(Hetero)huwelijk en homorelatie

door dr. Erik A. de Boer, emeritus-hoogleraar TUU en emeritus-predikant NGK Devente

Beleidskader voor kerkenraden bij gelijkgeslachtelijke relaties in de gemeente

Handreiking bij de te verwachten kerkelijke uitspraak over homoseksualiteit en relaties op de generale synode van de Nederlandse Gereformeerde Kerken te Deventer.

Binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerken heeft de synode van Deventer een rapport over homoseksualiteit in behandeling. Op 8 maart 2025 staat de vervolgzitting gepland en conceptbesluiten van de synodecommissie zijn gepubliceerd,

Mijn bestudering van het deputatenrapport Ruimte en richting, lezing van het boek van dr. A.L.Th. de Bruijne, Verbonden voor het leven, en kennisname van de conceptbesluittekst van de synodecommissie die de zitting van 8 maart 2025 voorbereidt leidde mij tot het overdenken en formuleren van een beleidskader. Dat kan misschien de plaatselijke kerken helpen om met de (te verwachten) besluiten aan de slag te gaan. Ik voelde mij daartoe gedrongen omdat in het rapport en de besluittekst de zeven bijbelse passages waarin gelijkgeslachtelijke seks afgewezen wordt buiten beeld lijken te raken.

In paragraaf 1 formuleer ik zo’n kader in de vorm van stellingen. In paragraaf 2 volgen enkele gedachten bij de bestudering van het deputatenrapport en De Bruijnes boek. Tenslotte geef ik in paragraaf 3 nog enkele exegetische beschouwingen bij de zeven bijbelgedeelten die over gelijkgeslachtelijke seks spreken en typeer deze als grenswoorden.

1. Beleidskader

  1. Huwelijk

1.1 De Schriften laten de samenlevingsvorm die de christelijke kerk het huwelijk noemt, als een eenheid van man(nelijk) en vrouw(elijk) zien. ‘Het huwelijk is geen uitvinding van mensen maar een instelling van God’, zegt het huwelijksformulier (zie Gen. 1:26-27; 5:1-3; Mat. 19:5-6).

1.2 De kerk ziet het huwelijk van een man en een vrouw als de unieke samenlevingsvorm die de Schepper instelde en waarin – als God het geeft – kinderen (zonen en/of dochters) verwekt en verwacht, geboren en opgevoed kunnen worden. Zodat deze kinderen met een vader en moeder, uit wie zij voortkomen, mogen opgroeien (zolang God dat in zijn goedheid geeft dat beiden leven mogen).

1.3 Het christelijk huwelijk tussen een man en een vrouw beeldt iets af van het verbond tussen God en zijn volk en van het geheim van de liefde tussen Christus en zijn gemeente als bruidegom en bruid (Ef. 5).

