Twaalf manieren om van uw afdwalende kind te houden

In de afgelopen tijd hebben we in onze gemeente aandacht besteed aan het onderwerp ‘Als kinderen andere wegen gaan’.  Hoe ga je daar als ouders en als gemeente mee om? Daar hebben we op een gemeenteavond over doorgesproken en ik heb er ook een preek over gehouden (klik hier).

Ooit heeft het blad Opbouw een dik themanummer gewijd aan kerk- en geloofsverlating. Ik kwam daarin de volgende twaalf tips tegen van Abraham Piper.  Piper AbrahamHij is de zoon van de bekende predikant en schrijver John Piper (vader Piper is redacteur van de website www.desiringGod.org). Abraham werd als kind gelovig opgevoed, maar brak met het christelijk geloof toen hij 19 jaar was. Hij raakte aan lager wal, werd alcoholverslaafd, maar kwam na een aantal jaren tot geloof toen een vriendin hem vroeg om één klein stukje uit Romeinen te lezen. Hij werd er zo door geraakt dat hij de hele Romeinenbrief in één ruk uitlas. Toen besefte hij: ik moet terug naar huis, terug naar God, net als de verloren zoon. Hij besefte ook hoe moeilijk zijn ouders het hadden toen hij een leven zonder God leidde.  Dus ging hij nadenken over de vraag hoe ouders het beste kunnen omgaan met kinderen die afhaken als het om kerk en geloof en God gaat. Onderstaande tips heeft hij geschreven.

Twaalf manieren om van uw afdwalende kind te houden

“Jarenlang kende ik Jezus niet zoals hij is. God heeft het mogelijk gemaakt dat ik van Jezus ging houden en mij zo gered. God kan ook andere zonen en dochters redden. Ouders kunnen dat niet. Wat ze wel kunnen, is van hun kinderen blijven houden en die liefde in praktijk brengen.

Veel ouders zijn geschokt en verdrietig door het ongeloof van hun zoon of dochter. Ze begrijpen niet hoe het kind dat zij zo goed hebben opgevoed zulke vreselijke keuzes kan maken. Ik heb nooit in de schoenen van die ouders gestaan, maar ik was wel een van die zoons. Terugkijkend doe ik  suggesties over hoe u contact kunt houden met uw afdwalende kind.

1.Wijs hen op Christus

Het werkelijke probleem van uw opstandige kinderen bestaat niet uit drugs, drank en sigaretten, seks en pornografie, luiheid of misdaad of slordigheid of homoseksualiteit of het spelen in een punkband. Hun probleem is, dat ze geen duidelijk beeld hebben van Jezus. Het beste wat u kunt doen – en de enige reden om ook de volgende suggesties op te volgen – is hun Christus laten zien. Dat is niet eenvoudig en dat kost tijd, maar de zonden in hun leven zullen langzaam verdwijnen als zij zien wie Jezus werkelijk is.

2. Bid

Alleen God kan uw zoon of dochter redden, dus blijf vragen of hij zich aan hen laat zien. En wel zodanig, dat zij hem in hun leven moeten toelaten.

3. Benoem het probleem

Als uw dochter Jezus afwijst, doe dan niet net alsof er niets aan de hand is. Ieder ongelovig kind is een geval apart. Dus verdient ieder kind een eigen aanpak. Niets doen is geen optie, dus negeer de ongelovigheid van uw kind niet. Misschien wel prettiger voor de sfeer nu, maar niet voor de eeuwigheid.

4. Verwacht niet dat ze op Christus lijken

Als uw zoon geen christen is, dan zal hij zich ook niet zo gedragen. U weet dat hij het geloof heeft losgelaten, dus verwacht niet dat hij leeft vanuit de opvoeding die u hem gaf. U zou bijvoorbeeld in de verleiding kunnen komen om te zeggen: ‘Ik weet dat je het moeilijk vindt in Jezus te geloven, maar je beseft toch wel dat het zonde is dat je elke dag dronken bent?’ Als hij moeite doet om in Jezus te geloven, dan helpt erkenning van het foute van dronkenschap hem niet echt verder. Uiteraard, u wilt hem beschermen. Maar zijn ongeloof is het grootste probleem – niet zijn drankgebruik. Hoe het ongeloof van uw kind ook tot uiting komt in zijn gedrag, richt u vooral op de ziekte van zijn hart in plaats van op de symptomen ervan.

5. Houd uw deur voor ze open

Omdat het gaat om innerlijke problemen en niet om gedrag, moet u niet te veel eisen stellen bij het thuiskomen. Als hij behoefte heeft aan uw gezelschap, dan geeft God u een kans om hem met liefde terug te brengen bij Jezus. Uiteraard zijn soms ultimatums nodig: ‘Je hoeft niet te komen als je…’ Maar dat zijn uitzonderingen. Stoot uw kind niet af door te veel regels en eisen. Ruikt uw dochter naar marihuana of als een asbak, spuit dan een lekker geurtje op haar jas en verschoon het bed na haar vertrek, maar laat ze zich welkom voelen. Merkt u dat ze in verwachting is, vraag dan of ze misselijk is, ga mee wanneer een echo wordt gemaakt en laat ze zich vooral welkom voelen. Is uw zoon platzak en heeft hij het van u geleende geld uitgegeven aan leuke vriendinnen en dure drankjes, scheldt hem die schuld dan kwijt zoals uw schuld is vergeven, leen hem niet opnieuw en laat hij zich welkom  voelen. Hebt u hem anderhalve week niet gezien omdat hij bij zijn vriendin – of vriend – zat, raadt hem af om terug te gaan en laat hem thuiskomen.

