‘Doop hem en hang hem op!’ – Over Charlie Kirk, zijn moordenaar en Paulus

Er is veel ophef ontstaan rondom de moord op Charlie Kirk, de conservatieve jonge Amerikaan met nogal stevige eigen standpunten. Toch ging hij altijd het gesprek aan met andersdenkenden. Vooral op universiteiten leidde dat vaak tot stevige debatten. Totdat iemand hem vermoordde. Ik kende Charlie Kirk niet voordat ik dat laatste hoorde. Dus ik begrijp niet waarom veel christenen van hem een tweede Stefanus maken. Die vergelijking  gaat helemaal niet op. Stefanus was de eerste christelijke martelaar, die voor Jezus opkwam in een zaal vol Joodse geleerden die hem vanwege godslastering stenigden. Het publiek waar Charlie voor sprak, waren welwillende luisteraars die het óf helemaal met hem eens waren óf graag met hem diskussieerden.  Zelfs als ze het totaal met hem oneens waren, piekerden ze er niet over om hem te stenigen.

Het zijn de emoties van het moment, denk ik, bij veel Amerikaanse en ook Nederlandse christenen, waardoor ze nu massaal overgaan tot de heiligverklaring van Charlie Kirk. Bijna 20 jaar geleden ging er eenzelfde schok én eenzelfde reaktie door Nederland na de moord op Pim Fortuyn.

Waar ik echt van geschrokken ben is de onverdraagzaamheid van een aantal orthodoxe christenen als het gaat over de vraag: wat moeten er met de moordenaar van Charlie Kirk gebeuren? Velen roepen: ‘Die man verdient de doodstraf!’ Dat zou binnen het Amerikaanse rechtssysteem best kunnen. Maar daar gaat de rechter over. Niet het publiek.

Ik kwam een bericht op Twitter tegen, waarin Joel Webbon de vraag stelt: “What would I say, if Charlie Kirk’s killer repented and put his faith in Christ?” Zijn antwoord is: “He is now my brother in Christ. Bring water and rope. Baptize him, and then hang him.” Dat bericht werd in Nederland instemmend gedeeld door Daniël van Deutekom, iemand die zichzelf ‘Evangelist, man met mening’ noemt en die op zijn YouTube-kanaal ‘God First’ zegt: “Na de moord op Charlie Kirk is ALLES veranderd”. Daniël herhaalt niet alleen de woorden “Doop hem en hang hem”, maar schrijft er instemmend bij: “Amen. Genade voor de ziel én gerechtigheid voor het lichaam.”

Ik vind dit ontluisterend. Het getuigt op geen enkele manier van de milde vergevingsgezindheid van Jezus Christus. Sterker nog: wie denkt dat dit het Evangelie is, heeft met deze stelling ‘Doop hem en hang hem op’ de belangrijkste evangelist van het Nieuwe Testament monddood gemaakt, namelijk Paulus. Want wie was Paulus? Dat was, toen hij nog Saulus heette, degene die van harte instemde met de moord op Stefanus. Hij wilde daar dolgraag ook zijn steentje aan bijdragen, maar hij was te jong. Dus droeg hij de jassen van de leden van het Joodse Raad toen zij de doodstraf op Stefanus voltrokken. En daarna ging hij als eerste christenvervolger zo fanatiek achter alle aanhangers van Jezus aan, dat iedereen de gruwelijkheden ervan hoorde.

Totdat Jezus ingreep. Saulus was op weg Damaskus om ook daar die christelijke ketters hun huizen uit te slepen. Maar vlak voor de poort zag hij opeens een licht zo fel, dat hij er blind van werd. En hij hoorde de stem van Jezus: “Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?” Drie dagen later werd Saulus genezen van zijn blindheid en, belangrijker nog, van zijn ongeloof. Hij werd gedoopt. En daarna …. NIET opgehangen omdat hij medeplichtig was aan de moord op Stefanus en zelf ook misdaden tegen de menselijkheid begaan had door op gruwelijke wijze christenen te vervolgen. Integendeel: hij werd een krachtig instrument in de hand van de Heer om de naam van Jezus uit te dragen onder alle volken en al de Israelieten.

Wie nu roept dat als de moordenaar van Charlie Kirk zich bekeert, hij na zijn doop zo snel mogelijk moet worden opgehangen, keurt daarmee de keus van Jezus af om van Paulus de dertiende apostel te maken.

Verdient de moordenaar van Charlie Kirk dan niet de doodstraf? Daar gaan wij niet over. Als hij die wél krijgt, moet hij die ondergaan als gevolg van zijn daden. Of hij nu christen geworden is of niet. Want Jezus maakte ook niet de doodstraf van de ene moordenaar aan het kruis ongedaan nadat die aan het kruis tot geloof gekomen was in de Man die naast hem hing. Maar als hij in plaats van de doodstraf levenslang krijgt, of hij nu christen geworden is of niet, is dat ook een prima straf. Dan ondervindt hij ook de gevolgen van zijn daden, namelijk levenslange opsluiting. Dat is vergelijkbaar met David. Die kreeg na zijn overspel met Batseba en de liquidatie van Uria niet de doodstraf, maar moest wel levenslang de gevolgen ervan dragen.