  • De celibataire Heer
    • Anders dan in Israël verwacht werd bleef de oudste zoon van Maria en Jozef ongetrouwd en riep als rabbi in Israël mannen en vrouwen Hem te volgen. In Hem is zichtbaar wat Paulus noemt: ‘Een ongetrouwd man draagt zorg voor de zaak van de Heer en wil de Heer behagen’. Zo ook vestigt hij de aandacht op ‘een ongetrouwde vrouw en een meisje dat nog niet getrouwd is’ en zegt: zij ‘dragen zorg voor de zaak van de Heer, en wel zo dat ze God met heel hun lichaam en geest zijn toegewijd’ (1 Kor. 7:32-33). Ook nu kunnen mannen en vrouwen zich geroepen weten tot absolute toewijding en celibatair leven. Dit geldt hetero- en homoseksuele christenen. Hun voorbeeld kan anderen inspireren en steunen. Jezus eert het huwelijk als instelling van God (Mat. 19:1-10). Bevraagd op ruimte om te scheiden vraagt Hij aandacht voor de eunuch, de man die geen vervuld huwelijk kan beleven door schade aan zijn geslachtsdelen. Door de eunuch die met zo’n defect geboren is eerst te noemen, eert de Heer hen die in seksueel opzicht een beperking te dragen hebben. Ook heeft Hij oog voor de man die door mensenhand gecastreerd was (19:11-12). Zo vervulde de Mensenzoon de profetie voor de eunuch ‘die keuzes maakt naar mijn wil, die vasthoudt aan mijn verbond’ (Jes. 56:3-5). Wie afzien van een liefdesrelatie ‘omdat zij zichzelf onvruchtbaar gemaakt hebben met het oog op het koninkrijk van de hemel’ doen dat niet primair wegens een lichamelijke of psychologische conditie. Het is een levenswijding waarvan Hij die het zegt stilzwijgend het voorbeeld is (vgl. 2.1).
    • De Heer Jezus legt dit niet als een gebod op, maar daagt ons allen uit: ‘Laat wie bij machte is dit te begrijpen, het begrijpen!’ (vs 12). Dit woord te vatten is een gave (vs. 11).
  • Homoseksualiteit
    • In de Bijbel ontmoeten we geen Israëlieten of christenen die zich als homoseksueel identificeren. Wel ontmoeten we de Mensenzoon die alleen zijn weg gaat te midden van zijn vrienden en vriendinnen. Hij heeft oog voor wie lichamelijk-seksueel niet tot een vervuld huwelijk in staat is of in een beschadigd huwelijk leeft (Mat. 19:10-12). Omdat de Heer ons voorgaat op de weg van het celibaat, zullen we broers en zusters in het bijzonder eren die Hem op die weg willen navolgen. Leerlingen van de Heer die zich homoseksueel noemen en celibatair willen leven verdienen in de gemeente een ereplaats. Zij zouden een bijzondere erkenning en ‘stand’ in de gemeente moeten krijgen, vergelijkbaar met als de ‘ware weduwe’ (“zij die er alleen voorstaat”) in de gemeente van Efeze (1 Tim. 5). De gemeente kan hen roepen om pastoraal anderen te begeleiden die met geslacht of gender worstelen. Mensen die Christus als Heer van hun leven erkennen en zich als homo of lesbienne identificeren kunnen naar een relatie van liefde en trouw verlangen. Wanneer zij zich in alle eerlijkheid niet herkennen in typeringen als die van Romeinen 1:24-27, is het mogelijk dat zij zo’n relatie aangaan en dat de christelijke kerk dit in liefde draagt (Gal. 6:1-5). Vriendschap, liefde en intimiteit zijn zoveel breder dan het seksuele spel dat tot het hoogtepunt leidt. Er is een bandbreedte die verkend kan worden en waarin homoseksuele kerkleden zoeken naar vormen van intimiteit die heilig en veilig zijn.
    • Het seksuele aspect van die relatie laat de kerk voor hun verantwoordelijkheid tegenover de Heer. In de christelijke kerk geldt de intieme aard van het samenleven van twee mensen als behorend tot wat persoonlijk is en wat eventuele zonde betreft als ‘geheim’ (in onderscheid van publieke zonde). In de vertrouwensrelatie van pastoraat kan dat aspect ter sprake gebracht worden.
  • Homohuwelijk
    • Artikel 143 van het Burgerlijk wetboek bepaalt sinds 2003: ‘Een huwelijk kan worden aangegaan door twee personen van verschillend of van hetzelfde geslacht’. De kerk erkent het zgn. homohuwelijk niet als huwelijk in zin van de Bijbel. Dat geldt ook ten opzichte van gemeenteleden die toch zo’n burgerlijk huwelijk, bedoeld als in artikel 143, sluiten. Welke vorm een relatie van a. in de Heer (1 Kor 7:39; 2 Kor 6:14), b. in liefde en c. met een belofte van trouw krijgen kan, kan op dit moment het beste in een samenlevingscontract geregeld worden. De kerk bevestigt een dergelijke vorm van samenleven niet in de zin van Kerkorde NGK art. C46.3 (‘De huwelijksbevestiging vindt plaats in een kerkdienst en behoeft de instemming van de gemeente’).
    • Hoe een dergelijke relatie aan Gods zegen opgedragen kan worden is voorwerp van nadere bezinning.
  • Roeping tot de ambten
    • De Schrift geeft bij de roeping tot het ambt van oudste de bepaling: ‘Hij kan slechts de man van één vrouw zijn’ (1 Tim. 3:2; Tit. 1:6). We vatten dat zo op dat leidinggevende personen hun trouw in het huwelijk laten zien. Het is meer dan aan het begin van de relatie een belofte van liefde en trouw afgelegd te hebben. Immers, het ambt van oudste ging in de vroegchristelijke kerk hand in hand met de leeftijd van wijsheid en levenservaring (zie ook de ‘oudere vrouwen’ in Tit. 2:3). Dat illustreert dezelfde bepaling bij de erkenning van een oudere vrouw als weduwe (in de ware zin van het woord, 1 Tim. 5:9). Het gaat daar om vrouwen ‘boven de zestig jaar die maar één man gehad hebben’. Ook als we nu geen leeftijdscriterium meer aan de ambten stellen, is de stabiliteit van het huwelijk (de relatie) belangrijk. Er ligt een verbinding tussen het criterium ‘man-van-één-vrouw’ en het geheim dat Paulus in Efeziërs 5 aanwijst. De liefde van man en vrouw is een afspiegeling van de liefde van Christus voor zijn gemeente. Daarbij is Hij de bruidegom en zij de bruid. Dat legt ons de vraag voor of dat ook op een gelijkgeslachtelijke relatie mag worden toegepast en of zo’n iemand in zo’n relatie de gemeente in een van de ambten kan representeren.
    • Of een gelovige broeder of zuster die in een gelijkgeslachtelijke relatie tot een van de ambten kan worden geroepen is onderwerp van nadere bezinning en gebed. In de Nederlandse Gereformeerde Kerken kan een gemeente daar niet toe overgaan zonder instemming van het kerkverband.

