Groene preek: Wees zuinig op Gods spullen!

“Helaas is uw preek niet de winnende.” Dat kregen 62 theologen en 75 lekenpredikers te horen van de jury die moest kiezen welke twee ingezonden preken het meest aansprekend groen waren. Johan Lock en ds. Willem Maarten Dekker waren de terechte winnaar. Er zijn geen nrs. 2, 3 enz. bekend gemaakt. Geen idee dus wat de jury van mijn ingezonden groene preek vond. Hieronder de tekst, de preek en de plaatjes.

Deuteronomium 22:6-7

Stel dat je onderweg bent en in een boom of op het land een nest ontdekt waarin een vogel op haar jongen of haar eieren zit. Dan mag je het nest uithalen, maar het moederdier moet je laten vliegen. Het is verboden én de jongen én het moederdier te pakken. Wie zich hieraan houdt, zal lang en gelukkig leven.

Voor mij is het elk jaar weer een fascinerend gevoel, wanneer je in het voorjaar de eerste kieviten weer mag begroeten. Als je deze weken ergens door de groene velden fietst, hoor je al gauw die heel eigen roep van de kievit. Je kijkt eens, en ja hoor, daar buitelt hij al over de akkers, met zijn karakteristieke zwart-witte verenpakje, en je hoort hem alsmaar roepen: kie-oe-wiet-wiet-wiet, kie-oe-wiet. Als je stopt om wat meer aandacht aan hem te schenken, zie je misschien wel, dat hij elke meeuw of kraai die te dicht in de buurt komt, aanvalt, door er in scheervlucht op af te duiken. Zo jaagt hij ze met ongekende felheid weg. Dan weet je: hier in de buurt zit een vrouwtje op haar nest met vier eieren. En het is de kunst, om dan zo’n nestje te vinden. Dat valt nog niet mee, want een kievit op het nest is bijna niet te zien, en de eieren al helemaal niet vanwege hun groene schaal met bruine en zwarte vlekken.

Wat hebben kievitseieren nu met het geloof te maken? Voor mij dit, dat je in de natuur ziet, hoe mooi God de wereld gemaakt heeft. De levende natuur, dat is Gods eigen schep­ping! Hij wil dat we met zijn wereld zorgvuldig omgaan. Het mag geen wanbeheer worden.

Maar we weten allemaal, wat voor puinhoop we als mensheid er in de afgelopen 100 jaar van gemaakt hebben. Olierampen, luchtvervuiling, opwarming van de aarde, illegale houtkap, giftig water dat stiekem geloosd wordt. Enzovoort enzovoorts. En hoe doen jij en ik het zelf, in het klein? Jongeren (maar zij niet alleen!) smijten lege verpakkingen en frisdrankblikjes achteloos langs de kant van de weg, volwassenen nemen voor elk kleinigheidje de auto. Dat het slecht is voor het milieu? Boeie! Maar óók daardoor wordt het leven in de natuur bedreigd. Liefde voor de natuur moet je leren. Daarom gaat het vanavond over de vraag: hoe ben jij en hoe zijn wij met de schepping bezig? Hoe verantwoord en bewust? Want:

God ziet graag dat je zuinig bent op zijn spullen

Hoe ga je om met de natuur en milieu? In de bijbel staan daar geen direkte uitspraken over. Want die tijd was de natuur, met de wilde dieren voorop, voor het grootste deel nog een bedreiging voor de mensen. Wilde dieren moest je dus verjagen. Het probleem van uitstervende dieren en planten is ver van het bijbelse toneel verwijderd.

Verder is het ook best wel belangrijk om te beseffen: de natuur is door God geschápen en mag door de mensen ge­bruikt worden. Er is dus geen eigen zelfstandige plaats voor ‘Moeder Natuur’ of ‘Moeder Aarde’. En waarom niet? Dat hangt samen met het geloof in God: er mag niet iets of iemand voor God in de plaats komen. Ook de natuur of het milieu mag niet vergoddelijkt worden.

Waarom staat zo’n voorschrift over eieren zoeken dan in de Bijbel? Om twee redenen, denk ik.

Allereerst: Israel is een vogelrijk land. Er komen zo’n 350 verschillende soorten voor. Mozes geeft de Israelieten niet voor niets een lange en gedetailleerde lijst van reine en onreine vogels. Die eerste mag je eten, en dus werd er jacht op gemaakt met pijl en boog of met het klapnet. Psalm 124 verwijst ernaar en in Amos 3:5 staat: ‘Duikt ooit een vogel in een klapnet neer als het aas ontbreekt? Slaat ooit een klapnet dicht zonder dat er iets te vangen is?’ De HERE vergelijkt zijn volk zelfs één keer met vogels die met een klapnet gevangen worden. Als de Israelieten van het Tienstammenrijk de HERE in crisistijd niet om hulp vragen, maar hun toevlucht ergens anders zoeken, bij Egypte of bij Assyrië, staat er in Hosea 7:12 + 13a dat God over zijn ongelovige volk zegt: “Als zij nog eens op weg gaan, zal Ik mijn net over hen uitspreiden. Ik haal ze neer als vogels uit de lucht. Zodra Ik hun zwerm hoor, neem Ik ze gevangen. Onheil kome over hen, omdat zij van Mij zijn weggevlogen.” Oftewel: wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen, net zoals een jonge vogel die zich te ver van z’n moeder verwijderd. Denk maar aan de jonge eendjes in de sloten die door snoeken of reigers of ratten worden gepakt als ze net even te ver uit de buurt van de moedereend zijn.

Vogels zijn dus belangrijk voor de Israelieten. Ze zorgen voor voldoende voedsel. Dat is de eerste reden, waarom deze bepaling door Mozes in Deuteronomium wordt opgenomen. Het is een kwestie van gezond verstand om, als je een vogelnest vindt, de moeder te sparen. Dezelfde overweging kom je tegen bij de wet ter bescherming van bomen in hoofdstuk 20:19-20 van Deuteronomium: “Als u een stad langdurig moet belegeren, mag u haar boomgaarden niet vernietigen. Laat de bijl rusten en laat de bomen staan, want u moet er zelf van eten, en bovendien: is een boom soms een mens, dat u tegen hem moet strijden? Alleen de bomen waarvan u weet dat ze geen vruchten geven, mag u vernietigen of omhakken om ze te gebruiken voor de belegering van de stad waarmee u in oorlog bent.” De Israelieten mogen níet de taktiek van de verschroeide aarde toepassen, want én voor hezelf én voor de vijanden moet de mogelijk­heid blijven bestaan, om in leven te blijven. Daarom mogen vruchtbo­men niet zomaar gerooid worden, en daarom mogen vogelsoorten niet uitgeroeid worden. Zo hebben de Israelieten zélf baat bij een verant­woord omgaan met de natuur.

