Eén familie – twee kerken gaan samen verder

In het plaatselijk kerkblad schrijf ik regelmatig een stukje over de Generale Synode 2020 waar ik naar afgevaardigd ben. Dit artikel gaat over wat er in februari besproken is over de fusie tussen NGK en GKV. 

Waarover spraken zij daar op de synode in februari 2020? Over de NGK en over MVEA. Dat klinkt lekker geheimzinnig. Maar dat is het niet. In dit stukje ga ik in op het eerste – de NGK.

Twee kerken gaan samen verder

NGK staat voor ‘Nederlands Gereformeerde Kerken’. Dat zijn de bijna 90 kerken die ruim vijftig jaar geleden ontstaan zijn in de ‘buiten-verband-kwestie’. In de jaren ’60 van de vorige eeuw was er veel spanning in onze gereformeerd-vrijgemaakte kerken. Op de landelijke synodes van 1964/65 en 1966/67 en 1969/70 kwam dat uitgebreid aan de orde. Twee thema’s waren erg belangrijk: de tolerantie richting dominees die openlijk tegen bepaalde onderdelen van de belijdenis ingingen (over de uitverkiezing en over de zogenaamde ‘zieleslaap’); en de wens van een aantal dominees om, soms zelfs tegen hun eigen kerkenraad in, samensprekingen met de synodaal-gereformeerde kerken aan te gaan. De ‘Open Brief’ die door 25 personen, vooral predikanten, ondertekend was, zorgde ervoor dat de onrust uitgroeide tot een regelrechte breuk. Gevolg: 40% van de predikanten (zo’n 100 van de 250) en 25% van de kerkleden (zo’n 23.000 van de 108.000) stapten zelf uit het kerkverband of raakte buiten het kerkverband. Bijna een kwart van de dominees werd weer synodaal-gereformeerd, net als enkele duizenden kerkleden. En dat terwijl de synodaal-gereformeerde kerkerken in die jaren ’60 steeds meer ruimte boden voor vrijzinnige gedachten en meningen, die door predikanten en hoogleraren als Kuitert en Wiersinga openlijk verkondigd werden.

Gelukkig bleef de rest van de buiten-verband-predikanten en het overgrote deel van de kerkleden vasthouden aan de bijbelgetrouwe gereformeerde prediking. Vanaf het eind van de jaren ’70 noemen ze zichzelf ‘Nederlands Gereformeerde Kerken’. Ze waren wel wat moderner in hun vormen dan wij als GKV. En ook wat onafhankelijker, omdat ze licht allergisch geworden waren voor alles wat naar een strak kerkverband riekte.

NGK GKV een kerk (2)Nu zijn we 50 jaar verder. In 2017 vonden GKV en NGK elkaar op bijna alle punten die met de Bijbel en de belijdenis te maken hebben. Men besloot toen om in 2020 de volgende stap richting een fusie te zetten. Dus hebben we begin februari twee dagen samen vergaderd, als Landelijke Vergadering van de NGK en Generale Synode van de GKV. Dat waren twee prachtige dagen. Er is veel tijd besteed aan het verleden. Wat zijn er toen, in het heetst van de strijd, van beide kanten veel mensen beschadigd geraakt! Dat hebben we uitgesproken naar elkaar toe. Hoe goed was dat! En we spraken met elkaar door over hoe we vandaag als gelovigen en als kerken Christus willen volgen door midden in de samenleving te staan én trouw te zijn aan zijn Woord, de Bijbel. Ook daarin herkenden we elkaar. Ook hoorden we dat de geestelijke herkenning plaatselijk sterk is toegenomen in de afgelopen jaren. Dus konden we unaniem (!!) besluiten: voort te gaan op de weg naar de vorming van één kerkgemeenschap met de NGK en de GKV

Synode bloemstukDe gezamenlijke vergadering werd afgesloten met een Avondmaalsviering. Dat deden we niet op eigen houtje als GKV-synodeleden en landelijke NGK-afgevaardigden. We vierden het in een kerkdienst die belegd was door de sinds kort gezamenlijke NGK-GKV-gemeente van Nunspeet. We zongen er o.a. Psalm 133 en Opwekking 767 bij.

Zelf ben ik dankbaar voor de hereniging met de NGK. We zijn allebei kerken die op bijbels-gereformeerde staan én een open blik naar de samenleving hebben. Onder Gods zegen willen we nu samen verder, onderweg naar één kerk.

Familie

Hoe mooi en hoe heerlijk
Als wij als familie
Als broers en als zussen
Om elkaar geven
En open en eerlijk
Met elkaar omgaan
De vrede bewaren
En eensgezind leven

En het mooiste geschenk
Wordt ons gegeven
De zegen van God
Een eindeloos leven

Opwekking 767

 

NGK en GKV gaan samen verder

GS LV kaarsHet was wat frisjes, maar iedereen stond stralend op de groepsfoto zaterdagmiddag 8 februari. Vanaf vrijdagmorgen hadden we als leden van de Landelijke Vergadering van de NGK en van de Generale Synode van de GKV met elkaar kennisgemaakt. Aan het begin werd symbolisch de eenheidskaars aangestoken. Die  zal vanaf nu op alle gezamenlijke vergaderingen branden. De twee dagen waren voor mij een bijzonder positieve geestelijke ervaring.  Het unanieme besluit om “voort te gaan op de weg naar de vorming van één kerkgemeenschap” vond ik prachtig passen bij wat Paulus schrijft: “Nu u door Christus zozeer bemoedigd wordt en liefdevol getroost, nu er onder u zo’n grote verbondenheid met de Geest is (…), maak mij dan volmaakt gelukkig door eensgezind te zijn, één in liefde, één in streven, één van geest.” (Fil. 2:1+2). En na deze stap op landelijk niveau dacht ik meteen ook aan die andere woorden uit dezelfde brief: “In ieder geval, laten we op de ingeslagen weg voortgaan.” (Fil.3:16).Op de website ‘Onderweg naar één kerk’ staat een uitgebreid verslag. Dat laat ik hieronder graag aan iedereen lezen. Ook raad ik iedereen aan om het interview dat de beide voorzitters na afloop gaven, te beluisteren.

Door op de weg naar één kerkgemeenschap

‘Bij alles wat we nu gaan doen, houden we voor ogen dat we samen één kerk willen worden, één kerkgemeenschap. Zo vat Frans Schippers het besluit samen dat op 8 februari jl. door de landelijke vergadering (NGK) en generale synode (GKv) gezamenlijk en unaniem genomen is. Schippers is voorzitter van de landelijke vergadering.

Dit zogeheten koersbesluit, voorbereid door de regiegroep hereniging, maakt van het in 2017 uitgesproken verlangen om één kerkverband te gaan vormen een concreet besluit: we gaan het, als God het wil, nu ook daadwerkelijk dóen. ‘We geloven dat Christus ons drijft,’ zegt Schippers daarover in een dubbelinterview na afloop van het nemen van het koersbesluit. ‘Hij vraagt ons, denkend aan het gebed van de Heer Jezus zelf, dat wij dienend zijn als wij streven naar kerkelijke eenheid in onze verbanden. Dat willen we heel graag, daar verlangen we naar.’

GS LV beide voorzittersHet ‘koersbesluit’ luidt als volgt: we besluiten om voort te gaan op de weg naar de vorming van één kerkgemeenschap met de Nederlands Gereformeerde Kerken/Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt); dit nemen we als uitgangspunt voor alle overige besluiten van deze generale synode/landelijke vergadering.

Eén van de gronden onder dit koersbesluit is de dankbare constatering dat het voorgenomen besluit van 11 november 2017 om te komen tot één kerkgemeenschap weerklank vindt in de kerken. De geestelijke herkenning heeft in lokale situaties en kerkelijke commissies geleid tot sterk toegenomen samenwerking. Het is de hoop en het gebed van beide vergaderingen dat het tot eer van God en tot zegen van de kerken zal zijn dat de ontvangen eenheid concreet vormgegeven wordt.

Huwelijksaanzoek

Dit koersbesluit heeft een lange voorgeschiedenis, vertelt ds. Melle Oosterhuis in datzelfde interview. Oosterhuis, preses van de generale synode, noemt begin jaren negentig als het moment waarop er al gesprekken op gang kwamen tussen beide kerkverbanden, met het oog op hereniging. ‘Die gesprekken hebben uiteindelijk geleid tot herhaalde aanzoeken van de kant van de NGK naar de GKv. Het heeft tijd gevraagd om ons daarop te bezinnen, maar ten slotte, in 2017, konden we die verzoeken niet meer weerstaan.’

Zingen en bidden

GS LV groepsfotoDe circa 70 afgevaardigden naar de gezamenlijke vergadering kwamen op 7 en 8 februari voor het eerst bij elkaar. Een belangrijk doel van deze besloten bijeenkomst was kennismaking en bezinning. Onder leiding van begeleiders van het Praktijkcentrum en de NGT is in kleine groepen doorgesproken over het document ‘Verlangen naar een nieuwe kerk.’Er was in het programma veel tijd ingeruimd voor Bijbellezing, gezamenlijk gebed en aanbidding. Na het unaniem genomen koersbesluit werd bijvoorbeeld  Psalm 150 gezongen: ‘Looft De HEER, uw God, alom.’ Het lied ‘U leert ons lopen over water’ (Opwekking 789) gaf woorden aan wat sommigen ervaren bij het proces van eenwording. Zo werden er tijdens deze dagen meer dan eens, al dan niet gepland, door middel van liederen woorden gegeven aan wat er leefde en speelde.Uit alles bleek dat door deze gesprekken van hart tot hart het onderlinge vertrouwen gegroeid is. In een evaluatie na afloop van de kennismakingsdagen werd gesproken over vertrouwen om samen door te gaan op de ingeslagen weg: ‘We zitten op de goede toonhoogte.’ Gerefereerd werd aan wat Paulus schrijft in zijn brief aan de Filippenzen: laten we op de ingeslagen weg voortgaan (3:16) vanuit grote verbondenheid met de Geest, eensgezindheid en eenheid in liefde (2:1,2).

Geen dwang

GS LV Ad de BoerVoorafgaand aan de bespreking van het koersbesluit maakte regiegroepvoorzitter Ad de Boer duidelijk dat het koersbesluit niet gaat over wat kerken nu plaatselijk al dan niet moeten gaan doen. ‘Het koersbesluit is een vertrekpunt voor de beide vergaderingen. Het zegt niets over het tempo van het vervolgtraject; het is zeker geen mal waar alles doorheen geperst moet worden.’ Oosterhuis benadrukte dat nogmaals in het genoemde interview. Hij weersprak met klem de vrees van plaatselijke kerken: moeten wij nu stante pede gaan fuseren terwijl we daar nog helemaal niet klaar voor zijn? Oosterhuis: ‘Laten de kerken zich daar geen zorgen over maken. Ook als we één kerk worden, kun je nog heel lang plaatselijk naast elkaar een van oorsprong Nederlands Gereformeerde en een van oorsprong vrijgemaakte kerk hebben, die samen deel uitmaken van dat ene nieuwe kerkverband. Er is geen sprake van iets wat als dwang gevoeld moet worden naar aanleiding van dit koersbesluit.’In het vervolgproces komen nog tal van onderwerpen aan de orde. Schippers noemde er bij de bespreking van het koersbesluit twee: de vraag welke ruimte de nieuwe kerkorde biedt voor verschillen tussen plaatselijke gemeenten, en de uitdaging om zo belijdende kerk te zijn dat je voortbouwt op de kerk van het verleden, en tegelijk rekening houdt met veranderde tijden.

Avondmaal

GS LV Psalm 150Na afloop van de bespreking van het koersbesluit is door alle aanwezigen gezamenlijk het heilig avondmaal gevierd onder verantwoordelijkheid van NGKv De Brug uit Nunspeet. In zijn preek over Psalm 133 wees ds. Kees de Groot erop dat het Gods Geest is die de eenwording bewerkt en niet de regiegroep. In de liederen klonk de lof op Vader, Zoon en heilige Geest. ‘Het was een hele fijne, feestelijke viering,’ aldus Schippers, ‘want we hebben ervaren dat we dit ontvangen hebben van God. We weten dat dit niet vanuit menselijke kracht is. We weten, en hebben de afgelopen dagen ervaren, dat God dit in ons werkt. We zijn gedreven door de liefde van Christus. Die gedrevenheid, die verbondenheid, die hebben we met elkaar gevierd in het avondmaal. Dat was fantastisch.’ LV en GS trekken vanaf nu veel samen op. Het koersbesluit vormt de basis om over al die onderwerpen die met de eenwording te maken hebben, gezamenlijk te vergaderen. Het rapport van de regiegroep wordt op 7 maart a.s. door de gezamenlijke LV/GS besproken.

