Goede Vrijdag – balsem voor mijn ziel

Zeven keer heeft Jezus aan het kruis gesproken. Johannes heeft zijn derde, vijfde en zevende kruiswoord voor ons opgeschreven. Met alle drie wil Jezus ons vandaag ook iets zeggen, als onze Verlosser aan het kruis. Ze staan geschreven in Johannes 19:16b-30

Moeder en zoon

Bij het kruis staat zijn lieve moeder Maria. En Johannes, de apostel van wie Jezus heel veel hield, staat naast haar. Jezus zegt ten hen: ‘Kijk, hij is nu je zoon’ en ‘Kijk, zij is nu je moeder’.

Dat zegt Jezus volgens mij om twee redenen. Allereerst wil Jezus hiermee zeggen: Ik sterf aan het kruis voor iedereen. Dus ook u, lieve moeder, en jij, beste Johannes – jullie allebei hebben net zo goed verlossing van jullie zonden nodig. Jullie hebben geen streepje voor op al die andere mensen voor wie Ik hier ook aan het kruis hang.

Vandaag zegt Jezus daarmee tegen jou en mij: ‘Bekijk Mij niet als een bijzonder mens of als een goede vriend of als een indrukwekkend voorbeeld. Nee, geloof dat Ik in de eerste plaats jouw Verlosser wil zijn! Daarvoor heb Ik jouw zonden het kruishout opgedragen.’ Geloof dat vooral!

Toch denk ik dat Jezus met deze woorden ook nog iets anders wil zeggen. Straks is Hij er niet meer. Dat is een gemis. Iedereen weet hoe moeilijk het is om dat te accepteren. Dus geeft Jezus Maria en Johannes aan elkaar. Ze moeten allebei leren om Jezus als zoon en vriend los te laten en vooral van Hem te blijven houden als hun Verlosser. Aan het kruis geeft Jezus al weten aan zijn volgelingen: er komt een nieuw gezin, de ‘familie van God’.

Ik hoop dat je in de afgelopen 12½ maand corona als christen op twee manieren extra steun ontvangen hebt. Vertikaal:als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? En horizontaal: door de steun en bemoediging, praktisch én geestelijk, van de mensen om je heen, zowel van christenen als van niet-christenen.

Dorst

“Ik heb dorst!” is het tweede wat we Jezus horen uitroepen in het Evangelie van Johannes. In het Grieks is het maar één woord, een rauwe kreet: “DORST!!” Het verwijst naar Psalm 69 en Psalm 22. David wordt in beide psalmen getroffen door fysieke pijn: nog even en zijn lichaam houdt er mee op. Hij dreigt te sterven van de dorst – dat is één van de ergste kwellingen die een mens kan meemaken.

Ook dat lijden, lichamelijk en wat dat vervolgens psychich en geestelijk met je doet, heeft Jezus voor ons gedragen. Niet alleen onze zonden en overtredingen. Ook onze ziektes en onze pijn. Op Goede Vrijdag staan we meestal vooral stil bij het eerste: Christus stierf aan het kruis voor onze zonden. Maar ik hoop, dat deze uitroep van Jezus je bemoedigt. Hij heeft ook onze ziektes, jouw stress en mijn spanning op Zich genomen. Hij ging ermee naar God toe. Doe jij dat vandaag ook, in al je angst en zorgen?

Volbracht

En dan is daar het laatste woord van Jezus: “Het is volbracht!” In het Grieks gebruikt Jezus opnieuw één woord: “VOLBRACHT!” Niet als zucht van verlichting, maar als bewuste uitroep: mijn reddingswerk is voltooid. Daarna buigt Hij het hoofd en, staat er letterlijk, geeft de geest.

Wil je dat op Goede Vrijdag tot je laten doordringen? Jezus vol­brengt zijn levenstaak in onze plaats. Want onze levensopdracht is mislukt. Door de zonde missen we ons doel. Wij verdwalen bij God vandaan. Als gevolg van de zonde is heel de wereld vastgelopen in het corona-moeras. In het afgelopen jaar zijn er zo’n twee miljoen corona-doden te betreuren. En geestelijk gezien liggen wij midden in de dood.

Maar kijk dan naar het kruis van Golgota! Wie hangt daar? Jouw Heiland! Mijn Redder! Jezus, onze Heer! Hij hangt daar in plaats van Barabbas. En Barabbas – tegenover de hemelse Rechter ben jij dat – ben ik dat – ja, in Gods ogen zijn wij allemaal van het type Barabbas! Maar wie hangt daar? Jezus. Hij is vrijwillig onze Plaatsvervanger. En voor iedereen die in Hem gelooft, klinkt nog steeds de uitroep: “Het is volbracht!” Dat heeft Hij met luide stem ook voor jou geroepen, mijn broer en zus! Dat geeft houvast in dit zo onvoorspelbare leven. Balsem voor je ziel. En perspektief op het eeuwige, volmaakte leven. Ongekende geluk. Allemaal op grond van zijn volbrachte werk.