Het oordeel is niet aan ons. Dat is aan de rechter. En het is ook niet aan ons om dat oordeel aan te vechten als we het er niet mee eens zijn. Dat geldt naar twee kanten toe. ‘Doop hem en hang hem op’ komt eerder op uit wraakzucht dan uit de drang naar gerechtigheid. Omgekeerd werd er een paar jaar geleden in Amerika juist onder conservatieve evangelicals een pleidooi gevoerd om de doodstraf van een veroordeelde om te zetten in levenslang, omdat hij in zijn dodencel tot geloof in Jezus gekomen was en daar ook openlijk van getuigde. In beide gevallen bepaalt dan de emotionele binding met iemand het standpunt met betrekking tot de straf: omdat iemand Charlie Kirk vermoordde, moet en zal hij de doodstraf krijgen; en omdat iemand zo’n goed christen is geworden nadat hij ter dood veroordeeld is, moet dat worden omgezet tot levenslang.

Beter is het, om als christen de gevolgen van je daden te accepteren. Dat deed één van de beulen van het regime van Pol Pot in Cambodja in de jaren ’75-’79 van de vorige eeuw. Dertig jaar later werd hij berecht. Hij was in de jaren ervoor christen geworden. Hij bekende alles en liet de rechtbank weten: ‘U hoeft geen genade voor mij te hebben. Er zijn geen verzachtende omstandigheden voor mij. Ik verdien de doodstraf.’ Het feit dat hij nu christen was, voerde hij niet aan als reden voor een mildere straf.

Mild voor jezelf of voor de personen die jouw geloofsgenoten zijn en hard voor een ander die niet tot jouw geloofsgenoten behoort of iemand uit jouw kring iets heel ergs heeft aangedaan: het klopt niet. God beoordeelt iedereen zonder aanzien des persoon. Laten we het daarbij en vooral bij Hem laten.

Je loopt vast met twee volken van God

Broeder Jan Hoek heeft via LinkedIn gereageerd op een opinie-artikel van ondergetekenden in het Nederlands Dagblad van vrijdag 29 augustus 2025 dat stuk reageerden wij naar aanleiding van zijn afkeurende commentaar op een interview met dr. Hans van Oort, die daarin zijn nieuwe boek ‘Israël?’ aankondigde.

Hoek meent dat wij een vorm van vervangingstheologie aanhangen. Dat is een vaak en graag gebruikte term om andersdenkenden zonder motivatie te ‘framen’. Wij herkennen ons er niet in. Wat wordt er dan vervangen? Het Joodse volk is gewoon een etnisch volk, dat deels in een staat woont die de naam ‘Israël’ draagt. Etnisch Israël kan geenszins worden vervangen door Gods volk op aarde, want dat bestaat van ouds al alleen uit Joden en niet-Joden die vanaf Adam en Eva uitkeken naar Jezus als hun Verlosser en Hem sinds Zijn komst hebben aangenomen en daarom kinderen van God zijn (Johannes 1:12).

Hoek meent ook dat wij ‘zover gaan’ dat we hem ‘buiten het geloof’ plaatsen. Dat is een totaal ongegronde conclusie. Wij spraken niet over Joden in het algemeen, die in meerderheid Jezus verwerpen, maar over het essentiële gegeven dat Joden en niet-Joden zonder onderscheid alleen door geloof in Jezus Christus en wedergeboorte Gods Koninkrijk zijn binnengegaan (Johannes 3:5). Dat is de kern van het Nieuwe Testament waarop wij doelden. Er zijn daarin geen verschillende posities voor Joden en niet-Joden (Romeinen 3:22; 10:12; Colossenzen 3:11). Desondanks wil Hoek helaas nog steeds een onderscheid tussen Joodse en niet-Joodse christenen in de kerk en in Gods heilsplan blijven maken. Echter, wij zijn allen “erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking” (Romeinen 8:17).

Het Oude Testament spreekt uiteraard over o.a. de God van Abraham en de God van Israël. Maar voor een christen die dankzij de door God beloofde komst van Jezus mag leven onder het Nieuwe Verbond, is God nu vooral de Vader van Jezus Christus en ook onze hemelse Vader. Het is een vreemde en onterechte conclusie van Hoek dat wij zouden menen dat de weg van de Heer met Israël een mislukt experiment is. Met het oog op de komst van onze Here Jezus heeft God immers dit volk apart gezet? Maar nu sinds Pinksteren al bijna 2000 jaar gelovigen uit alle volken worden toegevoegd aan ‘het Israël van God’ (Galaten 6:16), is het een terechte vraag: Waarom zou het belijden van de ‘God van Israël’ een voortgaande unieke positie voor het moderne, grotendeels seculier-Joodse Israël moeten inhouden? Is God in Christus niet de God van/voor alle volken?

Hoek beschouwt zowel de gemeente/kerk als ‘Israël’ als ‘volk van God’. Dat is vreemd. Heeft God dan twee unieke volken, de ene met en de andere zonder Christus? Waar staat die dualiteit in het Oude Testament en in het Nieuwe Testament?