6. Advies is beter dan verwijt

Geef niet te veel blijk van uw teleurstelling. Uw grootste zorg is dat uw dochter voor een doodlopende weg kiest, niet dat zij zich niet aan de regels houdt. Laat dat blijken uit uw gedrag. Zeker als ze christelijk is opgevoed, beseft ze drommels goed dat ze verkeerde dingen doet. En ze weet al  helemaal, dat u ze verkeerd vindt. Dat behoeft dus geen uitleg. Ze moet wel zien hoe u reageert op haar fouten. Uw mildheid en bezorgde hoop laten haar zien, dat u echt op Jezus vertrouwt. Haar geweten kan haar zelf aanklagen. Ouders moeten vriendelijk en duidelijk zijn, levend in de hoop die zij hun kinderen ook toewensen.

7. Breng hen in contact met gelovigen die hen beter kunnen bereiken

Geografische afstand en een verstoorde relatie kunnen het contact bemoeilijken. Woont uw afdwalende zoon ver weg, probeer dan een gelovige te vinden en vraag hem contact te leggen met uw zoon. Misschien vindt uw zoon dat bemoeizuchtig en stom en schaamt hij zich ervoor, maar het is de moeite waard – zeker als die persoon ook emotioneel in contact kan komen met uw zoon op een manier die voor u onhaalbaar is. Verwijdering in de relatie is een neveneffect van de geloofskeus van uw kind. De relatie vervaagt, maar moet in stand worden gehouden. Waarschuwende woorden blijven noodzakelijk. Juist op dit punt kan een andere gelovige, die uw zoon emotioneel kan bereiken, van groot belang zijn. Vertrouwt uw zoon hem en stelt hij zijn gezelschap op prijs, dan heeft die persoon de kans uw zoon te vertellen, dat hij een idioot is. En dat op een manier, waar uw zoon wellicht nog naar luistert ook. Dat mag bot klinken, maar ieder moet wel eens in de spiegel kijken. Mensen die we vertrouwen kunnen pijnlijke kritiek zo verpakken, dat we het als een geschenk ervaren. Veel opstandige kinderen zou het goed doen te horen dat ze zich stom gedragen, maar hun ouders zijn zelden de geschikte personen om die boodschap te brengen. Probeer dus andere christenen een plaats te geven in het leven van uw kinderen.

8. Respecteer hun vrienden

Uw kinderen gaan misschien om met types met wie u nooit zou praten, maar het zijn wel hun vrienden. Respecteer dat – ook al berusten die vriendschappen op zonde. Die vrienden zijn slecht voor uw zoon, inderdaad.  Maar hij is ook slecht voor hen. Dat hij weet dat u niets met zijn vrienden hebt, lost niets op. Verschijnt uw zoon met een andere vriendin op een familiefeestje – iemand die u nog nooit hebt gezien en waarschijnlijk ook nooit meer zult zien – wees dan gastvrij. Zij is het dwalende kind van andere ouders en heeft Jezus ook nodig.

9. E-mail ze

God zij gedankt voor technologie, die u zo makkelijk toegang geeft tot de levens van uw kinderen! Leest u iets bemoedigends in de Bijbel, of iets dat u helpt meer van Jezus te houden, zet het in een e-mail en stuur het naar uw kind. Positieve voorbeelden van Christus’ vreugde in uw eigen leven zijn de beste aansporing voor hen. Verwacht niet gelijk wonderen van die mailtjes. Stuur ze gewoon regelmatig en laat uw blijdschap met God zich opstapelen in de inbox van uw kind. Gods woorden hebben altijd kracht.

10. Ga met ze uit eten

Volsta niet met elektronische contacten. Probeer fysiek in contact te komen. Dat vindt u misschien spannend en ongemakkelijk, maar geloof me, uw kind heeft het moeilijker. Hij ervaart dezelfde spanning, maar voelt bovendien schuld. Dus wil hij samen met u iets gaan eten, prijs God en grijp die kans. Het voelt misschien wat dubbel om over zijn dagelijkse leven te praten, terwijl u zich juist zorgen maakt over zijn eeuwige leven, maar probeer het toch. Hij moet weten dat u interesse hebt in alles wat hem bezighoudt. En vraag de Here ondertussen of hij de kans wil geven naar innerlijke zaken te vragen. De reactie is onvoorspelbaar. Vindt hij het een stomme vraag? Wordt hij boos en loopt hij van tafel? Of heeft God iets met hem gedaan sinds uw laatste gesprek? U weet het pas als u er naar durft te vragen. (Een suggestie voor ouders van jongere kinderen: Ga regelmatig met uw kinderen uit eten. Dat is sowieso goed, maar vormt ook een traditie waarop u kunt teruggrijpen als zij ooit in een opstandige fase terechtkomen).

11. Toon interesse voor hun idealen

Het is zeer waarschijnlijk dat de tijdsbesteding van uw ongelovige dochter u teleurstelt. Zoek echter naar het waardevolle in haar interesses en bemoedig haar zo mogelijk. U was erbij toen ze afzwom en haar verkeersdiploma haalde; hoe kunt u uw oprechte interesse tonen nu ze twintig is? Jezus trok tijd uit voor corrupte belastingambtenaren en prostituees, ook al had hij geen relatie met hen. Volg zijn voorbeeld door een paar oordopjes in uw zak te steken en te gaan kijken in de zeer luidruchtige kroeg, waar uw dochter meezingt in de band. Steun haar en blijf bidden dat ze haar talenten ooit in dienst van Jezus zal willen stellen.