Geloof het! Geloof in Jezus Christus en die gekruisigd!!

Deze overdenking heb ik gehouden in de kerkdienst op Goede Vrijdag 2020 en is terug te beluisteren via

Don Carson over de terugkeer van gevallen christelijke voorgangers

Can a Fallen Christian Leader Ever Be Restored?

Onder die titel schreef D.A. Carson (74), emeritus-hoogleraar Nieuwe Testament aan de Trinity Evangelical Divinity School in Deerfield, Illinios (USA) en medeoprichter van ‘The Gospel Coalition’ onderstaand artikel dat eerst verscheen in The Southern Baptist Journal of Theology (jrg. 4, nr. 4, pag. 87-89) en daarna op 26 november 2019 gepubliceerd is op de website van The Gospel Coalition.

Kan een christelijke voorganger die in zonde gevallen is, ooit weer terugkeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, onder welke voorwaarden? Wat vind jij?

Deze indringende vraag is nog steeds aktueel, niet in de laatste plaats vanwege het aantal christelijke voorgangers die openlijk in zonde gevallen zijn, vaak (maar zeker niet altijd) op seksueel gebied. Over dit onderwerp is een aanzienlijk aantal boeken geschreven, dus ik zal dit ingewikkelde vraagstuk zeker niet in iets meer dan duizend woorden kunnen oplossen.

Maar ik zal proberen in vier punten duidelijk te maken wat de belangrijkste aandachtspunten zijn.

1. Zorg voor een heldere probleemstelling

Bij deze vraag naar herstel moet wel duidelijk worden om welk herstel het gaat. Anders kun je met de vraag twee kanten op en kan de vraag zelfs suggestief worden. Stel dat de zonde seksueel van aard is. Wordt met ‘herstel’ dan het herstel binnen het huwelijk [van de voorganger] bedoeld? Dat hangt af van de reactie van de huwelijkspartner, en die reactie is afhankelijk van veel factoren. Bij ‘herstel’ vragen veel mensen zich misschien wel vooral af of er ook echt een herstel mogelijk is in de relatie met de Heer. Het logische antwoord daarop is een blij ‘Ja!’ – want hoe verwerpelijk het seksuele gedrag ook is geweest, het is in zichzelf geen zonde waarvoor [bij God]  geen vergeving is.

Maar wanneer een christelijke voorganger zich weer met de Heer verzoend heeft en misschien weer als volwaardig lid van de kerkelijke gemeente aan het Heilige Avondmaal is toegelaten (veronderstel dat hij of zij onder de tucht gezet is), wil dat nog niet zeggen dat hij automatisch ook weer een leidinggevende functie in de kerk kan bekleden. Niet elke christen die positief bekend staat in de gemeente is geschikt voor elke taak in de kerk.

Als iemand op terechte bijbelse gronden van zijn ambt of taak ontheven is, hangt de vraag naar mogelijke terugkeer in die functie nu af van de vraag of de persoon in kwestie voldoet aan de vereisten die in de Bijbel voor deze functie gelden.

2. Voldoen aan de bijbelse vereisten voor een functie

Of iemand aan de bijbelse vereisten voldoet om zijn ambt of taak weer op te nemen hangt af van twee punten die nauw met elkaar verbonden zijn. Om het even konkreet te maken: stel dat het gaat om een voormalig predikant die geschorst en afgezet is vanwege overspel, maar die oprecht berouw heeft getoond, zich onderworpen heeft aan het kerkelijk vermaan van de kerkenraad, en (na een periode van tucht) weer volledig als kerklid is aangenomen.

De vraag komt dan op of hij wel of niet weer benoemd mag worden in zijn ambt als pastor. De twee punten die we moeten onderzoeken zijn de volgende:

A/ Hoe groot is het risico dat hij opnieuw in deze zonde zal vallen?

Dit vereist een pastoraal oordeel over de diepgang  van zijn berouw en van zijn geestelijk herstel, de wijze van verzoening en de verantwoordelijkheid die hij in de toekomst kan dragen. Laten we hier heel eerlijk over zijn: het aantal mensen dat op dit terrein opnieuw de fout in gaat, is extreem hoog – en dat geldt ook voor voorgangers.

Verder hebben de oudsten van een gemeente de morele plicht om de kudde te beschermen tegen een roofzuchtige voorganger (en in onze samenleving waarin snel geprocedeerd wordt heeft deze plicht meerdere dimensies). Daarnaast moet er binnen de kerkenraad ook echt eenstemmigheid bestaan over het feit of de overtreder weer zo sterk in zijn schoenen staat dat een terugval zeer onwaarschijnlijk is. Bijbels gesproken moet een kerkenraad kunnen vaststellen dat een voormalig predikant zichzelf werkelijk kan beheersen (1 Tim. 3:2) en goede leiding kan geven aan zijn eigen gezin (1 Tim. 3:4). Zijn overspel heeft bewezen dat hij op deze twee gebieden ongeschikt is als opziener en voorganger.