Hoek noemt de vraag van de discipelen in Handelingen 1:6 over het herstel van het koningschap voor Israël. Hij meent dat die vraag terecht was. Maar die conclusie is onjuist, hetgeen uit de context blijkt. Jezus “beval hun dat zij niet uit Jeruzalem weg zouden gaan, maar de belofte van de Vader zouden verwachten, die u, zei Hij, van Mij gehoord hebt” (Handelingen 1:4). Het blijkt dat dit slaat op de Heilige Geest, waardoor “u kracht zult ontvangen”, en waardoor “u Mijn getuigen zult zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde. (Handelingen 1:8). Dus, de belofte waar Jezus in Handelingen 1:4 en 5 over sprak (zie ook Lukas 24:49), is niet het herstel van het koningschap voor Israël, maar is de uitstorting van de Heilige Geest (Handelingen 1: 5,8). Bovendien moet bedacht worden dat met de komst van Jezus het Koninkrijk Góds nabijgekomen is, en dus niet het koninkrijk Israël! Zie de tientallen teksten (65!) in het Nieuwe Testament over het ‘Koninkrijk Gods’. Twee bekende teksten als voorbeeld: “Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw naam worde geheiligd; Uw Koninkrijk kome; Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde” (Mattheüs 6:9,10). Jezus bad niet voor het koningschap voor Israël maar voor het Koninkrijk van God Zijn Vader. En “zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden” (Mattheüs 6:33). Dus, christenen zoeken Góds Koninkrijk en niet een soort van ‘koningschap’ voor/van Israël.

Er moet dus bedacht worden waaróver Jezus sprak na Zijn opstanding, zelfs veertig dagen lang! In Handelingen 1:3 lezen wij: “veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft”. Jezus sprak over het Koninkrijk van God en niet over het koningschap voor (over) Israël of het koninkrijk Israël. Handelingen 1:6 gebruiken om te proberen het herstel van het vermeende koningschap voor Israël ‘aan te tonen’, is naar ons inzicht niets anders dan een verkeerde en misleidende uitleg, waarmee ook Hoek denkt aan Israël een aparte huidige positie en toekomstige rol te moeten toebedelen.

Helaas moet worden geconstateerd dat Hoek de moderne staat Israël roemt als ‘teken’ van Gods trouw. De grondslag van die staat reikt echter niet verder dan het internationale recht. De Bijbel spreekt van het kruis van Christus als het teken van Gods trouw. Paulus wil zich ‘volstrekt niet beroemen op iets anders’ (Galaten 6:14) en de Jood Isaac Da Costa sprak daarvan in het lied ‘In het kruis zal ik eeuwig roemen, geen wet zal mij verdoemen’, enz.  Jezus Christus is onze Redder, niet omdat Hij een Jood is of omdat de staat Israël zicht op Hem geeft, maar omdat Hij de Heiland van de wereld is (Johannes 4:42; 1 Johannes 4:13-16).

Drs. Piet Guijt, drs. Ernst Leeftink, Kees Maljaars, dr. Steven Paas, dr. Jos Strengholt.

Ook christelijk Balkbrug blij met de Postcodeloterij?

Op 1 januari stond in Balkbrug plotseling de grote truck van de Postcodeloterij geparkeerd voor de pas geopende kringloopwinkel. Die was net stroopwafels aan het bakken en draaiden onverwacht een super omzet. De truck kwam aangereden omdat de PostcodeKanjer 2025 van 59,7 miljoen Euro op postcode 7707 was gevallen. Laat dat nou net heel ons dorp + omgeving zijn! Bijna 30 miljoen viel op de even nummers van één straat. De andere 30 miljoen mogen de overige gelukkigen met een winnend lot verdelen.

Verschillende mensen vroegen mij: ‘Zijn jullie nu ook miljonair?’ En: ‘Mag je als christen meedoen aan zoiets als de Postcodeloterij?’

Op die eerste vraag geef ik steevast als antwoord: ‘Nee, wij hebben nog nooit meegedaan. Maar dat geeft niet. Andermans voordeel is niet ons nadeel. We gunnen de mensen in onze straat het mooie bedrag dat ze binnenkort ontvangen.’

De tweede vraag vind ik lastiger te beantwoorden. Vanouds wordt in protestants-gereformeerde kring een loterij beschouwd als gokken. Het past niet bij een christelijke levensstijl om daaraan mee te doen. Het bevordert de hebzucht. Dat is volgens de Bijbel de wortel van alle kwaad. Jezus zei een: “Je kunt niet én God én de geldgod Mammon tegelijk dienen.”

Maar er zijn wel wat nuanceringen aan te brengen als het om zoiets als de Postcodeloterij gaat. Allereerst is het een goede-doelen-loterij. Minstens 40% van de inleg wordt uitgekeerd aan organisaties als Artsen zonder Grenzen, Natuurmonumenten, Vluchtelingenwerk Nederland en het Wereld Natuur Fonds. Veel mensen vinden dat een sympathieke gedachte en spelen daarom mee, want de kans om de PostcodeKanjer is minimaal. Verder is de Postcodeloterij een soort nationale bingo geworden. Er doen 3,5 miljoen Nederlanders aan mee. Bijna niemand rekent erop om ooit de hoofdprijs te winnen.

Nu zijn er altijd christenen geweest die om principiële redenen zelfs niet meedoen met de bingo op de camping of van de senioren, die nooit lootjes kopen als kinderen voor hun sport- of muziekvereniging aan de deur komen en die ook de decemberactie van de middenstand aan zich voorbij laten gaan. Toen ooit in een behoorlijk gereformeerd dorp op 31 december de vrouw van de vrijgemaakte dominee het winnende lot met als hoofdprijs een Fiat Panda bleek te hebben, vonden sommigen dat ze die prijs niet moest komen afhalen. Maar doorgaans zien veel christenen zulke kleinere kansspelen niet als bezwaarlijk.