12. Wijs hen op Christus

Dit kan ik niet genoeg benadrukken. Hier draait alles om. Hoe u uw zoon of dochter ook wilt bereiken, als u hen niet helpt Jezus te leren kennen, dan is geen blijvend effect te verwachten. Uw zonen en dochters worden misschien nooit meer keurige kinderen; zullen misschien niet naar de kapper of vaker onder de douche gaan; ze worden niet opeens enthousiast voor klassieke muziek; ze zullen ook niet plots op een christelijke partij stemmen; misschien ligt u nog steeds wakker, ook al weet u dat ze niet naar de hel gaan. De enige reden om voor hen te bidden, hen te verwelkomen, hen te waarschuwen, hen te e-mailen, met hen te eten en interesse te tonen in hun interesses is, dat hun ogen opengaan voor Christus. Hij is niet alleen de enige reden – hij is ook de enige hoop. Beseffen zij het wonder dat Jezus is, dan krijgt tevredenheid een andere inhoud. Hij vervangt de zielige geldzucht, de bewondering voor topmensen, de bevrediging door drugs of het orgasme waar zij zich nu op blindstaren. Alleen zijn genade kan hen wegtrekken bij die gevaarlijke interesses en hen veilig aan zichzelf binden – gebonden, maar tevreden. Hij wil en zal dat voor velen doen. Geloof en geef niet op.”

Overgenomen uit het magazine Opbouw 53/20, 9 oktober 2009

Geloofsvoorbeelden die van hun voetstuk vallen

Ik had, toen ik een jaar of 16 was, een hele goede band met de jongerenwerkster in onze kerk, met Astrid. Ze was toen net een jaar of vijf getrouwd met Ronald en ze vroeg mij regelmatig om op Bianca, hun dochtertje van drie, en Romy van bijna één te passen. Astrid heeft mij echt geleerd hoe belangrijk het is om te geloven. Ze liet mij zien hoe fijn het is om een persoonlijke relatie met God als mijn Vader en met Jezus als mijn Redder en Vriend te hebben. Ze heeft vaak met me gebeden en zo heb ik ook zelf geleerd om alles tegen God te durven zeggen. Dankzij haar heb ik op m’n 19e belijdenis gedaan. Zij was echt een geloofsheld voor mij. Een middel van God om mij tot geloof te brengen.

Nu ben ik 27. Ik heb vijf jaar op kamers gewoond en ben vorig jaar op 1 april met Wilco getrouwd. Samen wonen we nu in een andere plaats. Ik ben erg blij dat hij ook gelooft en we voelen ons al aardig thuis in onze nieuwe gemeente. Maar laatst hoorde ik van m’n ouders, dat Astrid een half jaar geleden van de ene op de andere dag gescheiden is en bij een collega van haar werk is ingetrokken. De scheiding was binnen een paar maand rond. M’n moeder heeft Astrid nog opgezocht, maar ze wil geen enkel contact meer met mensen van de kerk. M’n vader praat af en toe na kerktijd wel eens met Ronald. Die snapt er helemaal niets van dat Astrid zo radicaal haar leven omgegooid heeft. Hij kan echt niet geloven dat het allemaal schijn geweest is, zoals ze zei toen ze die avond in november haar spullen pakte. Dat ze nooit echt van hem gehouden heeft en zich altijd al had afgevraagd of God en Jezus echt bestaan. Bianca en Roma zijn nu 14 en 12. Die beide meiden willen, nu ze zelf mogen kiezen, niet bij hun moeder en haar nieuwe vriend wonen. Alleen Bertram van 7 woont de ene week bij haar en de andere week, samen met zijn beide zussen, bij Ronald.

Toen ik dit hoorde, raakte ik zelf ook een beetje van slag. Hoe kan het, dat de persoon die het meeste voor mij betekend heeft in mijn ontwikkeling als christen, zo plotseling haar geloof kan verliezen? En als het waar is wat ze zegt, dat ze altijd maar gedaan heeft alsof ze echt geloofde in God en Jezus, weet je, soms voelt het voor mij net alsof ik er ingetrapt ben. Is het christelijk geloof dan een verkooptruc? Als je het maar goed weet te brengen, geloven mensen er vanzelf in? En hoe kan God iemand die het zelf niet echt geloofde, als middel gebruiken om van mij een bewuste christen te maken die wel echt blij is met haar geloof? Ik merkte bij mezelf dat niet alleen Astrid van haar voetstuk gevallen was, maar dat ik ook zelf begon te twijfelen aan mijn geloof. Hoe stevig sta ik in mijn schoenen als mijn geloofsvoorbeeld zo plotseling een draai van 180 graden maakt?

Inmiddels ben ik weer een paar maand verder. Weet je wat ik heel opmerkelijk vond? Dat ik in de afgelopen tijd regelmatig antwoord kreeg op mijn vragen.

Een gastpredikant preekte een keer over kerkverlating. Het ging onder andere over Demas. Die zat samen met Titus, Timoteüs en Lukas in het zendingsteam van Paulus. De gemeente in Kolosse krijgt ook van hem de groeten. Maar even later haakte Demas plotseling af, want “hij heeft deze wereld lief gekregen.” De dominee zei toen, dat dit voor Paulus een bittere pil is geweest. Maar zelf liet Paulus zich er niet door ontmoedigen. Sterker nog, in diezelfde brief geeft hij Timoteüs de opdracht om gewoon de boodschap van Jezus Christus te blijven verkondigen, of de mensen er nu naar willen luisteren of niet. En ook moet Timoteüs niet bang zijn voor het lijden, bijvoorbeeld als mensen weglopen. Integendeel, hij moet gewoon z’n werk als verkondiger van het Evangelie blijven doen.

