Welkom thuis! – de verloren dochter

Zestien was Marina, toen ze naar Amsterdam vertrokken was. Thuis, ergens weggestopt achter de IJssel, was alles maar saai. Het hoogtepunten van elke dag was de trein, die elk uur langzaam door de bocht langs hun huis, even buiten het dorp, voorbij reed. Verder was er in de wijde omtrek nooit iets te beleven. Met haar ouders had ze altijd ruzie. Haar beide andere zussen begrepen haar niet. Ze zocht de vrijheid! Niet dat ze weggelopen was, maar haar ouders hadden haar wel duidelijk gemaakt: op ons hoef je niet te rekenen als je zo jong naar de grote stad gaat.

In het begin vond ze het leven in de stad heerlijk. Werken, uitgaan en dat soort dingen. Maar ook: drank, seks en drugs. Na twee jaar was ze er letterlijk verslaafd aan geraakt. Ze was nog een paar keer terug thuis geweest. Omdat ze in geldnood zat. Had de laatste keer zelfs wat sieraden van haar moeder ‘meegenomen’. Daarna durfde ze niet meer thuis te komen. Dat was zeven jaar geleden. Sindsdien had ze helemaal geen contact meer met haar ouders gehad.

Nu was ze 28 en zat ze helemaal aan de grond. Ze betaalde haar drugsverslaving door haar lichaam te koop aan te bieden achter één van de ramen op de Wallen. Tot ze ook daar eruit gezet werd. Ook haar vrienden lieten haar vallen als een baksteen. Zo zwierf ze door de stad. Dakloos. Graaien in de afvalcontainers achter de supermarkt om nog wat eten te scoren.

Wat heb ik eigenlijk voor een leven, dacht ze op een avond. In haar gedachten dacht ze terug aan thuis. Wat had ze haar ouders veel verdriet aangedaan. Stom, dat ze dat nu pas besefte. Kon ze het maar goedmaken. Maar de weg naar huis was geblokkeerd. Ze zouden haar zien aankomen – zij, die de sieraden van haar moeder verpatst had om voor een paar gram heroïne.

Helemaal ten einde raad besloot ze een brief naar haar ouders te sturen. Beetje ouderwets, maar ze wist hun mobiele nummers niet meer. Dit was wat ze schreef:

“Lieve mama en papa. Ik heb heel veel domme dingen gedaan. Ik heb jullie erg teleurgesteld. Ik snap heel goed, dat jullie niet meer van mij houden. Je kunt niet dieper zinken dan ik heb gedaan. Ik zit op de bodem van de put. Maar ik heb er zo’n spijt van. Wat zou ik weer graag naar huis terug komen. Ik heb een treinkaartje gekocht. Volgende week vrijdag kom ik met de 10 voor 5 trein langs. Je kunt de trein vanuit de bocht zien komen. Zouden jullie een witte  laken aan de waslijn buiten willen hangen die ik kan zien als ik weer welkom ben thuis? Als er geen laken hangt, dan snap ik dat en zal niet naar huis komen.”

Die vrijdag zat Marina in de trein. Hoe dichter ze op de plaats van bestemming kwamen, hoe zenuwachtiger ze werd. Ze viel bijna flauw van de spanning. Aan de vrouw die tegenover haar zat vroeg ze: “Als we rond de volgende bocht rijden ziet u aan de linkerkant een huis met een rieten dak en een grote tuin met wat bomen en een waslijn. Het is misschien een vreemde vraag maar zou u voor mij willen kijken of er een wit laken hangt aan de waslijn?”

De trein minderde vaart en reed langzaam door de bocht. De vrouw keek door het raam naar buiten en riep plotseling: “Kijk nou! Moet je eens zien! De hele waslijn hangt vol met witte lakens! Maar niet alleen de waslijn, ook aan de eikenboom ernaast hangt een heel groot laken met WELKOM THUIS!

Dit verhaal komt ook voor in een (lees)preek over 1 Johannes 2:15-17 die te vinden is onder https://ernstleeftink.com/preken-nt.

Hoe nu verder als CGK nu moderamen en synode het kerkverband hebben opgegeven?

De synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken is gesloten. Maar in strijd met de kerkorde wou het moderamen geen volgende synode aanwijzen. En met de kleinst mogelijke meerderheid (27 van de 52) en tegen het nadrukkelijke advies van alle professoren uit Apeldoorn in vond de rechterhelft van de synode ook dat er geen volgende synode hoefde te worden aangewezen. Men laat het aan de plaatselijke kerken over om een uitweg uit de crisis te vinden.

Prof. dr. Arnold Huijgen, zelf een vooraanstaande, invloedrijke CGK-dominee, die tot voor kort professor aan de Theologische Universiteit was, schreef op 7 juni: “Dit kan kerkordelijk helemaal niet. Kerkordelijk is de synode verplicht alle agendapunten af te handelen, en ook om een volgende roepende kerk aan te wijzen. Door dit niet te doen, richt de synode nog veel meer schade aan: het hele kerkelijk samenleven lijkt men op te geven.”

Een paar dingen vallen mij op. Allereerst dit: hoe bestaat het dat een moderamen en een zeer krappe meerderheid van de synode z’n verantwoordelijkheid plompverloren uit handen laat vallen door te zeggen: ‘plaatselijke kerken, we laten het initatief aan jullie’? Dat klopt kerkrechtelijk van geen kant. Want juist die plaatselijke kerken hebben deze synode bij elkaar geroepen en het de opdracht gegeven om namens hen te regelen wat nodig is. Dan kun je niet opeens de boel de boel laten door je opdracht terug te geven aan diezelfde kerken.

