Kinderlied ‘Ik ga nooit bij U weg’

Op vakantie in Oostenrijk gingen wij naar de Evangelikale Freikirche in Imst (www.efki.at). Daar hoorden we een prachtige preek over Jezus als het levende brood door gastprediker Heiko Volz (beluister hier).

Wat ook heel mooi was, was het lied dat tijdens het kindmoment aan de kinderen geleerd werd. Met wat onverstaanbare klanken aan het begin (Nä-nä, Nö-nö, Neu-neu-neu) volgde de rest van het refrein: Ich geh’ nie bei Dir weg-weg-weg! Daarna volgenden een paar coupletten over wat Jezus onze Heer voor mij gedaan heeft, telkens afgewisseld met het refrein.

Omdat het zo goed klonk, heb ik het vertaald en nu al twee keer in onze kerk tijdens het kindmoment laten zingen. Tegelijk is het refrein heel goed in gebarentaal te zingen, dus de kinderen worden ook nog eens actief bij het lied betrokken.

Afgelopen week kreeg ik een filmpje en een audiobestandje van twee gemeenteleden met daarop hoe hun (oppas-)kinderen het lied thuis zongen. Voor mij het bewijs dat het een super-goed-in-het-gehoor-liggende meezinger is voor kinderen van in elk geval de onderbouw van de basisschool.

Dus bij dezen de tekst en de muziek van het kinderlied Ik ga nooit bij U weg

Ik ga nooit bij U weg

Refrein 2x     aa-aa ee-ee oo-oo-oh       ik ga nooit bij U weg-weg-weg

1/ Omdat U voor mij aan ’t kruis gestorven bent,

    ga ik nooit bij U weg-weg-weg

Refrein 1x     aa-aa ee-ee oo-oo-oh       ik ga nooit bij U weg-weg-weg

2/ Omdat U voor mij weer uit het graf bent opgestaan,

    ga ik nooit bij U weg-weg-weg

Refrein 1x     aa-aa ee-ee oo-oo-oh       ik ga nooit bij U weg-weg-weg

3/ Omdat U als Goede Herder altijd voor mij zorgt,

     ga ik nooit bij U weg-weg-weg

Refrein 1x     aa-aa ee-ee oo-oo-oh       ik ga nooit bij U weg-weg-weg

4/ Omdat U ook met uw Geest wilt wonen in mijn hart,

     ga ik nooit bij U weg-weg-weg

Refrein 1x     aa-aa ee-ee oo-oo-oh       ik ga nooit bij U weg-weg-weg

5/ Omdat U straks op de wolken terug op aarde komt,

     ga ik nooit bij U weg-weg-weg

Refrein 2x     aa-aa ee-ee oo-oo-oh       ik ga nooit bij U weg-weg-weg

Kinderlied Ik ga nooit bij u wegDe gebarentaal is simpel: eerst 3x het letter-gebaar, dan ‘ik’ = wijsvinger naar jezelf, dan ‘nooit’ = wijsvinger voor de borst omhoog en 1x heen en weer, dan ‘U’ – wijsvinger rechts boven je hoofd, dan ‘weg-weg-weg’ = hand met naar beneden voor je en 3x naar voren zwaaien.

Download hier de PPP van dit lied.

Wanneer laat je je kind dopen?

‘Ik heb de indruk dat ouders de doop van hun pasgeboren kind tegenwoordig wat uitstellen. Als die indruk klopt, waar komt dat dan door? En wat vinden we daar van?’ Daarover raakten we als ouderlingen en predikant met elkaar in gesprek op een kerkenraadsvergadering.

Na veertien dagen of na anderhalve maand?

De eerste vraag die beantwoord moet worden is natuurlijk of de indruk van de ouderling die dit onderwerp aankaartte klopt. Ik denk dat het antwoord ‘JA’ is. Vroeger lieten ouders hun pasgeboren kindje vaak op de tweede of derde zondag na de geboorte dopen. Dat gebeurt nog wel, maar het komt ook wel vaak voor, dat er een maand of anderhalve maand tussen geboorte en doop zit. Wat zou daar de reden van zijn? En hoe erg is het om de doop een paar weken uit te stellen?