Ook vandaag komen mensen door teamwerk tot geloof, zei die dominee. Het begint al bij je ouders. En daarna vaak de meesters en de juffen op school. Maar ook al die anderen mensen die actief zijn in de kerk, die je meemaakt op een jeugdkamp of die je toevallig ergens hoort spreken vormen je in je geloof. En vergeet de invloed van christelijke idolen niet – in de muziek en in de sport bijvoorbeeld. De dominee zei er in die preek ook nog bij, dat Paulus goed kon relativeren. Voor Paulus is niet de persoon die over Jezus vertelt het belangrijkste, maar het geloof in Jezus Zelf. Dat schrijft hij in de brief aan de Filippenzen. ‘Er zijn geloven die over Christus vertellen met goede bedoelingen. Zij doen het uit liefde. Maar er zijn ook gelovigen die over Christus vertellen met verkeerde bedoelingen. . Zij denken alleen aan zichzelf, ze zoeken ruzie en zijn jaloers. Maar wat doet het er eigenlijk toe! Wat telt is dat Christus verkondigt wordt. Of het nu uit valse of oprechte motieven gebeurt – dát het gebeurt maakt me blij.’

Zo’n preek hielp me wel. Maar ik bleef het lastig vinden. Astrid is echt een geloofsvoorbeeld voor mij geweest. Hoe vaak heb ik niet aan haar gevraagd: ‘Maar wat vind jij hier nu van? Hoe zou jij dat doen? Loop jij ook tegen dit soort dingen aan?’ Of het nu om uitgaan ging of om waarom er zoveel ellende in de wereld is; of over die leuke jongen van het MBO waar ik toen verliefd op was, maar die geen helemaal geen zin had zich in het geloof te verdiepen; of over de vraag waarom Jezus toen wel veel mensen beter maakte en nu niet – ze begreep me zo goed, ze had zoveel goede adviezen, en als ze het niet wist, zei ze: ‘Je hoeft niet eerst alle antwoorden te hebben om toch van God te houden.’ Vooral dat laatste ben ik nooit vergeten. Geloven gaat niet om bewijs, het gaat niet om regels, het gaat om God en Jezus Zelf. En nu gooit zij dat allemaal overboord en wil er niets meer van weten.

Wat me ook geholpen heeft was een avond met de jeugdleiders en catecheten. Wilco en ik werden in september namelijk gevraagd om samen aan een groepje jongeren catechisatie te geven. Dat hebben we nu net een seizoen gedaan. Er was iemand uitgenodigd die ergens anders fulltime jongerenwerker was. Hij zei: ‘Weet je wat ik soms heel frustrerend vind? Dat ik in mijn eigen kerk veel met jongeren bezig ben, maar dat, als ze tot geloof komen, het altijd ergens anders door komt. Want die spreker op de EO-jongerendag, of dat tienerweekend van Noorderwind Events, of dat indrukwekkende getuigenis tijdens dat optreden van die gave christelijke band – dát heeft me geraakt, zeggen veel jongeren, dáárdoor viel bij mij pas echt het kwartje van het geloof en wil ik nu echt bij Jezus horen en voor Hem gaan! Nou, zei die jongerenwerker, dat vind ik dus soms heel frustrerend, voor al die ouders, voor al die mensen in de kerk die kinderclub doen, een vereniging leiden of catechisatie geven. En ook voor mijzelf, want ik steek echt wel meer dan 40 uur per week in mijn baan als jongerenwerker. Wij lopen ons de longen uit het lijf om het geloof over te dragen, en dan komt er op één avond of in één weekend iemand langs, en die mag gelijk cashen! Maar, zei hij er meteen bij: ‘Het heeft ook wel iets moois. Want weet je … iemand kan alleen maar cashen, als er eerst heel veel voorwerk is gedaan. Het is net als met de gelijken is van de zaaier. Er kan pas geoogst worden, als er eerst gezaaid is. En iedereen heeft z’n eigen plek daarin. Het woord van God zaaien is misschien wel minder leuk werk. Want je weet nog niet wat er allemaal aan geloof tevoorschijn komt. Maaien geeft veel meer voldoening, want dan zie jij dat iemand echt tot geloof komt en z’n hart aan Jezus geeft. Maar weet je: de oogst binnenhalen is het resultaat van een hele lange periode. En daarin is iedereen belangrijk.’

ZaaierNou, toen ik dat hoorde, bedacht ik me opeens: dat klopt. Astrid was voor mij degene die me definitief over de streep trok. Zij was de maaier. Zij heeft de oogst binnengehaald. En ik heb heel lang gedacht dat vooral zij heel belangrijk geweest is voor mijn geloof. Maar nu kijk ik daar toch wat anders tegenaan. Alles wat mijn ouders me meegegeven hebben is net zo waardevol geweest. En de gereformeerde scholen waar ik op gezeten heb met die paar leraren die ik nog steeds niet vergeten ben. En de dominee van mijn tienerjaren, ook al snapte ik zijn preken lang niet altijd. En zo kan ik nog wel meer mensen noemen. De meesten van hen zijn niet van hun geloof afgevallen. Dus eigenlijk … ik geloof dat ik vooral moet kijken naar de inhoud van het geloof. Ook als mensen mij enorm tegenvallen of als ik ze niet kan volgen in hun keuzes, zoals bij Astrid. Raar eigenlijk, dat ik daar zo mee zat. Want als je mij zou vragen: zou jij hetzelfde willen doen als haar? Dan denk ik: nee, ik zou mijn geloof in God en Jezus niet zomaar kunnen opgeven.