Waar ging het dan fout? Ten diepste denk ik hier: het moderamen en de 27 afgevaardigden die er nu voor gekozen hebben om de Christelijke Gereformeerde Kerken ongecontroleerd uit elkaar te laten vallen, hebben niet het lef gehad om volgens de kerkorde en het kerkelijke recht de crisis in hun kerken op te lossen.

Voortdurend hebben zeer behoudende plaatselijke kerken gezegd: CGK-kerken die vrouwen toelaten in het ambt gaan in tegen Gods Woord en tegen de gemaakte kerkelijke afspraken om dat niet te doen. En ook al is dat al drie keer zo uitgesproken, ze keren niet terug op hun schreden. En ze zijn ook niet zo consequent om uit de CGK te stappen en NGK of PKN te worden.

De behoudende kerken hebben een punt. Als je echt vindt dat een praktijk binnen jouw kerkverband in strijd is met Schrift en belijdenis, kun je dat niet blijven accepteren. Maar … men heeft er geen kerkelijke conclusies aan verbonden. Namelijk: een plaatselijke kerk die volgens de meerderheid van de kerken op een belangrijk punt volhardend afwijkt van wat duidelijk in Gods Woord geschreven staat, moet je als ongehoorzame kerk buiten het kerkverband plaatsen.

Die stap zou kerkrechtelijk een zuivere stap geweest zijn. Ook heel pijnlijk. Met grote gevolgen, zoals onze gezamenlijke NGK-geschiedenis in de jaren ’60 van de vorige eeuw heeft laten zien. Toen waren, volgens de behoudende meerderheid van de GKV, Schrift en belijdenis ook in het geding. Een grote progressieve minderheid dacht daar anders over. Dus ontstonden er twee groepen kerken: zij die binnen het kerkverband bleven (en dus GKV) en zij die buiten het kerkverband kwamen te staan (en zich daarna NGK noemden). Soms was een classis in meerderheid progressief en organiseerden de behoudende kerken een tegen-classis. Dan werd die classis door de provinciale synode erkend en de oude classis collectief buiten het kerkverband geplaatst (classis Kampen – PS Overijssel). En in Noord-Holland ontstonden zelfs twee PS-en: de oude PS was in meerderheid progressief en de behoudende minderheid organiseerde zich in een tegen-PS. De afgevaardigden van de nieuwe PS werden door de Generale Synode van Hoogeveen 1969/1970 geaccepteerd, die van de oude PS als synodelid geweigerd.

Een hele pijnlijke periode, maar kerkrechtelijk stukken zuiverder dan wat nu in de CGK gebeurd is: eerst als behoudende deel van de CGK niet durven doorpakken en daarna uit teleurstelling en frustratie het kerkschip laten stranden door alle verantwoordelijkheden die de kerken jou hebben  toevertrouwd, uit je handen te laten vallen, zonder diezelfde kerken enig perspectief te bieden.

Het wordt nog erger als binnen drie dagen na het sluiten van de synode die geen nieuwe synode bijeen wilde roepen, de CGK van Rijnsbrug met het plan komt om op 27 juni alle 181 CGK-kerken uit te nodigen voor een bijeenkomst (een nieuw convent) om over de toekomst van de CGK te praten. Let wel: de kerk van Rijnsburg is de kerk die deze synode heeft samengeroepen en waarvan de predikant. Ds. L.A. den Butter, adviseur van de synode was. Maar aan de uitnodiging is wel een voorwaarde verbonden: alleen plaatselijke kerken zijn welkom “die zich vanouds, in woord en in daad, willen houden aan de vierslag Schrift, belijdenis, kerkorde en synodale besluiten.” Met dat laatste worden vooral de synodebesluiten over de vrouw in het ambt bedoeld. Als er CGK-kerken naar dit nieuwe convent komen die wel vrouwelijke ambtdragers hebben, “ligt het natuurlijk in de rede dat we elkaar daarover vooraf vragen gaan stellen”, aldus ds. Den Butter. Want volgens hem kan “de breedte van onze kerken”  elkaar alleen vasthouden “op basis van de genoemde vierslag.” (citaten RD 7 juni – internet).

Bij de voordeur wordt dus door één CGK, de van Rijnsbrug (met waarschijnlijk een aantal andere kerken achter zich die dit nieuwe convent mede organiseren), geselecteerd welke van de andere 180 CGK-kerken nog wel of niet meer tot ‘de breedte van de kerken’ behoren. Elke afgevaardiging wordt, om het cryptisch-bijbels te zeggen, ge-mene-tekel-d en zwaar genoeg of te licht bevonden om nog bij de ware CGK te mogen horen.

Dat bepaalt dus niet een classis of een synode, die daar al sinds de allereerste landelijke synode van 1571 de bevoegdheid toe heeft. Maar dat bepaalt een zelfbenoemde groep binnen de CGK. Dit is onkerkelijk handelen in optima forma! Van onderaf wil men met een groep gelijkgezinden de regie overnemen. In de politiek heet dat: een coup plegen. In het kerkrecht heet dat: scheurmakerij. Bijbels gezien noemen we dat: een zware zonde. Met deze aktie balanceren de initiatiefnemers niet op de grens van kerk en sekte, maar gaan erover, zoals prof. Huijgen op X (voorheen Twitter) terecht opmerkte.

In zijn artikel in CVandaag roept Huijgen CGK-kerkenraden op niet argeloos in te gaan op een uitnodiging voor een bijeenkomst waar alleen kerken die zich aan alle synodebesluiten gehouden hebben welkom zijn. “Houd afstand,” schrijft hij. Ik denk juist dat het goed zou zijn als alle 181 CGK-kerken een afvaardiging naar die bijeenkomst sturen. Dat wordt dan net zo’n convent als vorig jaar gehouden is, waar 180 van de 181 kerken aanwezig waren. Die werd toen georganiseerd door landelijke deputaten. Het zou goed zijn als de kerk van Rijnsburg deze bijeenkomst laat organiseren door het ‘deputaatschap vertegenwoordiging’, want die heeft het mandaat om een aantal zaken af te wikkelen en te begeleiden zonder zelf inhoudelijk sturing te geven.