Bij de foto’s: voorzitters Frans Schipper (LV NGK – links)  en Melle Oosterhuis (GS GKV – rechts); Ad de Boer, voorzitter van de Regiegroep

Kerkelijke eenwording NGK en GKV bij een open Bijbel

GS LV kaarsDe Nederlandse Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt zijn op weg naar kerkelijke hereniging na 50 jaar gescheiden optrekken.  Vandaag, vrijdag 7 februari, was de eerste gezamenlijke vergaderdag van de Landelijke Vergadering van de NGK en de Generale Synode van de GKV. Als voorbereiding kregen alle afgevaardigden een ‘Dagboekje over kerkelijke eenwording’, geschreven door synodevoorzitter ds. Melle Oosterhuis, n.a.v. het bijbelgedeelte uit Efeziërs 4:15+16.

Wie zich betrokken voelt bij dit proces van eenwording kan nu ook dit dagboekje gaan lezen door op deze link te klikken. En ook hieronder staan de zeven korte overdenkingen.

Kerkelijk eenwording – Wat drijft je?

Dag 1    15 Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden  en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar  hem die het hoofd is: Christus. 16 Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.

NGK-GKV

Waarheid

Lezen:   Joh. 17:15-19

Paulus ziet als eerste fase van het proces van kerkelijke eenwording een groeiproces voor zich, waardoor gelovigen toegroeien naar Hem die het Hoofd is, Christus. En wil dat groeiproces ons daadwerkelijk bij Christus brengen, dan is eerste voorwaarde, dat wij, zoals Paulus het uitdrukt, ons aan de waarheid houden. ‘Je aan de waarheid houden’, dat kan verworden tot een formele aangelegenheid. Abstracte schriftgeleerdheid, waarmee je jezelf sterk waant en elkaar de maat neemt.

Vraag: Welke klank en inhoud krijgt ‘je aan de waarheid houden’ als je daar de woorden van Jezus uit Johannes 14:6 naast legt?

 

Dag 2    15 Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar  hem die het hoofd is: Christus. 16 Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.

Gemeenschap

Lezen:   Joh. 17:20-21

In de nacht van zijn verraad bidt Jezus om de eenheid van al degenen, die door de verkondiging van de apostelen tot geloof komen. Jezus geeft daarbij aan, dat dit ‘één zijn’ alles te maken heeft met het één zijn van de gelovigen met de Vader en de Zoon. Zoiets beluister ik ook in de woorden van Paulus in Ef. 4:15. Wil de gemeente volledig toegroeien naar Hem die het Hoofd is, dan is voorwaarde dat er sprake is van liefdevol samen optrekken.

Vraag: Kun je je voorstellen, dat onderlinge verdeeldheid schadelijk is voor het toegroeien naar Christus? Hoe werkt dat?

 

Dag 3    15 Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar  hem die het hoofd is: Christus. 16 Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.

Onverdeeld

Lezen:   Joh. 17:22, 23

Jezus brengt tegenover de Vader zijn doel van de eenheid van hen die in hem geloven heel sterk onder woorden: Dat ze volkomen één zijn. De echo daarvan beluister ik in wat Paulus in Ef. 4:15 schrijft over samen volledig toegroeien naar Christus. Dat zegt iets over het einddoel van de volmaaktheid. Maar dat zegt ook iets over de weg waarlangs die volmaaktheid bereikt moet worden. Het vraagt om een onverdeeld hart. Alleen de onverdeelde toewijding aan Christus werkt samenbindend bij de gelovigen onderling.

Vraag: Ga bij jezelf na, of er andere goden zijn, die jouw onverdeelde toewijding aan Christus ondermijnen.

 

Dag 4    15 Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar  hem die het hoofd is: Christus. 16 Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.

Samenhang

Lezen:   1 Kor. 12:14

Tot nu toe ging het vooral over de gezamenlijke blikrichting die ons onderling verbindt en samen doet toegroeien naar Christus. In vers 16 wijst Paulus op een omgekeerde beweging. Vanuit het Hoofd Christus naar de gelovigen toe. Vanuit Hem krijgt hun gezamenlijkheid steeds meer samenhang. Christus maakt dat ze steeds meer met elkaar krijgen. Een weg inslaan van kerkelijke eenwording kan voelen als een sprong in het diepe. Waar loopt het op uit? Wat levert het op? Zal ik me thuis voelen in de kerkgemeenschap die ontstaat. Wat is bij die onzekerheid dit een bemoedigende belofte.

Vraag: Of niet? Kan het vooruitzicht van zo’n hechte gemeenschap je ook beklemmen?

 

Dag 5    15 Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar  hem die het hoofd is: Christus. 16 Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.

Bijdrage

Lezen:   1 Kor. 12:24b-27

Er wordt in de bijbel in verschillende beelden gesproken over de opbouw en de structuur van de kerk. Paulus gebruikt in Ef. 2:21 het beeld van bouwstenen die, alles bij elkaar, een gebouw vormen. Dat maakt een passieve indruk. Petrus maakt er ‘levende stenen’ van, die zich laten gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. (1 Pt. 2:5) Paulus gebruikt in 1 Kor. 12 het beeld van een lichaam dat uit een veelheid van lichaamsdelen bestaat. Maar al die beelden hebben één ding gemeen. Geen van de onderdelen kan gemist worden. Je bent onmisbaar in de kerk.

Vraag: Hoe voelt het voor jou, onmisbaar te zijn in de kerk?

 

Dag 6    15 Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar  hem die het hoofd is: Christus. 16 Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.

Talent

Lezen:   1 Kor. 12:4-11

Onmisbaar zijn in de kerk loopt in de praktijk zomaar uit de hand. Je voelt je geroepen om overal aan mee te doen en voor alles beschikbaar te zijn. In de gemeente van Korinthe ontspoorde het en liep het uit op onderlinge rivaliteit. De bijdrage van de één wilde de ander ook kunnen leveren, liever nog overtreffen. Paulus benadrukt daarom, dat er verscheidenheid in gaven is die met zich meebrengt dat alle leden hun eigen specifieke aandeel mogen leveren. Jouw talent wil de Geest tot z’n recht zien komen. Dat bedoelt Paulus ook met ‘ieder draagt naar vermogen bij’. Dat betekent niet, dat je tot het uiterste moet gaan, maar dat jij met jouw talent tot je recht komt.

Vraag: Herken jij bij jezelf talenten, waarvan je hoopt dat die in de verenigde kerk tot hun recht kunnen komen?

 

Dag 7    15 Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar  hem die het hoofd is: Christus. 16 Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.

Liefde

Lezen:   1 Kor. 13:4-7

Paulus komt in zijn brief aan de gemeente te Korinthe, na een hoofdstuk over de veelheid en verscheidenheid van gaven van de Geest in de gemeente, uit bij een gave waarvan het belang dat van al die andere gaven overtreft, de liefde. Die gaven is er niet één naast al de andere. Het is de gave waarin allen mogen delen en die voorwaarde is voor het effect van alle andere gaven en talenten. Bij die gave komt Paulus ook uit in Ef. 4:16. Daar gaat het om de onderlinge liefde, in de eerste plaats in de zin van het inzetten van talenten en het dankbaar erkennen en honoreren van elkaars talenten.

Vraag: Welke bijzondere talenten hoop je dat de NGK en de GKV in de eenmaal verenigde kerk bij elkaar opmerken en te honoreren?

 

 

Bye bye Canada & Australia, welcome Chinese Indonesia

De eerste vergaderweek van de Generale Synode van Goes zit erop. Het was de buitenlandweek. Die duurde vier dagen, van dinsdagavond tot zaterdagmiddag. Ruim 20 gasten vanuit heel de wereld waren aanwezig namens 12 kerken uit Australië, Indonesië, Zuid-Korea, India, Sri Lanka, Congo, Zuid-Afrika, Brazilië, Verenigde Staten, Canada en Oostenrijk waren aanwezig, een aantal met hun echtgenotes.

Buitenlandweek foto vergadering wo-moWie afgaat op wat het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad schreven, krijgt de indruk dat het beladen dagen waren, omdat vier buitenlandse kerken zware kritiek op de GKV leverenden vanwege de Man/Vrouw-besluiten. Twee andere kerken uitten ook, maar dan op een wat meer vriendelijke manier, hun bezorgdheid.

En inderdaad, ik vond het een zware, beladen week. Maar gelukkig waren er ook mooie momenten. Die kregen helaas wat minder aandacht in de pers. Als GKV gingen we een zusterkerkrelatie aan met de Geraja Kristus Tuhan (‘Kerk van Christus de Heer’) uit Indonesië. Die kerk is zo’n 100 jaar geleden ontstaan onder Chinezen in onze voormalige kolonie en heeft zo’n 25 jaar geleden de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis als belijdenisgeschriften aangenomen. Ze leverden hun bijdrage aan de discussie over de vrouw in het ambt en vertelden over hun jongerenwerk. Ook de inbreng van de kerken uit Noord-Oost-India over hun jongerenwerk en de gesprekken met de broeders uit de andere kerken waren positief en opbouwend. Ook werd er veel gezongen, in het Engels, het Frans, het Indonesisch en in een Papua-taal. Het klonk beslist vrolijker dan het Nederlands Dagblad suggereerde.

GKT foto DomingiusToch hakten de toespraken van m.n. de drie emigrantenkerken uit Canada, Australië en Zuid-Afrika er bij mij wel in. De Canadezen begonnen hun toespraak als volgt: ‘Het is over. Tenminste voor nu. Wij zijn er niet van overtuigd dat u wilt leven en luisteren naar Gods Woord.’  Dus is in 2019 de zusterkerkrelatie met de GKV verbroken, mogen GKV-predikanten niet meer voorgaan in de Canadese kerken en worden GKV-leden niet meer, of alleen na een stevig gesprek, toegelaten tot het Avondmaal. Ook waren de Canadeze afgevaardigden, net als die van Australië, bewust afwezig op donderdagavond in de kerkdienst waarin ds. Mayer uit Oostenrijk voorging en het Avondmaal gevierd werd. Zelfs als gast de kerkdienst bijwonen zonder het Avondmaal mee te vieren was blijkbaar een stap te ver. Extra schrijnend en tamelijk schaamteloos vond ik, dat op het moment dat alle synodeleden en overige buitenlandse gasten samen in Harderwijk in een kerkdienst God loofden en prezen,  de Canadezen in conferentieoord Mennorode, dus op de locatie waar alle gasten vier dagen en nachten door onze kerken ontvangen zijn, uitgebreid met vier predikanten van het in oorsprong schismatieke nieuw-vrijgemaakte kerkverband DGK spraken over mogelijke kerkelijke contacten. En als je dan ook nog hoort dat de Canadeze predikant op de zondagmiddag na de synode zal voorgaan in een kerkdienst van een gemeente van het tweede, eveneens in oorsprong schismatieke nieuw-vrijgemaakte kerkverband GKN, waar ze net als met de GKV geen kerkelijke zusterkerk-relatie hebben, dan geeft dat bij mij een nogal dubbel gevoel.

Ook de Australische bijdrage was nogal pittig. We staan niet meer op hetzelfde fundament, dus als we nog wel over een heleboel dingen samen bijbels denken, is dat net zo toevallig als de overeenkomsten die je als gereformeerd christen kunt hebben met een rooms-katholieke christen. Daar kun je de HERE dankbaar voor zijn, maar dat is geen basis voor kerkelijke eenheid. De Zuid-Afrikaanse bijdrage bestond o.a. uit de wens dat God binnen de GKV toch nog licht mag laten schijnen in de duisternis (een verwijzing naar 2 Petrus 1:19), omdat het profetische woord van God bij ons eigenmachtig wordt uitgelegd (een verwijzing naar 2 Petrus 1:20). Zulke woorden doen pijn.