Toen er vanuit de steden mensen naar hem toe gekomen waren en er zich een grote menigte verzameld had, vertelde Jezus deze gelijkenis‘Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien. Terwijl hij daarmee bezig was, viel er wat zaad op de weg. Het werd vertrapt en door de vogels opgegeten. Er viel ook wat zaad op rotsachtige bodem, maar toen het opschoot, droogde het uit door gebrek aan water. Ander zaad viel tussen de distels, en toen de distels opschoten verstikten ze het. Maar er viel ook wat zaad in vruchtbare aarde, en dat bracht honderdvoudig vrucht voort toen het was opgeschoten.’ Hij voegde er met luide stem aan toe: ‘Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren.’ Zijn leerlingen vroegen hem wat deze gelijkenis betekende. Hij antwoordde: ‘Jullie mogen de geheimen van het koninkrijk van God kennen, maar de anderen krijgen alles in gelijkenissen te horen, opdat ze zien zonder inzicht en horen zonder iets te begrijpen. Dit is de betekenis van de gelijkenis: Het zaad is het woord van God. Het zaad op de weg, dat zijn zij die geluisterd hebben, maar daarna komt de duivel en graait het woord weg uit hun hart, om te voorkomen dat ze worden gered door te geloven. Het zaad op de rotsachtige bodem, dat zijn zij die het woord vol vreugde aannemen wanneer ze het horen, maar het schiet geen wortel; ze geloven zolang het hun goed uitkomt, maar als ze op de proef worden gesteld, worden ze afvallig. Het zaad dat tussen de distels valt, dat zijn zij die wel geluisterd hebben, maar door zorgen en rijkdom en de genoegens van het leven worden ze gaandeweg verstikt, zodat ze geen vrucht dragen. Het zaad in de vruchtbare grond, dat zijn zij die met een goed en eerlijk hart naar het woord hebben geluisterd, het koesteren en door standvastigheid vrucht dragen. Lukas 8:4-15 NBV

En weet je … de zondag daarop preekte onze eigen dominee over de gelijkenis van de zaaier. Hij vertelde erbij, dat die gelijkenis drie keer in de Bijbel staat. Het is dus best een belangrijke les van Jezus, anders zou de Heilige Geest het niet zo vaak hebben laten opschrijven. Matteüs begint met: ‘Kijk!’ Goed opletten dus bij dit voorbeeld. En Markus met: ‘Luister!’ Serieus nadenken dus over de betekenis. De dominee vertelde ook, dat juist in Lukas een paar dingen net iets anders staan. In Markus gaat het vooral om God. Hij is de zaaier die het Woord zaait, zegt Jezus daar. Maar in Lukas legt Jezus alle nadruk op wat er met het zaad gebeurt. “Het zaad is het Woord van God,” zegt Hij daar. God zaait zijn Woord overal. Hij wil alle mensen graag bereiken. Hij zaait het goede nieuws in de harten van de mensen, zegt Jezus als Hij deze gelijkenis uitlegt. Maar dan komt ook meteen de duivel erbij. Die is er als de kippen bij om het gestrooide zaad weg te pikken, nog voordat het wortel schieten kan. Alleen in Lukas vertelt de Heer Jezus waarom hij dat zo graag wil. Want God wil graag, dat mensen tot geloof komen. Dat kan alleen als je het goede nieuws over Jezus accepteert. Geloof in Hem en je bent gered. Ja, staat er in Lukas bij: als het geloof echt honderdvoudig vrucht draagt in iemands leven – dat zijn de mensen die met een goed en eerlijk hart naar het woord hebben geluister, het koesteren en leven zoals God het wil, zonder op te geven.

Kijk, en daar snapte ik dus niks van bij Astrid. Ze leek zo overtuigd christen te zijn. En ze heeft mij mijn geloof echt een boost gegeven. Bij haar was het zaad echt in goede grond gevallen. Het leverde veel vrucht op. In elk geval bij mij. En dan geeft ze het toch op!

De dominee zei, dat de duivel er alles aan doet om het zaad zo snel mogelijk weg te pakken. Hij is er inderdaad als de kippen bij. Hij graait en rooft het weg uit hun hart, staat er. Maar in Lukas staat er nog wat bij. Als het zaad op de weg valt, vertrappen mensen het of eten vogels het op. De duivel, Gods grote tegenspeler, doet er dus alles aan om te verhinderen dat mensen gaan nadenken over God en Jezus als ze voor het eerst iets over het christelijk geloof horen. Je familie en je vrienden verklaren je voor gek (mensen lopen en vallen over je heen) en zelf probeert de duivel je gedachten te beïnvloeden (als God bestaat … / … opstaan uit de dood?). Dus blijft het bij een oppervlakkige kennismaking die meteen ook weer voorbij is – het ene oor in, het andere oor uit. Dat kan binnen de kerk net zo goed gebeuren als daarbuiten, zei de dominee in zijn preek. Daarmee slaat de duivel z’n eerste slag. Maar als mensen wél interesse hebben en zich er verder in verdiepen, heeft hij nog twee taktieken.

De eerste is ‘verdrukking en vervolging’, staat er in Matteüs en Markus. Oftewel, zegt Lukas in één woord: ‘beproeving’. Sommige christenen geven het meteen op als ze het moeilijk krijgen. ‘Vanwege het woord’, dus om hun geloof, zeggen Matteüs en Markus erbij. De dominee typeerde hen met ‘mooi-weer-gelovigen’. Ze hebben echt innerlijk het geloof aanvaard, het was echt meer dan een impuls. Ook als het nieuwe er af is, blijven ze geloven. Maar het is alleen maar so far, so good. Misschien is dat het wel geweest bij Astrid. Dat er dingen in haar leven gebeurden, waar ze zich als christen geen raad mee wist. Ga je dan met je problemen naar God toe? Of geef je dan je geloof op, omdat je dan ook van die problemen af denkt te zijn?