Als alle 181 kerken zich inderdaad aanmelden, zal duidelijk worden wat de ware intentie van de organisatoren is. Wordt elke CGK toegelaten tot de vergadering? Dan wordt duidelijk op welke manier de meerderheid van de CGK het kerkverband voort wil zetten. En dat zou, gezien het vorige convent, wel eens anders kunnen uitpakken dan de behoudende kerken zouden willen. Toen wilden zo’n 120 van de 180 kerken met elkaar verder. De optie voor de andere 60 is dan: wij kunnen niet langer blijven, dus wij richten een nieuw, behoudend kerkgenootschap op of zoeken aansluiting bij andere reformatorische kerken. Of de behoudende organisatoren houden aan de voordeur alle CGK-kerken tegen die vrouwen in het ambt hebben of, ook al hebben ze die niet zelf, daar geen bezwaar tegen hebben. Dan kan een meerderheid van de aanwezige kerken uitspreken dat ze zichzelf beschouwen als de wettige voortzetting van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Maar dat kan alleen maar door eerst een aanzienlijk deel van de zusterkerken op voorhand buiten te sluiten.  En dan niet volgens het gereformeerd kerkrecht, want die kerkelijke weg via een volgende synode heeft men bewust geblokkeerd, maar door een separatische aktie waarbij de eigen overtuiging zwaarder weegt dan de eenheid in Christus op basis van Schrift, belijdenis en kerkorde die de meerderheid van de CGK-kerken graag bewaren wil.

80 JAAR VRIJHEID – hoe gedenk en vier je dat?

2 KONINGEN 13 : 14 – 19

Toen Elisa ziek was geworden en op sterven lag, zocht koning Joas van Israël hem op. Huilend riep hij uit: ‘Vader, vader! Strijdwagen en ruiterij van Israël!’ 15 Elisa zei tegen de koning: ‘Haal een boog en pijlen.’ Toen Joas dat gedaan had, 16 zei Elisa: ‘Span de boog.’ Joas spande de boog, en Elisa legde zijn handen over de handen van de koning heen 17 en zei: ‘Open het venster dat uitziet naar het oosten.’ Joas opende het venster, en Elisa zei: ‘Schiet!’ De koning schoot een pijl af, en Elisa zei: ‘Deze pijl is een overwinningsteken van de HEER. Deze pijl betekent de overwinning op Aram. Bij Afek zult u Aram vernietigend verslaan.’ 18 Daarna zei Elisa: ‘Pak uw pijlen.’ Joas nam de pijlen in zijn hand en Elisa zei tegen de koning: ‘Sla met de pijlen op de grond.’ Joas sloeg driemaal met de pijlen op de grond, niet vaker. 19 Toen riep de godsman woedend uit: ‘Had maar vijf of zes keer geslagen! Dan zou u Aram vernietigend verslagen hebben. Nu zult u Aram maar drie keer een nederlaag toebrengen.’

Beste dorpsgenoten,

Tachtig jaar geleden kwam er officieel een eind aan de Tweede Wereldoorlog. herdacht. Op 4 mei staan we stil bij de gevallen in die oorlog (en bij alle vredesmissies daarna) en op 5 mei vieren we die bevrijding feestelijk.

Maar … hoe beléven we onze vrij­heid? Wat dóen we ermee? Onze koning roept ons eigenlijk elk jaar wel in zijn toespraak op om onze vrijheid te gebruiken in verantwoordelijkheid, ver­draagzaamheid en respekt voor elkaar.

Hier, op deze 4-mei-herdenking in Balkbrug, wil ik met jullie nog een diepere laag aanboren, vanuit christelijk perspektief. Volgens de Bijbel is échte vrijheid, dat je uit dankbaarheid leeft zoals de HERE God dat wil. Want Hij heeft ons deze tachtig jaar  van vrede, veiligheid en wel­vaart gegeven. Hij geeft vrijheid en verwacht dankbaar­heid. Dankbaarheid, zodat we de vrijheid niet alleen voor onszelf gebrui­ken, maar er wat mee doen.

Daarom wil ik vanavond een voor bijna iedereen waarschijnlijk onbekende geschiedenis uit de Bijbel naar voren halen. Het staat in het Oude Testament en we hebben het zojuist gelezen.

Koning Joas van Israel komt de profeet Elisa op zijn sterfbed bezoeken. Hij was de kleinzoon van koning Jehu. Die was 50 jaar eerder, net als Elisa zelf, door de profeet Elia gezalfd. Elisa als zijn opvolger en Jehu als koning over Israel, om aan het goddeloze regime van koning Achab en koningin Izebel een einde te maken. Izebel en Achab hadden het geloof in God ingeruild voor de Baälgodsdienst. Jehu voerde het geloof in God weer in als staatsgodsdienst. Maar zelf, staat er, diende hij God niet met zijn hele hart, zoals hij wel beloofd had. En dus begon God Israel te ‘snoeien’, staat in de Bijbel. Het grondgebied werd kleiner doordat de grotere buurman, de koning van Aram, aan landjepik begon te doen.  Waar kennen we dat van vandaag de dag?