Ernst Synode 2020Net als de meeste of misschien wel alle synodeleden herken ik me niet in deze zware verwijten. Natuurlijk is het zo dat wij als GKV veranderd zijn. Maar zijn we afgegleden naar onschriftuurlijke leringen? Nemen we Gods Woord niet meer serieus? Belijden we alleen maar op papier dat we bijbels-gereformeerd zijn? En is het zo erg gesteld met ons als kerken, dat we niet meer samen in een kerkdienst Gods Woord kunnen horen en het Avondmaal vieren?

Op de synode maakte ik deel uit van een commissie van vijf synodeleden (de predikanten Boersma, Bruinsma, van Hemmen, van Wijk) die de besluiten van Deputaten Buitenlandse Betrekkingen moest voorbereiden. We hebben alle brieven van de buitenlandse kerken gelezen. We hebben die op ons laten inwerken. We hebben ons afgevraagd en om wijsheid gebeden hoe we daarop zouden moeten reageren. Dat hebben we gedaan, na de bijdragen van zeven buitenlandse kerken, met de volgende woorden, waarin we verwijzen naar de apostel Paulus uit zijn tweede brief aan de Korintiërs en naar Johannes Calvijn:

De apostel Paulus schreef drie brieven naar de gemeente van Korinthe. De enige brief waarvan de Heilige Geest het in zijn liefde en wijsheid niet nodig heeft gevonden de inhoud aan ons bekend te maken noemen we de ´tranenbrief´. Paulus heeft in die brief zijn zorg en ongenoegen geuit over de gemeente van Korinthe.

Toen ik u schreef was ik terneergeslagen en bedrukt en stonden de tranen in mijn ogen. Ik wilde u geen pijn doen, maar u laten weten hoezeer ik u liefheb. (2 Kor.2,4)

Bij onze zusterkerken proeven we dezelfde zorg en dezelfde bewogenheid als bij Paulus. De dankbaarheid die wordt geuit over contacten die er waren en de steun die ontvangen is die in verschillende brieven naar voren komt, getuigen daarvan, evenals de gebeden waarvan we in enkele brieven worden verzekerd. Wij verstaan de teleurstelling en het verdriet van onze zusterkerken in de brieven n.a.v. de besluiten van de vorige synode. Wij zijn ons welbewust van het veranderende klimaat en van de veranderingen in ons denken. Ook wij waren een aantal decennia geleden in oppositie tegen kerken, waar zusters in het ambt toegelaten werden.

Ondanks dat voelen we ons gedrongen een appel op uw kerken te doen om de band met onze kerken niet te verbreken of die te herstellen. We hopen dat deze synode mag de diepe band die ons bindt in Jezus Christus mag laten zien. Dat we kunnen bijdragen aan elkaars vreugde in onze Heer Jezus Christus.

Daarom willen we graag getuigen dat door de synode van 2017 niets bindend aan de kerken is opgelegd. Ook aan geen enkele buitenlandse zusterkerk. Mochten de gronden onder de besluiten aanleiding geven tot een andere conclusie, dan hopen en bidden we dat deze synode de wijsheid geschonken wordt samen met u en alle heiligen in ieder geval deze indruk weg te nemen.  De synode van 2017 heeft ook daarin Paulus willen navolgen: Wij willen niet over uw geloof heersen,  maar juist bijdragen aan uw vreugde. U hebt tenslotte een vast geloof. (2 Kor.1 , 24)

Br. Peter Bakker, de voorzitter van Deputaten BBK, citeerde in zijn toespraak uit de Institutie van Calvijn. Wij zouden daaraan een citaat aan willen toevoegen. Calvijn zegt ook:

“Volgens mij is de zuivere bediening van het Woord en het zuivere gebruik en de zuivere bediening van de sacramenten dus een duidelijk bewijs dat we een gemeenschap waarin die beide aanwezig zijn, veilig als echte kerk kunnen accepteren. De betekenis daarvan gaat zo ver dat we zo’n kerk nooit mogen afwijzen zolang ze die beide dingen vasthoudt. Zelfs al zit ze verder vol fouten.

Sterker nog, er kan zelfs in de bediening van de leer of van de sacramenten een fout sluipen, zonder dat we ons daarom van haar gemeenschap mogen vervreemden. De apostel Paulus zegt: ‘Laten wij daarom, zovelen als er volmaakt zijn, hetzelfde denken. Als jullie iets anders denken, dan zal God jullie ook dat openbaren.’ (Filippenzen 3:15)

Maakt Paulus daarmee niet voldoende duidelijk dat verschil van mening over dingen die niet zo nodig zijn, tussen christenen geen reden mogen zijn om uit elkaar te gaan?

Het is vooral belangrijk dat we het over alles eens zijn. Maar er is niemand die niet gehuld is in een mist van onwetendheid. Daarom kan het niet anders of we moeten onbegrip vergeven in die dingen waarin we onwetend mogen zijn zonder dat we de kern van de godsdienst schenden of ons behoud verliezen.

Maar het is niet mijn bedoeling om hiermee zelfs maar de kleinste dwalingen in bescherming te nemen, alsof ik zou vinden dat die vriendelijk door de vingers gezien zouden mogen worden. Nee, ik bedoel dat we de kerk niet zomaar, om een of ander klein meningsverschil, mogen verlaten. Als in die kerk maar de gezonde leer van ons behoud bewaard blijft, waarin de vroomheid ongeschonden overeind staat. En als de sacramenten er maar gebruikt blijven worden zoals de Heer die heeft ingesteld. En als we dan ondertussen maar ons best doen om te corrigeren waar we ontevreden over zijn, dan doen we onze plicht.” (citaat uit Institutie IV 4.1.12 – vertaling Gerrit Veldman)

Met Paulus zouden wij als commissie willen zeggen: Beginnen we onszelf weer aan te bevelen? Of hebben we net als sommige anderen aanbevelingsbrieven voor of van u nodig? U bent zelf onze aanbevelingsbrief, in ons hart geschreven, maar voor iedereen te zien en te lezen. ( 2 Kor 3 : 1 -4)

We zijn ook van mening niet dat wij onszelf niet opnieuw bij de zusterkerken moeten aanbevelen. Wel zouden we van onze kant graag willen dat we in de nabije toekomst gaan bouwen aan nieuwe en herstelde structuren en verbindingen. Dat onze kansels blijvend voor uw dienaren van het Woord open staan en de maaltijd van de Heer met u blijven genieten. Graag zouden we willen uitspreken dat we wat ons betreft sámen blijven staan op het fundament van Schrift en belijdenis. Zonder vooruit te lopen op de uitkomst van de behandeling van uw brieven en de revisieverzoeken uit de kerken. Dat we samen biddend om de leiding van de Heilige Geest, Gods Woord proberen toe te passen in onze tijd,  dat we daarbij soms tot verschillende conclusies mogen komen.

We willen afsluiten met dit Engelse lied:

Christ is made the sure foundation,

Christ the head and cornerstone,

chosen of the Lord and precious,

binding all the church in one;

holy Zion’s help forever,

and her confidence alone.

 

To this temple, where we call thee,

come, O Lord of hosts, today:

with thy wonted loving-kindness

hear thy people as they pray;

and thy fullest benediction

shed within its walls alway.

 

 

GKV synode GOES 2020 van start

Synode bloemstukEén keer per drie jaar wordt er in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) een ‘generale synode’ gehouden. Dat is een landelijke vergadering waarin alle GKV-kerken vertegenwoordigd zijn. Als het een beetje mee zit, wordt dit jaar de laatste GKV-synode gehouden, omdat we als GKV in 2020 het besluit hopen te nemen om te gaan fuseren met de NGK (Nederlands Gereformeerde Kerken). Daarna krijgt het nieuwe kerkverband een nieuwe naam.

Op 15 november startte de synode met een kerkdienst in de GKV van Goes. Daarna vergaderde de synode op 16 november in Goes (we zijn er dan toch) en koos een moderamen van vier personen: ds. Melle Oosterhuis werd voor de tweede achtereenvolgende keer preses, ds. Dinand Krol assessor, ds. Rob Synode moderamen.jpgVreugdenhil scriba 1 en ds. Arjan Koster scriba 2 (foto: Ad de Boer). In de kerk van Goes stond een prachtig liturgisch bloemstuk, speciaal voor de synode gemaakt: het hart van God, de veelkleurigheid van Gods kinderen en het touw als symbool van Gods trouw.

Vanaf volgende week vergadert de synode met vaste regelmaat in conferentieoord Mennorode in Elspeet. Vanuit Assen scheelt dat een behoorlijk stuk. De vier regio’s –Noord, Oost, Zuid, West– hebben elk 4 predikanten en 4 ouderlingen aangewezen om de kerken te vertegenwoordigen. Net als in 2011 ben ik één van de 32 afgevaardigden. De week vóór de officiële opening hebben we in Mennorode al kennis met elkaar gemaakt en de eerste instructies ontvangen. We vergaderen in een apart gebouw, de Grote Zaal. Het fleurige, kleurige plafond zorgt meteen al voor een goede sfeer.

Synode vergaderzaal‘Heb je er zin in of zie je er tegen op?’ vragen sommige mensen mij. Mijn antwoord is dan: het eerste. Synodewerk is veel werk achter de schermen. Maar een kerkverband met 114.905 leden (volgens het Handboek 2019) moet wel bestuurd worden. Het gaat over veel onderwerpen. Dat maakt het boeiend, vind ik. Het gaat ook over belangrijke onderwerpen. Het verzoek van veel plaatselijke kerken om nog eens goed te kijken naar de Man/Vrouw-besluiten en het herstel van de breuk van 1967 zodat ‘binnenverbanders’ (GKV) en ‘buitenverbanders’ (NGK) weer samen één kerkverband willen gaan vormen zijn voor veel kerkenraden en gemeenteleden wel de belangrijkste twee items . Dat maakt het ook spannend, want soms lopen de meningen over wat bijbels-gereformeerd is flink uiteen. Maar daar zie ik niet tegenop. De kerk is niet van 32 mensen die mogen beslissen hoe het verder moet met de vrijgemaakte kerk. We zijn allemaal van Christus en Hij zorgt via mensen voor zijn kerk, plaatselijk en landelijk en wereldwijd. En Hij heeft beloofd dat Hij ons zal leiden door zijn Woord en Geest als we Hem bidden om wijsheid. Dus voel ik wel de verantwoordelijkheid, zie ik ook de spanningen wel, maar is het voor mij persoonlijk geen zware taak waar ik enorm tegenop zie. Zeker niet als ik weet dat ik niet alleen zelf om die wijsheid bid, maar dat ook door heel veel andere gelovigen persoonlijk en in heel veel kerken op zondag voor het synodewerk gebeurt.

JOCHEM DOUMA KIJKT TERUG – 75 jaar Vrijmaking vanuit een persoonlijk retro-perspectief

Het zal ergens halverwege de jaren ’80 geweest zijn. In Zwolle was de gereformeerde studentenvereniging Absens Carens opgericht. Elk jaar werd het bestaan ervan gevierd met een feestelijke avond, de dies (uitspraak: die-yes). Op één van de eerste dies (meervoud, spreek uit: die-jees) speelde een cabaretgroep die later uitgroeide tot Talkpoeder een sketch waarin jonge gereformeerde studenten al hun levensvragen ter sprake brachten. En wie vroegen ze daarbij om advies? Altijd dezelfde man: professor Douma. Want Douma had alle antwoorden. Hij gaf immers al vanaf 1970 ethiek aan de vrijgemaakt-gereformeerde Theologische Universiteit? Telkens weer begon een vraag met: ‘Beste professor Douma, wat vindt u van …’ – en dan kwam er weer een prangende ethische kwestie die menig student bezig hield.

Douma JochemInmiddels zijn we meer dan 30 jaar verder. Het is 2019. De Vrijmaking vond 75 jaar geleden plaats. En professor Douma brengt zijn allerlaatste boek uit: een autobiografie. Daarin kijkt hij volgens de tekst op de achterkant terug op zijn ‘werkzame leven dat  voor een groot deel samenvalt met de geschiedenis van de vrijgemaakte kerken.’ Ik heb het boek met veel plezier gelezen. Douma (het klinkt wat kil en kaal, ik schrijf liever ‘professor Douma’ maar dat is weer zo officieel, en ik vind het niet zo passend om ‘Jochem’ te zeggen) heeft een prettige schrijfstijl. Als de materie je interesseert, lees je zo hele hoofdstukken weg. Er staan ook amper storende fouten in het 460 bladzijden dikke boek (ik kwam ergens een dubbeling tegen en op blz. 224 staat een verkeerd jaartal onder een foto – 1961 moet 1981 zijn). Een paar dingen die mij opvielen wil ik noemen.