Want die derde taktiek van de duivel, dat kan ik me bij haar haast niet voorstellen. Die laat hij los op mensen die uiteindelijk meer voor dit leven gaan. Dat zijn feeling-good-christenen, zei de dominee. Hun geloof maakt hen gelukkig, maar als iets anders hen gelukkiger kan maken, stappen ze langzaamaan over. ‘Gaandeweg worden zij verstikt’ staat er letterlijk. Andere dingen worden steeds belangrijker dan het geloof, zoals rijkdom en een prettig leven, want dan heb je minder zorgen – denk je. Nou, dat kan ik me bij Astrid niet voorstellen, dat het zo gegaan is. Zij en Ronald gaven niks om luxe, hoefden niet een grote auto en naar het buitenland op vakantie.

Toen de dominee het nog een keer op een rijtje zette, wist ik het zeker. Astrid hoort zeker niet bij de oppervlakkige mensen, bij wie het geloof het ene oor in, het andere oor uit ging. Ze hoort denk ik ook niet bij de feeling-good-christenen, die worden ingepakt door de welvaart van deze tijd. Nee, ik ben er vast van overtuigd dat Astrid bij die tweede categorie hoort. Als het gaat stormen in je leven, word je als mooi-weer-gelovige gemakkelijk omvergeblazen. En blijkbaar is de eerste echte geloofscrisis pas rond haar 35e gekomen. Waarom? Ik heb geen flauw idee..

Maar hoe moet ik hier nu mee omgaan? Nou, er is nog een vierde groep mensen die het woord hoort. En daarvan zegt Lukas, hij alleen, dat ze ernaar luisteren en het begrijpen. Ze nemen het gezaaide woord met een oprecht en goed hart aan, ze koesteren het en door niet op te geven, maar vol te houden draagt hun geloof vrucht. Kijk, zei de dominee – je kunt je afvragen waarom veel mensen niet geloven. En erg verdrietig worden en zelfs in verwarring raken als christenen om je heen hun geloof langzaam kwijtraken of er plotseling mee kappen. En hoe dichter dat bij komt, hoe pijnlijker dat is. Maar nog belangrijker is de vraag: hoe is het met je eigen hart? Stel jij je open voor God? Wil jij Jezus niet kwijt, ook als je Hem niet begrijpt? Wil je graag dat je geloof sterker wordt, ook door tegenslagen?

Toen ik dat hoorde, dacht ik: ja, dat wil ik! Ik was zelfs bijna gaan staan om dat te hardop te zeggen die zondag, aan het eind van de preek. Maar ja, dat durfde ik niet zo goed. Dus heb ik het maar opgeschreven. En aan Wilco laten lezen. Hij was blij met mijn verhaal. Je hart zit niet alleen op de goede plaats, zei hij tegen mij. Je hart richt zich ook op de goede dingen, want jouw geloof hangt niet af van geloofshelden. Je zoekt en vindt je zekerheid bij Jezus. Ik ben blij, lieverd, dat Hij de vaste grond van jouw geloof is.’

Een ELFTAL, een GEZIN of een ENERGIEBEDRIJF – over kerkelijk overstappen

Kerkgrenzen vervagen. Het komt de laatste jaren steeds vaker voor, dat leden van onze gemeente in de wijk Peelo blijven wonen, maar lid willen worden van een andere kerkelijke gemeente. Hoe ga je daar mee om? En met wat voor gevoel laat je als kerk je medebroers- en zussen gaan?

Soms vindt iemand elders gewoon een plek

De ene keer is het pastoraal te begrijpen waarom iemand vraagt om elders lid te worden. Vaak heeft dat te maken met de persoonlijke situatie. Soms zie je ook dat een gemeentelid al echt een plek in die andere gemeente heeft ingenomen. Dan heb ik er helemaal geen moeite mee om deze broer of zus in het geloof te laten gaan (op deze blog geef ik mijn persoonlijke mening, maar we nemen hier natuurlijk altijd als kerkeraad een beslissing over).

Soms vertrekt iemand te gemakkelijk

In andere gevallen kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat een overstap te gemakkelijk gemaakt wordt. Dan krijg je als argument te horen dat de diensten elders meer aanspreken. Of dat men teveel heeft meegemaakt in onze kerk om nog positief lid te kunnen blijven. Of dat men bij een andere gemeente veel hartelijker welkom geheten Favier - zo groen als graswordt. Of dat prediking of liturgie in de GKV Assen-Peelo nog wel bijbels is, maar toch minder goed aansluit bij de eigen beleving. Oftewel: als je het in je eigen kerkelijke gemeente maar magertjes vindt, is het gras bij de buren altijd groener en lijkt overstappen de makkelijkste weg. Ik vraag me dan af of iemand niet wegloopt voor z’n eigen teleurstellingen. En of men, ook als het voor het gevoel niet ‘dik’ maar ‘dun’ is, zich juist niet met des te meer trouw moet blijven inzetten in de eigen gemeente. De redenen die dan gegeven worden om over te stappen een gemeente “die beter bij mij past” zijn dan naar mijn mening vaak niet overtuigend. Ik lees in de Bijbel nergens dat gelovigen op zoek moeten gaan naar hun ideale gemeente. Ik lees in de Bijbel wel de oproep om trouw te blijven op de plek waar God je een concrete taak gegeven heeft. werkplek.