B/ In welke mate heeft het morele falen van de voorganger zijn geloofwaardigheid aangetast, zowel binnen de kerkgemeenschap en als bij de buitenwereld?

3. De mate van geloofwaardigheid

Op deze tweede vraag moeten we wat dieper ingaan. Als een gevallen voorganger niet mag terugkeren in zijn leidende functie, beschuldigen zijn aanhangers de kerkenraad ervan dat ze liefdeloos en niet vergevingsgezind zijn, en herinneren ze iedereen er luidkeels aan dat overspel geen onvergeeflijke zonde is. Het is enorm belangrijk om te benadrukken dat zulke argumenten de aandacht afleiden van waar het hier echt om gaat. Paulus zegt dat een opziener onberispelijk moet zijn (1 Tim. 3:2) en ook buiten de gemeente een goede reputatie moet hebben (1 Tim. 3:7). ‘Onberispelijk’ betekent niet dat iemand perfect en zonder enige zonde moet zijn. Het betekent vooral dat iemand die opziener wil worden, geen morele misstappen moet hebben gemaakt die hem door veel mensen verweten kunnen worden.

Wat zeker ook meegewogen moet worden is het feit dat de voorganger een goede reputatie moet hebben bij de buitenstaanders. Soms is een kerkgemeenschap zo emotioneel gehecht aan haar voorganger, dat, zelfs als hij een ernstige zonde begaan heeft, veel gemeenteleden, misschien zelfs de meerderheid, hem graag willen behouden als predikant wanneer hij voldoende tekenen van oprecht berouw  getoond heeft.

Maar wat vindt de buitenwereld daarvan? Als ze van zijn overspel horen, knikken ze dan begripvol of beginnen ze te grijnzen? Of wordt de naam van Christus door het slijk gehaald, niet alleen omdat de predikant overspel gepleegd heeft, maar ook omdat de kerk aangeeft het niet zo erg te om geleid te worden door een man die z’n rits niet dicht kan houden? Heeft deze voorganger niet elke geloofwaardigheid verloren als hij preekt over ieder onderwerp dat te maken heeft met moraliteit en integriteit? Dat is toch onverteerbaar voor zowel de gelovigen als de ongelovigen?

4. Durf pijnlijke vragen te stellen

Vanuit dit perspektief gezien moet een kerkenraad niet alleen pijnlijke vragen stellen over de gevallen voorganger zelf met zijn misstap is omgegaan. Men moet ook de pijnlijke vraag onder ogen zien op welke manier zijn geloofwaardigheid is aangetast, zowel in de gemeente als daarbuiten. Als men positief is over de verbetering en de vooruitgang die bij de gevallen voorganger te zien is, moet men toch de confronterende vraag naar de geloofwaardigheid stellen. Als men op het punt staat om een gevallen voorganger weer in actieve dienst aan te stellen, moet men ook de vraag beantwoord hebben hoe (als het al mogelijk is) hij ook in de samenleving zijn geloofwaardigheid kan terugwinnen) 

Op dit punt ben ik het niet eens met sommige hardliners die zonder meer van mening zijn dat herstel in een publiek ambt te allen tijde is uitgesloten, juist omdat zo’n voorganger  zijn geloofwaardigheid bij de buitenwereld voor altijd heeft verloren. Ik ben daar niet helemaal zeker van. Ik ben er vrij zeker van dat de manier waarop Jimmy Swaggart aangaf dat hij na een zelfopgelegde schorsing van drie maanden weer helemaal klaar was voor een terugkeer in zijn functie, een trieste grap is. Maar theoretisch acht ik het mogelijk dat iemand zijn geloofwaardigheid kan terugwinnen door helemaal opnieuw onderaan te beginnen en door trouw te zijn in de kleine dingen. Bijvoorbeeld door te beginnen met het schoonmaken van het kerkgebouw of het verkeer te regelen op de parkeerplaats van de kerk of  het bijwonen van de gebedsbijeenkomsten.

Misschien draait hij enkele jaren zo bescheiden én inhoudsvol mee in een huiskring, dat hij af en toe gevraagd om een inleiding te verzorgen. Misschien wordt hij na verloop van tijd een toegewijde diaken en raken na een aantal jaren steeds meer mensen ervan overtuigd, dankzij zijn voorbeeldige gezinsleven in combinatie met zijn doorleefde bijbelkennis, dat hem weer meer taken kunnen worden toevertrouwd. Misschien begint hij weer af en toe te preken. Zo kan hij, over een langere periode van tijd, bij een breder publiek veel vertrouwen terugwinnen en opnieuw worden aangesteld in een zekere mate van geestelijk leiderschap.