2. Deputatenrapport en Verbonden voor het leven

Conclusie uit de bestudering van de Bijbel in het derde hoofdstuk van het Deventer rapport is ‘dat de in de Bijbel alleen teksten aantreffen die gelijkgeslachtelijke seks afkeuren’. Daarnaast staat een tweede conclusie: ‘Nergens gaat het over aantrekkingskracht, verliefdheid, intimiteit of zielsverwantschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht’.[1] In de bedoelde teksten krijgen persoonlijke gevoelens of intenties van mensen van hetzelfde geslacht geen stem. In hoofdstuk 6 vinden we de voorstellen die tot besluiten kunnen leiden. De eerste conclusie die we hierboven aanhaalden, horen we niet terug in de voostellen of in stellingen als de volgende: ‘binnen de gemeente van Christus mag er, heeft er ruimte (te) zijn voor homo’s, ook als zij in liefde en trouw samenleven’.[2] Daarom ook: ‘Is iemand vrij in zijn of haar geweten en vindt hij of zij een partner voor het leven? Laat er ook voor deze broeders en zusters een plek zijn in de gemeente en aan de tafel van de Heer’. De intentie van liefde en trouw en het persoonlijk geweten geven de doorslag.

Ik vroeg mij af: is het zinvol nóg eens de Bijbelse passages te bestuderen (waarin gelijkgeslachtelijke seks afgekeurd wordt) of zijn de paden van de exegese platgetreden? Zijn er nieuwe inzichten te verwachten of is alles in de vloed aan literatuur (waarnaar ook in het rapport verwezen wordt) al gezegd? Mijn insteek is anders. Ik ga niet op zoek naar nieuwe inzichten maar herlees de Bijbelse passages – ná lezing van het commissierapport. Met de vraag: komt Gods Woord in deze teksten nog ter sprake en spreken de woorden Gods ons nog aan nadat we ruimte constateerden tussen de teksten van toen en de omstandigheden van nu? Het vervolg van deze notitie gaat ook het gesprek met het boek van dr. A.L.Th. de Bruijne en het rapport Ruimte en richting aan.

Ethicus Ad de Bruijne oppert tijdens zijn uitleg van de Bijbelgedeelten de gedachte ‘dat de Bijbel zich in de genoemde teksten waarschijnlijk helemaal niet uitlaat over het fenomeen waarvoor wij op zoek zijn naar een bijbelse duiding’.[3] Het rapport Richting en ruimte: ‘Er zijn wel teksten in de Bijbel die wij met homoseksualiteit associëren, omdat ze betrekking hebben op seksuele gemeenschap tussen mensen van hetzelfde geslacht. Maar zoals zal blijken, wordt er nergens gesproken over romantische aantrekkingskracht of verliefdheid tussen mensen van hetzelfde geslacht’.[4] Deze stelling leidt tot een positieve visie op een relatie van liefde en trouw waarin homoseksuele kerkleden samenleven.

