-Pinksteren is niet de geboorte van de kerk ten koste van Israel of het Joodse volk-
En de Geest doorbreekt de grenzen die door mensen zijn gemaakt. Dat zinnetje uit het gezang ‘Samen in de naam van Jezus’ klopt niet helemaal. Als het Pinksteren wordt, doorbreekt de Heilige Geest ook de grenzen die God Zelf tot die tijd gesteld had. Tot aan Pinksteren was het volk Israel Gods volk. Wie tot geloof kwam in de God van Abraham, Isaak en Jakob, moest zich aansluiten bij het Joodse volk.
Vanaf Pinksteren keert God dat om: wie als gelovige Jood gelooft dat Jezus de beloofde Messias is, moet er op uit trekken om alle volken tot zijn leerlingen te maken. Zo ontstaat, om het met Paulus te zeggen, ‘het Israel van God’ (Galaten 6:16), want ‘Jood is men niet door uiterlijkheden, en het gaat ook niet om de uiterlijke, lichamelijke besnijdenis; Jood zijn is een iets innerlijks en de besnijdenis is die van het hart. Het is het werk van de Geest’ (Romeinen 2:28+29). Daardoor krijgt het ene volk van God een enorme uitbreiding, want ‘u die destijds niet verbonden was met Christus en uitgesloten was van het burgerschap van Israel en geen deel had aan de verbondssluitingen en de beloften die daarbij hoorden (…) bent nu dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten van God’ (Efeziërs 2:12+19).
Wat betekent dat in 2024 voor het Joodse volk en voor de staat Israel? Hebben joden die niet in Jezus geloven nog een streepje voor op alle andere bewoners van deze wereld die niet in Jezus geloven? Mag je zeggen: Israel (wat men daar ook precies mee bedoelt) is nog steeds Gods oogappel? En als het gaat om de verhouding tussen ‘kerk’ en ‘Israel’: mag je Pinksteren “de geboorte van de kerk” noemen, of moet je zeggen: vanaf Pinksteren is ‘de kerk van de volken’ de buitenste kring rond de Messias met nog steeds Israel als ‘Gods volk-in-het-midden’?
Zelf denk ik er als volgt over: Pinksteren is niet de geboorte van de kerk. Want onder ‘kerk’ verstaan we alle samenkomsten van twee of drie of meer mensen die elkaar in de naam van Jezus ontmoeten. Dat gebeurde al in het paradijs, want elke avond praatten Adam en Eva even bij met hun Schepper in de koelte van de avondwind. En even later, in de tijd van Adam’s kleinzoon Enos, ‘begon men de naam van de HERE aan te roepen’ (Genesis 4:26). Terecht zegt de Heidelbergse Catechismus in Zondag 21, dat de kerk de verzameling van mensen is die Jezus ‘van het begin van de wereld tot het einde van de wereld vergadert, beschermt en onderhoudt.’ De catechismus zegt erbij: ‘Hij doet dit door zijn Geest en Woord in eenheid van het ware geloof.’ De uitdrukking ‘het ware geloof’ heeft bij veel mensen een nogal negatieve klank. Maar er wordt mee bedoeld: het gaat in de Bijbel om het geloof in God die belooft dat Hij een Verlosser zal sturen om de mensen weer terug bij Hem te brengen. Wie in het Oude Testament verlangend naar die Messias uitkijkt en wie in het Nieuwe Testament met blijdschap Jezus Christus als die Verlosser erkent, hoort bij Gods volk. Jezus Zelf zei het zo: ‘Ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet Ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder.’ (Johannes 10:16). Paulus zegt daarover: ‘Het evangelie is Gods reddende kracht voor allen die geloven, voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken (Romeinen 1:16), want Abraham is de vader van ons allen, de vader van hen die besneden zijn én onze vader Abraham volgen in het geloof en van alle onbesnedenen die delen in het geloof van Abraham, zoals hem beloofd was: Zo talrijk zullen je nakomelingen zijn (Romeinen 4:12,16,19)
Nu krijgen veel bijbelgetrouwe christenen die benadrukken dat Gods ene volk zich na Pinksteren enorm heeft uitgebreid met nieuwe gelovigen uit de heidenvolken, daarmee het Joodse volk marginaliseren. Want, zegt men dan, God Zelf koos het Joodse volk uit als zijn bruid en Hij spreekt daar in de Bijbel vol liefde over.