Cultuur en Vreemdelingschap

In 1966 promoveerde Douma in Kampen op het onderwerp ‘algemene genade’. Hij vergeleek de visies van Calvijn, Kuyper en Schilder met elkaar. Terugkijkend schrijft hij dat hij nu, vijftig jaar later, er op één punt anders tegenaan kijkt. In 1966 koos hij voor de opvatting van Calvijn als het gaat om de verhouding tussen ‘cultuur en vreemdelingschap’. Calvijn legde veel nadruk op het feit dat een christen altijd een zwerver is op aarde, vervuld van verlangen naar de hemel. Kuyper en Schilder stonden daar veel positiever tegenover. Bij de schepping gaf God de mens de opdracht om de aarde te ontwikkelen: het cultuurmandaat. In 2017 vindt Douma dat die twee niet tegenover elkaar hoeven te staan. In tijden van vervolging en onderdrukking kom je misschien eerder bij de visie van Calvijn uit, maar er zijn ook tijden waarin christenen hun geloof in alle vrijheid kunnen uitdragen in de samenleving. “Wij hoeven dus niet bij een negatieve of gereserveerde houding tegenover de politiek  en de cultuur in het algemeen uit te komen” (blz. 143). Je mag je als christen positief inzetten tot Gods eer in deze wereld. Dat leidt tot veranderingen in ons leven hier op aarde die “hun uitwerking in het dagelijks leven krijgen, tot in ons cultureel-bezig-zijn toe”(blz. 144).

Douma vindt deze correctie na meer dan vijftig jaar “een belangrijk punt” (blz. 129). Dat ben ik met hem eens. Ik voel me er alleen een beetje ongemakkelijk bij. Want enerzijds denk ik: ja, Douma heeft gelijk, we mogen ons als christenen volop begeven in de samenleving om daar present te zijn en die ten goede te veranderen. Toen Kuyper rond 1890 en Schilder rond 1950 dat zeiden, reageerden veel gereformeerden terughoudend. Ook Douma nog in 1966. Terwijl de samenleving uiterlijk nog behoorlijk christelijk was. Nu, in de 21e eeuw, gaan de ontwikkelingen in de samenleving zo snel, dat je je kunt afvragen: kan ik als christen hierin nog wel volledig mee gaan of moet ik op sommige terreinen toch voor een stukje bewust vreemdelingschap kiezen? Maar Douma neemt daar in 2017 meer afstand van dan in 1966. Dat vind ik ergens wat wringen. Maar zelf zit ik ook regelmatig in die spagaat, merk ik bij mijzelf.

De Open Brief en het vrijmakingsgeloof

Douma schrijft net zo uitgebreid over de Vrijmaking in de jaren ’40 als over de kerkscheuring in de jaren ’60. Hij doet dat vanuit de overtuiging dat de Open Brief ten onrechte de Vrijmaking denigrerend afdeed als ‘ons vaak klein vaderlands gedoe’ en opriep tot een oecumenisch streven ‘naar het niveau van de wereldkerk’ dat niet bijbels te verantwoorden is. Douma noemt het daarbij opvallend, dat een aantal ondertekenaars van de Open Brief, waaronder de opsteller ds. Schoep, zich uit overtuiging meteen aansloten bij de synodaal-gereformeerde kerken. Dat is voor mij ook altijd een raadsel gebleven: waarom hebben veel broeders en zusters die later Nederlands Gereformeerd geworden zijn niet ingezien dat de terugkeer van tientallen predikanten en honderden gemeenteleden naar de synodaal-gereformeerde kerk, die toen theologisch al behoorlijk modern geworden was, een logische stap was als je de inhoud van Open Brief serieus nam? Dat de overgrote meerderheid van de predikanten (40%!) en kerkleden (25%!) die buitenverband raakten die stap niet namen, vind ik een genadig geluk bij een diep triest kerkelijk ongeluk.

Want omgekeerd moet dit ook gezegd worden: de exclusiviteit waarmee de Vrijmaking voor heilig verklaard werd, kende in de jaren ’60 bij sommige voorgangers geen grenzen. Douma kan wel zeggen dat het niet nodig was om na de Vrijmaking uitdrukkelijk van ‘valse kerken’ te spreken als het om het synodale kerkverband ging, en dat ook Schilder dat niet deed (blz. 162). Maar Douma haalt ook de uitspraak van een vrijgemaakte predikant uit 1965 aan die openlijk schreef dat de zaak van Jezus Christus in Nederland alleen maar toekomst heeft als iedere oprechte christen het eens is over de betekenis van de Vrijmaking in 1944 (blz. 155). Daarvan zegt Douma even later dat deze uitspraak tekort schiet. “Wij moeten [als vrijgemaakten] geen oogkleppen op hebben, maar attent zijn op het werk dat Jezus Christus ook in ons land met of zonder, of zelfs buiten de vrijgemaakte kerken wil verrichten” (blz. 161). Daar ben ik het van harte mee eens en die open houding heb ik bij Douma altijd gewaardeerd. Maar ik vind wel dat hij veel te weinig in rekening brengt, dat deze exclusieve opvatting over de waardering van de Vrijmaking behoorlijk veel voorkwam in de zestiger jaren. In die tijd was mijn zeer gewaardeerde oud-leraar Latijn, Ph. Roorda Bzn, lector klassieke talen aan de Theologische Universiteit. Hij is uit overtuiging vrijgemaakt gebleven, maar wilde, net als zendingslector D.K. Wielenga, niet opnieuw z’n handtekening onder de Drie Formulieren van Eenheid zetten. Een ‘streek’ die de leiding van de T.U. in Kampen uithaalde om de professoren Veenhof en Jager en de lectoren Buwalda en Mulder bij weigering te kunnen schorsen mislukte hierdoor. Roorda zei jaren later tegen mij: “We hadden niet de moed om de kerkistische rechtervleugel aan te pakken, omdat we hen nodig hadden bij het bestrijden van de modernistische linkervleugel.” En professor J. Kamphuis hoorde ik in de jaren ’80 zeggen, toen in Grootegast ds. J. Hoorn vanwege zijn exclusieve kerkvisie werd geschorst en afgezet: “Bij ons vrijgemaakten is Christus wel eens te veel in de schaduw van zijn kerk komen te staan.” Dit kritische geluid hoor ik bij Douma veel minder, en dat vind ik jammer.

Ik sla een deel van het boek over, o.a. de twee interessante hoofdstukken over de rol van Douma bij de VBOK en tijdens de twee polio-uitbraken en het wat langdradige hoofdstuk over zijn bijzonder hoogleraarschap aan de Vrije Universiteit in Amsterdam over, want ik wil naar het einde van het boek toe: Douma’s afscheid van de GKV.

Het verval in de vrijgemaakte kerken

In 2001 schreef Douma in het boekje ‘Hoe gaan wij verder?’ dat hij veel veranderingen in de vrijgemaakte kerk zag. Toch was hij daarover niet verontrust, want je hoeft niet exclusief vrijgemaakt te blijven om bijbelgetrouw gereformeerd te zijn. Maar in 2009 gingen hem de ogen open voor “het verval in de GKV”, zoals hij het zelf op blz. 424 en daarna nog een aantal keren noemt. Aan de Theologische Universiteit werd dr. Stefan Paas benoemd als missionair docent. Zeven GKV-predikanten hadden hier bezwaar tegen gemaakt. In zijn proefschrift zou Paas zich veel te veel bij schriftkritische theologen hebben aangepast, hun standpunten hebben overgenomen en zelf het kleed van een schriftcriticus hebben aangetrokken zonder dat kleed ergens weer af te leggen. Douma was het met deze predikanten eens en vanaf 2010 brachten ze samen op de website gereformeerdblijven.nl hun gemeenschappelijke bezwaren tegen de gang van zaken in de GKV onder woorden.

Waaruit bestond dat “verval in de kerk” (blz. 428) volgens Douma? Daarin stelt Douma mij echt teleur. Hij noemt op blz. 428 vier punten, maar de voorbeelden die hij erbij noemt zijn in mijn ogen nogal zwak en soms zelfs tendentieus: 1) het verstaan van de Schriften – met als enige voorbeeld de promotiestudie van dr. Koert van Bekkum die de optie dat de zon en de maan in Jozua 10 echt hebben stilgestaan vanuit het literair gebruik van die tijd niet perse letterlijk genomen hoeft te worden. 2) de kerkdienst – met als enige voorbeelden dat er minder uit de catechismus gepreekt wordt, er steeds minder aandacht is voor zonde, schuldbelijdenis en bekering, en dat de psalmen onder orgelbegeleiding steeds vaker worden vervangen door opwekkingsliederen met “bandjes van allerlei soort en slagwerk.” 3) het christelijk leven – met als enig argument dat de GKV steeds zwakker optreden tegen samenwonen en homoseksuele relaties steeds meer worden geaccepteerd. 4) de oecumenische ontwikkelingen – Douma vindt het een teken aan de wand dat de GKV in 2011 de samenwerking met andere kerken goedkeurden, met voor hem als dieptepunt de deelname in 2010 aan de symbolische nationale synode van eenheid in Dordrecht.

Deze vier punten kwamen ook terug in een Appel op de synode van 2014. Als vijfde punt kwam daar het onderwerp ‘de vrouw in het ambt van predikant en ouderling’ bij. Over dat laatste is Douma heel duidelijk: “Wie vrouwen in de kerkenraadsbank of op de preekstoel wil krijgen, laat Paulus achter zich en zal zich aanpassen aan de culturele situatie van vandaag” (blz. 434).

In zijn aktieve jaren was Douma milder. Ik herinner mij hoe hij begin jaren ’90 op een predikantenconferentie er begrip voor had dat twee gelovige homo’s uiteindelijk toch gingen samenwoonden, omdat ze al een paar keer hun relatie beëindigd hadden met als gevolg dat één van de twee meteen weer in het homo-uitgaanscircuit verzeild raakte en ten onder ging. Op mijn vraag hoe een kerkenraad daar mee om moest gaan zei Douma toen, dat je die twee broeders niet levenslang van het Avondmaal mocht afhouden. En Douma vertelt op blz. 357-361 over zijn bezoeken aan de gereformeerde kerken in Hongarije in 1974 en 1975. Hij ontmoet daar beide keren ook de vrouwelijke predikant Bartha, maar aan dat feit word in het hele verslag geen woord besteed. Wel aan allerlei andere misstanden van de volkskerk. Maar men brak daar niet met de kerk en Douma veroordeelde dat toen niet. “Wij van onze kant beseften dat we vanuit onze situatie niet met harde oordelen moesten komen. Zeker niet toen we zagen en hoorden dat ze zich inspanden dienaars van het evangelie te blijven” (blz. 358). Dat schrijft Douma over een kleine minderheid van predikanten in de Hongaarse volkskerk die voluit gereformeerd wilden zijn en blijven. En hij schrijft erbij: wie met zo’n volkskerk breekt, “snijdt de laatste draad door en kan geen appel meer op hen doen” (ook blz. 358).

Dan doet het echt pijn om uit Douma’s mond te horen dat de besluiten van de synode van 2014 ‘onaanvaardbaar’ zijn (blz. 439) en hem te horen zeggen dat de GKV een kerk geworden is “waar van alles een happening wordt gemaakt, tot de doop en het avondmaal toe” (ook blz. 439). Dan denk ik: Douma heeft helemaal gelijk dat de GKV in z’n algemeen behoorlijk veranderd is in de afgelopen 25 jaar. Maar het ligt, vermoed ik, voor net zo’n groot deel aan Douma zelf dat hij van deze veranderende GKV niet langer  deel wil uitmaken. Zijn afscheid is ‘een mix van principe en heimwee’, zoals ik in 2014 zijn overstap naar het kleine nieuw-vrijgemaakte kerkgenootschap (part two) taxeerde. En het irriteert mij zelfs enigszins als Douma vertelt hoe hij na afloop van de eerste kerkdienst in de GKN te Hardenberg de gelegenheid kreeg de gemeente toe te spreken. Zouden alle nieuwe leden die uit de GKV overkomen die eer te beurt vallen? Of was hier een coryfee binnengehaald en moest heel de gemeente dat weten ook?