            Zowel in het doorwrochte boek van de Bruijne als in de empathische studie van NGK- deputaten lijken de specifieke Bijbelgedeelten over ‘seksuele gemeenschap tussen mensen van hetzelfde geslacht’ niet verder ter sprake te komen bij (wat consequent genoemd wordt) ‘een relatie van liefde en trouw’. De Bruijne concludeert: ‘Vanuit de kennis die wij vandaag bezitten, kunnen wij niet anders dan vaststellen dat de reikwijdte van Paulus’ woorden voor het thema homoseksualiteit beperkter is dan vaak gedacht’.

Tijdens het lezen van het genoemde boek en rapport maakte ik kanttekeningen bij de exegetische passages. Vooral bij het rapport had ik soms de indruk dat een minimale uitleg gegeven wordt, terwijl er meer te zeggen is.

Een voorbeeld: de zonde van de mannen in Sodom. Genesis 19 wordt in één zin samengevat, gevolgd door een conclusie uit (elders gedocumenteerde) studie: ‘Latere Joodse geschriften waarin gelijkgeslachtelijk seksueel verkeer ten zeerste wordt afgekeurd, verwijzen daarvoor vaak naar dit Bijbelhoofdstuk.’[5] Deputaten weerleggen dat met de stelling: ‘Steun in het Oude Testament krijgen ze hiervoor niet. Nergens wordt Sodom expliciet in verband gebracht met gelijkgeslachtelijk seksueel verkeer’. Nergens? Bij de verwijzing naar Ezechiël 16 had het Hebreeuws hen op andere gedachten kunnen brengen. Vers 50: de mannen van Sodom en Gomorra ‘verhieven zich boven de anderen, wat ze deden vond Ik gruwelijk’ (NBV21). Het Hebreeuws heeft hier to’ebah, ‘ze deden wat gruwelijk in mijn ogen is’. Dat is het schokkende woord dat de heiligheidswet in Leviticus 18:20 én 20:13 gebruikt: ‘Wie met een man het bed deelt als met een vrouw, begaat een gruweldaad’. De dreiging van de mannen van Sodom aan het adres van de gasten (‘Breng ze naar buiten, we willen ze nemen!’) is homoseksuele groepsverkrachting. Ezechiël 16:50 roept dat in herinnering. Dat is een conclusie die reden geeft te overwegen of de ‘gruwel’ van Leviticus iets van opzettelijke daden met een bepaald doel betreft.

Maar ook al zou er meer te zeggen zijn betreffende de exegese, brengt dat ons als christenen en kerkleden verder? Er is een brede aanvaarding van relaties tussen mensen van het gelijke geslacht gegroeid, ook in de christelijke kerk. Voor mij weegt zwaarder dat genderdysforie en transseksualiteit het beeld van homoseksualiteit nog eens extra complex gemaakt heeft. De verstoring van lichamelijke en psychische ontwikkeling die genderdysforie heet, kan niet buiten beschouwing blijven.

            Mijn voorstel is om conclusies te trekken uit het materiaal dat op tafel ligt. En om daarbij nóg eens de betreffende Bijbelgedeelten te lezen. In de theologie spreken we van de ‘hermeneutische cirkel’. Dat wil zeggen: je leest de Bijbel, denkt daar met de theologie en in de praktijk van het leven over na én gaat met je bevindingen terug naar de Bijbel. Zo leg je dezelfde weg steeds opnieuw af. Zo blijft de Bijbel als heilige Schriften en Woord van God de eerste bron. Zo laten we ook zien dat we de Bijbel ernstig blijven nemen en ons van zijn gezag niet afmaken.

3. Grenswoorden

Het deputatenrapport overweegt dat de homoseksuele identiteit vandaag niet identiek lijkt aan de in de Bijbel afgekeurd praktijken. Daarin zou het kunnen gaan om homoseksuele promiscuïteit of homoseksueel experiment van heteroseksuele mensen. Het lijkt alsof het rapport de betreffende Bijbelgedeelten tussen haakjes zet. Nadat we overwegen of er ruimte kan zijn voor een relatie van homoseksuele geliefden, is het goed de Bijbel nog eens ter sprake te brengen. Blijft er een grens aan de intimiteit van homo’s en lesbiennes? Hebben we oog voor zonde die zij elkaar in de relatie kunnen aandoen?