Liever een paar week later, want …

Waterdruppel 1Ik herken de tendens om kinderen iets later te laten dopen. Als ik  voor mezelf na ga waar dat door komt, denk ik aan de volgende redenen:

  1. Een aantal keren heb ik van jonge moeders gehoord, dat ze de doop van hun eerste kind niet helemaal bewust hebben meegemaakt, omdat ze toen nog ‘netjes’ hun kleine op de tweede of derde zondag lieten dopen. Daarom nemen ze bij een tweede kind liever wat langer de tijd om te herstellen, zodat ze de doop goed mee kunnen beleven.
  2. Soms is de baby te vroeg geboren of moet de moeder echt herstellen van de bevalling. Bij een vroeggeboren baby of als de kleine ziek in de eerste weken ziek wordt is het goed te begrijpen dat de doop een aantal weken opgeschoven wordt. En het lijkt mij ook goed te verdedigen dat je met de doop van je zoon of dochter wacht totdat de moeder weer fit genoeg is om bij de doop aanwezig te zijn.
  3. Een doopdienst is tegenwoordig meer dan vroeger ook een hoogtepunt in de familie. Daar willen vooral de grootouders (en soms zelfs de overgrootouders) graag bij aanwezig zijn. En vaak ook de kersverse ooms en tantes. Dat betekent wel dat er veel agenda’s op elkaar afgestemd moeten worden.
  4. Vaak vinden ouders het ook prettig wanneer de eigen predikant de doop bedient. En omgekeerd is dat, als ik voor mezelf spreek, ook het geval. Ook dan is het wel even goed kijken naar de meest geschikte zondag, omdat de dominee niet altijd in de eigen gemeente voorgaat (of plotseling ziek wordt) en er regelmatig speciale diensten op het rooster staan.
Zo spoedig mogelijk?

In de kerkorde die tot 1 juli 2015 in onze kerken geldig was staat in artikel 56: Aan de kinderen van de gelovigen zal de doop als zegel van Gods verbond zo spoedig mogelijk bediend worden in de openbare eredienst. In de nieuwe kerkorde die vanaf 1 juli 2015 is ingevoerd staat in artikel C39.1: De heilige doop wordt als zegel van Gods verbond bediend aan de pasgeboren kinderen van de gelovigen. ‘Zo spoedig mogelijk’ is dus vervangen door ‘pasgeboren’.

doopvont Jozefkerk AssenMaar hoe snel moet je de doop dan bedienen? In onze gereformeerde traditie van de afgelopen 150 jaar is er twee keer een periode geweest dat veel kerkleden zeiden: zo snel mogelijk is in principe meteen op de eerste zondag na geboorte. De aanhangers van deze gedachte werden de ‘vroegdopers’ genoemd. Rond 1890 werd deze gedachte nogal sterk gepromoot door Abraham Kuyper. En meteen na de Vrijmaking in 1944 waren er ook veel predikanten die erg nadrukkelijk voor de vroegdoop waren.

De reden daarvoor was niet, zoals bij de Rooms-Katholieke kerk, dat de doop de erfzonde wegwast en dat baby’tjes die ongedoopt stierven, niet in de hemel konden komen. Maar in de tijd van Kuyper en bij een aanzienlijke minderheid na de Vrijmaking vond men het erg belangrijk dat je de Drie-Enige God niet liet wachten om zijn teken en zegel op het voorhoofd van je kind te zetten. Als de HERE zulke prachtige beloften aan je kind wil geven, hoe haal je het dan in je hoofd om te zeggen om Hem twee of drie weken of zelfs anderhalve maand te laten wachten? Soms zette de vader deze mening zelfs door terwijl de moeder daar helemaal niet blij mee was. Ik herinner mij uit mijn jeugd een situatie dat de moeder bij de derde zwangerschap zei: ‘Ik hoop maar dat de baby op zondag geboren wordt, dan kan ik er deze keer op de volgende zondag hopelijk wel bij zijn.’

Toch hebben de aanhangers van de vroegdoop nooit de meerderheid gekregen in de Gereformeerde Kerken. En in het Noorden van het land al helemaal niet. Want daar waren de meeste kerken uit de Afscheiding (1834 – Hendrik de Cock) afkomstig en niet uit de Doleantie (1886 – Abraham Kuyper). Hendrik de Cock stond erom bekend, dat hij graag beide doopouders bij de doopvont zag verschijnen.