Ondertussen geeft Douma aan dat op de synode van 2020 zich opnieuw buigt over de onderwerpen  homoseksualiteit en de vrouw in het ambt en dat veel verontruste GKV’ers hopen “dat deze synode de christelijke leer en het christelijke leven zullen respecteren in hun besluiten” (blz. 441). En zelf hoopt hij dat deze synode pal achter de oorspronkelijk formulering van de eerste doopvraag zal blijven staan, nl. dat onze kinderen, hoewel zij in zonde ontvangen en geboren zijn en aan allerlei ellende, ja zelfs aan het eeuwig oordeel onderwerpen zijn, toch in Christus geheiligd zijn.

Over onze zondigheid, over onze levensstijl en over hoe wij de Bijbel moeten lezen is het gesprek in de GKV nog volop gaande. Wat jammer dat Douma dit al een jaar of vijf niet meer mee kan en wil maken en zich bij een kerkverband gevoegd heeft dat volgens hem niet de pretentie heeft de enige ware kerk in Nederland te zijn, maar er een bescheidener visie op art. 27-29 op na houdt (blz. 440).  Of dat betekent dat men binnen de GKN de kerkvisie van Douma deelt, is voor mij nog  maar de vraag. Volgens Douma is de ware kerk “de hele kerk van Jezus Christus in de wereld, al is daarvan het grootste deel voor ons onzichtbaar” (blz. 445). Daarom is hij overgestapt naar een kerkgenootschap waar volgens hem de drie kenmerken van de ware kerk beter gehandhaafd worden, zonder de band met alle broeders en zusters die achterblijven in de GKV door te snijden of de GKV een valse kerk te noemen. Dat laatste past echt bij de royale houding van Douma tegenover iedere oprechte christen. Maar het voelt voor mij wel een beetje dubbel om te lezen dat Douma zelf de GKV verlaten heeft met de woorden: “Uit de kerk stappen waarin we vroeger zo heel veel goeds ontvangen hebben, betekent een vorm van lijden. Ik kan u alleen maar moed inspreken om dat lijden niet uit de weg te gaan” (blz. 439).

Verbondenheid ondanks gescheiden wegen

Twee tragi-komische gedachten schieten mij tenslotte nog te binnen.

Douma Onderweg 2*1* Douma eindigt zijn boek met het vierde vers van Gezang 440 uit het oude Liedboek (‘Ik heb de vaste grond gevonden’). Laat dat nou net een lied zijn dat in zijn nieuwe kerkverband tijdens de kerkdiensten niet gezongen mag worden. Want toen op de GKN-synode van maart 2016 uitsprak,  dat de eenheid van het kerkverband niet in gevaar kwam omdat sommige gemeente ook een aantal liederen uit het oude Liedboek zongen, werd daar direkt bezwaar tegen gemaakt. De GKN-synode van oktober 2016 wees die bezwaren af, maar besloot meteen om deze vrije liederen vast te leggen in een lijst van 36 toegestane gezangen. Maar daar zit Gezang 440 niet bij – die mag op zondag in de GKN-kerkdiensten niet gezongen worden.

*2* De foto op de omslag van Douma’s autobiografie heeft iets ook iets tragisch-komisch. Douma verlaat de Theologische Universiteit. Maar hij loopt niet rechts het beeld uit – symbool van de toekomst waarnaar we samen onderweg zijn. Nee, hij loopt links het beeld uit – symbool van de weg terug naar het oude en vertrouwde.

Toch overheerst bij mij ook na het lezen van dit boek de verbondenheid en de dankbaarheid. Verbonden in het geloof dat de naam van Jezus Christus de enige is op de aarde die de mens redding biedt (Hand. 4:12) en dankbaarheid voor hoe professor Douma mij als student en predikant heeft laten zien hoe dat geloof praktisch handen en voeten krijgt op alle terreinen van het leven.

 

C.J. Haak – PLAYBACK of LIVE (de betekenis van de Vrijmaking na 75 jaar) – deel 4

Kees Haak

Foto: Dick Vos

Wat kunnen we leren van de Vrijmaking in 1944 voor vandaag en voor de toekomst? Drs. Kees Haak (geboren en getogen op Zaamslag en van 1989-2014 hoogleraar missiologie aan de T.U. in Kampen) hield in 1995 een referaat over de blijvende betekenis van de Vrijmaking. Met zijn instemming mag ik het op mijn weblog publiceren. Dat doe ik in vier afleveringen. Na de samenvattingen van deel 1deel 2 en deel 3 volgt nu het laatste deel, over de invloed van de Vrijmaking op het zendings- en evangelisatiewerk.

C.J. Haak – Playback of Live (de betekenis van de Vrijmaking na 75 jaar)

Samenvatting 1  Ontmoeting met de levende God

De Vrijmaking stond op de bres voor de realiteit van de leven­de God zoals Hij in de bijbel tot ons komt. Daarom werd een spekulatieve verkiezings­systematiek aangevochten en afgewezen. Zodoende kwam de weg vrij om het geloof weer een plaats te geven in de konkre­te werke­lijkheid van elke dag in plaats van in een soort boventijdelij­ke eeuwigheid.

Dat was tegelijk de doodsteek voor kerkelij­ke gear­riveerdheid en lauw­heid. In de prediking werden de mensen op­nieuw voor de levende God geplaatst. Dat wil zeggen de God die barmhartig­heid wil bewijzen aan duizenden die Hem daadwerkelijk liefheb­ben, vgl. Ps. 103, maar ook als de heilige God met eerbied en ontzag vereerd wil worden, Hebr. 12:28-29.

Samenvatting 2  Klem van bekering en geloof

De belijdenis van de levende God werd in de Vrijma­king kon­kreet uitgewerkt en geformuleerd in het spreken over de belof­te en de eis van het genáde-ver­bond. Daardoor werd het hele leven onder het beslag van de serieuze genade gesteld. De eis van het verbond was niet de zweep van het wetticisme en het behagen van een religieus gevoel, maar herkreeg zijn plaats binnen de kaders van het leven met God in zijn verbond. Gods eisen zijn evengoed genade, omdat Hij ons daarmee binnen de perken van het ver­bond houdt. Het is de ‘wet der vrijheid’, Jak. 2:12, waar­door we de genade niet verliezen.

Ook de sakra­menten werden in dat kader geplaatst. Zodoende werd de kinder­doop geen kussen voor valse geloofszeker­heid, maar een oproep ‘bij het op­groei­en de doop te leren verstaan’. Dat wil zeggen: om de genade die God bij de doop al beloofd had ook met­terdaad te belij­den, vast te houden en daarin door voortdu­rende en voort­gaande reformatie ook toe te nemen.

Met een verbondsprediking die gericht is op konkrete bekering en aktueel geloof heeft de Vrijmaking elke vorm van automa­tisme princi­pieel willen uitbannen. Daardoor ontstond er de ruimte van het evangelie voor een exis­tentieel en dyna­misch leven van geloof en dage­lijkse beke­ring. Hoe kon het ook an­ders, met een levende God.

Samenvatting 3   Zekerheid van het geloof vanwege betrouwbare beloften

Met de belijdenis van het verbond van genáde maakte de Vrijma­king de weg vrij om de aard van Gods belof­te op­nieuw te bena­drukken. De be­lofte is geen stati­sche mededeling over een te veronder­stellen status quo, maar een belovend spreken van God zelf. Beloven is niet voor­spellen, maar toe-zeggen, aan-zeg­gen, een serieuze uitnodiging voor­hou­den, v.g. D.L. III / IV, 8. Dat geeft tegelijk ook de vaste basis onder het geloof aan. Je kunt op Gods spreken aan.

Deze visie geeft ook ruimte voor de prediking, bin­nen en buiten de kerk. Een predi­ker moet zijn hoor­ders niet te bena­deren met ‘informa­tie’ of ‘st­ate­ments’ [God heeft u lief, bijv.], maar met de se­rieuze uitno­diging en bevel tot geloof. Alleen met dit betrouw­bare spreken van God kan elke twijfel in geloof worden uitgebannen. Je bouwt in de doop en in geloof niet op het funda­ment van eigen overgave en toewij­ding, maar je klampt je vast aan de belovende God.

Daardoor is in de Vrijmaking opnieuw het unieke karakter van het chrístelijk geloof uitgekomen te­genover elke reli­gie die zijn start­punt in de gelo­vende mens neemt, ook wanneer dat gecamou­fleerd wordt door evangelisch vuur.

4/ Open deuren voor een wereld in nood

De strijd van de Vrijmaking was een kerkelijke strijd om het behoud van het evangelie. Dat heeft ook gevolgen voor de visie op de prediking in de wereld, het werk van evangelisatie en zending. Juist omdat de Vrijmaking vasthield aan het eenvou­di­ge, belovende en betrouwbare spreken van God in de Schrift, nam zij een beslissing van wereldni­veau, die gelijk staat met de strijd om de geldig­heid van de doop tegen de Donatisten in de vierde eeuw. Ten onrechte is het belang van deze strijd veelal beperkt gebleven tot het bestaande kerkelij­ke en chris­telijke leven, in plaats van over het hele leven van geloof en ongeloof, christen en niet-christen.

Ik bedoel dit. Wanneer het gaat over kerkelijke ontrouw en kerkverlating leggen we – terecht – de relatie met verbonds­verla­ting. We wijzen ook op de gevolgen van de verbondsstraf in de komende genera­ties en roepen op tot terugkeer naar het verbond met God. We denken dus doorgaans aan mensen met een kerkelijke of chris­telijke achtergrond.

Maar nu de vraag: hoe beschouwen we dan mensen zonder kerke­lijke achter­grond, of van andere gods­diensten? Kunnen we die aanspreken op verbonds­verlating en terug­keer? Of vallen die buiten ons verbondsmatig denken?

Mijn bewering is dat juist het verbondsdenken vruchtbaar is voor het zendings- en evangelisatie­werk. De zendeling J.H. Bavinck heeft er al vroeg op gewezen dat juist de specifieke bijbelse ver­bondsleer een funda­ment legt onder het zendings­werk. Andere goden worden vaak geïdentificeerd met hun eigen volk of gebied. Zij zijn principieel niet in staat om mensen uit andere volken of gebieden te accepteren. Het zullen altijd vreemdelin­gen blij­ven, tweede-rangs-‘gelovigen’.

Maar door het genade-verbond leert God dat Hij niet ‘gebonden’ is aan zijn uit­ver­koren volk. Hij kan op diezelfde ‘voorwaar­den’ de deur open zetten voor ande­ren. Ja, Hij kan zijn zelfge­noegzame volk ook de deur uitzetten, om anderen bin­nen te laten, Rom. 9-11! Daar keken de volkeren rondom Israel van op! Dat was ongehoord voor de heidense religies!

Daarom doen we er goed aan de verbondsgedachte ook toe te passen op niet-bonde­lingen, lang vergeten volken, mensen die God eeuwenlang op hun eigen wegen liet gaan. Maar in Adam zijn het wel allemaal mensen die het verbond met God verbroken hebben! De dreiging van die breuk mag ons niet minder scherp voor ogen staan, dan de verbondsbreuk op kerkelijk erf! De konse­kwenties van de Vrijmaking zijn op dit gebied nog niet uitgewerkt. De leer van het genade­verbond is namelijk funda­men­teel voor onze gods­dienstbe­schouwing. Alle andere godsdien­sten bieden princi­pieel niet meer dan zelfverlossing, gebouwd op menselijk kunnen of niet-kunnen.

Als andere religies al missionaire drang hebben, bijv. de Islam, wat hebben zij dan de hoorders te bieden? Of het is een opdracht om goed te leven, godsdienstig te zijn en goed te doen, de zweep van de goede werken. Of het is de kunst om de ijdelheid van deze wereld te doorzien en ver achter zich te laten om in harmonie met het heelal te kunnen leven. In alle gevallen ziet het er slecht uit voor de mens. Hij wordt terug­geworpen op zijn eigen kunnen en presteren om wel of niet te kunnen worden aanvaard door de godheden.

Dat biedt juist het evangelie echte hoop, zekere verwachting. Voor de meest verdorven mens is er hoop, omdat God uit genade redt en niet eerst presta­ties wil zien. Dat biedt alleen het christe­lijk geloof. Maar dat is geen andere boodschap dan voor kerkmensen! De prediker heeft maar één be­richt, voor kerkmen­sen, voor afvallige gelovigen, maar net zo goed voor ongelovi­gen en aanhangers van andere godsdiensten: Geloof de Christus die in de Schrift live naar je toekomt!