3.1 Paulus leest Leviticus

In de wetswoorden van Leviticus 18-20 verbiedt de God van Israël allerlei zonden van seksuele aard, zoals zijn volk dat uit Egypte kende en in Kanaän zou aantreffen. In den vreemde en in het beloofde land riep de HEER tot het volgen van de leven-gevende leefregels (18:1-5). Het herhaalde verbod of gelijkgeslachtelijke seks staat in het kader van allerlei grove zonden (Lev. 18:22; 20:23).

  • In Leviticus 18 gaan aan het verbod ‘Je mag niet het bed delen met een man zoals met een vrouw’ direct vooraf gemeenschap bij menstruatie (vs 19), overspel met de vrouw van een ander (vs 20) en offeren van kinderen aan Moloch (vs 21). Erop volgt het verbod op seks met een dier (vs 23).
  • Dat strenge wetswoord komt terug in Leviticus 20:13: ‘Wie met een man het bed deelt (jiskab) als met een vrouw, begaat een gruweldaad. Beiden moeten ter dood gebracht worden en hebben hun dood aan zichzelf te wijten’. Ook hier worden in het directe verband genoemd het verbod op overspel, seks in nabije, incestueuze familierelaties en bestialiteit. De doodstraf duidt op bijzondere ernst.
  • In Lev 20:19 stond al: ‘Heb geen gemeenschap met een vrouw wanneer zij vanwege haar menstruatie onrein is’. Hoewel dit in Lev 15:24 genoemd is als iets dat man en vrouw alleen voor zeven dagen onrein maakt (en niet als zonde benoemd wordt), lijkt het in Lev. 20 om een opzettelijke daad te gaan. Alsof in de aanraking van het bloed van de vrouw bijzondere levenskracht gezocht wordt. Ook in Lev 20:18 volgt: ‘Wanneer iemand het bed met een vrouw die ongesteld is en gemeenschap met haar heeft – wanneer hij dus de bron van haar bloeding ontbloot of zij voor hem de bron van haar bloeding ontbloot – zullen beiden uitgestoten worden’. De ‘bron van haar bloed’ heeft een krachtige betekenis die wij niet meer kennen. Er lijkt een relatie te liggen naar het voorafgaande hoofdstuk, Leviticus 17, waar het ‘gebruik’ van bloed streng verboden wordt. Het lijkt te gaan om opzettelijk gebruik van het bloed als levenskracht (vs. 14). Daarvan is sprake in Afrikaanse landen waar mannen denken van Aids genezen te worden wanneer zij een meisje dat nog maagd is verkrachten.

Het directe verband van a. seks tijdens de menstruatie, b. een buitenechtelijke relatie, c. homoseks en d. bestialiteit lijkt te bestaan in penetratie als bevrediging van lust.

De apostel Paulus gebruikt termen uit deze grensgeboden uit Leviticus (in de Griekse vertaling, zoals die ten tijde van het Nieuwe Testament bekend was). Hij smeedt die tot een woord dat hij in 1 Korinthe 6:9 en 1 Timoteüs 1:10 gebruikt (arseno-koitès: een man die een man ‘beslaapt’). De ‘huiver van Leviticus’ gaat mee in het apostolisch onderwijs.

3.2 Bekering, heiliging, vrijspraak

Paulus laat dit woord arseno-koitès (‘een man die een man beslaapt’) vallen in het kader van een waarschuwing tegen verschillende zonden tegen de Tien geboden, die een mens kunnen typeren (6:9-11).

  • De Schrift waarschuwt tegen het doen van onrecht. ‘Weet u niet dat wie onrecht doet geen deel zal hebben aan het koninkrijk van God?’
  • Vervolgens ‘ontuchtplegers,
  • afgodendienaars,
  • overspelplegers (Grieks: pornoi),
  • mannen die zich laten misbruiken of die andere mannen misbruiken,
  • dieven en geldwolven,
  • dronkaards,
  • lasteraars,
  • uitbuiters.

De vraag is of een mens door een bepaalde zonde beheerst worden, zodat die zonde hem of haar als zondaar typeert. Paulus vervolgens in aanspraak van de gemeente: ‘Sommigen van u zijn dat ooit geweest, maar u bent gereinigd, u bent geheiligd, u bent rechtvaardig verklaard in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God’ (1 Kor 6:11). De vraag is dus bij elke specifieke zonde: of er bekering van die levensstijl, heiliging en vrijspraak heeft plaatsgevonden. Innerlijk en in de gemeente.