Nu zijn we zo’n 50 jaar verder, want de opa van koning Joas, Jehu dus, regeerde 28 jaar en zijn vader Joachaz 17 jaar. Heel die tijd was het oorlog en was Aram aan de winnende hand. Aan het eind van zijn regering had Joachaz tot God gebeden en had de HERE hem beloofd dat er iemand zou komen die voor bevrijding zou zorgen. En als een paar jaar later zijn zoon Joas koning is geworden en hoort dat de oude profeet Elisa op z’n sterfbed ligt, wil hij hem persé nog een keer bezoeken. Want ook een profeet is, net als een paus, maar een mens en kan zomaar het tijdelijke met het eeuwige verwisselen. Joas begroet Elisa met ‘‘Vader, vader! Strijdwagen en ruiterij van Israël!’ Oftewel: Elisa, u bent een man van God, en u bent voor mij en het hele belangrijker dan een heel leger met soldaten.

Zie je het verband met vandaag? Waar stel je je vertrouwen op? Of beter: op Wie? In deze spannende tijd. Nooit eerder was in de afgelopen 80 jaar de vrede zo wankel.

Als antwoord op zijn uitroep belooft Elisa, dat er weer overwinningen op Aram be­haald zullen worden. Dat is dat verhaal van die pijl die Joas uit het raam van Elisa’s huis het veld in moet schieten. Maar is het je opgevallen hoe er geschoten wordt? De oude Elisa legt zijn handen over die van koning Joas heen.

Dat betekent wat! Namelijk: als je God te hulp roept, moet je je ook door Gods hand laten leiden. Dan word je een bruikbaar instrument in zijn hand om overwinningen te behalen. Zo hebben veel christenen in 1944 Gods hand gezien in de invasie van de geallieerden op 6 juni 1944 en de doorbraak erna. Van die vijf jaar oorlog en bezetting mogen we, met een variatie op 2 Koningen 14:26+27 zeggen: “De HERE had namelijk gezien hoe bitter de Nederlanders, van hoog tot laag, te lijden hadden en dat er niemand was die hun te hulp kwam. Dus liet Hij hen door de Canadezen, de Amerikanen, de Polen en de Engelsen bevrijden.”

Dan vraag je je wel eens af, hoop ik: ‘Waarom wij? Waar hebben wij het aan verdiend?’ En het antwoord is: wij hebben het nergens aan verdiend. Maar het heeft wel een bedoeling. Namelijk deze: om ons dichter bij God te brengen. De HERE laat ons zien, hoe goed het is om in vrijheid te leven. Maar Hij wil ons daarmee duidelijk maken: het is nog beter, om met Chris­tus te leven. Want dat we nú leven, daar komt een einde aan. En ook vrijheid en welvaart staan nooit vast, ook al dachten we tot voor kort haast wel zeker te weten dat hier, in West-Europa, geen oorlog zal uit­breken. Maar wat God ons nu vandaag geeft aan bevrijding en een goed leven, daarmee wil Hij ons wijzen op de échte bevrijding, van zonde en schuld, en op het ééuwige leven, bij de Here Jezus.

Hoe dan ook  – bevrijding verplicht. Er moet reaktie komen.

Want als je het van God verwacht, mag je daarna niet achterover leunen. Elisa geeft Joas nog een opdracht. Eén pijl is afgeschoten als overwinningsteken. Met de andere pijlen moet hij daarna op de grond slaan. En je ziet de koning denken: ‘Waar is dat goed voor?’ Dus nou ja, vooruit, omdat het moet slaat hij drie keer een beetje halfzacht met die pijlen op de grond.

En Elisa die op sterven ligt wordt met toch boos! ‘Had nou maar vijf of zes keer gestampt, dan was Aram definitief verslagen. Maar nu zult u Aram driemaal verslaan.’

Wat doe je met je vrijheid? Als we er in ons land lauw mee omgaan, lijken we op koning Joas. Dan zullen we, na een tijd van vrede en veiligheid, misschien wel weer onze vrijheid verliezen. Vrijheid is een opdracht. Van God gekregen. In geloof verdedigen. Laten we daar samen voor blijven gaan, ook na 80 jaar.

Huilende vrouwen op de Via Dolorosa

De kruisweg van onze Here Jezus Christus wordt wel de ‘Via Dolorosa’ genoemd. Elk jaar leggen duizenden pelgrims vlak voor het Paasfeest dezelfde weg af als Jezus toen is gegaan. Toen was het nog van de stadspoort naar de kruisigingsplaats buiten de stad. Nu gaat het door vier vrij smalle straten van de burcht Antonia naar de Heilige Grafkerk, die gebouwd is op de plaats waar Jezus zou zijn begraven. Tijdens die pelgrimstocht langs de kruisweg komt men veertien plaatsen tegen, waar men stilstaat bij een bijzondere gebeurtenis op de kruisweg. Dat worden de veertien staties genoemd. Sommige van die momenten zijn aan de bijbel ontleend, anderen zijn uit de traditie komen opzetten. De eerste statie is in de burcht Antonia. Daar sprak Pilatus (on)recht en werd Jezus ter dood veroordeeld. De veertiende is, dat de dode Jezus in het graf gelegd wordt.

Statie 8 op de Via Dolorosa is ontleend aan het wat onbekende moment dat Jezus een aantal vrouwen langs de weg toespreekt. Het moment staat beschreven in Lukas 23: 27 Een grote volksmenigte volgde Jezus, waaronder veel vrouwen die over Hem weeklaagden en zich op de borst sloegen. 28 Jezus keerde zich echter naar hen om en zei: ‘Dochters van Jeruzalem, huil niet om Mij. Huil liever om jezelf en je kinderen.