Maar is zoiets groots als de Postcodeloterij wel te vergelijken met die gezellige bingo van de buurtvereniging? Ik twijfel. Er zijn 14 trekkingen per jaar en daarvoor moet je iedere keer een lot van € 15,50 kopen. Dat is € 217 per jaar. Doordat wij al ruim 34 jaar niet meespelen, hebben we als inwoner van Balkbrug toch het mooie bedrag van € 7.400 ‘gewonnen’.

Je kunt ook terecht de vraag stellen of men echt vanwege al die goede doelen aan de Postcodeloterij meedoen. Zit er bij de meeste deelnemers misschien toch niet een kiemetje van hebzucht achter, zo van: je weet maar nooit? Een aantal jaren geleden claimde een vrouw bij de rechter dat ze ‘psychische schade’ had opgelopen doordat de straatprijs op haar postcode was gevallen terwijl zij niet meespeelde. Doordat die grote truck ongevraagd haar straat binnenreed,  was ze tegen haar wil bij deze happening betrokken, vond ze. De rechter ging daar niet in mee, maar gaf toe dat hierdoor wel een tegenstelling gecreëerd kan worden binnen kleine gemeenschappen. De hebzucht zit namelijk ook bij de ‘verliezers’ die het maar slecht kunnen hebben dat zij een enorm geldbedrag zijn misgelopen.

‘Mag je als christen meedoen aan zoiets als de Postcodeloterij?’ was dus de vraag die ik in de eerste twee dagen van 2025 het meest te horen kreeg. Als kerkleden uit mijn gemeente me dat vragen, keer ik het om en vraag hun: ‘Doe je mee aan de Postcodeloterij? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?’

Zelf doe ik niet mee, want volgens mij wijzen Jezus en Paulus mij op iets anders. Jezus zei ooit: “Geven maakt gelukkiger dan ontvangen.” En Paulus schreef in één van zijn brieven: “Stel je hoop niet op zoiets onzekers als rijkdom, maar op God, die ons rijkelijk van alles voorziet om ervan te genieten. En draag hen op om goed te doen, rijk te zijn aan goede daden, vrijgevig, en bereid om te delen.”  

Als ik die woorden op me laat inwerken, denk ik maar zo: als iemand in Balkbrug meedeed aan de Postcodeloterij om daarmee al die goede doelen te steunen, heeft hij nu de kans om dat echt heel royaal te doen!

Ook verschenen als opiniebijdrage in het Nederlands Dagblad

Wie horen er allemaal bij ‘het Israel van God’ uit Galaten 6:16?

Deze blog is ook als (lees)preek te downloaden incl. liturgie en PPP op deze site onder het tabblad preken/NT/Galaten 6:16

Moge er vrede en barmhartigheid zijn voor allen die bij deze maatstaf blijven, en voor het Israël van God. Dit woord van God uit Galaten 6: 16 is het uitgangspunt voor de preek die ik op 6 oktober 2024 gehouden heb in Balkbrug. In het ‘Onze Vader’ leert Jezus ons ook bidden: ‘Uw koninkrijk kome’. Volgens de Heidelbergse Catechismus wil dat zeggen: regeer ons zo door uw Woord en Geest, dat wij ons steeds meer aan U onderwerpen en daarmee de komst van Gods Koninkrijk bevorderen. En we vragen daarmee aan onze hemelse Vader: bewaar en vermeerder uw kerk. Maar, dacht ik toen, wat is de plaats van het joodse volk in dat plan van God om zijn Koninkrijk op aarde te stichten? Ja, hoe moet je tegen Israel aankijken?

Om te beginnen wil ik een vraag stellen. Waar denk jij aan bij het woord ‘Israel’? Daar kun je veel verschillende antwoorden op geven. Israel, dat is

  • De nieuwe naam voor Jakob. Jakob betekende ‘bedrieger’ of ‘hielenlikker’. Israel werd zijn nieuwe naam toen hij met een engel van God vocht bij Pniël. Zijn nieuwe naam Israel betekent: ‘Strijder met God’ of ‘God strijdt’.
  • De twaalf stammen. In Exodus worden de nakomelingen van Jakob ‘Israelieten’ of ‘het volk van de Israelieten’ genoemd, en daarna al vrij snel ‘het volk Israel’ of gewoon ‘Israel’. En als ze in het beloofde land zijn, heet het hele gebied tussen de Jordaan en de Middellandse Zee, van Dan in het noorden bij Libanon tot aan Berseba in de woestijn van het zuiden gewoon ‘Israel’.
  • Het tienstammenrijk. Toch blijft er wel een onderscheid, want als David koning wordt, erkent alleen de stam Juda hem als koning. De andere stammen worden ‘Israel’ genoemd. Zelfs in de Gouden Eeuw onder de koningen David en Salomo wordt de ene keer gezegd dat ze regeren over ‘heel Israel’ en de andere keer over ‘Israel en Juda’. En als er na Salomo’s dood een burgeroorlog uitbreekt, noemt het tienstammenrijk zichzelf ‘Israel’ en het tweestammenrijk zichzelf ‘Juda’. En zo worden ze door God ook heel vaak aangesproken in de rest van het Oude Testament.
  • Het joodse volk. Tegelijk blijft de HERE Zich ook in de tweede helft van het Oude Testament de God van Israel noemen, en dan wordt het hele joodse volk bedoeld, ook al zijn het voor het grootste deel nakomelingen van Juda – vandaar ook de naam ‘Joden’ en ‘het joodse volk’.  In het Nieuwe Testament is ‘Israel’ meestal niet de aanduiding van het land (dan is het Galilea of Samaria of Judea), maar worden de joden wel vaak ‘Israel’ of ‘het volk van Israel’ genoemd.
  • Het geestelijke Israel. Een paar keer in het Nieuwe Testament wordt met ‘Israel’ dat deel van de joden bedoelt die in Jezus als hun Messias zijn gaan geloven. Bij dat geestelijke Israel horen ook de mensen uit de andere volken die tot geloof in Jezus zijn gekomen.
  • De staat Israel sinds 1948. In de geschiedenis vanaf 70 na Christus tot 1948 werd er weinig over ‘Israel’ gesproken. Pas toen het joodse volk na de verschrikkingen van de Holocaust een eigen staat kreeg, noemden ze het ‘Israel’.
  • En misschien kun je nog wel wat noemen als je aan het woord ‘Israel’ denkt.