De homoscene in Nederland is een wereld van promiscuïteit. Wie zich in het nachtleven stort heeft een omkeer naar het licht nodig (Ef 5). Zo moeten we ook in de christelijke kerk rekenen met de seksuele zonden in gelijkgeslachtelijke relaties, zoals we dat ook doen in heteroseksueel verkeer (in en buiten het huwelijk). En Gods Woord laten spreken.

3.3 De apostel van de volken en de Romeinse cultuur

Paulus noemt de (seksuele) omgang van man en vrouw ‘natuurlijk’ en de gekozen (seksuele) omgang van vrouw met vrouw en van man met man ‘tegennatuurlijk’ (Rom 1:26-27). Daarmee is de natuur bedoeld zoals de Schepper die bedacht en vormgegeven heeft. Mannelijk en vrouwelijk passen lichamelijk-geslachtelijk bij elkaar, zodat zij ‘één vlees’ kunnen worden. Alsof zij in de lichamelijke beleving tot één mens versmelten. In die zin is homoseksualiteit ‘tegen de natuur’.

  • Twee mannelijk- of vrouwelijk-identieke geslachtsorganen kunnen niet tot die eenheid komen.
  • Uit de vereniging van twee mensen van hetzelfde geslacht kan geen nieuw leven voortkomen. ‘Verwekken’ of ‘ontvangen’ van kinderen is niet op natuurlijke wijze mogelijk.

Verderop in de brief aan de Romeinen gebruikt Paulus het contrast ‘natuurlijk’ (kata phusin) en ‘tegen de natuur’ (para phusis) nog een keer. Daar maakt hij onderscheidt tussen duidt in de plantkundige classificatie aan van de soorten olijfboom (edel of wild) en de takken (11:21). Zwaarder is de term ‘tegennatuurlijk’ niet: zoals het biologisch in de schepping en verzorging van Gods wereld is.

             In Romeinen 1 contrasteert Paulus dus ‘de natuurlijke omgang’ (tèn phusikèn chrèsin) van man en vrouw (tweemaal) met ‘die tegen de natuur’ (tèn para phusin, 1:26-27), zoals wanneer ‘vrouwen de natuurlijke omgang (met een man) hebben verruild voor de tegennatuurlijke’ en ‘ook mannen de natuurlijke omgang met vrouwen hebben losgelaten’. De Bruijne legt dit uit als de door deze mensen in de eerste eeuw zelf zo ervaren handelwijze. ‘Deze mensen geven wat zij zelf als “natuurlijk” ervaren, tegen beter weten in prijs voor homoseksueel verkeer’ (263).[6]

Van Loon stelt terecht dat Paulus hier aan het scheppingsverhaal herinnert door de bijvoeglijke naamwoorden arsèn en thèlus, zoals hij die in de Septuagint aantrof, te gebruiken (gesubstantiveerd).[7] ‘De vrouwen hebben de natuurlijke omgang verruild voor de tegennatuurlijke, en ook de mannen de natuurlijke [omgang] “met het vrouwelijke” (tès thèleias) losgelaten en zijn in hartstocht voor elkaar ontbrand’.

Het zijn niet alleen de mensen die de seksuele switch maken die dat typeren als overgang van het ‘natuurlijke’ naar het ‘tegennatuurlijke’, maar het is eerst Paulus die dat zo typeert. Is dat misschien extra reden om de achtergrond van Leviticus ook in Paulus’ gebruik van phusis in Romeinen 1 te beluisteren? Ik herinner eraan dat het door Paulus gevormde woord arsenokoitai in 1 Korinte 6:9 en 1 Timoteüs 1:10 de inhoud van de Levitische verboden in de nieuwtestamentische ethiek opneemt. Wat is het verband tussen die twee typeringen en Romeinen 1:24-27? Paulus zegt in Romeinen 1 breder welke seksuele praktijk hij met het zelfstandig naamwoorden in de lijsten van 1 Korinthe en 1 Timoteüs op het oog heeft.

Concreet: wat geven de betreffende Bijbelgedeelten aan homoseksuele geliefden te overdenken wanneer zij een relatie aangaan en die voor Gods aangezicht willen vormgeven?