Toch is er nog een tweede reden voor dit voorschrift over een ­nest met een broedende vogel. Die is minstens zo belangrijk. Namelijk: God wil dat je eerbied hebt voor ál het leven dat Hij geschapen heeft. Als je een vogel mét haar jongen of eieren meeneemt, verstoor je het evenwicht in de natuur. Zo mag je niet omgaan met Gods schepping. God wil ons juist eerbied bijbrengen voor zijn schepping. En dus ook voor alles wat er in de natuur leeft. In Genesis 1 kun je lezen hoe God de wereld in zes dagen gemaakt heeft en er Zelf het stempel ‘zeer goed’ opzette. Adam en Eva kregen van God de opdracht de opdracht mee om het paradijs te bewerken en te bewaren en te heersen over alle dieren. Er is dus geen gelijkheid tussen mens en dier. Maar mens en natuur waren wel met elkaar in harmonie. De dieren trekken vredig bij Adam langs om van hem allemaal een naam te krijgen. Stel je eens voor, wat een prachtgezicht dat geweest moet zijn. Daarin laat Adam zien, dat hij beeld van God is. Pas na de zondeval is alles anders geworden. Dan lukt het niet meer om de natuur volledig in bedwang te houden. Dán pas wordt het mooie kruid ónkruid en begint het te woekeren. Dán pas worden de dieren wild en gevaar­lijk. Dán pas beginnen mensen ook mísbruik van de natuur te maken.

Maar God blijft van ons vragen dat we zorgvuldig met heel de natuur omgaan. Het is zíjn schepping! Dat blijkt wel heel duidelijk uit de geschiedenis van Noach. Als de zondvloed voorbij is, wat belooft God dan? Dan belooft God, dat Hij nóóit weer alle mensen en dieren zal uitroeien door ze te laten verdrinken. Hij geeft er zelfs een prachtig teken bij: de regenboog. Maar aan wíe belooft God dat allemaal? Aan Noach natuurlijk. En aan Sem, Cham en Jafeth. Ja, maar óók aan de dieren. God zegt tegen Noach: Dit is het teken van het verbond dat Ik met alle levende wezens op aarde gesloten heb. God is dus niet alleen vriendelijk voor de mensen, maar ook voor de dieren. En dáárom moeten wij het ook zijn. God vraagt respekt voor héél zijn schepping. Planten en dieren mag je gebruiken voor eten en kleding en noem maar op. Maar de opdracht om te heersen over de schepping betekent niet, dat we als mensen dieren mogen mishandelen, komplete bossen mogen vernielen, zeeën mogen vervuilen en ijskappen laten smelten. Dat is geen góed beheer, maar wanbeheer.

Hoe breng je dat konkreet in de praktijk? Ik zou zeggen: laat iedereen dat maar voor zichzelf bepalen. Als je de woorden van Spreuken 12 maar ter harte neemt: ‘Een rechtvaar­dige zorgt goed voor zijn vee, een goddeloze is alleen maar wreed.’ Dat geldt uiteraard voor boeren, want het gaat over vee, en dan ben je als christen wel verplicht om over intensieve veehouderij en bio-industrie na te denken. Tot hoever mag dat gaan?

Maar ook: hoe ga jij zelf met dieren om? Trek je een kat aan z’n staart, of leg je er in de laatste dagen voor oud en nieuw een strijker onder? Bind je de hond maar aan een boom, als je in de zomer op vakantie gaat? Heb je wel eens nagedacht over scharreleieren en plofkippen?

Liefde voor de natuur en respect voor Gods schepping blijkt in de kleine dingen. Bijvoorbeeld hoe de Israelieten omgaan moeten met een vogel die op haar eieren zit. De eieren meenemen én tegelijk de moeder doden mag niet. Iets dergelijks staat in Leviti­kus 22:28: ‘Een rund, schaap of geit mag je niet tegelijk met z’n eigen jong op dezelfde dag slachten.’ Twee generaties tegelijk doden is een aanslag op het voortbestaan van de soort. Dan ben je bezig het leven in de schepping egoïstisch voor jezelf op te gebruiken. De HERE ziet het graag anders. Ja, Hij ziet graag dat je zuinig bent op zijn spullen.

Verloste mensen – als je door de Heilige Geest christen bent geworden, dan bekommer je je om meer dan alleen je eigen zieleheil. Dan begin je weer een paradijsmens te worden. Iemand die beseft: God heeft mij als rentmeester over zijn goede schepping aangesteld. Onthoud steeds: de aarde is, met al wat leeft, met al wat zij aan schatten heeft, het wettig eigendom des HEREN! Het is Góds schepping! Laten we dat niet vergeten. Want al die aandacht voor het milieu in onze tijd, tot en met een Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer – al die aandacht kun je bij veel mensen ook verklaren uit het feit, dat ze niet meer in God geloven, en in een leven na dit leven. Dan ga je óf oppervlakkig leven: leve de vrolijkheid en de lol – YOLO!!; óf je zoekt een nieuwe vulling in je leven, en heel vaak wordt dat het milieu. Want deze aarde die we hebben, is de enige werkelijkheid die er is. Maar als christen weet je toch beter! Déze aarde is van God, en voor Hém leven we. Vergeet tegelijk niet, dat de wereld zoals wij die nu kennen, eens ten onder gaat. Er komt dus een keer een eind aan onze aarde. Maar juist omdát je dat weet, mag je van alle dingen in het leven wél ge­bruik maken, zegt Paulus in 1 Korintiërs 7. Want wie het kleine (deze oude, door de zonde aangetaste aarde) niet eert, is het grote (de nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont en waar de leeuw en het lammetje met elkaar spelen) niet weerd.

Wees dus zuinig op Gods spullen! Op zijn Woord, op zijn kerk, op zijn kinderen, maar ook op zijn schepping, want zie, die was zeer goed.

Mag je als predikant zelf bepalen in welke andere kerken je officieel voorgaat?

Dominees uit de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en de Nederlands Gereformeerde Kerken mogen sinds begin december ook in de Protestantse Kerk in Nederland preken. Eind oktober hadden GKV/NGK het omgekeerde al besloten: PKN-predikanten die zich “gebonden [weten]  aan de leer van de Bijbel zoals beleden in de gereformeerde belijdenissen” mogen voorgaan in GKV- en NGK-kerkdiensten als de eigen gemeente hiermee instemt.

Misschien dat dit besluit sommigen overvalt. De PKN is toch een plurale kerk waarin vrijzinnigheid en orthodoxie allebei een legitieme plek hebben? Hoe kun je daar dan als gereformeerde dominee Gods Woord brengen? En omgekeerd: hoe weet je zeker dat een PKN-predikant op een vrijgemaakte kansel voluit Gods Woord brengt? Nou, dat kan dus als je samen het geloof deelt in God als Schepper en Vader, Jezus Christus als Verlosser en Heer en de Heilige Geest als Vernieuwer en Motivator, zoals de Bijbel daarover spreekt en zoals de Drie Formulieren van Eenheid dat naspreken.