Maar zo’n traject waarbij iemand zijn kerkelijke functie herkrijgt, betekent impliciet twee dingen. Allereerst is het twijfelachtig of zo iemand ooit het gezag zal terugwinnen dat hij vóór zijn val bezat.  Te veel mensen weten wat er voorgevallen is en zullen dat nooit helemaal kunnen vergeten. Zelfs als ze het met elkaar eens zijn dat iemand veel van zijn geloofwaardigheid heeft herwonnen, zal zijn enorme morele falen in hun herinnering naar boven komen als hij bepaalde thema’s ter sprake brengt. En in de tweede plaats geldt bij dit model voor herstel: hoe meer de voorganger vóór zijn val een publiek figuur was, des te onwaarschijnlijker is het dat hij naderhand het volledige vertrouwen bij iedereen kan terugwinnen. Omdat hij als bekende persoonlijkheid van zijn voetstuk gevallen is, heeft hij veel kerkleden zwaar teleurgesteld, en de buitenstaanders veel aanleiding tot bijtende spot gegeven. Dat alles zorgt ervoor dat de weg naar herstel in zijn functie langer, moeilijker en misschien onmogelijk zal blijken te zijn.

Op weg naar Pasen – Jezus liep de weg naar volledige verzoening

Psalm Pasen TourTot aan Pasen trekt The Psalm Project heel Nederland door met hun Psalm Pasen Tour. Op 17 maart traden ze bij ons in ‘Het Noorderlicht’ op.  Voor veel aanwezigen was het een bemoedigende dienst. Vanaf het moment dat onze Heer Jezus Christus Lazarus levend uit het graf liet komen begon voor Hem de lijdensweg naar het kruis. Maar Hij overwon en stond Zelf ook weer op, als eerste in onsterfelijkheid. God heeft zijn offer voor onze zondige levens aanvaard! Dat evangelie werd verteld en telkens afgewisseld met oude bekende psalmen in een nieuw, toch herkenbaar melodisch jasje en met eigentijdse berijmingen en bewerkingen, zoals ‘Groen is het land’ (Psalm 23 – https://www.youtube.com/watch?v=SCjw2Tay_e4).

Het heeft mij weer doen beseffen dat Christus voor mij en ons ‘heel de weg gelopen heeft’ (om het niet met een psalm, maar met een lied van Sela te zeggen). De weg van de verzoening. Volledige verzoening zelfs.

#1#  Verzoening met God – we zijn vooral Hem zo vaak kwijtgeraakt in ons leven of schuiven Hem achteloos aan de kant.

#2#  Verzoening met elkaar – we leven zo gemakkelijk langs elkaar heen of gunnen elkaar het licht in de ogen niet.

#3#  Verzoening met de schepping – de aarde waarvan God zei dat Hij haar na zes dagen hard werken perfekt gemaakt had, zucht met name de laatste 100 jaar onder de uitbuiting van ons mensen.

#4#  Verzoening met jezelf – zoveel mensen die onzeker zijn over zichzelf, want bij wie kun je echt jezelf zijn als je weet dat je niet perfekt bent?

‘Zonder geloof vaart niemand wel’ is een oude uitdrukking. Zonder geloof houdt niemand de goede richting in het leven vast, betekent dat. Zonder geloof in Jezus blijven mensen onzeker of het wel goed komt met God, met elkaar, met de schepping en met henzelf.

Op weg naar Pasen is het goed om daar opnieuw bewust bij stil te staan.

De tulp van Dordt

De afgelopen maanden heb ik in de middagdiensten over de Dordtse Leerregels gepreekt. De rode draad in dat derde Formulier van Eenheid is: ‘Alles aan mijn verlossing is voor 100% Gods werk! En daar ben ik Hem eeuwig dankbaar voor!’ Voor veel mensen zijn de Dordtse Leerregels een struikelblok. Wat moeten we met al die stellige uitspraken over ‘de vrije wil’ en ‘de uitverkiezing’? Maar ik ben er de afgelopen tijd weer achter gekomen dat de Dordtse Leerregels vooral bedoeld zijn als een principieel kader om mensen pastoraal op weg te helpen en te houden. Op de weg van Pasen – de weg van de volledige verzoening door Jezus Christus alleen.

Dan blijven er wel vragen over. Bijvoorbeeld: voor wie heeft Jezus zijn leven gegeven? De strengste calvinisten zijn helemaal overtuigd van de TULIP-gedachte. Dat is de Engelse samenvatting van de gereformeerde leer over de uitverkiezing.

Tulip calvinismeT = Wij zijn 100% zondig in Gods ogen.

U = Er zijn geen voorwaarden waaraan mensen moeten voldoen om door God uitgekozen te worden

L = Jezus gaf zijn leven alleen voor wie in Hem gelooft.

I = Als God mensen uitkiest, kunnen ze die genade niet weerstaan.

P = Als God mensen uitkiest, raken ze hun geloof nooit meer kwijt.

Vijf punten die niet op veel sympathie kunnen rekenen bij de buitenwacht. Veel te pessimistisch over de zonde, veel te weinig ruimte voor onze eigen vrije wil, zeggen veel mensen. Toch is het, naar mijn mening, de waarheid die God en Jezus ons in de Bijbel leren.