Hoe dan ook: in Galaten heeft Paulus het over ‘het Israel van God’. Wat bedoelt hij daarmee? Want dat is toch wel de kern van de vraag als wij het vandaag over Israel hebben. Wie horen daar volgens God bij? Voordat we daar vanuit de Bijbel verder op ingaan, wil ik je eerst vragen om uit de Bijbel Hosea 1:1 – 2:3 te lezen.

HOSEA 1:1 – 2:3

Als je je afvraagt: wie horen er vandaag bij het Israel zoals God dat bedoeld heeft? Dan moet je jezelf eigenlijk eerst iets anders afvragen. Namelijk: Wie horen er vanaf Pinksteren bij Gods ene volk?

Want God heeft door de eeuwen door maar één volk. Namelijk de mensen die in Hem geloven. In de tijd van Adam en Eva was dat de groep mensen rondom Seth en Enos. Die groep werd steeds kleiner, totdat alleen Noach en zijn gezin overbleven. Daarna ging God verder met Abraham, Isaak en Jakob en het volk dat uit hen voortkwam: Israel. Maar er kwamen ook mensen van buitenaf bij – al was het maar mondjesmaat: Rachab bv. en Ruth. Maar dat je bij dat ene volk van God mocht horen, dat was geen automatisme. Want het gaat niet om de uiterlijke besnijdenis. Het gaat om de besnijdenis van je hart, zei Mozes aan het begin van Israels geschiedenis al (1400 voor Christus) en zei Jeremia opnieuw vlak voordat de tempel verwoest en de bevolking van Judea en Jeruzalem gedeporteerd werd (600 voor Christus).

Ja, kun je lezen in Hosea: als Israel massaal ontrouw wordt aan God, kan God kan ook zijn volk verstoten. Dan gaan ze ‘Lo-Ammi’ heten (‘niet mijn volk’) in plaats van ‘Ammi’ (‘mijn volk’). Dan gaan ze ‘Lo-Ruchama’ heten (‘geen ontferming’) in plaats van ‘Ruchama’ (‘ontferming’). Maar iedereen die oprecht berouw krijgt en weer terugkomt bij God – dan neemt God je weer liefdevol aan en krijg je beide geboortenamen weer terug: ‘Ammi Ruchama’. Dan neemt God zijn volk weer in genade aan. Sterker nog, dan krijg je een nog veel mooiere positie, zegt Hosea, want dan worden jullie ‘kinderen van de levende God’ genoemd. Calvijn zei hierover: dat is nog vertrouwelijker, dat God je Vader wilt zijn. Dat heb je te danken aan die ene Leider die Gods volk weer bij elkaar brengt, onze Here Jezus Christus.

Maar wie mogen dan bij dat volk van God horen en de HERE hun Vader noemen? Ontstaat er na Pinksteren een tweede volk van God naast het joodse volk, namelijk de christelijke gemeente? En gaat de HERE vanaf  Pinksteren met beiden een eigen spoor?

Nou, dan moet je goed kijken hoe Paulus en Petrus hier over schrijven. Zij leggen beiden, geïnspireerd door de Heilige Geest, de woorden van Hosea uit. Eerst Paulus, in Rom. 9:

God heeft ons geroepen om in zijn majesteit (NBV21) / heerlijkheid (HSV) / glorie (GNB) te delen: ons, die niet alleen uit het Joodse volk afkomstig zijn, maar uit alle volken, zoals ook bij Hosea staat geschreven: ‘Wat mijn volk niet was  [Lo-Ammi] , zal Ik mijn volk  [Ammi] noemen; wie mijn geliefde niet was  [Lo-Ruchama] , zal Ik mijn geliefde  [Ruchama]  noemen. En waar tegen hen gezegd is: “Jullie zijn mijn volk niet  [Lo-Ammi] ,” zullen ze kinderen van de levende God worden genoemd.’

Ook Petrus verwijst naar Hosea in hoofdstuk 2 van zijn eerste brief. Hij schrijft die rondzendbrief aan de kleine christelijke kerken in wat nu Turkije is. Alle theologen zijn het erover eens dat hij christenen op het oog heeft die vroeger niet joods, maar grieks waren – aan heidenchristenen dus. Over hen schrijft hij:

Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk, gekozen om de grote daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis geroepen heeft naar zijn wonderbaar licht. Vroeger was u Gods volk niet [Lo-Ammi] , nu bent u Gods volk  [Ammi] ; vroeger heeft God u zijn ontferming (NBV21) / barmhartigheid (GNB) / onthouden  [Lo-Ruchama] , nu heeft Hij u zijn ontferming / barmhartigheid  [Ruchama]  getoond.