Van uitstel komt geen afstel

Dat betekent niet, dat wie niet voor de vroegdoop zijn, de kinderdoop onnodig willen uitstellen. Het argument om te wachten met de doop totdat ook de moeder erbij kan zijn, is juist goed te verklaren vanuit de doopvragen. Daarin beloven beide ouders dat ze hun kind gelovig zullen opvoeden. Die taak rust namelijk op de schouders van beide ouders. En in het doopformulier staat ook de zin, dat we in de kerk de doop bedienen ‘tot eer van God, tot versterking van ons geloof en tot opbouw van de gemeente’. Die tweede reden geldt toch zeker ook voor de moeder! Juist als het allemaal niet zo vlotjes gegaan is tijdens de zwangerschap, bij de bevalling of in de weken erna. In een vorige gemeente was dit het argument van een moeder die pas twee maanden na de bevalling weer in staat om in de kerk te komen. Dat kun je toch geen onverantwoord uitstel van de doop noemen? Het was juist een hele blijde en bemoedigende zondag voor deze moeder dat ze na zo’n moeilijke periode van bijna een jaar bij de doopvont stond om haar JA-woord te geven en samen met haar man haar kind ten doop te houden!

Niemand wil God onnodig laten wachten

Doop - eerste belofteHet klopt wel dat de doop in onze kerken de laatste jaren wat wordt uitgesteld. Ook worden er in sommige vrijgemaakt-gereformeerde kerken aparte doopzondagen belegd. Maar voor zover ik weet is dat overal 1x per maand en nergens 2x of 3x per jaar, zoals je in andere kerken nog wel eens ziet. Het komt dus bijna nooit voor dat een baby pas na een aantal maanden gedoopt wordt. In de doopgesprekken (en die doe ik in alle gevallen altijd zelf) merk ik ook bij niemand dat men heel gemakkelijk de doop uitstelt. Men vindt het eerder jammer als het toch wat langer duurt, ook al zijn de redenen daarvoor goed te begrijpen. De periode tussen geboorte en doop blijft dus beperkt. Want God wil iets heel moois geven aan weer een nieuw klein kindje van Hem: zijn eeuwige beloften als Vader, Zoon en Heilige Geest. De doop is daar teken en zegel van. Dat moment is zo waardevol, dat in onze kerken niemand die zondag onnodig uit wil stellen.

Over het goed recht van de kinderdoop schreef ik al eerder een paar blogs:
Sela over de doop
Te vroeg of te laat, maar niet dubbel
Kinderdoop normaal – uitstel soms – herdoop nooit

Bidden voor je kinderen – elke dag (ook als ze groot zijn en eigen wegen gaan)

Bidden 4In Assen-Peelo staan regelmatig jonge ouders aan de doopvont. Elke keer weer zijn dat prachtig diensten. In het Gereformeerd Kerkboek staan drie doopformulieren. In nummer 2 krijgen gelovige ouders de opdracht mee dat zij ‘dagelijks voor hun kinderen behoren te bidden.’ 

Dat geldt niet alleen voor als de kinderen jong zijn en nog thuis. Het geldt ook als de kinderen groot zijn en zelfstandig door het leven gaan. Een voorbeeld daarvan is Job. In de Bijbel kun je lezen, dat Job voor al zijn kinderen blijft bidden, juist ook als ze volwassen geworden zijn. Want voor volwassenen kinderen zijn de risico’s om God kwijt te raken in het leven net zo groot als voor kinderen en jongeren. En als de kinderen de deur uit zijn beseffen de ouders des te meer dat ze zelf geen invloed meer uit kunnen oefenen op de geloofskeuzes van hun kinderen.

Jongeren hoofdenWat dan overblijft is de opdracht die je bij de doop van je kinderen al van de HERE krijgt: blijf dagelijks voor ze bidden! We zeggen wel eens: dat is het enige wat je voor ze kunt doen – bidden. Maar vergeet niet: dat is ook het belangrijkste wat je voor ze kunt doen! Of je kinderen nu meelevend gelovig of juist niet meer gelovig zijn. Job bad voor zijn gelovige kinderen, omdat hij zichzelf kende en wist hoe gemakkelijk je in je hart God vaarwel kan zeggen. Een andere redelijk bekende gelovige, Monica, bad elke dag voor haar zoon Augustinus die echt met God gebroken had. Haar gebed werd tijdens haar leven al verhoord. Dat gebeurt niet altijd. Maar het mag je, als ouders, wel bemoedigen om ermee door te gaan – met het bidden voor je kinderen. Want de vraag is niet of God wel luistert naar wat wij van Hem vragen. De vraag is eerder of jij en ik het wel volhouden om de namen van onze kinderen telkens weer in Gods handen te leggen.