Op één punt na. Dat is de L van ‘beperkte verzoening’. Daarover verschillen ook bijbels-gereformeerde christenen met elkaar van mening. Johannes zegt dat Christus niet alleen verzoening brengt voor onze zonden, maar voor die van de hele wereld (1 Joh. 2:2). Paulus roept zonder onderscheid iedereen op om zich met God te laten verzoenen, want is God die door Christus de wereld met Zichzelf verzoend heeft (2 Kor. 5:18-21). Want God wil dat alle mensen gered worden en de waarheid leren kennen (1 Tim. 2:4).

Door van ‘beperkte verzoening’ te spreken, wek je de indruk alsof God een bepaald getal in zijn hoofd heeft. Hij heeft een vast en groot aantal mensen in Christus tot het heil uitgekozen (D.L. I,7), maar uiteindelijk geldt: vol = vol.

Die opvatting is bijbels gezien onjuist. Gods liefde voor de wereld is juist onbeperkt. Anders zou Jezus voor ons de weg naar het kruis niet gegaan zijn. Toch worden, volgens de Bijbel, niet alle mensen gered. Er is geen sprake van een ‘al-verzoening’. Mensen die bewust God hun leven lang afwijzen, worden door de HERE volledig serieus genomen. Wat dat betreft is er dus wel sprake van een ‘beperkte verzoening’. Alleen wie Jezus aanvaardt als Redder en Heer laat zich volledig met God verzoenen.

Maar in de Dordtse Leerregels gaat het over iets anders. Het is een subtiel onderscheid, maar wel belangrijk. Wat de Dordtse Leerregels afwijzen is de ’algemene verzoening’. En dan in de betekenis: Jezus brengt aan het kruis van Golgota het offer van zijn leven en daar kan iedereen die het wil nu gebruik van maken. Dat klinkt mooi, maar snap je wat hier gebeurt? Het accent verschuift van Gods keus voor mij naar mijn keus voor God. Uiteindelijk bepaal ik of ik gebruik maak van een algemeen aanbod van Jezus. Daarmee wordt op een subtiele manier God toch weer afhankelijk van mijn gelovige of ongelovige reaktie.

Die move wijzen de Dordtse Leerregels af. Tegenover ‘algemene verzoening’ leggen ze de nadruk op ‘partikuliere verzoening’. Het gaat niet om de theoretische vraag of er een limiet zit op het aantal mensen dat gered wordt. Het gaat Jezus erom dat Hij mensen persóónlijk komt redden. Dat benadrukt Paulus als hij schrijft: ‘Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft prijsgegeven (Gal. 2:20).

Vol verwondering nadenken over verzoening

Kruis na PasenIk begon met de Psalm-Pasen-Tour van The Psalm Project. En eindig met ‘al-verzoening’ / ‘beperkte verzoening’ / ‘algemene verzoening’ / ‘partikuliere verzoening’. Op weg naar Pasen kun je zingen over Jezus die de weg naar de volledige verzoening voor mij gelopen heeft. Op weg naar Pasen kun je nadenken over Jezus die de weg naar de volledige verzoening voor mij gelopen heeft. Met allebei is niets mis. Integendeel! Geloven doe je immers met heel je verstand en met heel je hart!

Als ik maar dicht bij mezelf blijf in de verwondering over Gods liefde voor mij als zijn kind, voor ons als gelovigen samen en voor alle mensen in zijn wereld. Dat is de enige manier waarop ik persoonlijk en wij als christenen samen geloofwaardig anderen kunnen laten zien en op te roepen hoe geweldig het is om volledig met God verzoend te zijn dankzij Jezus Christus, mijn Redder en Heer.

Vergeving – moeilijk, mogelijk, (te) makkelijk

Iemand echt vergeven is moeilijk. Iemand oprecht om vergeving vragen is net zo moeilijk. Soms lukt het wederzijds. Soms komt het van één kant. Soms claimt een dader te makkelijk vergeving. Van alle drie wil ik een voorbeeld geven.