Volgens mij klopt dat niet. In het Nieuwe Testament bestaat Gods volk uit Joden en heidenen samen. Die kerk wordt in Openbaring ‘het nieuwe Jeruzalem’ en ‘de bruid, de vrouw van het Lam’ genoemd. Ze bestaat uit gelovigen uit alle landen en volken. Zo gaat vanaf Pinksteren o.a. Psalm 87 in vervulling, waar van allerlei volken gezegd wordt, dat de HERE ze inschrijft als burgers van Sion. De kerk is dus niet in plaats van het Joodse volk gekomen. De kerk is sinds Pinksteren hetzelfde volk van God gebleven, maar nu over heel wereld uitgebreid. Van die multi-etnische gemeenschap zegt Paulus: ‘Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus en als zodanig nakomelingen van Abraham.’ (Galaten 3:28-29)
Ik hoorde eens een bestuurslid van Yachad (de stichting binnen de NGK-kerken die zich actief inzet voor de evangelieverkondiging aan het Joodse volk en de NGK-achterban bewust wil maken hun relatie ten opzicht van het Joodse volk) zeggen, dat het Joodse volk net als Jezus vermoord is en weer is opgestaan, en dat het nu wachten is op Pinksteren. Met dat eerste worden de Holocaust en de stichting van de staat Israel bedoeld, neem ik aan, en met dat laatste dat in de nabije toekomst de Heilige Geest Zich nog een keer royaal zal uitstorten op alle seculiere of ultra-orthodoxe Joden, die dan massaal Jezus als hun Messias zullen erkennen. Dat is een creatieve vondst, maar ook dit klopt volgens mij niet met het Bijbelse verhaal. Het is in Handelingen 2 al Pinksteren geweest voor het Joodse volk. Daarna werd het in Handelingen 8 Pinksteren voor de Samaritanen en in Handelingen 10 Pinksteren voor de Romein Cornelius en daarmee voor alle heidenen. Petrus zegt dan nadrukkelijk: ‘Zij hebben op dezelfde wijze als wij de Heilige Geest ontvangen.’ (Handelingen 10:47 – zie ook 11:15). En even later op het grote Apostelconvent, zegt Petrus het nog een keer: ‘Nee, we geloven dat wij [christenen uit de joden] door de genade van de Heer Jezus gered worden op dezelfde wijze als zij [christenen uit de heidenen]. Dan vult Jakobous, de broer van Jezus, Petrus bij en zegt: inderdaad, ‘Simon Petrus heeft uiteengezet hoe God vanaf het begin het voornemen had om uit alle volken één volk te vormen dat zijn naam vereert’ (Handelingen 15:11+14). Zo zorgt Jezus er Zelf voor dat de kring van wie in Hem geloven steeds maar groter wordt, precies volgens de opdracht die Hij vlak voor zijn terugkeer naar de hemel aan de apostelen gegeven heeft. Hij liet de vraag van de leerlingen of Hij binnen afzienbare tijd het koningschap over Israel zou herstellen, onbeantwoord, maar draaide de rollen om: niet Ik ga het doen voor jullie, maar ‘jullie zullen, wanneer de Heilige Geest over jullie komt, kracht ontvangen om mijn getuigen te zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde’ (Handelingen 1:8).
Pinksteren is dus niet de geboorte van de kerk. Pinksteren is de lang beloofde en lang verwachte uitbreiding van Gods volk. De Geest doorbreekt de grenzen die God Zelf in het Oude Testament gesteld heeft. Jezus zegt bij het eerste avondmaal dat Hij vanaf nu een ‘nieuw verbond’ ingesteld heeft. De schrijver van het bijbelboek Hebreeën benadrukt dat God op het moment dat Hij spreekt over een nieuw verbond, het eerste al als verouderd bestempeld heeft. En wat veroudert en verjaart, is de teloorgang nabij (Hebreeën 8:13).