Hiermee wil Jezus de vrouwen duidelijk maken: over mijn dood hoef je niet te huilen, want Ik weet voor wie Ik het doe: voor jullie en voor heel de mensheid. Als je toch wilt huilen, huil dan vooral over jezelf en stort je tranen over al die mensen die een leven leiden zonder dat ze in Mij geloven. Want, zei Jezus al eens eerder, wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel, Gods toorn blijft op hem rusten. (Joh. 3:36).

Het is trouwens opvallend dat in heel de lijdensgeschiedenis van Jezus mánnen een negatieve rol spelen met hun haat, hun kromme rechtspaak, hun geweld  en hun wreedheid.

Vróuwen daarentegen tonen keer op keer hun menselijk gevoel voor Jezus. In Matteüs lezen we, hoe de vrouw van Pilatus, Claudia, het voor Hem opneemt. In Lukas zijn het de vrouwen uit Jeruzalem, die Hem beklagen. Met Pasen zijn het de vrouwen uit Galilea die in de vroege morgen het graf opzoeken om Jezus de laatste eer te bewijzen. Daaruit spreekt hun grote liefde voor en diepe medelijden met Jezus. Kunnen vrouwen dat beter opbrengen dan mannen? Schamen zij zich er minder voor om dat openlijk te tonen? Durven vrouwen eerder voor hun geloof in Jezus uit te komen? Omdat ze gevoeliger zijn, minder behoefte hebben om zich te bewijzen en voor de buitenwacht een bepaald beeld in stand te houden?

Wat denk je: zouden mannen met al hun stoerheid en grote woorden niet een voorbeeld kunnen nemen aan de manier waarop vrouwen met het geloof omgaan?

Dochters van Jeruzalem

… toen keek Hij om en sprak ons aan.

– Wij liepen huilend met de Meester mee, de hele

kruisweg langs van Pontius naar Golgota,

achter vervangend kruisdrager Simon van Cyrene.

Wij klaagden ach en wee om Hem die wij verloren –

Waarom zijn jullie aan het krijten

om Mij? – wij hoorden er een verwijt in –

Huil om jezelf en om je kinderen. Straks zal

de hele stad, het hele land wenen en om

haar verwoesting galmen van bitter, stil verdriet.

Waarom zagen jullie niet, dat mijn kruisweg

naar jullie stad bedoelde om haar vrede te dienen?

“… de vrouwen steeds afzonderlijk van de mannen,”

zegt de profeet. Zo rouwen wij als om een enig Kind.

Lopen er ook huilende mannen mee?

(bij Lucas 23: 26-31; Zacharia 12:10-14)

Ruinen, 15 april 2025

Arjan Minnema

De man die iets moest doen wat hij niet wilde

(kinderpreek gehouden op 13 april 2025 in Balkbrug)

Markus 15  vers 21: Ze dwongen een voorbijganger die net de stad binnenkwam, Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus, om het kruis van Jezus te dragen.

Gemeente van onze Here Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes.

Hallo allemaal!  Fijn dat jullie er zijn in deze speciale kerkdienst.

Ik wil jullie een verhaal vertellen.  Het is lang geleden.  Het gaat over een man.  Simon heet hij. Hij komt uit een ver land – ergens uit Noord-Afrika.  En hij  is op vakantie in Jeruzalem.

Samen met zijn twee kinderen. Twee jongens. Die heten Alexander en Rufus.

Waarom zijn ze in Jeruzalem op vakantie, denk je? Nou, dat zit zo. Simon gelooft in God. En in Jeruzalem staat de tempel. Dat was vroeger het huis van God. Daar gingen de mensen die in God geloofden vaak naar toe.  

Wat deden ze daar dan? Nou, bidden tot God.  En voor Hem zingen en muziek maken. En offers brengen. Want als ze iets fout hadden gedaan, dan wilden ze het graag weer goed maken. Ook met God. En daarom brachten ze vroeger offers in de tempel. Een lammetje bijvoorbeeld. Die offerden ze aan God. En dan was God niet meer boos. Want ze hadden het goed gemaakt.

Weet je, vooral met het Paasfeest waren er altijd héél veel gelovige mensen in Jeruzalem. Dan was het daar smoordruk.

Ook Simon is naar Jeruzalem gegaan. Met zijn twee zonen en met zijn vrouw.  In Jeruzalem willen ze graag samen het Paasfeest vieren. Maar ze zijn er al een week van te voren.

Vandaag is het vrijdag. Simon heeft net een wandeling gemaakt. Door de stadspoort is hij vanmorgen vroeg naar buiten gegaan. En nu komt hij weer terug. Maar net als hij voor de stadsmuur staat, ziet hij opeens een hele groep mensen aankomen. Mensen, maar ook veel soldaten. Tsjonge, wat een drukte!

‘Wat zou er toch aan de hand zijn?’ denkt Simon.  Hij gaat snel wat dichterbij staan. Dan kan hij het goed zien. En horen.

En weet je wat hij ziet? Nou, dat is niet zo’n mooi gezicht. Want kijk – hier zie je een kruis. En je ziet hier een kroon. Niet een echte. Maar een doornenkroon. Dus als je die op je hoofd zet, doet het erg zeer! En aan een kruis hangen doet ook erg zeer.

Nou, weet je wat Simon ziet? Hij ziet iemand met zo’n doornenkroon op z’n hoofd. En met dat zware kruis op z’n schouder. Jullie weten zeker al wel wie dat is? Ja, inderdaad: dat is de Here Jezus! Die wordt zometeen gekruisigd. Ja echt! Erg hè? De mensen in Jeruzalem hadden allemaal geroepen: ‘Kruisig Hem!  Kruisig Hem!’ En dus had de baas van Jeruzalem, de burgemeester zeg maar, Pilatus, dat goed gevonden.  Ook al was het niet eerlijk. Want de Here Jezus had niets gedaan!