Wederzijdse verzoening

Eén van de meest bekende foto’s uit de Vietnamoorlog is die van het kleine meisje dat huilend en met uitgestrekte armen op de cameraman afloopt tijdens een bombardement van de Amerikanen op haar dorp om daar de terroristen van de Vietcong te verjagen. Door de napalmbommen hadden de kleren van Kim Phuc vlam gevat. Zelf liep ze derdegraads verbrandingen op aan haar rug en armen. In 1992 wist Kim uit communistisch Vietnam naar Canada te vluchten en kreeg daar politiek asiel. Ze woont nu in Toronto. Vietnam Meisje toen en nuZe heeft nog elke dag veel last van haar verwondingen en duidelijk zichtbare littekens. Eén van de officieren die verantwoordelijk was voor het bombardement was helikopterpiloot John Plummer. Hij zag een paar dagen later de foto en heeft de jaren daarna veel last gehad van nachtmerries en depressieve periodes. In 1996 vernam John dat Kim zou spreken op een veteranendag in Washington DC, niet ver van zijn huis. Hij ging er heen en hoorde, hoe Kim tegen de aanwezigen zei: ‘Als ik nog eens face tot face zou kunnen spreken met de piloot die de bommen boven ons dorp afwierp, zou ik hem vertellen dat ik hem wil vergeven.’ John schreef een briefje met daarop ‘Ik was die man’ en drong aan het eind van haar toespraak door de menigte heen en zag kans haar aandacht te trekken. Hij vertelde dat hij de man was die 24 jaar eerder die bommen had laten vallen. En wat deed Kim? Ze zag het verdriet en de pijn in zijn ogen en stak haar armen uit. John omhelsde haar snikkend en kon alleen maar zeggen: ‘I am so sorry. I am just so sorry.’ En tegelijk zij Kim: ‘It is all right. Ik vergeef je. Ik vergeef je.’ Op dat moment duurde het maar twee minuten, maar ze bleven kontakt houden. Vijf maanden later hebben ze elkaar weer ontmoet en hun verhaal in de krant gedaan. Met een foto waarop ze haast onbegrijpelijk innig en vriendschappelijk naast elkaar zitten. Kim vertelde John opnieuw, dat ze hem had vergeven. En dat ze dat kon, vertelde ze, omdat ze in Canada christen geworden was. Vergeving en verzoening, het kan dus!

Bereid om te vergeven

Maar als het van één kant moet komen? Hoe kun je dan vergeven? In de jaren ’80 van de vorige eeuw was er in Amerika een seriemoordenaar aktief. Hij stond bekend als de Green River Killer, omdat de lichamen van een aantal vermoorde vrouwen in de Green River gedumpt waren. Pas in 2001 kreeg de politie door een DNA-match de dader te pakken. Het bleek Gary Ridgway te zijn. Hij bekende maar liefst 48 moorden. In november 2003 werd hij veroordeeld tot 48x levenslange opsluiting in volledige afzondering. Tijdens het proces mochten de nabestaanden van de slachtoffers hun gevoelens uiten. Je kunt je wel voorstellen hoe ze reageerden.  Maar het optreden en de woorden van Robert Rule, de vader van Janie Rule, maakten de meeste indruk. Janie was in 1980 op haar 14e van huis weggelopen en op haar 16e op gruwelijke wijze door Gary Ridgway omgebracht. Wat Robert Rul tegen Gary Ridgway zei was het volgende: “Meneer Ridgway. Ehm … er zijn mensen hier die u haten. Ik ben niet één van hen. U heeft het moeilijk gemaakt om te kunnen voldoen aan wat ik geloof. En dat is wat God zegt om te doen. En dat is om te vergeven. U bent vergeven, meneer.” Robert Rule, de vader van Janie, had de moed en de kracht om de moordenaar van zijn dochter te vergeven. En je merkt aan alles, dat het hem niet gemakkelijk af ging, integendeel. Toch wil hij het en doet hij het ook. Die houding kun je, denk ik, het beste met de Heidelbergse Catechismus omschrijven als ‘een bewijs van uw genade in ons, dat wij het vaste voornemen hebben onze naaste van harte te vergeven’.

‘God heeft mij vergeven, dat geeft innerlijke rust’

In het Nederlands Dagblad van 14 januari 2016 stond het verhaal van een ex-predikant die ruim twee jaar een meisje van rond de 16 misbruikt heeft. Het meisje wilde met haar dominee praten over eerder seksueel misbruik door haar stiefopa. Uit het verslag blijkt, dat de dader een drietal externe redenen noemt als oorzaak, dat heel het gebeuren grote gevolgen heeft gehad voor hem en zijn gezin en dat het slachtoffer hem er met opzet in heeft laten lopen. Verder is te lezen dat de verdachte spijt heeft van zijn daden en alleen zichzelf schuldig acht, en niet zijn slachoffer. Maar in de publieke zitting zei hij ook tegen de rechtbank: “Ik weet dat Jezus Christus voor al mijn zonden geleden heeft. Hoe de uitspraak ook zal zijn, dit geeft innerlijke rust.” Het gevolg was, dat het slachtoffer hevig geëmotioneerd raakte en ‘boos snikkend’ de rechtszaal verliet. Hier zie je een dader die niet in wil zien of niet in kan zien, wat de schade is die hij door zijn misdaden bij anderen heeft aangericht. Als dader voelt hij zich vergeven door God. Maar aan zijn omgeving heeft hij nog steeds geen boodschap. Voor de ‘aanpalende schade’ voelt hij zich niet verantwoordelijk. Volgens mij eigent een dader zich dan te snel Gods vergeving toe. Alsof vertikale vergeving (herstel van de relatie tussen God en een dader) los staat van horizontale vergeving (herstel van de relatie tussen dader en slachtoffers in de breedste zin van het woord).