Zie je wat Paulus en Petrus doen? Ze passen de vervulling van Hosea toe op de uitbreiding van Gods volk na Pinksteren! Gods ene volk, dat eerst voornamelijk uit Joden bestond die Jezus als Messias verwachtten, krijgt een geweldige toeloop van gelovigen uit allerlei volken die nu ook tot geloof komen. En die mogen er gewoon bij horen! Dat is niet iets nieuws. Jesaja profeteerde dat al in Jesaja 19:

Op die dag zal er een weg lopen van Egypte naar Assyrië. Dan zullen de Assyriërs naar Egypte komen en de Egyptenaren naar Assyrië, en samen zullen zij de HEER dienen. Op die dag zal Israël zich als derde bij Egypte en Assyrië voegen, tot zegen voor de hele wereld. Want de HEER van de hemelse machten zal hen zegenen met de woorden: ‘Gezegend is Egypte, mijn volk, en Assyrië, werk van mijn handen, en Israël, mijn eigen bezit.’

En zei de Here Jezus dat ook al niet zelf, toen er een Romeinse centurio bij Hem kwam die onvoorwaardelijk in Hem geloofde? Dan kun je lezen in Matteüs 8:

Toen Jezus dit hoorde, verbaasde Hij zich en Hij zei tegen degenen die Hem volgden: ‘Ik verzeker jullie: bij niemand in Israël heb Ik zo’n groot geloof gevonden. Ik zeg jullie dat velen uit het oosten en uit het westen zullen komen en met Abraham, Isaak en Jakob zullen aanliggen bij het feestmaal in het koninkrijk van de hemel, maar de erfgenamen van het koninkrijk zullen worden verbannen naar de uiterste duisternis; daar zullen zij jammeren en knarsetanden.’ Tegen de centurio zei Jezus: ‘Ga naar huis. Zoals u het geloofd hebt, zo zal het gebeuren.’ Op hetzelfde moment genas zijn knecht.

In Gods ogen is er maar één volk, en dat zijn de mensen die Hem liefhebben, Hem vereren. In het Oude Testament alle gelovigen die de Messias verwachtten. In het Nieuwe Testament alle mensen die Jezus als Messias herkennen en aannemen door zich te laten dopen in zijn Naam – de enige die mensen redden kan. Dan hoor je bij het volk van God!

Dat vonden trouwens alle Israelieten na Pinksteren die christen geworden waren. Misschien weet je, dat er een enorme diskussie ontstond toen Cornelius, de romeinse centurio, tot geloof in Jezus komt. En daarna heel veel andere niet-Joden. Dan ontstaat er een richtingenstrijd: de partij van christelijke Farizeeërs vonden dat alle nieuwe christenen uit de heidenen besneden moesten worden en zich aan de wet van Mozes moesten houden. Anderen vonden van niet, want de wet en de besnijdenis waren door Jezus vervuld. Maar beiden vonden ze: wij zijn samen het ene volk van God – het Israel zoals God dat bedoeld heeft! Maar waar moeten christenen, of ze nu een joodse of een heidense achtergrond hebben, aan voldoen? Ze leggen het aan de apostelen voor. En die zeggen klip en klaar, zowel Petrus (die wat ruimdenkender was) als Jakobus (die wat meer van de strakke kant was) in Handelingen 15:

“God, die de harten doorgrondt, heeft zich duidelijk vóór hen [de gelovigen uit de andere volken] uitgesproken door hun de heilige Geest te schenken, zoals Hij die ook aan ons geschonken heeft. Hij heeft geen enkel onderscheid gemaakt tussen ons en hen, want Hij heeft hun hart door het geloof gereinigd. Nee, we geloven dat we door de genade van de Heer Jezus gered worden, op dezelfde wijze als zij.”          

Jakobus valt daarna Petrus bij:

“Simeon heeft uiteengezet hoe God van-af het begin het voornemen had om uit alle volken een volk te vormen dat zijn naam vereert. Dat stemt overeen met de woorden van de profeten; er staat immers geschreven: ‘Dan keer Ik terug op mijn schreden. Ik zal het vervallen huis van David herbouwen en wat neergehaald is weer opbouwen. Ik zal dit huis doen herrijzen, zodat de mensen die overgebleven zijn de Heer zullen zoeken, evenals alle volken over wie mijn naam is uitgeroepen. Zo spreekt de Heer, die dit van oudsher heeft aangekondigd.'”

En dan wil ik ook nog Paulus noemen, want die had deze kwestie aan de apostelen in Jeruzalem voorgelegd. Hij schrijft later een brief aan de christenen in de grote stad Efeze, aan de westkust van Turkije. Die waren vroeger allemaal Grieks, dus hoorden niet bij het volk van God. Wat schrijft hij dan aan ze?