En toch moest Jezus nu dat kruis dragen. Door de stad heen, naar een heuvel buiten de poort.  En ondertussen sloegen de soldaten hem, en ze duwden hem een doornenkroon op z’n hoofd. En het kruis is zo zwaar! De Here Jezus kan het bijna niet meer volhouden.

Dat is wat Simon ziet, als hij wat dichter bij komt staan.

Maar plotseling hoort Simon een stem. Een romeinse soldaat komt naar hem toegelopen en roept:  ‘Hé jij daar! Kom hier! Zie je niet dat die man bijna omvalt onder zijn kruis? Meetillen. Pak die balk op! En opschieten een beetje! ‘ Angstig kijkt Simon om zich heen.  Bedoelt die soldaat mij? Moet ik dat kruis dragen? Ik? Waarom ik? Maar voor hij er over na kan denken, hebben twee soldaten hem al uit de rij met mensen getrokken. En heeft hij dat zware kruis op z’n nek.

Simon wil het helemaal niet. Dat kun je wel begrijpen zeker?

Zou jij dat willen? Stel je voor dat je door de stad loopt. En daar zijn een paar verhuizers bezig. Iemand gaat verhuizen en ze moeten een grote tafel of een piano de trap op tillen. En plotseling zegt iemand tegen jou: ‘Hé jij daar, kom eens hier – ik wil dat jij die zware piano voor mij gaat tillen!’ Zou je dat dan doen? Als je iemand helemaal niet kent? En die zegt tegen jou: ‘Kom hier, meehelpen jij!’ En je krijgt het meest vervelende klusje te doen.

Dat wil je toch niet? Dan roep je toch ook: ‘Moet ik die zware piano tillen?’

Nou, zo dacht Simon er ook over. Moet ik dat zware kruis tillen? Dat kan ik helemaal niet. Dat wil ik helemaal niet. Ik wil strakst Paasfeest vieren. En in de tempel een offer brengen. En gaan bidden tot God. Ik wil helemaal geen kruis dragen. Ik niet! Neem maar iemand anders. Laat die man dat zelf doen, die Jezus. Het is zijn kruis!’

Nou, dat kun je wel begrijpen, hè?  Simon vindt het niet leuk. Hij moet iets heel vervelends doen. Voor iemand die hij niet eens kent.  Maar hij moet, van de soldaten. En dus pakt Simon het kruis van Jezus af. En draagt het zelf. Helemaal tot aan de heuvel buiten de stad. Hij moest wel. Ook al riep hij heel hard: ‘Ik wil dat kruis niet dragen!’

Maar weet je … nu wil ik je er nog iets bij vertellen.

Later heeft Simon tegen zijn kinderen gezegd: ‘Jongens, weten jullie nog, toen we in Jeruzalem waren op vakantie? Om daar in de tempel het Paasfeest te vieren? Weten jullie nog, wat er toen gebeurd is?’

En zijn kinderen, Rufus en Alexander, wisten het nog heel goed. ‘Ja papa, zeiden ze dan, dat zijn we nooit vergeten hoor. U werd toen plotseling door twee soldaten beetgepakt. En u moest het kruis tillen van die man.’

‘Precies, antwoordde Simon, en weten jullie, welke man dat was?’

‘Ja papa, zeiden de jongens weer, nu weten wij dat wel. Maar toen nog niet.’

‘Nee ,  zei Simon, toen wist ik het ook niet. En daarom riep ik heel hard tegen die soldaten: Waarom moet ikdat kruis dragen? Want ik was het er helemaal niet mee eens. Ik had er helemaal geen zin in.’

‘Maar nu denkt u daar heel anders over, hè, papa?’

‘Ja jongens, inderdaad. Want nu weet ik, van wie dat kruis was, dat ik moest dragen. Dat kruis was het kruis van de Here Jezus. Ik heb zijn kruis gedragen. En daar ben ik nu erg dankbaar voor. Dat ik dát heb mogen doen voor de Here Jezus. Het was niet fijn. Het was niet makkelijk. Maar ik heb het graag voor Hem gedaan.’

Weet je waarom Simon dat later tegen zijn kinderen gezegd heeft?  Omdat hij in de Here Jezus is gaan geloven.

Geloof jij ook in de Here Jezus? Hij is de Zoon van God. Hij is met Kerst geboren. In de stal van Bethlehem. En toen Hij groot geworden is,maakte Hij veel zieke mensen beter. En deed Hij wonderen. En vertelde Hij de mensen over God. Hij zei:  ’Het is niet goed tussen God en jou. Je doet veel dingen verkeerd. Je doet zonde. En dan wordt God boos op je. Eigenlijk verdien je straf. Straf van God. En je doet steeds weer dingen verkeerd. Dus hoe kun je het ooit weer goed maken met God? Nou, dat kun je niet zelf. Maar daarom ben ik gekomen, zei de Here Jezus . Ik ga het weer goed maken. Ik ga de straf voor jullie dragen. Ik ga sterven aan het kruis. Voor jullie.’

 En dan zegt God: ‘Gelukkig heeft de Here Jezus het weer goed gemaakt. Iedereen die in de Here Jezus gelooft, hoeft niet meer bang te zijn dat ‘ie straf krijgt. Nee, je krijgt vergeving. Het is weer goed. Goed met God. En goed met elkaar. En dus mag je in de hemel komen, als je in de Here Jezus gelooft. En je mag weer vriendelijk voor elkaar zijn.’

Dat geloofde Simon later ook. En weet je wat hij toen dacht?
Toen dacht hij: wat is nu erger:

Een kruis dragen?  Of aan het kruis hangen?
Wat vind je erger? Wat denk je?