Je neemt jezelf mee

Wie uit onvrede of teleurstelling vertrekt, neem meestal zichzelf mee naar een nieuwe gemeente. De overstap naar een nieuwe gemeente zegt vaak net zoveel over wie vertrekt dan over de gemeente waar men uit vertrekt. Je loopt, als je langer meedraait in je nieuwe gemeente, ook tegen dingen aan die tegenvallen. Ook in die nieuwe weide blijkt het gras lang niet zo groen te zijn als toen je er van een afstandje naar zat te kijken. En als er zich dan iets voordoet, reageren mensen meestal net zo als in hun vorige gemeente.

Je zet jezelf op afstand

Wie vertrekt maakt het zichzelf vaak moeilijker dan men in eerste instantie denkt. Immers: als je lid wordt van een andere kerkelijke gemeente buiten je eigen woonplaats, zul je na verloop van tijd merken, dat je toch steeds een beetje een buitenbeentje blijft. In die zin namelijk, dat je buiten het grondgebied van je nieuwe gemeente woont en er dus zelf meer aan moet doen om echt opgenomen te worden in die andere gemeente. De wijk of de kring waar je in zit komt minder snel naar jou toe als je buiten het grondgebied van je nieuwe kerk woont. Dat is niet mijn negatieve gedachte, dat is de werkelijkheid die ik van meerderen gehoord heb. En het is de vraag of mensen die te gemakkelijk overstappen, zich dat voldoende realiseren.

Beleving centraal

We leven in een tijd waarin het heel belangrijk is hoe je de dingen beleeft. Als je er maar een goed gevoel bij hebt, maakt het verder eigenlijk niet meer uit wat de voors en tegens zijn. Als het om het geloof in God en Jezus gaat, zie je dat er veel wordt opgehangen aan de sfeer van een kerkdienst. Dat is een riskante zaak. Want daarmee lijkt de invulling van een kerkdienst het belangrijkste te zijn voor iemands geloofsopbouw. Maar dat is niet zo.

De christelijke gemeente: elftal of gezin?

De kern van het geloof is niet in de eerste plaats een fijne kerkdienst op zondag. Dan zie je geloven namelijk als bijtanken. Elke week even de batterij weer opladen. En voor de rest van de week kun je er weer tegen.

De kern van het geloof is veel meer de gemeenschap der heiligen. Dat je met elkaar je op God en Jezus richt en dat je met elkaar werk maakt van de onderlinge band. Alweer een aantal jaren geleden werd dat door collega Bas Luiten zo onder woorden gebracht: SPAN JE IN VOOR EEN FIJN GEZIN! In elk gezin is wel eens wat. Maar voor je bij je oom en tante gaat wonen, moet er wel heel wat mis zijn.

In onze tijd zien we de plaatselijke gemeente van Jezus Christus niet meer als een gezin. We denken eerder: alle christenen samen horen bij dezelfde club. En je mag zelf uitzoeken in welk elftal je speelt. Ik denk dat dat tot eenzijdigheden leidt. Want dan zoekt iedereen z’n eigen smaak uit. Als het maar een echte christelijke gemeente is. Maar die keus wordt dan op het gevoel gemaakt. Wat krijg je dan? Eenzijdige kerken. Want soort zoekt soort. Maar de gemeente van Christus is een veelkleurig geheel. Daarin hebben oog + hand en hoofd + voeten elkaar nodig, zegt Paulus in 1 Kor. 12.

Hoofd Hart HandenWe vullen elkaar aan

Zelf gebruik ik al een tijdlang de driedeling HOOFD – HART – HANDEN. Alle drie types gelovigen hebben elkaar nodig. Maar wat ik zie is, dat steeds meer HART-christen zich aansluiten bij een kerk waar het gevoel centraal staat. En dat HOOFD-christenen vooral met het verstand benadrukken dat we trouw moeten blijven aan de waarheid. En de HANDEN-christenen zitten een beetje klem tussen die twee, want die zijn vooral door de week de stille krachten in de gemeente die gewoon lekker praktisch bezig willen zijn – vaak gezellig, vaak diakonaal en soms ook pastoraal.

Meer van hetzelfde

Op zoek gaan naar een kerk waar jij je beter bij thuis voelt heeft ook nog een ander risiko. Namelijk dat je op termijn nog meer teleurgesteld raakt in jezelf. Ik heb het verschillende keren gezien, dat gemeenteleden overstappen naar een andere kerk omdat ze denken dat ze daar meer in hun geloof gevormd worden. Maar de diepere oorzaak van hun overstap was, dat ze zelf niet geaccepteerd hadden dat ze een andere type christen waren dan ze graag wilden.

Als iedereen je vertelt dat je bij een kerkdienst en bij het geloof in z’n algemeen vooral een goed gevoel moet hebben, denk je al snel: ik moet een HART-christen zijn. Als je daar niet zoveel van merkt bij jezelf kun je tot de konklusie komen: dat komt omdat in onze kerk daar te weinig aandacht voor is. En bij een andere gemeente binnen of buiten de GKV ervaar ik wel dat ze alle accent op het HART-zijn leggen. Dus ga je daar heen, in de hoop dat ook jij ook meer en meer een HART-christen wordt. Want dat is immers de kern van het christen-zijn?

Nee dus. Er is niet één kleur die bij elke christen past. En misschien bij jij wel meer een christen met HOOFD of HANDEN. Je hebt het alleen zelf nog niet ontdekt of geaccepteerd. Als je dán overgaat naar een gemeente waar het geloof vooral meer beleefd wordt, kom je erachter dat ‘HART’ niet jouw geloofstaal is en wel die van je nieuwe gemeente. Dat kan op een nog grotere teleurstelling uitdraaien.