Drie posities als het om vergeving gaat

In Matteüs 18:22 draagt Jezus ons op een ander tot 70×7 maal te vergeven. En in Lukas 17:4 zegt Hij, dat je bereid moet zijn om iemand 7x per dag te vergeven. Die opdracht om onbeperkt te vergeven lijkt onmogelijk. Dat kan niet uit eigen kracht. Het lukt je alleen maar, als je steeds weer onder de indruk komt van de overvloed van vergeving die God schenkt. En dan nog … hoe kun je de bereidheid en het vaste voornemen om te vergeven opbrengen als je heel diep gekwetst bent en hele pijnlijke ervaringen hebt meegemaakt? Of als een dader te snel vergeving voor zichzelf claimt en geen rekening wil houden met de gevolgen en de gevoelens van zijn misdaad bij de direkte en indirekte slachtoffers? Zelf denk ik, dat echte vergeving van twee kanten moet komen. Niet alleen vertikaal met God, maar ook horizontaal, tussen mensen onderling, zoals bij Kim Phuc en John Plummer. Als dat niet kan, roept Jezus mij op tot vergevingsgezindheid. Stel dat degene die jou iets verschrikkelijks heeft aangedaan pas jaren later mij op de stoep staat en me om vergeving vraagt. Hoe ver ben ik dan in het proces van vergeving? Kan ik mijn dader toespraken zoals Robert Rule Gary Ridgway vergaf? Als mij dat echt niet lukt, wijst Paulus nog een derde weg. Namelijk: koester geen haat en neem geen wraak, maar laat het over aan God. Hij heeft immers gezegd: “Het is aan Mij om wraak te nemen, Ik zal het vergelden.” (Romeinen 12:19). Zelfs dat is niet altijd even makkelijk. Want dan duurt het wachten op gerechtigheid voor je gevoel wel heel erg lang.

Iemand vergeven valt niet mee. Zelf vergeving vragen en van vergeving leven is net zo moeilijk. Toen Jezus zijn leerlingen voorhield dat ze onbeperkt moesten vergeven, zeiden de apostelen tegen de Heer: “Geef ons meer geloof!” (Lukas 17:5). Alleen zo is het mogelijk.

 

Is de dood van Jezus ‘een mooi offer’?

Cruciaal boekIn de kerkelijke pers is wat reuring ontstaan over het boekje Cruciaal. Daarin wordt de betekenis van de kruisiging van Jezus Christus uitgelegd aan de hand van zes bijbelse beelden. Eén daarvan is het beeld van het offer. Hans Burger, universitair docent in Kampen, werkt dat in Cruciaal verder uit. Zowel op verschillende websites van verontruste vrijgemaakten als in het Nederlands Dagblad kreeg hij daar behoorlijk wat kritiek op. Een docent aan de Theologische Universiteit zou moeite hebben met de gereformeerde verzoeningsleer. Nou, als dat zo is, dan zijn we als Gereformeerde Kerken ver van huis.

De kritiek is volgens mij veel te fors aangezet. Ik vind het bewonderenswaardig dat Hans Burger zelf zowel op internet als in het Nederlands Dagblad uitvoerig gereageerd op de ingebrachte bezwaren. Hij verklaart ook nadrukkelijk volledig achter de bijbelse leer te staan, dat Jezus is gestorven voor onze zonden en is opgestaan voor onze rechtvaardiging.

Hoe kan het dan, dat er zo fel en onheus gereageerd wordt op het artikel van Burger over de kruisiging van Jezus als offer? Ik denk dat dat komt, omdat hij een wat andere insteek kiest dan normaal als het om de betekenis van het offer van Jezus gaat. Burger wil in zijn artikel namelijk duidelijk maken, dat het beeld van het offer niet alleen maar iets met ‘straf’ te maken heeft, maar ook en vooral een positieve uitwerking heeft. En dus komt Burger tot de volgende uitspraken:

“In een offer gaat het om liefde, om toewijding aan God, om een leven waar God blij van wordt omdat het ‘een geurige gave’ is (…) Het cultische beeld van het offer benadrukt het positieve van Jezus, die in zijn toewijding onze zonden bedekt en ons verandert in aan God gewijde mensen.” (blz.59)

“In het Nieuwe Testament heeft het spreken over het offer primair positieve connotaties. Een offer is een leven dat God grootmaakt, dat aan God gewijd is, waar God van geniet. Een offer is in de Bijbel dus iets moois. Het drukt overgave en toewijding aan God uit. ” (blz. 60)

En als Burger op een fijnzinnige manier duidelijk maakt, dat ook God de Vader en God de Heilige Geest bij het offer van Jezus’ dood betrokken zijn, schrijft hij in aan het eind van zijn artikel:

“Het trinitarische offer van God is primair een appel op ons hart. (…) Gods offer is ook een gave die ons antwoord mogelijk maakt. (…) Zo is Jezus’ offer het geheim van onze levenswijding.” (blz. 65)

Het zijn dus andere bijbelse accenten dan ‘betaling voor zonde en schuld’ die Burger naar voren haalt als hij het beeld van het offer bespreekt. Daarbij legt hij erg veel nadruk op de volmaakte gehoorzaamheid van Jezus Christus, zoals uit nog een ander citaat blijkt:

“Het cultische beeld van het offer benadrukt het positieve van Jezus, die in zijn toewijding onze zonden onze zonden bedekt en ons verandert in aan God gewijde mensen.” (blz. 59)

kruis rood lintBurger verwijst voor het leggen van deze accenten vooral naar het bijbelboek Hebreeën. Daar heeft hij gelijk in. Neem bijvoorbeeld Hebreeën 9:14. Daar staat: Het bloed van Christus, die dankzij de eeuwige Geest zichzelf heeft kunnen opdragen als offer zonder smet, zal ons geweten reinigen van daden die tot de dood leiden, en het heiligen voor de dienst aan de levende God. Burger benadrukt dus heel sterk de offerbereidheid van Jezus. Om het in Burgers eigen woorden te zeggen: God de Zoon geeft zichzelf als een offer dat onze zonde wegneemt en ons nieuw en heilig maakt. Zo gebruikt God de Vader Jezus’ dood als de oplossing voor onze zonden.

Volgens mij wordt dit accent door Burger zo sterk benadrukt, dat het alle nadruk legt op de motivatie van Jezus. Dan wordt zijn offer inderdaad iets moois. Zo lief had Hij de wereld! Maar wat bij Burger onderbelicht blijft is, dat een offer in de Bijbel niet alleen “iets moois” is, maar ook een noodzakelijk kwaad. Er is iets grondig misgegaan tussen God en mensen. En dat kun je niet wegwuiven met ‘zand erover’. Er moet echt iets goed gemaakt worden. En dat kost je iets. Dat kost God zijn Zoon!

Burger ontkent dat niet. Maar, zegt hij, je bevindt je op het juridische taalveld als je spreekt over Jezus’ dood als betaling en genoegdoening voor onze zonden. Wanneer de Bijbel spreekt over het offer dat Jezus bracht, gaat het over zijn volkomen toewijding, waardoor Hij de volkomen verzoening voor onze zonden tot stand brengt. Dan bevind je je in een cultische taalveld. En daarin heeft het brengen van een offer vooral een positieve betekenis. Het offer van Jezus herstelt het kontakt met God en motiveert ons om te leven voor God.offerlam

Ik vraag mij af of je de term ‘offer’ zo sterk kunt losmaken van juridische termen als ‘genoegdoening’ en ‘betaling’ en of je een term als ‘middel tot verzoening’ vooral moet duiden als cultisch taalgebruik. Volgens mij zijn er in de Bijbel twee soorten offers. Namelijk een zondoffer / schuldoffer én een lofoffer / dankoffer. En maakt de Bijbel onderscheid de offeraar (een persoon) en het offer zelf (dier).

Als het om het offer van Jezus gaat, lijkt het mij vrij duidelijk, dat Hij allebei tegelijk is: offeraar en offerlam. En het lijkt mij ook evident, dat Hij zijn leven gaf als offer voor onze zonden. Dat ontkent Burger ook niet trouwens – ook al wordt hij daar door sommige critici wel van beschuldigd. Jezus’ toewijding vind ik geweldig, maar aan zijn offer aan het kruis is in mijn ogen niets moois te zien. Het is alleen maar heel erg: zo diep zijn wij als mensheid gezonken dat in Gods ogen alleen het offer van zijn eigen Zoon ons redden kan.Volgens mij staat dit offer van onze Heer wel degelijk ook in een juridisch kader. Paulus klemt in Romeinen 3:21-26 de keus van God om Jezus Christus aan te wijzen als ‘middel tot vezoening’ (vs. 25) niet voor niets in in het kader van ‘vrijspraak’ (vs. 21 en vs. 26). Met dit offer is uiteraard “direct de oproep verbonden, om vol bewondering voor God ons leven te leven als dank- en lofoffer voor Hem”, zoals Burger schrijft (blz. 65).

Het zijn deze twee aspecten (Jezus’ zijn toewijding en onze navolging) die Burger in zijn waardering van het beeld van offer vooral benadrukt. Dat doet hij, omdat hij volgens mij bang is dat veel mensen denken dat er in de Bijbel sprake is van een strenge God die bloed wil zien. Terwijl in de Bijbel God zich laat kennen als een God die “wordt gedreven door liefde en trouw aan de mensen. (…) Hij gaat tot het uiterste gaat om het hart van mensen terug te winnen” (blz. 64). Daar heeft Hij alles voor over: zijn eigen geliefde Zoon. Daar heeft Jezus veel voor over: zijn eigen leven. Het is terecht dat Burger daar nadrukkelijk op wijst. Maar door daar alle accent op te leggen als het om de bijbelse betekenis van het offer gaat, raakt de trieste noodzaak van het offer onderbelicht. En dus heeft het verhaal van Hans Burger iets eenzijdigs. Het offer van Jezus is niet mooi. Het offer van Jezus komt voort uit iets moois en leidt tot iets moois.