Daarom kunnen (en moeten) niet-gelovige belangstel­lenden net zo goed naar de kerkdienst gaan als gelovigen en kerkverla­ters. Principieel horen ze daar geen ander evangelie. Prak­tisch gezien zal er heel wat moeten gebeu­ren om dat evan­gelie ook voor hen begrijpbaar voor te stellen, maar de bood­schap is gelijk. Alles wat in de diskussie over de Vrij­making over het verbond is gezegd, kan nu ook op ongelovigen worden toegepast. Zij worden inderdaad niet terug geroepen tot het genade-ver­bond met Abraham, net zo min als onze voorvaderen. Maar ze worden wel terug geroepen tot de zelfde God als de God van Abraham, die nu de God van het genade-verbond is.

De beloften aan Abraham waren vanaf het begin al bedoeld voor de hele wereld. In het O.T., bijv. de Psalmen, worden de volken, die niet aanwezig zijn in Israel, opgeroepen God te dienen. Na Pinksteren worden diezelfde beloften, in Christus samengebald, nu ook gepredikt aan hen die verre zijn. Ze moeten zich net als het afvallige Israel bekeren tot de waar­achtige, levende God, gebaseerd op zijn be­trouwbaar spreken in Christus.

Zo komen heidenen het verbond met Abraham binnen, verloren kinderen van God, eens niet-zijn volk, maar nu tot zijn volk aangenomen. 1 Petr. 2:10 laat de breedte van Gods verbondsbe­lofte zien als hij Hos. 1:10 nu toepast op de niet-joodse volken in Klein-Azië en dus over alle volken.

Met dat perspektief mogen ook vandaag de predikers er op uit trekken om ze te roepen, verbondsverla­ters en God-verlaters. Met de belofte van eeuwig leven voor wie in Christus geloven. Met hen wil God gelovige kerkmensen leren dat de verbondsge­schiede­nis geen steeds weerkerende playback is, waarin de zaken al allemaal geregeld zijn. De kerkgeschiede­nis in Gods wereld gaat door, ook buiten de vrijge­maakte kerk, maar altijd in de bedding van de prediking van de belofte van genade en de eis tot bekering en geloof.

In die lijn behoeft de kerk zich opnieuw geen zorgen te maken om de ver­kie­zing, want dan reali­seert God zelf zijn verkie­zing. Toen Paulus in Antio­chië in Klein-Azië het evangelie bracht, werd het afgewezen door de Joden, maar met blijdschap aangehoord door de niet-joden. Ze verheerlijk­ten het Woord van de Here, het evangelie van Christus. “En allen, die bestemd waren ten eeuwige leven, kwamen tot geloof.” Hand. 13:48.

Zo liggen, en in kerkwerk en in zendingswerk, verbond en verkiezing wel in elkaars verlengde maar gaan niet in elkaar op. Want juist achter verbond en verkiezing staat de levende God. Hij zelf garan­deert uit liefde het heil voor allen die Christus geloven. Gods verbond heeft wereldwijde betekenis. Laten de kerken die in dit verbond groot mochten worden hun afkomst nooit vergeten. De deuren van de kerk moeten wijd open om in Gods wereld het evange­lie te verkondi­gen. Dan is God echt ‘live’ aanwe­zig.

Samenvatting 4

De Vrijmaking was een strijd om de universele gel­digheid van het evangelie van genade. Dat werd vaak uitgewerkt in de richting van de afvallige kerken en christenen met de dreiging met de ver­bondsstraf. Daarmee werd een statische christenheid wakker ge­schud. Maar tege­lijk is de visie op het ver­bond een krach­tige stimu­lans voor evan­ge­lisatie en zending. Stati­sche reli­gies verbin­den hun goden vaak aan vol­ken en/of regio’s. Principieel zijn die goden op leven en dood gebonden aan hun eigen volk. Maar de Here laat zien dat Hij niet ge­bon­den is aan Israel of aan de [ontrouwe] kerk. In zijn soeverein wel­behagen kan hij lang vergeten volken weer aanne­men als ‘Ammi’, 1 Petr. 2:10. Dat is een streep door de reke­ning van de zelfbe­wus­te kerk, die haar eigen ontrouw bagatelliseert en God voor haar karre­tje wil spannen. Het is tegelijk een geweldige dynamiek voor de verga­dering van de kerk uit alle volken.

Met die toespitsing op de verbondsvisie voor alle vol­ken hebben de Vrijge­maak­te Ker­ken de volgende 50 jaar de han­den meer dan vol. Laten we er werk van maken. De kerk is nooit af, in Neder­land niet, el­ders niet. Want door de voort­gaan­de prediking en kerkver­gade­ring gaat God door met het bij­eenbren­gen van allen die Hij van eeuwigheid in Christus heeft liefge­had, Hand. 13:48. Daarmee geeft Hij bemoe­di­gende troost aan de trouwe kerk en vaste hoop voor allen die met het evangelie geroepen worden. Bij Hem is er geen ruimte voor ‘play-back’ in de kerk en in het ge­loof, omdat Hij er altijd ‘live’ bij is.

Kampen, 30 augustus 1995                                                                                              C.J. Haak

Literatuur:

  1. Kamphuis, Een eeuwig verbond, Haarlem 1984
  2. Trimp, Klank en weerklank, Barneveld 1989

C.J. Haak – PLAYBACK of LIVE (de betekenis van de Vrijmaking na 75 jaar) – deel 3

Kees Haak

Foto: Dick Vos

Wat kunnen we leren van de Vrijmaking in 1944 voor vandaag en voor de toekomst? Drs. Kees Haak (geboren en getogen op Zaamslag en van 1989-2014 hoogleraar missiologie aan de T.U. in Kampen) hield in 1995 een referaat over de blijvende betekenis van de Vrijmaking. Met zijn instemming mag ik het op mijn weblog publiceren. Dat doe ik in vier afleveringen. Na de samenvatting van deel 1 en deel 2 volgt nu deel 3.

C.J. Haak – Playback of Live (de betekenis van de Vrijmaking na 75 jaar)

Samenvatting 1  Ontmoeting met de levende God

De Vrijmaking stond op de bres voor de realiteit van de leven­de God zoals Hij in de bijbel tot ons komt. Daarom werd een spekulatieve verkiezings­systematiek aangevochten en afgewezen. Zodoende kwam de weg vrij om het geloof weer een plaats te geven in de konkre­te werke­lijkheid van elke dag in plaats van in een soort boventijdelij­ke eeuwigheid.

Dat was tegelijk de doodsteek voor kerkelij­ke gear­riveerdheid en lauw­heid. In de prediking werden de mensen op­nieuw voor de levende God geplaatst. Dat wil zeggen de God die barmhartig­heid wil bewijzen aan duizenden die Hem daadwerkelijk liefheb­ben, vgl. Ps. 103, maar ook als de heilige God met eerbied en ontzag vereerd wil worden, Hebr. 12:28-29.

Samenvatting 2  Klem van bekering en geloof

De belijdenis van de levende God werd in de Vrijma­king kon­kreet uitgewerkt en geformuleerd in het spreken over de belof­te en de eis van het genáde-ver­bond. Daardoor werd het hele leven onder het beslag van de serieuze genade gesteld. De eis van het verbond was niet de zweep van het wetticisme en het behagen van een religieus gevoel, maar herkreeg zijn plaats binnen de kaders van het leven met God in zijn verbond. Gods eisen zijn evengoed genade, omdat Hij ons daarmee binnen de perken van het ver­bond houdt. Het is de ‘wet der vrijheid’, Jak. 2:12, waar­door we de genade niet verliezen.

Ook de sakra­menten werden in dat kader geplaatst. Zodoende werd de kinder­doop geen kussen voor valse geloofszeker­heid, maar een oproep ‘bij het op­groei­en de doop te leren verstaan’. Dat wil zeggen: om de genade die God bij de doop al beloofd had ook met­terdaad te belij­den, vast te houden en daarin door voortdu­rende en voort­gaande reformatie ook toe te nemen.

Met een verbondsprediking die gericht is op konkrete bekering en aktueel geloof heeft de Vrijmaking elke vorm van automa­tisme princi­pieel willen uitbannen. Daardoor ontstond er de ruimte van het evangelie voor een exis­tentieel en dyna­misch leven van geloof en dage­lijkse beke­ring. Hoe kon het ook an­ders, met een levende God.

3/ Zekerheid van het geloof vanwege betrouwbare beloften

In het verbond geldt niet alleen de eis, maar ook en vooral de beloften. Juist in de harde strijd tegen het verkiezingsschema kwam opnieuw aandacht voor het belofte-karakter van Gods Woord. Wanneer God naar ons toekomt met zijn evangelie belooft Hij ons vergeving van zonden en eeuwig leven. Dat is geen mededeling over onze toekomst, geen goddelijke waarzeggerij over onze plaats op de nieuwe hemel en aarde, maar een serieus voorhouden van de weg naar het leven. Kort gezegd: God doet in zijn Woord geen voorzeg­ging, maar toezegging. Dit leven is voor jou! Daar mag je zeker van zijn, zo waar als God je dit zegt. Dat belofte-karakter is fundamenteel voor het verstaan van de hele bijbel. God doet geen ‘state­ments’ over onze toekomstige status quo, maar komt naar ons toe met de uitnodigingsbrief van het heil. Je kunt daar verschil­lend op reageren.

Ik geef hier het voorbeeld van een brief van een man die zijn weggelo­pen vrouw terug wil hebben. Hij schrijft thuis in alle ernst een hartelijke plei­dooi tot herstel van de relaties. Dan valt op een goede dag die brief door de bus. En wat gebeurt er dan? Je kunt die brief verachte­lijk ver­scheuren. Dan heb je de brief wel gehad, maar hem niet geaccep­teerd. Je kunt hem ook accepteren, maar apathisch blijven wachten op de volgende stap, in twijfel of hij het wel echt meent. Je kunt ook op­springen van blijd­schap, alles vergeten en naar hem toeren­nen gedra­gen op de vleugels van vertrouwen en verlangen: ja, bij jou wil ik zijn, altijd! Kijk, die laatste ‘ontving’ de belofte, die geloof­de hem op zijn woord. De anderen kregen die belofte net zo goed, maar verspeelden die door noncha­lan­ce of twijfel. Het geloof ont­brak. Dat ongeloof be­rooft de belofte niet van kracht, maar ontmaskert de mens in zijn onwil en hardnekkigheid.

Want als God met zijn beloften naar ons toekomt, wie zijn wij dan om te twijfelen of Hij het wel echt meent? Of er niet de valstrik van de verkie­zing achter steekt, die het mij onmoge­lijk maakt om te geloven, v.g. D.L. III/IV, 8? Juist het belof­te-karakter van Gods spreken bewaart voor twijfel en apathie. Die belofte komt namelijk regelrecht uit het hart van God, vervuld met liefde in Christus. Zijn komst op aarde laat overduide­lijk zien dat het God ernst is met zijn toezegging over vergeving en eeuwig leven. Hij houdt geen twee ijzers in het vuur. Het is één evange­lie: wie de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, Joh 3:16.

Zo mogen predikers op weg. Ze hoeven niet schuchter te zeggen dat de hoorders misschien ook tot de verkorenen behoren. Ze hoeven evenmin op Gods troon te gaan zitten om te zeggen dat God van alle mensen houdt. Ze moeten de belofte van het evan­gelie prediking met bevel van bekering en geloof. Dan weet de mens waar hij aan toe is. Hij mag zich aan dit Woord toever­trouwen, God daarop aanspreken. Van Gods kant gezien geen enkele reden tot twijfel of een houding van afwachten.

Alleen op deze manier worden mensen van hun onge­loof en twij­fel verlost. Er is geen zekerheid te vinden in wat zich in ons hart afspeelt, niet in jouw ijver, jouw kerkgang, jouw gods­dienstigheid en vroomheid. De zeker­heid is alleen te vinden in wat God tot jou zegt: geloof de Christus.

Toen de doop van jonge kinderen moest plaatsvinden op ‘veron­dersteld geloof’ van dat kind werd de leer van de genade omgekeerd. De zekerheid moest nu steunen op menselijk geloof. De sakramenten moesten nu óns geloof onderstrepen, in plaats van Gods beloften te bevestigen. Daarmee werd geloof subjek­tief en genoopt om altijd te twijfelen.