 

 

Afgedwaald

Ook hij is een verbondskind, en hij heeft

daarnaast meer dan hij nodig had gekregen:

verstand, gezondheid, dagelijks zon en regen,

en ouders die hem hebben voorgeleefd

 

hoe zinvol alles wordt als God ons geeft

Zijn liefdevolle zorg op onze wegen,

hoe goed het leven is onder Zijn zegen,

wanneer je dankbaar naar Zijn wetten leeft.

 

En toch is hij de herder kwijtgeraakt.

Hij voelt zich thuis op nieuwgekozen paden

en maakt zelf uit waardoor hij zich laat binden.

 

Wij blijven achter: door God klein gemaakt,

maar blijven voor hem bidden, vastberaden.

Laat hij zich ooit weer door de Herder vinden?

 

 

Harm Sijnstra – Zuidlaren

 

 

KINDERDOOP NORMAAL – UITSTEL SOMS – HERDOOP NOOIT

– over de doop van kinderen  in de eerste driehonderd jaar na Pinksteren –

Er zijn christenen die tegen het dopen van kinderen zijn. Daarom doen ze het op latere leeftijd nog een keer over. Soms heel erg eerlijk (‘de kinderdoop is onbijbels, dus nu laat ik me pas echt dopen’), soms wat omfloerst (‘ik waardeer mijn kinderdoop wel, maar ik laat me nu op geloof dopen’). In beide gevallen wordt vaak gezegd, dat er in het Nieuwe Testament en in de eerste 300 jaar van de christelijke kerk geen kinderen gedoopt werden. De kinderdoop zou pas ingevoerd zijn, toen het christendom tot staatsgodsdienst werd verklaard door keizer Constantijn. Klopt dat? Nee dus.

Het DOPEN van KINDEREN: een PRAKTIJK zonder DOGMA

Strange - kinderen in de vroeg-christelijke kerkIk heb al meer dan 15 jaar een heel mooi boekje in mijn kast staan met als titel ‘Kinderen in de vroeg-christelijke kerk’. Het is geschreven door dr. W.A. Strange en in 1999 verschenen bij Uitgeverij Barnabas.  Ik sla nu even over wat dr. Strange allemaal zegt over  de plek van de kinderen in die tijd. In elk geval wordt duidelijk, dat Jezus de kinderen voor vol aanzag (‘Laat de kinderen bij Me komen, hou ze niet tegen’ – Markus. 10:14). Ook Petrus zegt bij de uitstorting van de Heilige Geest nadrukkelijk, dat Gods belofte van vergeving van zonden en van de Heilige Geest  ook voor de kinderen van de gelovigen geldt (Handelingen 2:39). In de rest van Handelingen kun je lezen, dat  als volwassenen tot geloof komen en toetreden tot de kerk, ze zich laten met heel hun gezin laten dopen. En voor Paulus en Johannes horen de kinderen er helemaal bij in de christelijke gemeente (Efeziërs 6:1-3, Kolossenzen 3:20, 1 Johannes 2:12-14).

Maar betekent dit ook, dat vanaf het eerste begin de kinderen ook gedoopt werden?

