‘Wie is mijn echte vader?’ – waarom veel christenen tegen donor-ouderschap zijn

Ooit zei ik in een preek: “Een kind heeft meer recht op z’n beide ouders dan beide ouders op werk.” Dat werd me niet door iedereen in dank afgenomen. Vandaag de dag speelt een andere diskussie: heeft ieder kind het recht om te weten wie zijn of haar donorvader (of, donormoeder) is? Sinds 2004 is anonieme eicel- of zaadceldonatie in ons land verboden. Je kunt je afvragen: waarom toen pas? Het antwoord is, toen ik het op me liet inwerken, nogal onthutsend: omdat er tegenwoordig honderden, misschien wel duizenden 20-ers en 30-ers rondlopen die niet weten wie hun biologische vader is. Op televisie hoor je hun verhalen. De kern ervan is heel vaak: ik snap dat mijn ouders graag een kind wilden terwijl ze die zelf niet konden krijgen, maar ze hebben mij het recht ontnomen om bij mijn eigen vader op te groeien. Eén donorkind hoorde ik het op televisie heel scherp zeggen: ‘Ook al was ik echt een gewenst kind, ten diepste gingen mijn ouders voor hun eigen geluk toen ze naar de spermabank gingen.’

Die opmerking zou voor veel mensen een eye-opener moeten zijn. Als je kinderen neemt via een donor, ontneem je zo’n kind het recht om z’n echte ouders te leren kennen. Terwijl je weet dat die wens heel diep zit – kijk maar naar al die programma’s waarin geadopteerde kinderen op zoek gaan naar hun biologische ouders.

In de jaren ’80 van de vorige eeuw werd er in christelijke kringen al aandacht besteed aan kunstmatige inseminatie (KI). De mogelijkheid van ‘KI-D’ (Donor) werd per definitie afgewezen. De mogelijkheid van ‘KI-E’ (Echtgenoot) werd onder voorwaarden toegejuicht. Maar als christenen hebben we denk ik nooit beseft, hoeveel mensen al in die tijd gebruikt maakten van anoniem donorzaad om als kinderloos echtpaar of als bewust-ongehuwd-moeder toch de kinderwens te vervullen. En toen begin deze eeuw het homohuwelijk gelegaliseerd werd, volgden heel veel homo-echtparen die vaak twee kinderen kregen – de beide moeders allebei een keer negen maanden zwanger; de beide vader allebei via soms dezelfde draagmoeder.

Het nemen van kinderen als je ze zelf niet kunt krijgen wordt in onze moderne tijd als een legitieme mogelijkheid gezien waar je als partners recht op hebt. Ik vraag mij af of dat terecht is. Volgens mij schuilt er achter deze stelling een houding van egoïsme. De kinderwens is vooral gericht op het eigen geluk. En gaat dus ten koste van het belang van het kind.  De praktijk van donorkinderen uit de jaren ’80 en ’90 die nu op zoek zijn naar hun biologische vader ondersteunt dat. Toch zal er niet veel veranderen, denk ik. Alleen worden potentiële donoren nu afgeschrikt omdat ze niet meer anoniem hun sperma kunnen afleveren. Maar ik heb nog geen enkele niet-christelijke partij horen pleiten voor het opheffen van alle spermabanken. Het individuele geluk van een volwassene staat in onze samenleving zo hoog in het vaandel, dat het mogelijk moet blijven om, desnoods via gekunstelde wegen, kinderen te krijgen die niet echt van beide ouders zijn.

Gun ik twee partners dan niet het geluk van het ouderschap? Jazeker wel! Maar ik heb moeite met de absolute voorrang die gegeven wordt aan het eigen geluk in het hier en nu. Daar moeten donorkinderen over 20 jaar maar mee leren leven. Net als kinderen van gescheiden ouders vaak met de gevolgen zitten van de scheiding als ze zelf volwassen zijn (zie hier). En als het om abortus gaat, is het in Nederland al meer dan 40 jaar zo (en in Ierland sinds 26 mei 2018) dat het ongeboren leven geen enkel recht heeft om te mogen bestaan als de moeder die dat leven in zich draagt, daar anders over denkt.

Vroeger bestond de mogelijkheid om een donorkind te nemen niet. In de Bijbel zie je andere oplossingen. Leen je slavin uit aan je man en zet het kind op jouw naam (Sara liet het Abraham een aantal nachtjes met Hagar proberen). Geef je man een bijvrouw kado (Lea en Rachel deden dat allebei in een wedstrijdje ‘wie produceert de meeste kinderen bij manlief Jakob’). Of trouw een tweede vrouw als je eerste vrouw geen kinderen kan krijgen (Elkana hield van Hanna, ook al kon ze geen kinderen krijgen, maar had vanwege zijn kinderwens als tweede vrouw Peninna erbij genomen). Je ziet aan alle kanten hoe het met zulke kunstgrepen mis gaat in de onderlinge relaties. Zou dat vandaag anders zijn? Ik denk van niet. Volgens mij zijn er ook andere mogelijkheden, zoals het adopteren van kinderen of het bieden van pleegzorg. In beide gevallen is voor iedereen duidelijk dat de wettelijke ouders of verzorgers niet de biologische ouders zijn. In de Bijbel kom je een verhaal tegen dat je hier wel een beetje mee kunt vergelijken. Als koning Saul en zijn zonen in de oorlog met de Filistijnen omkomen, adopteert de nieuwe koning David Mefiboset, de zoon van kroonprins Jonathan. Jonathan was ook Davids beste vriend. Mefiboset wordt door David in de koninklijke familie opgenomen ‘en behandeld als een van de koningszonen.’ (2 Samuel 9:1-13).

Vandaag zou ik wel voor de stelling willen gaan: “Een kind heeft meer recht op twee biologische ouders dan twee partners op een donorkind.”

Dit artikel heb ik voor een deel ook gebruikt in een preek over Hoe ga je om met een kinderwens? Vindt God het goed dat je met hulp van een derde iemand een kind krijgt? Of is dat ‘kunstmatig overspel’?  Zie Zondag 39 HC 2019 preek en liturgie donorkinderen met sheets Zd39-2019 sheets preek

 

One thought on “‘Wie is mijn echte vader?’ – waarom veel christenen tegen donor-ouderschap zijn

Geef een reactie op anneke aalvanger Reactie annuleren