Bedenk dat u geen geboren Joden bent, maar eens tot de heidenen behoorde. U was toen niet verbonden met Christus, u was uitgesloten van het burgerschap van Israël en had geen deel had aan de verbonden die God met Israël gesloten had en de beloften die daarbij hoorden. U leefde zonder hoop en zonder God in deze wereld. Maar nu bent u, die eens ver weg was, in Christus Jezus dichtbij gekomen, door zijn bloed. Want Hij is onze vrede: Hij heeft met zijn dood Joden en niet-Joden verenigd om uit die twee in zichzelf één nieuwe mens te scheppen. Zo bracht Hij vrede en verzoende Hij door het kruis beiden in één lichaam met God, door in zijn lichaam de vijandschap te doden. Vrede kwam Hij verkondigen aan u die ver weg was en vrede aan hen die dichtbij waren: dankzij Hem hebben wij allen door één Geest toegang tot de Vader. Zo bent u dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als de hoeksteen. In Hem vormt het bouwwerk één geheel en groeit het uit tot een tempel die gewijd is aan de Heer, in wie ook u samen opgebouwd wordt tot een plaats waar God woont door zijn Geest.

Besef je wat Paulus hier zegt? Niet-joden krijgen burgerrechten bij God! Ze worden gastvrij onthaald binnen het Israel van God! Geen vreemdelingen of gasten meer. Burgers! Niet maar in het algemeen ‘burgers van Gods koninkrijk’, maar ze krijgen ‘het burgerschap van Israel.’ Gods volk wordt uitgebreid! En waarom? Omdat na Pinksteren de Heilige Geest wereldwijd gaat. Omdat God de God van de verbinding is. En iedereen die zich verbonden voelt met Christus, alleen door het geloof, zonder enige prestatie, puur uit genade, als geschenk van God, zodat niemand zich beter of minder hoeft te voelen – dan heb je, of je nu vroeger Jood of heiden was, door één Geest toegang tot de Vader en hoor je bij de huisgenoten, de gezinsleden van Gods grote familie – het Israel van God. Ja, geloof in Gods plan en je hoort bij zijn volk!

Want, zegt Paulus in zijn brief aan de voornamelijk joodse christenen in Rome:

Jood is men niet door uiterlijkheden, en het gaat ook niet om de uiterlijke, lichamelijke besnijdenis; Jood zijn is iets innerlijks en de besnijdenis is die van het hart. Het is het werk van de Geest.” (…) “Want niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël. Dat wil zeggen: ze zijn niet door hun natuurlijke afstamming kinderen van God, maar op grond van Gods belofte.

Omdat ‘Israel’ zoveel betekenissen heeft in de Bijbel, moet je verder kijken dan de eenvoudige conclusie: ‘Israel toen was Gods volk en bestond voor 99% uit joden als nakomelingen van Jakob. En dus is het joodse volk van vandaag en vooral dat deel dat nu in Israel woont, nog steeds Gods volk.’ Dan lees je, denk ik, de Bijbel te letterlijk. Terwijl Hosea, Mozes, Jesaja, Jeremia, Jezus, Petrus, Jakobus en Paulus voortdurend zeggen: het gaat niet om de buitenkant, het gaat om je hart. Iedereen die z’n vertrouwen op de God van Abraham, Isaak en Jakob zet doordat je Jezus als jouw Redder en Heer aanneemt, wordt van Lo-Ammi, omdat je bij Hem weggelopen was, weer Ammi, omdat God je weer aanneemt als zijn kind; en van Lo-Ruchama omdat je van God vervreemd was, weer Ruchama, omdat God zich toch weer over jou ontfermd heeft.

Maar wat is de plaats van het joodse volk in dat plan van God om zijn Koninkrijk op aarde te stichten? Dan neem ik jullie mee terug naar Galaten. Vóór Galaten 6 vers 16 staat in vers 15 namelijk dit:

Het doet er niet toe of iemand besneden is of niet, maar alleen of iemand een nieuwe schepping is. Moge er vrede en barmhartigheid zijn voor allen die bij deze maatstaf blijven, en voor het Israël van God.

De nieuwe maatstaf voor Gods volk is, schrijft Paulus aan de christenen in de provincie Galatië, dat je niet langer volgens de regels van de joodse wetten een plekje in de hemel probeert te verdienen, maar dat je vertrouwen volledig op Jezus Christus stelt en dat je weet dat je van Hem bent en dat Hij in je hart woont en dat je je laat leiden door zijn Heilige Geest. Dan heb je vrede met God en ervaar je van daaruit telkens hoe Hij zich liefdevol en barmhartig over jou ontfermt.

En joodse christenen? Die mogen zich bemoedigd weten door te geloven dat ze nog steeds deel uitmaken van dat ‘Israel van God’. Ze werden in de tijd van het Nieuwe Testament door hun volksgenoten uitgekotst. Stefanus werd gestenigd, joodse christenen werden tot in Damaskus door Saulus vervolgd, Jakobus werd vermoord, Paulus is talloze keren door joodse ophitsingen in de gevangenis beland. En nog steeds spugen orthodoxe Joden letterlijk op Messiasbelijdende joden en sluiten hen volledig buiten: ze worden niet meer als Jood beschouwd. Dat doet pijn. Juist als je beseft uit wat voor bevoorrechte positie je tot geloof in Jezus gekomen bent! Besef dan goed, zegt Paulus: als christen-jood ben en blijf je burger van het Israel van God!