Want de verschillen in kerkvisie zijn minder belangrijk dan de eenheid in geloof.  Met dit besluit lopen GKV en NGK weer in de pas met de CGK. Die besloten in 2013 al dat alle predikanten uit de PKN die zich “in de uitoefening van hun ambt verbonden hebben aan de gereformeerde belijdenissen” ook mogen worden uitgenodigd om in de CGK te preken (bron: Reformatorisch Dagblad)

De gezamenlijke landelijke vergadering van GKV en NGK sprak ook uit dat een predikant die voorgaat in een PKN-gemeente dat in goed overleg met de eigen kerkenraad doet.

Deze formulering stond niet in het oorspronkelijke voorstel van Deputaten Kerkelijke Eenheid (GKV) en de Commissie Contact en Samenspreking (NGK). Die hadden het vrijblijvender geformuleerd, namelijk: Predikanten zijn gerechtigd op verzoek voor te gaan in een PKN-gemeente na daarvan mededeling te hebben gedaan aan hun kerkenraad.

De motivatie hierachter was, dat een predikant als dienaar van Gods Woord overal waar hij (of zij) de gelegenheid krijgt, het Evangelie van Jezus Christus mag brengen. Dat hoort bij zijn persoonlijke roeping, dus een kerkenraad mag dat zijn predikant niet verbieden.

Persoonlijk was ik het hier niet mee eens. Elke predikant is allereerst verbonden aan de eigen gemeente. Samen met de ouderlingen geeft hij  geestelijke leiding aan de gemeente. De kerkenraad is ook verantwoordelijk voor de eenheid in de gemeente. Het bewaren van die eenheid is belangrijker dan de persoonlijke wens van een dominee om, als hij daarvoor gevraagd wordt, buiten het eigen kerkverband voor te gaan. Als er zo’n verzoek komt, hoort de predikant dat eerst aan zijn kerkenraad voor te leggen.  En wel om twee redenen:

1/ Een predikant gaat nooit op persoonlijke titel uit preken. Hij staat daar altijd als vertegenwoordiger van de vrijgemaakte kerk, zelfs als het geen officiële kerkdienst is.

In mijn eerste gemeente, de GKV pp Zaamslag, werd sinds de jaren ’60 op 24 december een kerstnachtdienst gehouden. Het was een persoonlijk initiatief van de net opgerichte ‘Commissie Volkskerstzangavonden’. De eerste keer deden de hervormde, de synodale en de vrijgemaakte dominee mee. Meteen daarop schreef de hervormde predikant een roerend stuk over de eenheid tussen de samenwerkende kerken die nu ontwaakt was, met als gevolg dat de vrijgemaakte kerkenraad zei: deze eerste keer is meteen ook de laatste keer geweest, want we zijn het als drie kerken over veel zaken zo fundamenteel oneens, dat we op de kerstavond niet een begin van kerkelijke eenheid willen suggereren. Begin jaren ’90 vroegen de hervormde en synodale dominee mij om weer mee te doen. Toestemming vragen aan de kerkenraad was niet nodig, zeiden ze, want de kerstnachtdienst was immers nog steeds een persoonlijk initiatief? Dat kan wel waar zijn, zei ik toen, maar als ik mee doe, zegt iedereen: kijk, de vrijgemaakte dominee doet ook weer mee! Dus heb ik eerst aan de kerkenraad gevraagd wat ze daarvan vonden. Geen enkel probleem, zeiden de mannenbroeders, want de hervormde en synodale predikant zijn allebei bijbelgetrouwe voorgangers.

2/ Mijn volgende gemeente was die van Nijmegen. Die is in pas als één van de laatste kerken in november 1969  uit elkaar gevallen in een GKV en een NGK, omdat de toenmalige predikant drie jaar lang het dringende advies van de kerkenraad naast zich neerlegde om loyaal te zijn aan het kerkenraadsbesluit om  samen binnen het kerkverband te blijven. Dat wilde deze predikant niet. Hij  bleef volhouden dat hij overal waar hij geroepen werd, Gods Woord mocht brengen, ongeacht de mening van de kerkenraad. Daarmee brak hij de eenheid binnen zijn eigen gemeente op. Net als in de jaren ervoor verschillende vrijgemaakte dominees zonder enige vorm van overleg met de eigen kerkenraad voorgingen in een synodale kerkdienst. Mede als gevolg van zulk eigenmachtig optreden is de breuk tussen GKV en NGK ontstaan.

Zulke solistische akties van predikanten met een te groot roepingsbesef naar buiten toe en een te klein verantwoordelijkheidsgevoel voor de eenheid van de eigen gemeente moet je als synode / landelijke vergadering niet de ruimte geven door te zeggen: ‘U mag overal voorgaan waar u wilt, dominee, als u het maar even meldt bij uw kerkenraad.’

Vandaar mijn voorstel om uit te spreken: Predikanten zijn gerechtigd op verzoek voor te gaan in een PKN-gemeente na daarvoor instemming van hun kerkenraad gekregen te hebben.

Een meerderheid van de afgevaardigden vond dit net even te strak geformuleerd. Want wat is dan nog de vrijheid en de ruimte die een predikant heeft om als dienaar van het Woord het Evangelie te brengen als hij daarvoor uitgenodigd wordt?

Dus kwam een andere afgevaardigde, ds. Wim van Wijk, met een andere voorstel dat uiteindelijk unaniem aangenomen is:  Wanneer een NGK-GKV predikant voorgaat in een PKN-gemeente, gebeurt dat in goed overleg met de eigen kerkenraad.

Met die uitkomst kan ik goed leven (anders was het ook niet een unaniem besluit geweest :-). Want wat in goed overleg tot stand komt, dient ook altijd de eenheid in de eigen gemeente.

Goede Vrijdag 2020 – Mijn Verlosser hangt aan ’t kruis

De week van Goede Vrijdag en Pasen is in 2020 anders dan in andere jaren. We gaan niet naar een uitvoering van de Matthäus-Passion, we volgen niet massaal de live-uitvoering van The Passion in Roermond en kunnen geen vespers en kerkdiensten bezoeken. We hebben wel volop keus om thuis op allerlei manieren te kijken en te luisteren naar de boodschap van Goede Vrijdag en Pasen. Ook onze kerk probeert wekelijks een soort ‘korte kerkdienst’ voor te bereiden en uit te zenden. Voor Goede Vrijdag 2020 is dat gelukt! Kijk en luister! En voor wie het nog eens rustig door wil lezen: de overdenking n.a.v. Johannes 19:25-30 staat hieronder.

Door God geliefde mensen, mijn zus en broer in Jezus Christus,

Zeven keer heeft Jezus aan het kruis gesproken. Johannes heeft zijn derde, vijfde en zevende kruiswoord voor ons opgeschreven. Met alle drie wil Jezus ons vandaag ook iets zeggen, als onze Verlosser aan het kruis.

Bij het kruis staat zijn lieve moeder Maria. En Johannes, de apostel van wie Jezus heel veel hield, staat naast haar. Jezus zegt ten hen: “Kijk, hij is nu je zoon” en “Kijk, zij is nu je moeder”. Dat zegt Jezus om twee redenen.