Diezelfde tendens wordt dan ook doorgevoerd op de Schrift zelf. Het is niet meer het gezaghebbend spreken van God, maar is verworden tot een mense­lijk getuigenis van al dan niet manmoedig geloof. Daarmee is princi­pieel de basis van het christelijk geloof gebroken. Dan blijft er wel veel ruimte voor allerlei geloofsbeleving en spiritualiteit, maar men komt tenslotte alleen zichzelf nog tegen. In gezelschap van net zulke vrome Moslims, Boeddhisten en Hindoes.

Toen God in de Vrijmaking de ogen opende voor het belofte-karakter van zijn spreken kwam er weer vaste zekerheid voor het geloof. Niet het geloof zelf was zo geweldig, maar het houvast dat God gaf. Hij is betrouwbaar van A tot Z. Op Hem kun je aan. Dát geeft zekerheid en vertrouwen, moed en nieuwe levenslust. Je vaart niet zonder koers in deze verdwaalde wereld.

Dat is nog steeds aktueel. Tegen de moderne Schr­ift­kritiek, die de hele Schrift tot een belijdenis van mensen wil maken. Maar het is ook aktueel tegen elke vorm van evangelisch zelf­vertrou­wen, dat de kinderdoop weigert en daarmee de zeker­heid van het geloof verplaatst uit het spreken van God naar het hart van de mens.

Samenvatting 3

Met de belijdenis van het verbond van genáde maakte de Vrijma­king de weg vrij om de aard van Gods belof­te op­nieuw te bena­drukken. De be­lofte is geen stati­sche mededeling over een te veronder­stellen status quo, maar een belovend spreken van God zelf. Beloven is niet voor­spellen, maar toe-zeggen, aan-zeg­gen, een serieuze uitnodiging voor­hou­den, v.g. D.L. III / IV, 8. Dat geeft tegelijk ook de vaste basis onder het geloof aan. Je kunt op Gods spreken aan.

Deze visie geeft ook ruimte voor de prediking, bin­nen en buiten de kerk. Een predi­ker moet zijn hoor­ders niet te bena­deren met ‘informa­tie’ of ‘st­ate­ments’ [God heeft u lief, bijv.], maar met de se­rieuze uitno­diging en bevel tot geloof. Alleen met dit betrouw­bare spreken van God kan elke twijfel in geloof worden uitgebannen. Je bouwt in de doop en in geloof niet op het funda­ment van eigen overgave en toewij­ding, maar je klampt je vast aan de belovende God.

Daardoor is in de Vrijmaking opnieuw het unieke karakter van het chrístelijk geloof uitgekomen te­genover elke reli­gie die zijn start­punt in de gelo­vende mens neemt, ook wanneer dat gecamou­fleerd wordt door evangelisch vuur.

C.J. Haak – PLAYBACK of LIVE (de betekenis van de Vrijmaking na 75 jaar) – deel 2

Kees Haak

Foto: Dick Vos

Wat kunnen we leren van de Vrijmaking in 1944 voor vandaag en voor de toekomst? Drs. Kees Haak (geboren en getogen op Zaamslag en van 1989-2014 hoogleraar missiologie aan de T.U. in Kampen) hield in 1995 een referaat over de blijvende betekenis van de Vrijmaking. Met zijn instemming mag ik het op mijn weblog publiceren. Dat doe ik in vier afleveringen. Na de samenvatting van deel 1 volgt nu deel 2.

C.J. Haak – Playback of Live (de betekenis van de Vrijmaking na 75 jaar)

Samenvatting 1  Ontmoeting met de levende God

De Vrijmaking stond op de bres voor de realiteit van de leven­de God zoals Hij in de bijbel tot ons komt. Daarom werd een spekulatieve verkiezings­systematiek aangevochten en afgewezen. Zodoende kwam de weg vrij om het geloof weer een plaats te geven in de konkre­te werke­lijkheid van elke dag in plaats van in een soort boventijdelij­ke eeuwigheid.

Dat was tegelijk de doodsteek voor kerkelij­ke gear­riveerdheid en lauw­heid. In de prediking werden de mensen op­nieuw voor de levende God geplaatst. Dat wil zeggen de God die barmhartig­heid wil bewijzen aan duizenden die Hem daadwerkelijk liefheb­ben, vgl. Ps. 103, maar ook als de heilige God met eerbied en ontzag vereerd wil worden, Hebr. 12:28-29.

2/ Klem van bekering en geloof

Van die ontmoeting met de levende God is het maar een kleine sprong naar de klem van bekering en geloof. In de statische verkiezingsleer van Kuyper werd wel veel aangedrongen op zelfonderzoek en bekering, maar de kracht van die aandrang was gebroken. Er was geen reden meer om vanuit het verbond een appel te doen op bekering. In plaats daarvan werden de mensen terugverwezen naar hun subjektieve religieuze gevoelens ten opzicht van God en gods­dienst. Als je tot overtuiging komt dat je een verworpene bent, wat heb je dan nog te zoeken in de kerk? Als je dan, in dit schema, een verkorene bent, wat heeft de kerk dan nog anders dan sociaal belang?

Het gevolg van deze leer is dat de onverschillig­heid in de hand gewerkt wordt. Mensen zijn altijd genegen om zich niet zo ‘weg te gooien’ voor God. Ze komen naar de kerk, ze doen hun best in staat en maatschappij en hebben de indruk goed reli­gieus te zijn. De kiem van de wedergeboorte doet verder zijn werk wel.

Maar daarmee is het hart koud gebleven. Juist omdat Gód tot ons spreekt word je wakker geschud uit eigen sympathieke gedachten. Je wordt tot verant­woording geroepen. De bijbel leert niets over een zaad van wederge­boorte dat God in ons hart zou planten, al vanaf de geboorte. De ontmoe­ting met de levende God plaatst ons voor de werkelijkheid van het bevel van bekering en geloof. God laat geen video zien of een play-back-clip, maar spreekt ons aan. Er moet niet een zaadje tot bloei komen, maar we moeten een radikale keuze in het geloof maken. Geen pleidooi op eeuwige verkiezing kan de eis van geloof onderuit halen. God vraagt van ons geen speku­laties, maar gehoorzaam uitvoeren van de eis van zijn verbond.

Geloven is dan ook niet maar een gevoel dat ik religieus ben, maar een konkreet zichtbaar levens­gedrag en een hoorbare belijdenis, die in over­een­stemming is met de Schrift. Geloof wil zich laten gezeggen door de Schrift. Dat werd in de Vrij­making begrepen. Geloof is niet het meevaren op de koers van mensen, kerken, voorgangers, nog minder door traditie en geschiedenis, maar bukken voor het Woord van God. Dat gaf de moed om kerkelijk nee te zeggen tegen de overgrote meerder­heid. Omdat het geloof geen andere weg ziet dan gaan waar Christus voorging.

Bekering heeft allereerst te maken met de persoon­lijke omkeer naar God toe. Zoals in Tessalonica. Daar moesten de gelovigen zich losrukken uit het heidense milieu waarin ze groot waren geworden. Hun leven werd anders. De omgeving begon vragen te stellen, positief en negatief. Het leven van de christenen werd er niet makkelijker op. Er was geen plaats meer voor burgerlijkheid en knusheid. Wie koos voor Christus wist goed wat hij deed. Er kon smaad, laster en vervolging aan te pas komen. Dat kan iemand alleen volhouden als hij inderdaad God ontmoet heeft en gehoorzaam zijn geboden wil opvol­gen.

Die bekering is net zo hard nodig in kerkelijk milieu. De Vrijmaking zelf heeft nooit geleerd dat, nu alle kinderen inderdaad verbondskinderen zijn, en als zodanig behoren ge­doopt te zijn, er geen bekering meer nodig zou zijn, het zogenaamde ver­bondsautomatisme. Maar wat niet geleerd wordt, kan wel onbedoeld in de praktijk voorkomen. Net als de chris­tenen in Tessalo­nica moeten de ‘kerkelij­ke’ gelovigen niet blijven hangen in wat vroeger ge­bruikelijk was. Doop en beke­ring roepen altijd opnieuw op tot aktuele levensvernieuwing van alle verhoudin­gen, te beginnen bij de kerk zelf.

In de jaren vóór de Vrijmaking waren de Gerefor­meerde Kerken niet vrij van een gevoel van het gemaakt te hebben, gearri­veerd te zijn. Het plei­dooi voor het leven in het verbond in levende relatie met God werd door toon­aan­gevende voorgan­gers vaak gevoeld als een steen in een rimpello­ze vijver. Het kerkelijk leven moest vooral kabbelend doorgaan. De polemieken in de kerkbladen, die de gezapig­heid van de kerken ontmasker­den, waren velen een doorn in het oog. Het was juist de ver­bondspre­di­king die de lauwheid van het geloof ontmaskerde. Daardoor kwam er in veel opzichten een vernieuwd geloofsleven. Leven uit genade maakt echt dankbaar.

Maar als het zicht op het genadeleven verloren gaat, door te vertrouwen op wat er tot nu toe tot stand gebracht werd in alle kerkelijke en neven-kerkelijke bedrijvigheid, dan moet opnieuw worden teruggegrepen naar de betekenis van echte bekering en geloof. Dat geldt ieder persoonlijk, dat geldt ons ook als kerken. De Vrijmaking wilde geen nieuwe kerk zijn, maar reformatie en terugkeer naar het Woord van God. Dat vroeg toen de breuk met de synodale kerken en herorganisatie. Dat vraagt nu open ogen voor de wegen die de Here in deze tijd met mensen en kerken gaat. Kerkelijke bekering is niet alleen het volhouden van het goed recht van Vrijmaking. Het is telkens weer kerk willen zijn met allen die op basis van de Schrift en de gere­for­meerde belijdenis gelovig willen zijn.

De klem van bekering en geloof is geen slavendrij­ver die steeds opdrijft tot grotere prestaties, maar de rustige over­tuiging dat God met de kerken op weg is en van ons vraagt om mee te gaan, met open ogen voor onze omgeving. Het leert ook blij te zijn dat ook het kerkelijk leven, met alle vallen en opstaan, geborgen is in Christus. Het leven in het verbond leert dat de eisen van God juist funk­tioneren binnen het kader van zijn genade. Dat verlost van een dweperige bekeringsmani­festatie en perfektionisme, alsof de kerk maakbaar zou zijn naar onze inzichten.

Juist in het verbondsmatig denken gaan individuele en kerke­lijke bekering hand in hand. Dat geeft ruimte om mede-christe­nen uit andere kerkelijke tradities te waarderen en te erken­nen. Het geeft tegelijk de besliste moed om voortdurend aan te dringen op kerkelijke reformatie als genezing voor het hele christelijke leven. Leven bij de eis van het verbond in de zekerheid van het geloof stuurt het leven steeds meer op de weg van de genade en dankbaarheid. Daar bloeit het leven op, zoals God dat sinds de schepping heeft bedoeld, Ef. 4:20-24. Dan is er sprake van de ‘redelijke eredienst’, de vanzelfspre­kende toewijding van het hele leven aan God, Rom. 12:2.

Samenvatting 2

De belijdenis van de levende God werd in de Vrijma­king kon­kreet uitgewerkt en geformuleerd in het spreken over de belof­te en de eis van het genáde-ver­bond. Daardoor werd het hele leven onder het beslag van de serieuze genade gesteld. De eis van het verbond was niet de zweep van het wetticisme en het behagen van een religieus gevoel, maar herkreeg zijn plaats binnen de kaders van het leven met God in zijn verbond. Gods eisen zijn evengoed genade, omdat Hij ons daarmee binnen de perken van het ver­bond houdt. Het is de ‘wet der vrijheid’, Jak. 2:12, waar­door we de genade niet verliezen.

Ook de sakra­menten werden in dat kader geplaatst. Zodoende werd de kinder­doop geen kussen voor valse geloofszeker­heid, maar een oproep ‘bij het op­groei­en de doop te leren verstaan’. Dat wil zeggen: om de genade die God bij de doop al beloofd had ook met­terdaad te belij­den, vast te houden en daarin door voortdu­rende en voort­gaande reformatie ook toe te nemen.

Met een verbondsprediking die gericht is op konkrete bekering en aktueel geloof heeft de Vrijmaking elke vorm van automa­tisme princi­pieel willen uitbannen. Daardoor ontstond er de ruimte van het evangelie voor een exis­tentieel en dyna­misch leven van geloof en dage­lijkse beke­ring. Hoe kon het ook an­ders, met een levende God.