En de joden die Jezus nog steeds afwijzen? En die nu voor een groot deel weer in rondom het aardse Israel wonen met het aardse Jeruzalem als hoofdstad? In het Nieuwe Testament hoor je daar niets over. Wel over het Joodse volk dat niet meer op de stam Israel geënt is, maar door Paulus nog steeds ‘het natuurlijke Israel’ / het ‘Israel naar het vlees’ genoemd wordt. Dat volk mag je liefhebben. Dat volk gun je ook dat ze hun eigen Jezus, geboren uit een gelovige Joodse vrouw, als Verlosser erkennen. Om dat volk -een hele besneden natie- mag je verdriet hebben, net als Paulus, omdat het zijn Redder verwerpt. Maar je mag net zoveel verdriet hebben om een hele gedoopte natie in Nederland, die ook Jezus als zijn Redder de rug toegekeerd heeft. Gods hartzeer is voor beiden even groot. En zijn hart ook. Vanaf Pinksteren gaan de deuren naar de wereld wagenwijd open: God “roept nu overal alle mensen op tot inkeer te komen” (Hand. 17:30). Of daar ook de afgehouwen takken bij horen die weer op de stam van het Israel van God worden teruggeënt? Zou best kunnen, zegt Paulus, wanneer ze niet volharden in hun ongeloof (Rom. 10:23). En of er nog veel gedoopte kerkverlaters terugkomen? Zou best kunnen, want er is regelmatig blijdschap in de hemel over een verloren zondaar terugkeert (Luk. 15:7+10). Daarvoor zond God immers Jezus? Omdat Hij niet alleen het joodse volk, maar heel de wereld lief had, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Iedereen! God heeft geen lievelingskinderen meer en ook geen lievelingsvolk. Zijn belofte is voor iedereen. Iedereen die in Hem gelooft, brengt Hij weer samen als Gods ene volk in het nieuwe Jeruzalem.

Slapen in de kerk – over Heilige Nachten, Eutychus en Calvijn

“Holy moly – je gaat slapen in een kerk!” Met die slogan probeert ‘Heilige Nachten’ mensen te verleiden een overnachting te boeken in een prachtig oud kerkgebouw, zoals in het Friese Oosterwolde, op nog geen 300 meter lopen van onze vrijgemaakte kerk aan de Hooge Esch. In de ene kerk kun je elke zondag om 10 uur naar de kerk. In de andere kerk kun je slapen als toeristische attractie: een creatief idee om een stukje cultureel erfgoed een nieuwe bestemming te geven.

Bekend is het verhaal in Handelingen 20 vers 7 – 12 van de tiener Eutychus die tijdens een lange preek Paulus in de vensterbank zat te luisteren, in slaap viel en door het open raam vanaf de derde verdieping naar beneden viel en daarbij om het leven kwam. Paulus stopte meteen met preken, ging naar beneden, wekte de jongen weer tot leven en ging daarna gewoon verder met zijn preek.

Aan de hand van dit verhaal kun je prachtig tegen slapen in de kerk fulmineren. En met evenveel recht kritiek hebben op te lange preken. Maar Lukas, de schrijver van Handelingen, geeft voor deze twee toepassingen geen aanleiding.

Dat vindt ook Calvijn in zijn bijbelcommentaar op Handelingen. Grappig genoeg kan Calvijn het tegelijkertijd niet laten om toch even fel van leer te trekken tegen het slapen in de kerk. Hier volgt, iets vrijer vertaald dan in de vertaling uit 1900 die in mijn boekenkast staat, Calvijns opmerkingen n.a.v. de tragische val uit het raam van Eutychus.      

Handelingen 20 vers 9

Een jongeman die Eutychus heette, zat in het venster en werd door slaap overmand toen Paulus maar doorging met zijn toespraak. Diep in slaap verzonken viel hij van de derde verdieping naar beneden; toen men hem optilde bleek hij dood te zijn.

Calvijn zegt hierover: “Ik zie geen enkele reden, waarom sommige bijbeluitleggers zo heftig uitvaren tegen de slaperigheid van deze jongen en durven te zeggen dat zijn dood de straf was voor dit onbehoorlijke gedrag. Men moet zich er eerder over verwonderen dat hij zo lang heeft weten te strijden tegen de slaap die zich tijdens de nacht krachtig aan hem opdrong  en waardoor hij uiteindelijk overwonnen werd. Dat de slaap hem zonder dat hij het wilde bekropen en overmand heeft, kan men hier wel uit opmaken, dat hij niet in de vensterbank is gaan zitten om eens lekker uit te rusten. Omdat er zoveel personen in de bovenzaal aanwezig waren, moest Eutychus wel in het venster gaan zitten. Want het zou een schandelijke losbandigheid zijn waarmee iemand het hemelse evangelie veracht, wanneer men in het venster gaat zitten, terwijl er elders in de zaal ruimte was. Het is een teken van luiheid wanneer men een plaats uitzoekt die gelegenheid biedt om te slapen. Maar dat Eutychus door de slaap overmand werd terwijl hij in het venster zat, bewijst niets anders dan dat hij buiten zijn schuld door de zwakheid van zijn natuur bezweken is, evenals wanneer iemand een flauwte krijgt door honger of vermoeid raakt door al te grote inspanning.

Maar terecht valt de slaperigheid te berispen van iedereen die vol aardse zorgen onnadenkend naar de kerk komt of die vol van eten en wijn daardoor slaperig wordt; en die, hoewel ze in andere zaken waakzaam genoeg zijn, toch slaperig naar Gods Woord en de preek luisteren. Van al deze dingen kunnen we Eutychus niet beschuldigen,  want Lukas zegt duidelijk dat hij pas na middernacht door een diepe slaap werd overvallen en drie verdiepingen naar beneden viel.”