Allereerst wil Jezus hiermee zeggen: ‘Ik sterf aan het kruis voor iedereen. Dus ook u, lieve moeder, en jij, beste Johannes – jullie allebei hebben net zo goed verlossing van jullie zonden nodig. Jullie hebben geen streepje voor op al die andere mensen voor wie Ik hier ook aan het kruis hang.’ Vandaag zegt Jezus daarmee tegen jou en mij: ‘Bekijk Mij niet als een bijzonder mens of als een goede vriend of als een indrukwekkend voorbeeld. Nee, geloof dat Ik in de eerste plaats jouw Verlosser wil zijn! Daarvoor heb Ik jouw zonden het kruishout opgedragen.’ Geloof dat vooral!

Jezus wil met deze woorden nog iets duidelijk maken. Straks is Hij er niet meer. Dat is een gemis. Iedereen weet hoe moeilijk het is om dat te accepteren. Dus geeft Jezus Maria en Johannes aan elkaar. Ze moeten allebei leren om Jezus als zoon en vriend los te laten en vooral van Hem te blijven houden als hun Verlosser. Aan het kruis geeft Jezus al weten aan zijn volgelingen: er komt een nieuw gezin, de ‘familie van God’. Ik hoop dat jullie dat in deze coronatijd ook zo ervaren, dat je als christen op twee manieren extra steun ervaart: (pijl omhoog) als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? (pijl horizontaal) En door de steun en bemoediging, praktisch én geestelijk, van medechristenen.

“Ik heb dorst!” is het tweede wat we Jezus horen uitroepen in het Evangelie van Johannes. In het Grieks is het maar één woord, een rauwe kreet: Dorst!! Het verwijst naar Psalm 69 en Psalm 22. David wordt in beide psalmen getroffen door fysieke pijn: nog even en zijn lichaam houdt er mee op. Hij dreigt te sterven van de dorst – dat is één van de ergste kwellingen die een mens kan meemaken. Ook dat lijden, lichamelijk en wat dat vervolgens psychich en geestelijk met je doet, heeft Jezus voor ons gedragen. Niet alleen onze zonden en overtredingen. Ook onze ziektes en onze pijn. Op Goede Vrijdag staan we meestal vooral stil bij het eerste: Christus stierf aan het kruis voor onze zonden. Maar ik hoop, dat het je vandaag ook bemoedigt, dat Jezus onze ziektes, jouw stress en mijn spanning op Zich genomen heeft. Hij ging ermee naar God toe. Doe jij dat vandaag ook, in al je angst en zorgen?

En dan is daar het laatste woord van Jezus: “Het is volbracht!” In het Grieks gebruikt Jezus opnieuw één woord: Volbracht! Niet als zucht van verlichting, maar als bewuste uitroep: mijn reddingswerk is voltooid. Daarna buigt Hij het hoofd en, staat er letterlijk, geeft de geest. Wil je dat vanavond tot je laten doordringen? Jezus vol­brengt zijn levenstaak in onze plaats. Want onze levensopdracht is mislukt. Door de zonde missen we ons doel. Wij verdwalen bij God vandaan. Als gevolg van de zonde loopt heel de wereld vandaag vast in het corona-moeras. Om ons heen vallen duizenden doden. En geestelijk gezien liggen wij midden in de dood. Maar kijk dan naar het kruis van Golgota! Wie hangt daar? Jouw Heiland! Mijn Redder! Jezus, onze Heer! Hij hangt daar in plaats van Barabbas. En Barabbas – tegenover de hemelse Rechter ben jij dat – ben ik dat – ja, wij zijn allemaal van het type Barabbas in Gods ogen. Maar wie hangt daar? Jezus. Hij is vrijwillig onze Plaatsvervanger. En voor iedereen die in Hem gelooft, klinkt nog steeds de uitroep: “Het is volbracht!” Dat heeft Hij met luide stem ook voor jou geroepen, mijn broer en zus! Dat geeft houvast in dit zo onvoorspelbare leven. Balsem voor je ziel. En perspektief op het eeuwige, volmaakte leven. Ongekende geluk. Allemaal op grond van zijn volbrachte werk. Geloof je dat? Geloof je Jezus Christus en die gekruisigd? Amen

Mijn Verlosser hangt aan ’t kruis,

en Hij hangt er mijnentwegen, mij ten zegen

Van de vloek maakt Hij mij vrij,

en zijn sterven zaligt mij.


Mijn Verlosser hangt aan ’t kruis.

Zou ik dan in droeve dagen troostloos klagen?

Als ik naar zijn kruis mij richt

valt mijn eigen last mij licht.

 

 

 

 

 

Bloed, zweet en tranen in Getsemané

Ook op zondag 5 april is er weer een video-opname vanuit de kerk. Alles bij elkaar precies 22 minuten en deze keer met: * gezongen votum; * een korte preek over ‘Bloed, zweet en tranen’ – het lijden van Jezus in de hof van Getsémane; * een kindmoment; * een gebed; * Gods zegen; * Opwekking 268 – ‘Hij kwam bij ons heel gewoon’.

Bijbellezingen staan per abuis niet vermeld: Lukas 22:39-46 en Johannes 18:1-11.

Daarna in de playlist vier versies van ‘Nearer, my God, to Thee’.

Op berenjacht met David, Amos en Jesaja

Knuffelberen zijn lief. Echte beren zijn gevaarlijk.  Ga je vechten, vluchten of vriendschap sluiten?

Deze WeekBreek bevat weer een korte overdenking, een (kinder)lied ‘Stel mijn vertrouwen op de Heer, mijn God’ en een kort gebed.

De HEER waakt over de hele aarde; iedereen die hem met ​hart​ en ziel is toegedaan, biedt hij krachtige hulp. (2 Kronieken 16 vers 9)

Een vaste burcht is onze God – Psalm 46

Maarten Luther zong graag Psalm 46 als hij het moeilijk had. Wij maken ook moeilijke tijden door. Psalm 46 is een lied vol geloofsvertrouwen: zingend in de nacht in en zingend de nacht door. Want God laat, ook al weet ik niet precies hoe en waarom, ook vandaag zijn donderstem klinken – en heel de aarde siddert (Psalm 46 vers 7b). Maar tegelijk is God de Heer van de hemelse machten die alles ook in de hand heeft. Hij is, dankzij Jezus Christus, onze Immanuel – God met ons (Psalm 46 vers 8 + 12).

Over deze Psalm gaat mijn tweede online-preek, deze keer opgenomen in ons kerkgebouw ‘Het Noorderlicht’  in Assen-Peelo en met beeldmateriaal van, hoe kan het ook anders, natuurfotograaf Karla Leeftink. Vergeet niet om na preek + gebed + zegen ook de beide liederen (‘Geen Angst’ & ‘Schuilplaats’ ) te beluisteren.

 

 

De HEER regeert – ook tijdens de corona-crisis

Morgen is het zondag.  Kerken blijven leeg.  Op YouTube staat vanaf zondagmorgen 07:00 uur deze mini-preek online, inclusief gebed en een mooie lied:

Waar gaat het over?