Ja, toont dr. Strange overtuigend aan. Kinderen werden in de vroeg-christelijke kerk gewoon op dezelfde manier in de gemeente opgenomen als hun ouders die, zeker in de eerste eeuwen, op volwassen leeftijd tot geloof kwamen en gedoopt werden. “Kinderen waren onlosmakelijk verbonden met het gezin, en daarom was het vanzelfsprekend voor ouders dat bij hun bekering ook de kinderen, samen met hen, de doop zouden ontvangen. De gedachte dat het kind als zelfstandig individu te zijner tijd vrij is zelf te beslissen, is een visie van onze tijd, die echter vreemd is aan de wereld van het Nieuwe Testament. Wij moeten onze opvattingen niet projecteren op het Nieuwe Testament en zijn schrijvers.” (blz. 123/124) Op grond van o.a. Efeziërs en Kolossenzen komt hij tot de conclusie: “Zo  moet een christelijke gemeente van de eerste eeuw er hebben uitgezien. Zij die van buiten kwamen, gingen de gemeente binnen door de poort van de doop. Zij die binnen de gemeenschap geboren werden, gingen binnen door dezelfde poort, want, zegt Efeziërs: ‘er is één Here, één geloof, één doop’.” (Efeziërs 4:5 – blz. 125) Het was dus gebruikelijk in de christelijke kerk van de eerste eeuwen geweest, dat ook de kinderen van de gelovigen gedoopt werden. Het was alleen ‘een praktijk zonder dogma’ en dus kwam er ook kritiek op.

UITSTEL van de DOOP

Toen theologen als Tertullianus en Origines zich later (rond het jaar 200) met de fundering van de doop bezig gingen houden, hadden ze allebei theologisch gezien moeite met de kinderdoop. Beiden vonden, dat je de vergeving van de zonden en het nieuwe leven in geloof zo serieus moest nemen, dat het beter was om als kind van christelijke ouders te wachten met de doop tot je als jongvolwassene steviger in je schoenen stond.  Origines bleef trouw aan de kinderdoop die, schreef hij, ‘een traditie van de kerk’ is. Tertullianus adviseerde ouders om de doop van hun kinderen uit te stellen. Maar, zegt Strange, Tertullianus heeft nergens als argument aangevoerd “dat de kinderdoop iets nieuws was, dat enkele generaties daarvoor in de kerk was ingevoerd.” Voor het afwijzen van de kinderdoop kon Tertullianus “de sterkste troefkaart niet uitspelen: het verwijzen naar het gezag van de apostelen.” (beide citaten op blz. 114) Tertullianus hoorde in 200 na Christus dus tot de vernieuwers in de kerk. En zelfs als vernieuwer wilde Tertullianus de kinderdoop niet afschaffen. “Hij ontkende niet dat jongere en oudere kinderen gedoopt mochten worden. Hij vroeg zich alleen af of het van wijsheid getuigde kinderen bloot te stellen aan het veeleisende leven van gedoopte christenen.” (blz. 117) Omdat Tertullianus een gezaghebbende kerkvader was, heeft zijn standpunt wel wat invloed gehad in de vroeg-christelijke kerk. Het kwam in de 3e en 4e eeuw regelmatig voor dat christenen de doop van hun kinderen uitstelden totdat  die de ‘jaren des onderscheids’ bereikt hadden.  Dat overkwam ook Augustinus, die rond 400 na Christus leefde. Zijn moeder Monica was christen en heeft haar zoon gelovig  opgevoed, maar niet als kind laten dopen. Dat heeft Augustinus altijd betreurd. Hij zegt ergens dat het jammer is dat “zelfs vandaag de dag” christenen hun kinderen niet meteen als baby laten dopen. (blz. 118) De vernieuwers verloren blijkbaar alweer terrein.

Augustinus zelf was de theoloog die de praktijk van ‘één doop tot vergeving van zonden’ theologisch zo heeft uitgelegd, dat voor iedereen duidelijk werd, waarom de christelijke kerk in de eerste eeuwen ook de kinderen van de gelovigen heeft gedoopt.  Dat kon Augustinus doen, zegt Strange, omdat de leer over de kinderdoop “een uitvloeisel was van wat sinds de tijd van het Nieuwe Testament altijd al stilzwijgend is aangenomen.”  (blz. 127) Hoe je het ook wendt of keert, in de vroeg-christelijke kerk was de kinderdoop normaal, kom je ook tendensen tegen om de doop uit te stellen, maar lees je nergens dat wie als kind gedoopt was, nog een keer de doop kon ontvangen.

DOOP in het teken van DISCIPELSCHAP

Dr. Strange trekt in zijn laatste hoofdstuk een aantal lijnen door naar vandaag.

