herman Selderhuis kiest voor in de lijn ‘afspraak is afspraak’. Daar moeten plaatselijke kerken zich aan houden. Tegelijk moet een synode ervoor waken, plaatselijke kerken haar wil op te leggen. Het is volgens mij de verkeerde volgorde. Het lijkt mij meer in overeenstemming met de Bijbel, dat het kerkverband, zoals Selderhuis ook zelf zegt, een hulpmiddel is ten dienste van de plaatselijke gemeente. Dus moet een synode haar plaats weten. Ze mag alleen maar bindend opleggen wat evident bijbels is. Voor het overige kan ze slechts de plaatselijke kerken adviseren met de wijsheid die ze van de Heer ontvangen heeft. Maar als die adviezen in beton gegoten worden, ontneemt het kerkverband de plaatselijke kerken hun christelijk vrijheid en brengt ze in gewetensnood. Het medicijn hiertegen is een scheutje meer Marnix.