Over het corona-virus dat als een storm over de wereld raast en iedereen in zijn greep heeft.

De storm komt uit Gods hand, zegt Psalm 107:

Wanneer Hij spreekt, doet Hij een stormwind opsteken, die haar golven hoog opheft.

Maar wie Jezus kent, mag er ook op vertrouwen:

Hij brengt de storm tot stilte, zodat hun golven zwijgen.

Hij is immers de Heer die regeert!

 

De erfenis van Eva – over de vrouwen in de gemeente van Efeze

Wat was voor Paulus de aanleiding om aan Timoteüs te schrijven dat vrouwen in de kerkelijke samenkomsten geen onderwijs mogen geven en geen gezag over mannen mogen uitoefenen? In februari 2002 schreef Jan Boersma, predikant binnen de GKV, hier een kort verhaal over in het blad CV/Koers. Ik vond het interessant genoeg om het voor het voetlicht te halen nu de GKV-kerken besloten hebben om vrouwen in de ambten toe te laten en mag het met instemming van de schrijver hier plaatsen. De gecursiveerde woorden in dit verhaal zijn citaten uit 1 Timoteüs 2:9-15.

De erfenis van Eva

Paulus staart naar het plafond. Hij zucht. Hij is blij dat deze dag is afgelopen en dat hij nu eerst een paar uur kan slapen. Van dit soort dagen moet je er niet te veel hebben. Het verhaal waarmee Trofimus vandaag aankwam uit Efeze, is in elk geval niet bevorderlijk voor zijn nachtrust. Timoteüs en de andere leiders van de gemeente in Efeze hebben het moeilijk. Allerlei zaken dreigen daar uit de hand te lopen. Het gezag van de apostel is nodig om orde op zaken te stellen in de gemeente. Gelukkig was Silvanus meteen bereid om samen aan een brief te beginnen. Maar moeilijk is het wel. Want sturen op een afstand, hoe doe je dat op een goede manier? Lang ligt Paulus te denken en te woelen, voordat hij eindelijk in slaap valt.

De volgende dag zitten ze met z’n drieën bij elkaar in de werkplaats: Paulus, Silvanus en Trofimus. Al snel komt het gesprek weer op de situatie in de gemeente van Efeze. Het is duidelijk dat Trofimus zich zorgen maakt. “Eén ding heb ik gisteren nog niet verteld,” zegt hij. En zuchtend gaat hij verder: “Sommige vrouwen maken er echt een toestand van. Niet allemaal hoor, maar er zijn er een paar bij… Niet te zuinig. Ze zeggen dat ze in de samenkomsten het woord willen voeren, omdat ze ook iets te zeggen hebben.” Paulus kijkt naar Trofimus. “Ja en? Wat is dan het probleem?” Trofimus kijkt zorgelijk. “Timoteüs heeft al een paar keer de samenkomsten voortijdig af moeten sluiten vanwege het tumult dat die vrouwen maken. Het lijkt af en toe meer op een kippenhok dan op een eredienst.” Paulus moet even lachen als het beeld zich al te letterlijk aan hem opdringt. Maar de ernst van de situatie wint het.

“Vertel eens precies wat er aan de hand is,” zegt hij tegen Trofimus. “Wel,” begint Trofimus aarzelend, “Een aantal vrouwen in de gemeente zijn aan het doorslaan. Het begon met één of twee van hen, maar al gauw deden een heleboel anderen ook mee. En dan bedoel ik, dat ze zichzelf op een verkeerde manier op de voorgrond dringen. Ze roepen allerlei dingen over vrijheid en waardigheid, maar het is duidelijk dat ze wel een klokje hebben horen luiden, maar ze weten niet waar de klepel hangt.” “Wat bedoel je precies?” wil Paulus weten. “Nou,” gaat Trofimus verder, “Toen ze net bij de gemeente hoorden, waren ze blij met alles. En vooral dat ze nu eindelijk echt meetelden. Als vrouwen, bedoel ik. Je weet wel: omdat voor onze Heer alle mensen evenveel waard zijn.” Paulus knikt en Trofimus gaat verder: “Maar de laatste tijd hebben ze daar een vreemde draai aan gegeven. Nu ze de vrijheid hebben geroken, is het net alsof ze geen enkele leiding meer willen aanvaarden. Ook niet de leiding van onze Heer. En wat Timoteüs ook zegt, ze luisteren niet naar hem. Ondertussen dragen ze die ideeën van hun wel uit in de gemeente. Je kunt het aan allerlei dingen merken. Zoals ze zich kleden, bijvoorbeeld. Tunica’s en sieraden – het is allemaal op henzelf gericht: om te laten zien dat zij er wezen mogen. Heel opzichtig. Af en toe is het zelfs regelrecht uitdagend. Je kunt je wel voorstellen wat voor effect dat op een aantal mannen heeft,” besluit Trofimus met een zucht. Paulus kijkt nadenkend voor zich uit. Dan zegt hij langzaam: “Ik wil hier eerst even rustig over na kunnen denken. Silvanus, vanavond gaan we verder met de brief. En dan eerst over dit element.”

’s Avonds zitten Paulus en Silvanus bij elkaar in de bovenkamer. Samen proberen ze de draad van de brief weer op te pakken. “Het lijkt me dat we met de praktische elementen moeten beginnen,” zegt Paulus. “Het laatste dat we opgeschreven hebben, was ook een praktisch punt: over het gedrag en de houding van de mannen. Als we nu beginnen bij een praktisch punt over de vrouwen, sluit dat goed aan.” Ineens knipt hij met zijn vingers. “Ik heb het,” zegt hij. “ Op dezelfde manier ook de vrouwen, dubbele punt. Daarmee is het in één keer heel duidelijk aan elkaar gekoppeld. En daarmee is ook duidelijk, dat heiligheid niet alleen een opdracht is voor mannen, maar voor alle gelovigen.” Silvanus is al aan het schrijven: ‘Op dezelfde manier ook de vrouwen:’. “Oké, en nu die woorden over kleren en zo. Schrijf maar op: ‘dat zij passend gekleed zijn en zich bescheiden en ingetogen opmaken. Laten ze niet willen opvallen door hun haardracht, gouden sieraden, juwelen of dure kleren.’”

Paulus wrijft even in zijn ogen. “Wat is er?” vraagt Silvanus. “Er moet nog iets bij,” zegt Paulus. “Op deze manier zou het kunnen lijken, alsof een vrouw er niet mooi en vrouwelijk uit mag zien. En dat is natuurlijk niet de bedoeling.” “Wat wil je precies zeggen?” wil Silvanus weten. “Ik denk aan de woorden van Trofimus. Dat er vrouwen zijn die aan zulke uiterlijke dingen hun status en hun zekerheid ontlenen. Alsof de waarde van hun leven bepaald wordt door hun vrouwelijkheid en hoe ze dat weten te presenteren. Al of niet met een erotische lading.” “Jij wilt dus eigenlijk zeggen, dat ze de waarde van hun leven ergens anders moeten zoeken,” probeert Silvanus te helpen. “Ja, precies. Want je moet de zekerheid in je leven niet zoeken bij jezelf, maar bij Christus. Respect hebben voor God. En dat laten zien in je leven, in je doen en laten. Dat zijn de sieraden, waar je leven echt mooi van wordt. Vul maar aan: ‘maar door goede daden, zoals dat hoort voor vrouwen die ervoor uit willen komen dat ze God eren.’”