Doop - eerste belofteAllereerst zegt hij, dat volgens hem “de christelijke kerk vanaf  het eerste begin kinderen  gedoopt heeft.” (blz. 140) Maar dat gebeurde nooit uit gewoonte. Dus  mag ook vandaag de dag het dopen van kinderen nooit een geïsoleerd ritueel zijn van ouders die “menen lid te kunnen zijn  van een kerk zonder actief aan het kerkelijk leven deel te nemen.”  Want bij de doop gaat het, bijbels gezien, naast vergeving van zonden ook om het leven in Gods koninkrijk.  “Als de kinderdoop van vandaag een voortzetting wil zijn van de doop in het Nieuwe Testament, dan moet er een nauw verband zijn tussen doop en discipelschap.” (beide citaten op blz. 141)

Verder benadrukt dr. Strange heel sterk, dat de belangrijkste geloofsopvoeding binnen het christelijke gezin plaatsvindt. Want in de Bijbel benadert Jezus de kinderen altijd via de ouders. Dus op dat thema moeten we “blijven hameren (…), namelijk dat ouders ernst moeten maken met hun vitale taak in het voorgaan van hun kinderen in gebed en discipelschap.” (blz. 148)

Toch blijft er ook een belangrijke taak over voor de christelijke gemeente. Daarin heeft Jezus aan kinderen een volwaardige, ja zelfs centrale plaats gegeven. Dus moeten kerken ook vandaag hun best doen met de aanwezigheid van kinderen rekening te houden en aan kinderen een plaats te geven in de diensten.  Dat kan op verschillende manieren, als het maar de bedoeling is om ze niet op een zijspoor te zetten, maar bij de kerkdiensten te betrekken met als motivatie “het brengen van kinderen tot kennis van en liefde voor de Here.”  Zo’n kerk “staat dichter bij de nieuwtestamentische kerk, dan een kerk waarin kinderen niet welkom  zijn, of waar ze geheel  aangewezen zijn op eigen activiteiten.” (beide citaten blz. 140) Want, is de laatste zin van het boek van Strange: “Een kerk die trouw is aan haar Heer, kan die trouw niet beter laten zien dan in haar zorg voor kinderen, die Hij zo intens heeft liefgehad.” (blz. 146)

 

Over de kinderdoop schreef ik nog een paar blogs:
Wanneer laat je je kind dopen?
Sela over de doop
Te vroeg of te laat, maar niet dubbel

Kinderen horen erbij – in de kerkdienst of in de kindernevendienst?

ZwemlesZwemles – er zullen veel kinderen zijn daar niet altijd zin aan hadden. Als ik tenminste kijk hoe graag mijn kinderen naar zwemles gingen: bij de één duurde het maanden voor die onder water door het gat durfde zwemmen. En de ander was met geen stok te bewegen om ook nog voor diploma C te gaan. Maar zwemmen kunnen ze inmiddels alle vier!

Geloven – ook daar krijg je les in. Van je ouders. Op school. En, niet te vergeten, in de kerk. Maar hoe betrek je de kinderen erbij in de kerk? Moet je ze vooral meenemen naar de kerkdienst of is de kindernevendienst de beste manier?

Kindernevendienst weer in diskussie

In het Nederlands Dagblad van 21 november 2014 (klik hier) liet theoloog Kees van der Kooi weten dat hij de kindernevendienst het liefst wil opdoeken. Hij  doet een paar stevige uitspraken. “Ik haat het als kinderen naar de kindernevendienst gaan. Ophouden ermee. In plaats daarvan moeten kerken generaties met elkaar verbinden.” Een dag later wijdde het ND er zelfs het redaktioneel hoofdcommentaar aan (klik hier). De kindernevendienst is een verlegenheidsoplossing volgens Wim Houtman. In de Bijbel “is duidelijk dat kinderen gewoon bij het volk horen”, maar voor de plek van kinderen in de kerkdiensten geldt: “daarin is veel vrijheid voor christenen.” Toch heeft Houtman de kinderen liever in de kerkdienst zitten dan in de kindernevendienst. “Het is niet zó moeilijk om in een dienst, zelfs in een preek, kinderen een plek te geven. Door erbij te zijn kan een kind eraan wennen dat het in een gemeenschap hoort en er –hopelijk- een plek vinden.”

Drie persoonlijke ervaringen over de kindernevendienst

In alle drie de plaatsen waar ik dominee was en ben, kwam het onderwerp ‘kindernevendienst’ voorbij.