‘Natuurlijk’ is volgens de onderscheidenlijk geschapen lichaamsbouw en ‘tegennatuurlijk’ is tegen de evidente, c.q. biologische natuur en structuur van het mannelijk en vrouwelijk lichaam in de vereniging van die lichamen.

  • De geslachtsdaad van anale penetratie bij mannen heet dan ‘tegen de natuur’.
  • Bij vrouwen ligt het anders, omdat de genitale vereniging van de lichamen daar altijd uitwendig blijft. De onmogelijkheid (of ongewenstheid) van vaginale penetratie kan in alle nuchterheid ook ‘tegen de natuur’ genoemd worden.
  • Bij mannen en vrouwen van hetzelfde geslacht is er geen mogelijkheid tot natuurlijke bevruchting en het verwekken van kinderen. Het is alleen buiten de natuurlijke weg om mogelijk kinderen door middel van een draagmoeder of met donorzaad te verwekken.

Bij deze herlezing van de Bijbelgedeelten vroeg ik me steeds af: is het passend en nodig om zo concreet over penetratie (of het ontbreken ervan) te spreken? Spreken we dan niet weer óver homo’s in plaats van hen veiligheid in de gemeente te bieden? Het is vanwege de ernst en samenhang waarin deze grensgeboden in der Bijbel ter sprake komen dat ik meen dat we die niet ongelezen kunnen laten. Ook homoseksuele broers en zusters die voor een relatie gekozen hebben zullen die woorden in de Bijbel steeds weer tegenkomen. Laten we hen en onszelf helpen door te vragen wat de Geest ons ermee in de gemeente zeggen wil.


[1] De aanhaling zijn uit de bij het rapport gevoegde leeswijzer, onder 3.4 (Ruimte-en-richting-Leeswijzer-en-samenvatting.pdf).

[2] Ruimte en richting, 134. Alleen de woorden die Paulus gebruikt voor ‘de mannen die een passieve en actieve rol vervulden in de gelijkgeslachtelijke seks’ worden genoemd (135), voorzien van de stelling dat er geen isgelijk-teken kan worden gezet tussen de malakoi en de arsenokoitai en onze homoseksuele broers en zusters’.

[3] Ad de Bruijne, Verbonden voor het leven. Een theologisch-ethisch voorstel rond homoseksualiteit en seksuele diversiteit (Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers, 2022), 268.

[4] Ruimte en richting. Rapport van het Studiedeputaatschap ‘Homoseksualiteit in de kerk’. Voor de synode van Deventer 2023 (https://ngk.nl/nieuws/ruimte-en-richting-rapport-studiedeputaatschap-homoseksualiteit-in-de-kerk/), 58.

[5] Ruimte en richting, 62.

[6] J. van Bruggen: ‘Voor de apostel is de perversie van de seksualiteit wanneer een mens haar of zijn eigen aard (die wel degelijk gericht was op het ándere geslacht) op enig moment inruilt voor homoseksuele en lesbische praktijken’ (Romeinen. Christenen tussen stad en synagoge [CNT3] (Kampen: J.H. Kok, 2006),43).

[7] Maarten van Loon, In liefde en trouw of tegennatuurlijk?, in: Ad de Bruijne (red.), Open en kwetsbaar. Christelijk debat over homoseksualiteit [TU Bezinningsreeks 11] (Barneveld: de Vuurbaak, 2012), 33 (31-43).

One thought on “(Hetero)huwelijk en homorelatie

  1. Eerwaarde heer Leeftink, v.d.m.,

    het meest recente artikel op uw webstek van ds. em. De Boer bracht mij op het idee, om u mijn artikel uit de louwmaand jl., getiteld ‘Man en vrouw een twee-eenheid’, te willen aanbieden voor plaatsing. Wilt u ter beoordeling eerst een exemplaar per e-postbijlage ontvangen? Het is zowel Schriftuurlijk onderbouwd (anders deed ik het niet) als toch wel tamelijk revelerend (maar dat moet toch kunnen? Er is meen ik ons meer geopenbaard dan we misschien wel denken (en we vergeten ook niet zelden de wijsheid van het voorgeslacht), naar mijn bescheiden mening.

    Met vriendelijke groeten,

    Rafael Benjamin docts. biol., docts. phil.         

Geef een reactie op observantfcc9de57ba Reactie annuleren