Paulus staat op van de bank, waar hij tot dan toe op gezeten heeft. “Even de benen strekken,” zegt hij. “Want nu komt het moeilijkste gedeelte. Het probleem is dat die vrouwen allerlei dingen roepen zonder dat ze de diepgang van het evangelie gepeild hebben. Zoiets moet het dus worden: dat ze eerst meer van het evangelie gaan begrijpen; dat ze eerst leren luisteren en zich rustig houden. Ja, schrijf dat maar op: ‘een vrouw moet stil en volgzaam naar het onderricht luisteren.’ Dat zijn de trefwoorden, Silvanus: stil en volgzaam. Voordat je iets kunt zeggen over de blijde boodschap, moet je eerst leren om te luisteren, om stil te zijn en niet voor je beurt te praten.”

De pen van Silvanus gaat zacht krassend over het papier. Als hij klaar is, knikt hij. “Ook het woord volgzaam is goed gekozen, denk ik,” merkt hij op. “Het is een goede inhoudelijke omschrijving. Om leiding te kunnen geven in de naam van Christus moet je eerst zelf geleerd hebben wat het betekent om Hem te volgen. Ik neem tenminste aan dat je dat bedoelt.” Even denkt hij na. Dan gaat hij voorzichtig verder: “Maar is het niet te algemeen geformuleerd? Ik bedoel: het is duidelijk wat de boodschap is, maar als je het accent een klein beetje anders legt, lijkt het alsof een vrouw nooit iets zou mogen zeggen. Alsof iedere vrouw altijd alleen maar stil en volgzaam moet zijn. En dus nooit haar mond open mag doen of leiding geven.” Paulus kijkt hem vreemd aan. “Denk je?” vraagt hij. Maar na een poosje nadenken schudt hij zijn hoofd. “Dat lijkt me behoorlijk vergezocht,” zegt hij langzaam, “om dat erin te willen leggen. In elk geval zal Timoteüs die conclusie nooit trekken. En ik denk ook de anderen in Efeze niet. Want dat geldt voor mannen natuurlijk net zo goed: dat je begint met stil zijn en volgzaam zijn. Denk maar aan Trofimus bijvoorbeeld. Nu is hij in staat om leiding te geven. En hij doet het goed, vind ik. Maar in het begin was dat heel anders. Toen wist hij nog maar weinig en hij moest nog een heleboel leren. Als het goed is, leg je niemand overhaast de handen op. Vrouwen niet, maar mannen ook niet. Maar we hebben het nu niet over mensen in het algemeen, het gaat nu over die vrouwenbeweging in Efeze.”

“Maar zou je dan niet beter andere woorden kunnen kiezen?” stelt Silvanus voor. “Ik denk het niet,” zegt Paulus. “Op deze manier komt de bedoeling hopelijk heel duidelijk over. Hoe die vrouwen in Efeze zich op moeten stellen. Ik geloof niet dat ze meteen zullen gaan denken aan een algemene regel. Tenminste, dat kan ik me niet goed voorstellen. Denk alleen al aan wat ze meegemaakt hebben van Priscilla: hoe die in staat is om anderen te onderwijzen in de weg van het geloof. Dat hebben ze in Efeze van dichtbij meegemaakt. Hebben we toen ooit gezegd dat ze haar mond moest houden, omdat ze een vrouw is? En dat ze daarom geen onderricht mag geven? Of heb ik ooit beweerd dat Junia geen echte apostel is, omdat ze een vrouw is? Dat zou toch onzin zijn!”

Paulus haalt geagiteerd zijn schouders op. “Of denk aan de vrouwen die in allerlei gemeentes optreden als profetes. Nee, volgens mij ben je nou bezig om spijkers op laag water te zoeken, Silvanus.” Al pratend wordt zijn gezicht roder. Met grote gebaren onderstreept hij zijn boosheid. “We hebben immers altijd benadrukt dat het evangelie een mens zijn oorspronkelijke waarde weer terug geeft. Ik bedoel de waarde die God bij de schepping aan de mens gegeven heeft. Allerlei verschillen die mensen later aangebracht hebben, tellen voor God niet mee.”

“Rustig maar,” onderbreekt Silvanus hem lachend, “je hoeft mij niet te overtuigen. Ik ben al overtuigd. Ik bedenk alleen maar hoe de woorden in deze brief misschien over kunnen komen bij anderen.” De relativerende woorden van Silvanus hebben meteen hun uitwerking: Paulus ontspant zich. Er verschijnt een voorzichtige glimlach op zijn gezicht. Dan gaat hij verder: “Weet je, volgens mij zou er een heleboel gewonnen kunnen worden, als die vrouwen gaan beseffen dat ze een andere houding moeten hebben. Want nu het zo gaat, wordt er op een verkeerde manier leiding gegeven in de gemeente.”

Silvanus denkt even na. Dan zegt hij: “Als je dat bedoelt, kun je dat er ook bij zeggen, lijkt me. Om misverstanden te voorkomen.” Paulus knikt. “Een goed idee,” zegt hij. “Schrijf maar op: ‘Ik sta niet toe dat ze onderricht geeft of gezag uitoefent over de man. Nee, ze moet stil zijn.’” Langzamerhand verschijnt er een grijns op het gezicht van Paulus. Dan zegt hij langzaam: “Ik denk trouwens wel, mijn beste Silvanus, dat deze woorden op dezelfde verkeerde manier uitgelegd zouden kunnen worden. Maar het doet in elk geval heel duidelijk recht aan de situatie in Efeze.”

Paulus gaat verzitten. Intussen heeft Silvanus een kan wijn en paar bekers gehaald. Als de bekers gevuld zijn, hervat Paulus het gesprek: “Hiermee kan Timoteüs wel aan de gang. En als de dames nog enig respect hebben voor een apostel van Christus, zullen ze zich ook laten gezeggen. Alleen, ik zou ook graag willen, dat ze daar zelf ook van overtuigd raken en dat ze inzien dat het zo moet. En daarom zoek ik nog iets van een motivatie die hen aan kan spreken.” “Ik snap het,” knikt Silvanus. “Met stroop vang je meer vliegen dan met azijn.” “Dat is wel heel kort door de bocht,” reageert Paulus lachend. “Ik dacht eigenlijk meer aan iets anders. Want waarom gaat het uiteindelijk? Dat we vanuit liefde en toewijding bezig zijn voor onze Heer. Niet met tegenzin of alleen maar vanuit een plichtsgevoel. Zo’n sfeer zou ik ook graag weer terug willen hebben in de gemeente van Efeze.” “Hmmm.” Silvanus wrijft nadenkend door zijn haar. “Het gaat erom dat ze eerst moeten luisteren en volgzaam zijn. Eerst het evangelie in zich opnemen. Misschien dat ze dan later wel onderwijs kunnen geven.” “Precies,” zegt Paulus. “Als ze daarvoor de gaven hebben, en als de Heer duidelijk maakt dat Hij hen daarvoor gebruiken wil.”