Nou, ik weet het wel! Aan het kruis hangen is veel erger dan een kruis dragen.

En waarom hing de Here Jezus aan het kruis? Had Hij Zelf een heleboel verkeerde dingen gedaan? Had Hij Zelf gestolen? Of gelogen? Of gevloekt? Of kwaad weggelopen?

Nee. Jezus heeft nooit iets verkeerds gedaan! En toch hing Hij aan het kruis.

Hij ging voor jou aan het kruis! Want jij heb wel eens stiekum iets weggepakt. Of je bent niet eerlijk geweest. Of je hebt lelijke dingen gezegd. Of je werd een keer heel erg boos op iemand. 

En God ziet dat allemaal. Hij weet dat allemaal. En de HERE vindt dat erg. Als jij steeds weer verkeerde dingen doet, hoe kun je het dan weer goed maken met God? Dat kun je zelf niet!

Nee, zegt de Here Jezus. Daarom doe Ik het voor je! Ik ga voor jou aan het kruis hangen. Ik krijg de straf voor al jouw zonden! Dat doe ik voor jou. En daarom mag jij nu blij zijn met God en voor Hem leven. En straks mag jij in de hemel komen. Je kunt het niet zelf verdienen. Maar ik geef het aan jou. Want Ik heb het voor jou verdiend, zegt de Here Jezus. Door aan het kruis te hangen.

Geloof je dat?
Simon de kruisdrager geloofde het later wel. En daarom zegt hij later tegen zijn kinderen:

‘Ik moest het kruis van Jezus dragen. Dat wilde ik eerst niet, maar nu begrijp ik het beter.

Ik moest iets doen wat ik niet leuk vond. Maar de Here Jezus deed iets voor mij, wat véél belangrijker was. En wat véél moeilijker voor Hem was.’

Vergeet dat nooit: soms moet jij iets doen wat je niet wilt. Dat is niet altijd leuk.

Maar vergeet dan nooit: de Here Jezus deed het allermoeilijkste: Hij stierf aan het kruis voor jou!

TONEELSTUKJE

3 kinderen lopen vanaf achteren over het middenpad naar het podium waar het kruis staat. Twee kinderen lopen met een zware rugzak en lopen zichtbaar vermoeid, steunen wat. Eén kind draagt niks. 

Dominee: ‘Kijk eens wie daar aan komen lopen, het lijkt wel alsof 2 van hen een zware last moeten dragen.’

Aangekomen op het podium: Eén van de kinderen kan de zware last echt niet meer dragen en vraagt aan het kind (zonder rugzak): ‘ik kan echt niet meer, het is te zwaar… Wil jij mijn rugzak dragen?’ 

Het kind zonder rugzak zucht en moppert, maar zegt dan: ‘Oké dan…’ 

Ze lopen met z’n 3-en naar het kruis en leggen daar de last neer en knielen voor het kruis. 

Daarna lopen ze naar de andere kinderen en gaan erbij zitten.

De derde oplossing voor de CGK wordt door Selderhuis niet genoemd

Dat de Christelijke Gereformeerde Kerken in een crisis verkeren is voor iedereen wel duidelijk. Eerst werd een voorstel om samen verder te gaan in een A-afdeling en een B-afdeling met een meerderheid van 60% (31 – 21) afgeschoten, omdat men de drempel op 80% gelegd had. Daarna stelden 31 broeders voor om de synode dan maar helemaal te sluiten, tenzij de ‘ongehoorzame’ kerken die al vrouwen in het ambt hadden bevestigd, zich massaal zouden bekeren. Een onmogelijke en ook onwaarachtige eis. Met dit besluit kondigde men, zoals het Reformatorisch Dagblad het in een hoofdredaktioneel kommentaar omschreef, ‘als het ware een ultimatum af’, waarmee men niet alleen de ‘ongehoorzame’ kerken enorm voor het blok heeft gezet, maar ook de middengroep van kerken die in 2024 op het Convent en begin 2025 via een oproep aan de synode in overgrote meerderheid hebben aangegeven ondanks verschillende visies én praktijk als het om vrouwen in de ambten gaat, toch de onderlinge eenheid te willen bewaren.

In het Reformatorisch Dagblad van 7 april schreef prof. dr. Herman Selderhuis een artikel over de ontstane situatie. Ook hij vond, dat “iedereen wel snapt dat de oplossing dat kerken terugkeren op hun schreden wel principieel maar niet zo heel reëel is.” Dus ging hij in op de vraag:  hoe nu verder?

Hij kwam uit bij twee mogelijke oplossingen. De eerste heeft duidelijk zijn voorkeur, namelijk “een kerkmodel waarin gemeenten ruimte krijgen voor vrouwelijke ambtsdragers, maar dan zo geregeld dat gemeenten die zich wel aan synodebesluiten houden daardoor niet in de moeite komen. Daar is op basis van de belijdenis best wat voor te bedenken, ook zonder congregationalistisch model (een kerkgenootschap waarin de plaatselijke gemeente centraal staat, zonder bestuurlijke hiërarchie). Gereformeerd kerkrecht is binnen die confessionele grens flexibel.”

Wat Selderhuis hier zegt is, kort geformuleerd: je kunt landelijk op basis van de gereformeerde belijdenis en het gereformeerde kerkrecht samen kerk blijven als je dat echt wilt. En dat is wat de grote meerderheid van de Christelijke Gereformeerde Kerken wil, blijkt uit het Convent van 2024 en de Oproep van 2025.