De kerk is geen energiebedrijf

Het doet mij elke keer verdriet als gemeenteleden naar een andere gemeente binnen of buiten de GKV vertrekken terwijl ze in onze wek van Assen-Peelo blijven wonen. Gelukkig raken ze niet hun geloof kwijt. Maar ze zeggen wel de onderlinge band op. Dat is meestal niet goed. Niet voor henzelf. Niet voor thuiswonende kinderen en jongeren die vaak juist wél hun eigen plekje en vrienden in onze gemeente hadden en dat nu weer helemaal opnieuw moeten opbouwen. Het is niet goed voor zowel de oude als de nieuwe gemeente – zeker niet als vooral één type gemeenteleden vertrekt. Het is ook niet goed voor de kerk van Christus in het algemeen, zoveel verschillende kerken en zoveel christenen die soms haast net zo gemakkelijk overstappen van kerk als van energiebedrijf.

Zaten we maar met z’n allen in in Filippi

In de brief aan de Filippenzen staat hoe het anders kan als het in de eigen kerkelijke gemeente tegenvalt. Daar zijn twee zusters die elkaar niet zo liggen. Ze waren allebei afzonderlijk van grote waarde geweest voor de verspreiding van het evangelie. Maar nu kunnen ze niet meer goed met elkaar door één deur. Paulus adviseert ze niet naar een andere gemeente te gaan. Nee, zegt hij: ik dring er bij jullie op aan eensgezind te zijn, want jullie zijn één met de Heer. En als je dat zelf of samen niet goed lukt, zegt Paulus, heb je elkaar. Heb je je predikant, je ouderling, je diaken, je kringleider, je mede-broeder of –zuster. ‘Laat die twee zusters maar lopen en gaan’ is niet de houding van de kerkenraad en de gemeente in Filippi. Nee, schrijft Paulus: en u, trouwe vriend, vraag ik hen te helpen, want ook hun namen staan in het boek van het leven.

Elkaar helpen en vasthouden – omdat we samen één zijn in Jezus Christus en samen deel uitmaken van Gods gezin – niet als neven en nichten, maar als broers en zussen. Door dik en dun. In voor- en tegenspoed. Als je je prima thuisvoelt in de gemeente en als je even niet zo lekker in je vel zit. Maar vooral samen. Span je samen in voor een fijn gezin – het kerkgezin van de gemeente waarbinnen God jou een plaats gegeven heeft.

(Over een soortgelijk onderwerp, nl. ‘kerkverlating’ hield ik een preek – zie 2 Tim. 4:9-11.

Bidden voor je kinderen – elke dag (ook als ze groot zijn en eigen wegen gaan)

Bidden 4In Assen-Peelo staan regelmatig jonge ouders aan de doopvont. Elke keer weer zijn dat prachtig diensten. In het Gereformeerd Kerkboek staan drie doopformulieren. In nummer 2 krijgen gelovige ouders de opdracht mee dat zij ‘dagelijks voor hun kinderen behoren te bidden.’ 

Dat geldt niet alleen voor als de kinderen jong zijn en nog thuis. Het geldt ook als de kinderen groot zijn en zelfstandig door het leven gaan. Een voorbeeld daarvan is Job. In de Bijbel kun je lezen, dat Job voor al zijn kinderen blijft bidden, juist ook als ze volwassen geworden zijn. Want voor volwassenen kinderen zijn de risico’s om God kwijt te raken in het leven net zo groot als voor kinderen en jongeren. En als de kinderen de deur uit zijn beseffen de ouders des te meer dat ze zelf geen invloed meer uit kunnen oefenen op de geloofskeuzes van hun kinderen.

Jongeren hoofdenWat dan overblijft is de opdracht die je bij de doop van je kinderen al van de HERE krijgt: blijf dagelijks voor ze bidden! We zeggen wel eens: dat is het enige wat je voor ze kunt doen – bidden. Maar vergeet niet: dat is ook het belangrijkste wat je voor ze kunt doen! Of je kinderen nu meelevend gelovig of juist niet meer gelovig zijn. Job bad voor zijn gelovige kinderen, omdat hij zichzelf kende en wist hoe gemakkelijk je in je hart God vaarwel kan zeggen. Een andere redelijk bekende gelovige, Monica, bad elke dag voor haar zoon Augustinus die echt met God gebroken had. Haar gebed werd tijdens haar leven al verhoord. Dat gebeurt niet altijd. Maar het mag je, als ouders, wel bemoedigen om ermee door te gaan – met het bidden voor je kinderen. Want de vraag is niet of God wel luistert naar wat wij van Hem vragen. De vraag is eerder of jij en ik het wel volhouden om de namen van onze kinderen telkens weer in Gods handen te leggen.

 

 

Afgedwaald

Ook hij is een verbondskind, en hij heeft

daarnaast meer dan hij nodig had gekregen:

verstand, gezondheid, dagelijks zon en regen,

en ouders die hem hebben voorgeleefd

 

hoe zinvol alles wordt als God ons geeft

Zijn liefdevolle zorg op onze wegen,

hoe goed het leven is onder Zijn zegen,

wanneer je dankbaar naar Zijn wetten leeft.

 

En toch is hij de herder kwijtgeraakt.

Hij voelt zich thuis op nieuwgekozen paden

en maakt zelf uit waardoor hij zich laat binden.

 

Wij blijven achter: door God klein gemaakt,

maar blijven voor hem bidden, vastberaden.

Laat hij zich ooit weer door de Herder vinden?

 

 

Harm Sijnstra – Zuidlaren