C.J. Haak – PLAYBACK of LIVE (de betekenis van de Vrijmaking na 75 jaar) – deel 1

Waar ging het om tijdens de Vrijmaking van 1944? Bij de 50-jarige herdenking hebben veel plaatselijke kerken er aandacht aan besteed. Ook op Zaamslag, mijn eerste gemeente, hebben we toen, in 1995, een gemeenteavond gehouden met twee hoofdsprekers. Allereerst ds. Jan Beekhuis (die ook geschiedenis studeerde, ooit een Zaamslagse schone aan de haak sloeg en vervolgens een aantal jaren in Zeeuws-Vlaanderen woonde) over de Vrijmaking op Zaamslag. Vervolgens drs. Kees Haak (geboren en getogen op Zaamslag en van 1989-2014 hoogleraar missiologie aan de T.U. in Kampen) over de blijvende betekenis van de Vrijmaking. Dat laatste gaf, vond ik toen al, extra waarde aan die herdenkingsavond, omdat we daarmee niet stil bleven staan bij een dankbaar terugkijken, maar ook indringend geconfronteerd werden met de vraag wat we voor vandaag en voor de toekomst van de Vrijmaking kunnen leren.

Kees Haak

Foto: Dick Vos

We zijn nu 25 jaar verder. Met instemming van de auteur volgt hier in vier delen het complete referaat. Er is niks aan de tekst veranderd (behalve dat het getal ’50’ een paar keer vervangen is door ’75’).

C.J. Haak – Playback of Live (de betekenis van de Vrijmaking na 75 jaar)

Inleiding

Wat doen we hier, na 75 jaar nog over de Vrijmaking praten? Was dat niet een ruzie in de kerk over ingewikkelde zaken als ‘vooronderstelde wederge­boorte’, ‘tweeërlei doop’ en ‘hiërar­chisch kerk­recht’? Bovendien zijn bepaalde besluiten van de Synode in 1944 later gewijzigd en achterhaald. Wie heeft ooit z’n synodale buurman of -vrouw nog over die vooronderstelde wedergeboorte horen praten?

Laten we daarom eerst een paar andere vragen stel­len, voor we verder gaan. Wat doen we als we naar de preek luisteren? Is dat informatie over Gods eeuwige besluiten aanhoren over de vastgestelde gang van zaken met de mensheid? Of is het een ontmoeting met de levende God die in ónze wereld wat te zeggen heeft en reaktie oproept? Dat was de kern van de Vrijmaking. Wat doen we als we een kind laten dopen? Mag dat wel? En wat hebben de ouders en het kind daar dan aan? Later wordt hij/zij misschien wel een ongelovige… Onzekerheid dus.

En als dan de baby sterft? Sta je dan met lege handen? Of heb je dan ook iets aan die doop? En als de gedoopte groot wordt en zich van de kerk af­keert, zijn dan de eerste pak weg twin­tig jaar van zijn of ­haar leven geen schijnverto­ning geweest?

En als je zelf in de twijfel van het geloof komt, hoe vind je dan God weer terug? Zijn dan bijbel, doop, preken, christelij­ke gesprekken een houvast voor je of kijk je verbijsterd naar de trein van het eeuwige leven die jouw deur voorbij­raast? Alsof die uit een andere wereld kwam… Wat heeft kerk-zijn en geloof nog voor zin in een wereld die steeds weerbarstiger schijnt te worden? Zijn kerk, geloof en zaligheid dan toch iets van een andere, goddelijke wereld, die de onze nauwelijks beroert?

Ook al werden andere woorden gebruikt, in de Vrij­making ging het over déze pro­blemen. Het was geen binnenbrand in de Neder­landse kerken, maar het ging om de onvoorwaardelijke geldig­heid van de beloften van God. Een probleem dat de hele wereld, gelovi­gen én ongelo­vigen aangaat. De aktuali­teit raakt zowel het kerkelijk leven in Nederland als de wereldwijde prediking van het evangelie. In de Vrijmaking werden de kerken door God gered van menselijke godsdienstigheid om aanhangers te blijven van de ware religie van genade.

Ik wil dat aan vier punten duidelijk maken, zoveel mogelijk in relatie met 1 Tess. 1:9-10.

1/ Ontmoe­ting met de levende God; 2/ Klem van bekering en geloof; 3/ Zekerheid van het geloof vanwege be­trouwbare beloften; en 4/ Open deuren voor een wereld in nood.

9 Iedereen praat erover hoe u zich van de ​afgoden​ hebt afgewend om u tot God te keren – om Hem, de levende en waarachtige God, te dienen 10 en om zijn Zoon te verwachten uit de hemel: ​Jezus, die Hij uit de dood heeft doen opstaan en die ons zal redden van het komende oordeel. (1 Tessalonicenzen 1:9-10)

1/ Ontmoeting met de levende God

Wat gebeurt er eigenlijk wanneer je de bijbel leest, naar de kerk gaat, een preek hoort? Of moet ik misschien vragen: gebéurt er wat? Want de syno­dale leer [ik gebruik ‘synodaal’ als onderscheid van ‘vrijgemaakt’, men hore er dus geen deni­greren­de klank in] liet dat helemaal open. Ja, er gebeur­de wel wat, de weg van het eeuwige leven werd geschetst, het heil werd gepreekt, maar voor wie en waarom? Er waren misschien kerkmensen tussen met een kiem van wedergeboorte in zich, die zich nu bewust werden van hun wedergeboorte, vergeving van zonden en eeuwig leven.

Want, volgens de leer van Kuyper, waren alle zonden van de uitverkorenen al van eeuwigheid vergeven. In de goddelijke Raad van Vrede had de Zoon namelijk beloofd dat Hij als Hoofd van het verbond alle uitverkorenen zou redden. Toen Hij dan ook aan het kruis die belofte had waargemaakt waren daarmee alle uitverkorenen ‘in Hem’ gered. Het enige wat nog overbleef was dat in de loop van de geschiede­nis alle uitverkorenen zich dit ook bewust moesten worden. De uitverkorenen konden om zo te zeggen op hun (onverdien­de) lauweren rusten. Met de bijko­mende gedachte dat de niet-uitverkorenen nu eenmaal helaas de boot hadden gemist, eigenlijk dus buiten hun schuld om…

Alleen maar, hoe wist je nu dat je niet verworpen was, maar uitverkoren en zeker van je heil? Dat moest je ontdekken door zelfonderzoek. Je kon geen beroep doen op het verbond of de doop, want het echte verbond en de echte doop waren alleen voor de uitverkorenen. Je kon dus niet zeker weten of je wel echt verbonds­kind was. Daarmee kon je ook niet meer weten of het heil dat de uitverkore­nen ‘eigen’ was, ook wel voor jou bedoeld was. In de preken werd het schema van de eeuwige verkiezing voorge­houden, maar zonder troost voor mensen die twijfel­den aan hun geloof, bekering en dus verkie­zing.

Daardoor kwam er steeds meer fantasie en spekulatie op in het geloofsle­ven. Je moest er maar van uit­gaan dat God jou verko­ren had, totdat het duidelijk anders bleek. Zeker bij de kinderen kunnen we niets zeker zeggen, maar neem maar aan dat ze bij de echte verkoren verbondskinderen horen. Als ’t later anders blijkt, ja dan hebben we verkeerd beoor­deeld.

De grondfout van deze leer was dat men ging filoso­feren over de verborgen dingen van God, de verkie­zing van eeuwigheid. In Deut. 29:29 wordt daar tegen gewaar­schuwd. Gevolg was dat de verkiezing zo centraal stond dat het verbond daardoor helemaal werd weggedrukt, alleen schijnbaar gered met een uitwendig verbond (voor niet-verkorenen) en een inwendig verbond (voor verkorenen). Men staarde zich blind op de verkiezing en zag zodoende de verkiezende God niet meer! De levende God werd vervangen door het schema van verkiezing.

Hiertegen verzetten zich de vrijgemaakten. Er was geen bezwaar tegen de verkie­zing van eeuwigheid, maar tegen de manier zoals die verkiezing in de geschiedenis werkelijkheid wordt. Onze geschiedenis is geen toneel van ‘playback’ waar de film uit de andere wereld wordt afgedraaid, maar de enige echte geschiede­nis, waar God zelf binnenkomt om mensen te ontmoeten met de belofte van eeuwig heil. Christus is niet het Hoofd van het verbond van de uitverko­renen die van eeuwigheid vergeving ontvangen. Nee, Hij is de Míddelaar van het Verbond, die in de bruisende en roerige geschiedenis tussen God en mens ging staan om aan het kruis verzoening te bewérken. Zó kwam God zelf naar mensen toe en vocht Hij om hun behoud.

Die hele worsteling om het behoud van Israel komt scherp uit in het beeld van het huwelijk, bijv. Hos. 2. Daarin wordt duidelijk dat de leer van een dubbel verbond niet klopt. Dat haalt precies de kern uit de ware religie weg. Dan kan er namelijk nooit een verbondsbreuk zijn. En daarmee zouden Gods rechten op zulke mensen vervallen. Kerkmensen die later de kerk de rug toekeren treft dan eigen­lijk geen schuld, want ze waren immers niet uitver­koren.

Maar het is juist heel anders. God laat zien dat Hij juist zijn weggelopen vrouw aanspreekt op dat verbond! Wij zijn toch getrouwd, weet je niet meer, bij de Sinaï? Ik heb je toch steeds als je Man gered in de woestijn? Waarom loop je weg, bij Mij, de levende en waarachtige God? Het verbond tekent God juist als de God die opstandige kinderen tel­kens uit liefde terug roept. Hij voorziet ze van alles wat ze nodig hebben.

Zijn liefde gaat tot de dood van zijn Zoon toe. Het is dan ook déze God die telkens zijn volk ontmoet, in de bijbel, de preken, de gesprekken. We hebben niet te maken met een star, dogmatisch uitgebalan­ceerd schema, maar we ontmoeten in het verbond de levende God. We proeven zijn persoonlijke liefde. Dat is de warmte van het verbond en het evangelie. We komen voor Hem persoonlijk te staan. Dat is de troost die in de Vrijmaking bewaard bleef.

We zeggen er direkt bij: juist de persoonlijke ontmoeting met de levende God geeft ook zicht op zijn toorn. Als Hij zoveel liefde bewijst aan zondaren dat Hij Christus gaf, dan accep­teert Hij het ook niet dat mensen dit bewijs van liefde af­slaan. Niemand kan met een beroep op zijn vermeen­de verwerping zijn schouders ophalen voor het evange­lie. Juist de ver­bonds­mens krijgt te maken met de toorn en de vloek van deze zelfde God. Hij is de levende. Niemand krenkt zijn liefde ongestraft. Daarom schrikt het verbond ook op uit de lauwe verkiezings­leer. Het evangelie komt niet met een schema dat naar eigen believen valt in te vullen, maar plaatst iedere hoorder voor de levende en waarachtige God.

Zo hebben de mensen in Tessalonica het ook erva­ren, 1 Tess. 1:9. De God van Christus is de échte God, die leeft, live. Bijbel, preek en kerk zijn geen mededelingen over een stati­sche verkiezings­leer, maar de herauten van de dyna­mische God die in onze zondige wereld binnenbreekt om te redden van onze eigen schuld. Dan moet je de afgoden wel laten staan. Wie dan nog volhoudt dat die preek misschien niet voor hem bedoeld was, speelt met vuur. Vrese­lijk is het te vallen in de handen van de levende God, Hebr. 12:29.

Samenvatting 1

De Vrijmaking stond op de bres voor de realiteit van de leven­de God zoals Hij in de bijbel tot ons komt. Daarom werd een spekulatieve verkiezings­systematiek aangevochten en afgewezen. Zodoende kwam de weg vrij om het geloof weer een plaats te geven in de konkre­te werke­lijkheid van elke dag in plaats van in een soort boventijdelij­ke eeuwigheid.

Dat was tegelijk de doodsteek voor kerkelij­ke gear­riveerdheid en lauw­heid. In de prediking werden de mensen op­nieuw voor de levende God geplaatst. Dat wil zeggen de God die barmhartig­heid wil bewijzen aan duizenden die Hem daadwerkelijk liefheb­ben, vgl. Ps. 103, maar ook als de heilige God met eerbied en ontzag vereerd wil worden, Hebr. 12:28-29.