Helaas zijn er de eeuwen door ook mensen die Jezus als Redder en Heer afwijzen. Zelfs als ze ermee opgegroeid zijn. Dat geldt voor het Joden, moslims en kerkverlaters. Dat zijn, als je het vanuit het perspectief van de misschien wel de bekende gelijkenis van Jezus bekijkt, allemaal verloren zonen en verdwaalde schapen.
Persoonlijk vind ik het dan heel riskant om van één groep afdwalers te zeggen dat ze de eeuwen door net als Jezus Zelf vermoord zijn, maar gelukkig ook weer zijn opgestaan. Mijn grootste bezwaar daartegen is, dat met deze bewering de unieke positie van Jezus Christus in gevaar komt. Dan komt er naast ‘de enige Naam op aarde die de mens redding biedt’ (Handelingen 4:12) nog iets anders waarop ze hun vertrouwen stellen. Dat noemt de Heidelbergse Catechismus in Zondag 35 ‘afgoderij’.
Dat risico lopen we als christenen voortdurend. In onze vrijgemaakt-gereformeerde traditie was dat heel lang de ware kerk. Bij andere christenen zou dat wel eens de ware doop op geloof door onderdompeling kunnen zijn. En nu komt hier opeens de ware Israel-visie om de hoek kijken. Als je die niet deelt, marginaliseer je Gods oogappel en laad je een zware schuld op je.
Dat vind ik een oneerlijk verwijt aan al die christenen die in opdracht van Jezus zonder onderscheid over heel de wereld de blijde boodschap verkondigen. We hoeven in 2024 niet allemaal eerst weer in Jeruzalem en Israel en de Joden te beginnen, want die stad, dat land en dat volk hebben na Pinksteren geen streepje meer voor. Heel de wereld moet het weten dat God niet veranderd is en zijn liefde als een lichtstraal doordringt in de duisternis.
Ik vraag mij sterk af hoe terecht het is wanneer Yachad in haar overigens bijzonder lezenswaardige visiedocument zegt, dat het Joodse volk vandaag de dag, ruim 1950 jaar na de verwoesting van de tempel in het jaar 70 (met een foutieve interpretatie van de opmerking van de CGK-hoogleraar J. van Genderen in de Beknopte Gereformeerde Dogmatiek: ‘In het N.T. wordt de heilshistorische voorrangspositie van Israël gehandhaafd’) nog steeds heilshistorisch prioriteit heeft onder de volken. Dat was, zeg ik Van Genderen na, in de tijd dat het Nieuwe Testament geschreven werd zo. Vandaar dat Paulus als heidenapostel altijd eerst naar de joden ging. Maar daarmee wijst hij ons in 2024 geen principiële volgorde meer aan. Want, zegt Van Genderen zeer terecht, ‘de onbetwistbare werkelijkheid, dat zij die in Christus geloven, het volk van God zijn en in de voorrechten delen die de God van het verbond aan zijn volk belooft, [en] kan men dat deel van Israël dat op een joods-orthodoxe of op een andere wijze aan Christus voorbijgaat, niet het volk van God noemen.’
Wij zitten nu al eeuwenlang in de derde cirkel (die van ‘tot aan de einden der aarde’). Dat we daarbij Jeruzalem + Judea (de eerste cirkel: het Joodse volk als onze oudste broer) en Samaria (de tweede cirkel: onze moslim-neven en -nichten) niet moeten vergeten, is voor mij evident. Maar als iemand hart voor al die Joden die hun Messias nog steeds niet erkennen, is dat nu, 2000 jaar later, alleen nog maar gebaseerd op persoonlijk hartzeer, net zoals bij Paulus toen. Een ander heeft hart voor China, een derde voor Oostenrijk, een vierde voor vluchtelingen en asielzoekers, een vijfde voor drugsverslaafden en prostituees en een zesde voor moslims die Jezus nog steeds te laag inschalen als één van de profeten onder Mohammed. Geen volk of bevolkingsgroep heeft meer een streepje voor. Heel de wereld moet het goede nieuws van Jezus Christus horen. En de Geest van Pinksteren maakt van elke christen een getuige op de plek waar Jezus je roept.






Dag 23