Ineens lichten zijn ogen op. “Ik heb het! Eva! Dat is een prima voorbeeld.” “Eva? Hoe bedoel je dat? Wat heeft Eva er nou mee te maken?” “Nou, ik bedoel: kijk naar de schepping. Eerst is Adam gemaakt en daarna Eva pas. Is zij daarmee minder dan Adam? Absoluut niet. Ook al verscheen ze pas later op het wereldtoneel, toen ze er eenmaal was, was ze er ook helemaal. Een vrouw naast Adam en tegelijk tegenover hem. Maar hoe dan ook: niet onder hem. En dat is ook precies wat ik die vrouwen in Efeze mee wil geven. Het is helemaal niet erg als ze in de gemeente later op het toneel verschijnen, en als ze eerst een poos op de achtergrond moeten blijven. Daar ben je niet minder om. En je hoeft dus ook niet het gevoel te krijgen dat je terug gezet wordt. Kijk maar hoe blij Adam was, toen God Eva gemaakt had. Schrijf maar op: ‘Adam is het eerst geschapen, daarna Eva.’” Silvanus haast zich om de woorden van Paulus op het papier te krijgen.

Even is het stil. Dan zegt Paulus: Ik wil nog even verder over Adam en Eva. Want in die geschiedenis zitten nog meer elementen die we naar voren kunnen halen.” “Waar denk je dan aan?” vraagt Silvanus. “Ik zie het zo niet meteen.” “Ik denk aan wat ik zonet zei. De Heer heeft Eva bedoeld als een vrouw naast en tegenover Adam. Wanneer gaat het verkeerd? Als de één probeert om boven de ander te staan, om de ander te overheersen of te manipuleren. De ellende daarvan kun je overal om je heen zien, als mannen verkeerd met hun vrouw omgaan, omdat ze hun vrouw als sloofje gebruiken of als voetveeg of erger. Maar andersom kan natuurlijk ook: dat vrouwen proberen om mannen opzij te zetten, omdat ze zelf vooraan willen staan. Dat is precies wat er nu in Efeze gebeurt.” “Maar hoe zie je dan een lijntje lopen vanuit de geschiedenis van Adam en Eva?” wil Silvanus weten. “Nou, dat lijkt me nogal duidelijk. Want wanneer krijgt dat schitterende verhaal zo’n tragische wending? Als Eva op een verkeerde manier het initiatief neemt, en als ze haar man overhaalt om met haar mee te doen aan het kwaad. Die gebeurtenis maakt heel duidelijk, dat niet alleen mannen de fout in kunnen gaan door een verkeerde manier van leiding geven, maar vrouwen evengoed. Met andere woorden: die vrouwen moeten niet de illusie hebben dat zij boven elke kritiek verheven zijn. Ze moeten gaan beseffen dat de satan ook via hun binnen zal komen, als hij die gelegenheid krijgt. Ik wil dat ze eerlijk en kritisch gaan kijken naar hun houding en naar hun optreden. Want als ze dat niet doen, zou het wel eens verwoestende gevolgen kunnen hebben, zoals ook die actie van Eva verwoestende gevolgen heeft gehad.”

“Hoe wil je dat ik dat opschrijf?” vraagt Silvanus. “Ga maar gewoon verder: ‘En Adam werd niet misleid; het was de vrouw die zich liet misleiden en het gebod van God overtrad.’” Zonder te pauzeren praat hij verder: “En schenk nog eens wat wijn in, als je wilt.” Even is Silvanus van zijn stuk gebracht. Dan begint hij te lachen. “Ik neem aan dat ik dat niet op hoef te schrijven.” Paulus fronst zijn wenkbrauwen. Hij begrijpt niet meteen waar Silvanus het over heeft. Maar als de humor tot hem doordringt, begint hij ook te lachen. “Nee,” zegt hij, “dat bewaren we voor Timoteüs.” “Wil jij dan intussen de olie even bijvullen?” vraagt Silvanus, “want zo te zien zal die lamp het niet al te lang meer volhouden.”

Als ze allebei weer aan tafel zitten met een volle beker wijn en bij een lamp die weer helder licht geeft, zegt Paulus: “Zo, nu zijn we er bijna. Eigenlijk had ik hiermee af willen sluiten, maar ik wil toch nog iets meer zeggen. Die opmerking van jou, dat deze woorden misschien verkeerd kunnen vallen en dat vrouwen zich achteruit gezet voelen, is bij me blijven haken. Daarom lijkt het me goed om toch ook heel nadrukkelijk het positieve te benoemen.” “Prima,” reageert Silvanus. En terwijl hij zijn pen weer in de inkt doopt, zegt hij: “Ik ben er klaar voor.”

Paulus denkt hardop na: “Het belangrijkste is natuurlijk dat mensen gered worden en dat ze door Christus een plek krijgen in het koninkrijk van God. Dat wil ik ook meegeven aan de dochters van Eva in Efeze: dat ze gered zullen worden uit een wereld die op weg is naar de ondergang. Maar hoe kan ik dat het beste onder woorden brengen?” “Wil je dat van mij weten?” vraagt Silvanus aarzelend, “of ben je nu in gesprek met jezelf?” Paulus kijkt op. “Het was niet rechtstreeks voor jou bedoeld, nee. Maar ik vind het natuurlijk prima als je meedenkt. Dat weet je wel. Trouwens, dat doe je toch wel. Ook ongevraagd.” Silvanus grinnikt. “Kom op,” zegt hij, “we hebben nog iets af te maken. Je wou nog iets zeggen over die vrouwen, dat ze zich moeten richten op de dingen die werkelijk belangrijk zijn: het eeuwige leven.” “Klopt,” zegt Paulus. “Want wat ze nu laten zien is niet de navolging van Christus in liefde en toewijding. Dat moet er nog bij. Het moet dus worden dat de Heer iets geweldigs met hen wil: dat ze een plek krijgen in zijn koninkrijk. En tegelijk dat ze dat koninkrijk alleen kunnen bereiken op de weg van geloof en van liefde.” “Hoe moet ik dat precies opschrijven?” “Wacht even, want ik ben er nog niet helemaal.” Paulus trekt een diepe rimpel tussen zijn ogen. “Nu zouden ze nog steeds het idee kunnen krijgen dat zij voor het koninkrijk van God verwezen worden naar de zijlijn. Alsof er voor hun niks te doen is. En dat is natuurlijk niet zo. Er is genoeg te doen. Ook voor hun.” “Zeg dan iets over het grootbrengen van kinderen.” Dankbaar kijkt Paulus zijn vriend aan. “Dat is een goeie. Een heleboel vrouwen zullen zich daarin kunnen herkennen, omdat het een groot deel van hun leven vult of gevuld heeft. En het is ook werkelijk één van de belangrijkste taken binnen het koninkrijk van God. Silvanus, je bent onbetaalbaar.” “Ik weet het,” reageert Silvanus droog. “En de verleiding is groot om daar een snedige opmerking bij te maken.”