In mijn eerste gemeente, het liefelijke Zaamslag in Zeeuws-Vlaanderen, had ik goede kontakten met de hervormde dominee. Die was niet blij met de kindernevendienst in zijn kerk. Want, zei hij, we hebben maar één kerkdienst per zondag en daar komen alleen de volwassenen. De kinderen van de basisschool gaan al vóór de kerkdienst naar de kindernevendienst en aan het eind van groep 8 gaan ze een aantal keren mee naar de kerk, zodat ze vanaf de brugklas elke zondag mee kunnen komen. Maar dat gebeurt nagenoeg niet, want ze zijn het niet gewend en hebben als puber geen zin om mee te gaan.

In mijn tweede gemeente, het prachtige Nijmegen, waren we met de CGK op weg naar eenwording. De CGK had als beleid: ‘s morgens zitten jong en oud in de kerkdienst om samen het geloof te vieren en ’s middags gaan de kinderen naar de kindernevendienst om op hun niveau het geloof te leren en is er in de kerkdienst een leerdienst.

Nu sta ik in Assen en sprak een paar jaar geleden een voorganger van de baptistengemeente. Die zei tegen mij: wij hebben minstens net zoveel moeite om onze eigen jongeren vast te houden als jullie. En dat komt, omdat we een fantastisch kinderprogramma hebben voor alle groepen van de basisschool. Maar als ze naar de middelbare school gaan, moeten ze instromen in de kerkdienst en dat gebeurt bijna niet. Want dat zijn ze nooit zo gewend geweest, een dienst van ½ à 2 uur met veel Opwekking en een preek van ruim een half uur.

Waarom neem je je kind mee naar de kerk?

Op grond van deze ervaringen ben ik er steeds meer van overtuigd geraakt, dat het veel beter is om kinderen een vaste plek in de kerkdienst te geven, dan dat je ze naar de kindernevendienst laat gaan. Want waarom neem je als gelovige ouders je kinderen mee naar de kerk? Als het goed is, heeft dat twee redenen:

  1. de kinderen van de gemeente vinden het fijn om in de kerk te komen.
  2. de kinderen van de gemeente leren waar het in de kerkdienst om gaat: samen God ontmoeten, naar zijn Woord luisteren en Hem eren en loven.
Het kindmoment en de bijbelclub

Daarom hebben we in onze gemeente van Assen-Peelo een paar jaar geleden besloten, om in de morgendienst de kinderen vanaf groep 3 t/m groep 8 er niet uit te laten gaan tijdens de hele dienst of tijdens de preek. Want het tweede doel vinden we minstens net zo belangrijk als het eerste. Maar we hebben wel besloten, dat de kinderen dan ook echt aandacht moeten krijgen in de kerkdienst. Dus hebben we elke zondag een uitgebreid kindmoment. Dat wordt de ene keer door mijzelf als predikant verzorgd en de andere keer door een team van vrijwilligers. Ook op andere momenten in de kerkdienst en, als het enigszins kan, tijdens de preek worden de kinderen bewust aangesproken.

Tegelijk hebben we besloten om in de middagdienst een kindernevendienst te beginnen. Vooralsnog voor de kinderen van groep 7 en van groep 8. Die verlaten dan meteen na het eerste lied de kerkzaal en hebben dan hun ‘bijbelclub’. Ze komen ook niet meer terug in de kerkdienst.

Ik vind dit een bijzonder goeie mix. Kinderen leren zo van jongs af wat het is om de kerkdienst mee te maken. Dat voorkomt een ‘trendbreuk’ rond hun 12e als ze plotseling niet meer naar de kindernevendienst mogen en mee moeten naar de gewone kerkdienst. Met als triest resultaat (vooral in kerken waar men maar één keer per zondag dienst heeft, zoals in de PKN en bij de baptisten) dat veel jongeren rond hun 13e al niet meer mee willen naar de kerk. Een tweede pluspunt vind ik, dat kinderen ‘onderwijs op niveau’ krijgen in de middagdienst. Van mij hoeven ze dan niet eens een deel van de kerkdienst mee te maken, want in de morgendienst waren we ze er al helemaal bij. Besteed dan liever het volle uur aan geloofsoverdracht op een manier die goed bij kinderen aansluit!

10 minuten vermaak, 50 minuten niks te doen? 

Toch hoor ik ook wel eens kritiek op ons kindmoment. Niet alleen van conservativo´s, maar ook van ouders die zeggen: ‘Die 10 minuten zijn leuk, maar dan heeft mijn kind nog 50 minuten oningevulde tijd.’ En als men dan eens bij de baptisten shopt, komt zoon- of dochterlief na 1½ uur enthousiast met een werkje en een lied naar buiten. Tsja, denk ik dan, dat is een keus. Kies je ervoor dat je kind het altijd vooral leuk en naar de zin wil hebben? En ben je stiekem blij, dat jij als ouder heerlijk zonder jengelende kinderen de kerkdienst kunt beleven? Of ben je bereid te investeren in de geloofsgroei van je kinderen, door ze er langzaam aan te laten wennen, dat een kerkdienst vast wel saaier, maar voor de lange termijn net zo belangrijk is voor de geloofsgroei van je kind?

Een enkele keer werd er zelfs tegen mij gezegd: de baptisten maken met hun kindernevendienst meer werk van de geloofsopvoeding dan dat wij als gereformeerde kerk met ons 10 minuten-moment. Kijk, dat vind ik nou een valse tegenstelling. In de eerste plaats vergeet je dan, dat de geloofsopvoeding twee doelen heeft: niet alleen leuk voor nu, maar ook nuttig voor de lange termijn (zie hierboven). En in de tweede plaats moet je niet vergeten, dat in de christelijke kerk de geloofsopvoeding al eeuwenlang een samenwerking is tussen ouders, kerk en school. Dat vloeit voort uit de belofte die ouders bij de doop afleggen om hun kinderen “zo goed mogelijk te onderwijzen en te laten onderwijzen” in de leer van de Bijbel en de betekenis van de doop. De eerste taak ligt bij de ouders: zelf onderwijzen. Geloofsopvoeding kun je niet uitbesteden. Maar je staat er niet alleen voor als ouders. Samen in de kerk kunnen we elkaar helpen en in ons land hebben we de mogelijkheid van positief christelijk onderwijs. Die twee vallen allebei onder het ‘laten onderwijzen’. Ook het onderwijs! Gereformeerde scholen zijn geen vrijgemaakte specialiteit, want al sinds de tijd van de Reformatie (1574!) hebben de protestants-gereformeerde kerken zich daarvoor ingezet op grond van de doopbelofte. Gelukkig bestaat die mogelijkheid nog steeds in de meeste regio’s van ons land. Op zondag kun je als kerk niet tippen aan wat een gereformeerde school doorlopend elke week vijf dagen lang kan bieden. Uiteindelijk kunnen school en kerk niet opvangen wat ouders zelf laten liggen. Want de belangrijkste geloofsopvoeding vindt thuis plaats.

’s Morgens in de kerkdienst, ’s middags op eigen niveau

Ik ben er dus geen voorstander van om de kinderen uit de kerkdienst te halen tijdens de morgendienst. Zeker niet als je in een regio woont, zoals bij ons in Assen, waar bijna alle kinderen gereformeerd onderwijs ontvangen. Waarom zou je ze dan weer een uur lang klassikaal ‘school’ geven tijdens de kindernevendienst? Betrek ze dan liever bij de gezamenlijke ontmoeting die we als gemeente met onze grote God hebben. Die extra aandacht hoeft helemaal niet zoveel moeite te kosten is in de afgelopen jaren bij ons in Assen-Peelo gebleken. We kunnen het ook prima, kijk maar eens naar de aangepaste erediensten voor verstandelijk gehandikap­ten. Daar gaat het er vaak heel ongedwongen aan toe. Geen wonder dat zulke diensten ook veel kinderen trekken.

Net zo belangrijk vind ik de les van andere kerken. Op grond van ervaringen elders (PKN en baptisten) zeg ik: als kind geleerd is als jongere gedaan. De kinderen vroeg meenemen naar de kerkdienst zelf is het behoud van de jongeren als het gaat om kerkgang en groeien in geloof.

En wat je dan ’s middags doet? Hou dan maar vrolijk een kindernevendienst. Want voor kinderen is de tweede kerkdienst altijd meer van het zelfde. Dus die hebben ’s morgens hun portie al gehad en mogen ’s middags best een uur lang op hun eigen niveau de zondag als feestdag ervaren.