Maar Paulus’ hoofd staat nu niet naar humoristische opmerkingen. “De vrouwen in Efeze hoeven zich niet nutteloos te voelen na de opmerkingen die ik eerder gemaakt heb. Ze blijven volop meedoen. Want wat is belangrijker dan je kinderen vertellen over God en over zijn grootheid en wat is meer waardevol dan het doorgeven van je liefde voor Christus aan je kinderen? Bovendien,” onderbreekt Paulus zichzelf, “is het ook iets dat Timoteüs op een goede manier duidelijk kan maken aan hen. Want zo heeft hij het zelf ook ervaren, hoe belangrijk een moeder kan zijn. Ga maar na wat hij zelf allemaal wel niet te danken heeft aan zijn moeder Eunike en zelfs aan zijn grootmoeder Loïs. Silvanus, ik denk dat we daarmee dit gedeelte wel af kunnen sluiten.” Paulus dicteert en Silvanus schrijft: ‘Maar ze zal kinderen ter wereld brengen en zo gered worden, als ze volhardt in geloof, liefde en een God toegewijd en ingetogen leven.

Tevreden kijkt Paulus naar het papier. “Volgens mij hebben we alle reden om dankbaar te zijn,” zegt hij. “En laten we dat maar meteen concreet maken. Dan kunnen we meteen ook vragen of deze woorden zegenrijk mogen doorwerken.” Zo besluiten de beide vrienden deze inspannende dag met een gezamenlijk gebed.

 

Blijf stappen zetten op de ladder van het geloof!

Belijdenis jpeg1-001Vandaag, op zondag 5 juni, doen in GKV “Het Noorderlicht”  te Assen-Peelo zeven jongeren belijdenis van hun geloof. Tegen Brenda, Dennis, Harmen, Henrik, Henry, Ruben en Wouter zeg ik, net als Paulus: “Jullie geloven in Christus en jullie horen bij Hem. Daarom mogen jullie God nu alles vragen. Jullie kunnen erop vertrouwen dat Hij jullie zal helpen.” (Efeziërs 3:12 BGT).

Wat ik hen en mij en iedereen vandaag wil meegeven is de les van Efeziërs 3:14-21. Daar is Paulus zó blij met christenen die hun geloof belijden, dat hij meteen zelf gaat doen, waar hij iedereen oproept. Namelijk: vraag maar raak aan God. En wat vraagt Paulus dan? Dit:

Blijf stappen zetten op de ladder van het geloof!

En dan noemt Paulus zeven stappen. Hier komen ze:

Ladder tekst1/ Bid altijd met vertrouwen. Dat is vers 14+15. Je gelooft toch dat God je machtige, hemelse Vader is? Hij regeert over alles in de hemel en op de aarde.  Denk dus altijd groot van Hem!

2/ Bid altijd om kracht . Dat is vers 16. Want als God machtig is (en dat is Hij), wil Hij ook jouw geloof diep van binnen steeds sterker maken. Dat doet Hij door zijn Heilige Geest.

3/ Bid altijd om groei. Dat is vers 17a. Jezus Christus wil namelijk graag altijd in jullie aanwezig zijn. Hij wil geen in bijrol spelen in je leven, bv. alleen op zondag of op bijzondere momenten. Hij wil echt gaan wonen in je hart! Je hart –  de motor van alle onderdelen van je leven. Waar Hij woont, regeert Hij met liefde. En Hij wil graag dat jij daar bewust voor blijft kiezen – door je geloof.

4/ Bid daarom ook altijd om liefde. Dat is vers 17b. Dat Gods liefde in jou blijft en dat jij van God blijft houden en van je naaste. In de liefde moet je al gelovige ‘geworteld en gegrondvest’ blijven, zoals een plant in vaste grond en zoals een gebouw op een stevig fundament. Liefde is de basis van jouw bestaan als christen en ons bestaan als gemeente van Christus.

PHR_3664_15/ Bid daarnaast ook altijd om kennis. Dat is vers 18. Nee, daarbij gaat het niet om bijbelteksten of dogmatische theorieën, maar om het kennen en begrijpen van Gods eeuwenoude reddingsplan waarmee Hij jou en mij en alle andere christenen  weer bij Zich terug wil brengen. De diepte van dat plan (Jezus gaf zijn leven) en de omvang van dat plan (heel de wereld) zijn zo geweldig, dat je daar samen niet over uitgedacht en uitgepraat raakt.

6/ Bid als zesde ook om volheid. Dat is vers 19. Namelijk dat je je steeds weer laat vullen met Gods aanwezigheid in jouw leven. Dankzij Jezus heb je allerlei gaven gekregen om als christen te groeien naar geestelijke volwassenheid. Maar verlang daar ook naar en streef er ook naar!

7/ Tenslotte, zegt Paulus, blijf altijd God bedanken. Dat is vers 20+21. Want Hij heeft alle macht (zoals Michelle Williams zingt: There’s no limit to what You can do, You’re almighty and all powerful).  Dus komt Hem alle eer toe. Altijd via Jezus, vergeet dat niet. En doe het persoonlijk – God bedanken. Maar ook altijd samen met medechristenen. Want ‘onze zeven’ van vandaag, Brenda, Dennis, Harmen, Henrik, Henry, Ruben en Wouter, zijn niet de eersten die tot geloof gekomen zijn. Nee, ze staan in een lange rij van christenen die allemaal tijdens hun leven op God vertrouwden en in Jezus geloofden. Voor ieder van ons vandaag geldt: blijf net als al die andere christenen altijd stappen zetten op de ladder van het geloof.

Efeziërs 3 vers 14 t/m 21   –   Bijbel in Gewone Taal

14 Ik kniel en bid tot God, de Vader. 15 God heerst over alle engelen in de hemel en over alle volken op aarde. 16 Gods macht is groot. Daarom bid ik dat God jullie diep van binnen kracht wil geven door zijn Geest. 17 Ik bid dat hij jullie geloof zo groot maakt dat Christus altijd in jullie aanwezig is. En ik bid dat God door de liefde van Christus de kerk sterk wil maken en wil laten groeien. 18 Ik bid dat hij jullie en alle andere christenen wil leren hoe groot en diep die liefde is. 19 Dan zullen jullie begrijpen dat die liefde groter is dan een mens zich kan voorstellen. Ja, ik bid dat God zelf volledig in jullie aanwezig wil zijn. 20 Gods macht is oneindig groot. Hij kan alles doen wat wij hem vragen, of waar wij aan denken, en zelfs nog veel meer. Zijn macht is nu al in ons aan het werk. 21 Alle eer aan God, in heel de kerk, die bestaat dankzij Jezus Christus. Alle eer aan God, voor altijd en eeuwig! Amen.