Maar er is nog een tweede mogelijkheid, aldus Selderhuis. En dat is, dat alle CGK-kerken met vrouwen in de ambten en “zich niet aan het CGK-beleid houden, zich aansluiten bij de Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK). Dat is nog steeds een kerk op gereformeerde grondslag en een kerk waar al heel lang samenwerking mee is. Zo’n overgang is dan ook geen scheuring maar een herschikking van kerken. Die tweede mogelijkheid opper ik niet om van lastige kerken af te zijn, maar wel om ieder van veel werk, moeite en frustratie af te helpen, zodat we weer toekomen aan het eigenlijke werk van de kerk.” Inderdaad, dat is ook een optie. Onwenselijk wat Selderhuis en mij betreft.

MAAR … wat mij dan bevreemdt is, dat Selderhuis niet in alle eerlijkheid erbij zegt: er is ook nog een derde mogelijkheid, net zo ongewenst, maar misschien nog wel realistischer dan de tweede optie,  namelijk dat de CGK-kerken op de rechterflank zich aansluiten bij de Hersteld Hervormde Kerk, en dat niet om van die lastige broeder af te zijn, maar om als meerderheid van de CGK-kerken die elkaar wel wil verdragen, ook als het om vrouwen in de ambten gaat, weer toe te komen aan het eigenlijke werk van de kerk.

Want laten we wel zijn: de 31 afgevaardigden op de synode die aan de achterban van de andere 21 afgevaardigden een ultimatum stellen, spreken niet namens het gevoel van de meerderheid van de CGK. Die meerderheid wil namelijk de eenheid bewaren en ruimte bieden aan zowel de vooruitstrevende als de behoudende flank. Zoals een Bewaar-het-Pand-collega mij vertelde: “Er is geen meerderheid voor synodale tucht.”  Als het klopt wat Selderhuis zegt, dat 70% van de CGK-gemeentes zich loyaal houdt aan de uitspraak dat vrouwen niet in het ambt mogen, vergeet hij erbij te zeggen, dat er een grote middengroep is, die desalniettemin toch die 30% ‘ongehoorzame’ gemeentes als plaatselijke kerken van Christus wil blijven erkennen, omdat de CGK-synode in 1998 al uitgesproken heeft dat je vanuit een gelovig gereformeerd bijbellezen ook vóór vrouwen in de ambten kunt zijn. Toendertijd is er geen ambtsdrager om geschorst of afgezet en vandaag ziet een gerespecteerd predikant als ds. D.J. Steensma, die volgens mij echt midden in het midden van de CGK staat, daar ook alle ruimte voor binnen de kaders van de gereformeerde belijdenis.

De vraag is dus niet, zoals Selderhuis suggereert: als we er samen niet uitkomen (optie 1), waarom gunnen die 30% CGK-gemeentes die vóór vrouwen in het ambt zijn de andere 70% niet de rust en de ruimte om klassiek-orthodox-gereformeerd te blijven door zelf NGK te worden (optie 2)? Want een groot deel van die andere 70% gunt juist die vooruitstrevende 30% wel de ruimte en hoopt zo de rust en de eenheid te bewaren.

De vraag die Selderhuis beter had kunnen stellen is: als we er samen niet uitkomen (optie 1), en de pak ‘m beet 40% van de CGK-kerken die tot het midden behoren willen graag beide flanken binnen boord houden, waarom gunnen die 30% CGK-gemeenten die het toelaten van vrouwen in de ambten op bijbelse en kerkrechtelijke gronden als een grote zonde beschouwen die andere 70% niet de rust en de ruimte om eigentijd-orthodox-gereformeerd te blijven door zelf HHK te worden?

Waar is de trouwe vriend die de CGK kan helpen?

Euodia en Syntyche, ik dring er bij u op aan eensgezind te zijn in de Heer.  En u, trouwe vriend, vraag ik hen te helpen. Ze hebben samen met mij voor het evangelie gestreden, evenals Clemens en mijn overige medewerkers, van wie de namen in het boek van het leven staan.

Dit zijn woorden van Paulus uit de brief aan de christelijke gemeente in Filippi (Fil. 4:2-3). Twee gelovige zusters leven in onmin met elkaar. Samen komen ze er niet uit. Het dreigt ook de gemeente te verdelen, want als twee mensen ruzie hebben, trekken anderen al heel snel partij. Dus vraagt Paulus aan een wijze broeder om te bemiddelen en te proberen tot een oplossing te komen, waardoor de vrede tussen beide zusters in de Heer weer hersteld wordt. Want, zegt Paulus nadrukkelijk, ondanks het hoog oplopende meningsverschil tussen beiden hebben Euodia en Syntyche zich beiden ingezet voor Jezus Christus en staan ze allebei ook bij God in de hemel opgetekend als zijn kinderen.

Aan dit gedeelte heb ik voortdurend moeten denken sinds er een komplete patstelling ontstaan is op de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken. De meest progressieve afgevaardigden hebben de optie van een duo-kerkverband met A-gemeentes en B-gemeentes afgestemd. In dat voorstel stond namelijk dat de behoudende groep ‘zich in alles wil houden aan Schrift en belijdenis’, terwijl van de vooruitstrevende groep gezegd werd dat die ‘zich willen baseren op Schrift en belijdenis’. Dat vonden 12 van de 52 afgevaardigden onaanvaardbaar, want een twee-onder-een-kapwoning kap met eenzelfde fundament of een huis met een tijdelijke tussenwand is echt wat anders dan dat je al een verschil in het fundament formuleert en daarop verder wilt bouwen, zoals een CGK-predikant het onder woorden bracht. Doordat deze 12 synodeleden tegen het kerkmodel ‘Witzier’ stemden, zoals ik het maar even noem, werd niet voldaan aan de voorwaarde dat minstens 80% van de synodeleden vóór deze oplossing uit de impasse moest stemmen. Uiteindelijk waren slechts 31 van de 52 synodeleden vóór, omdat 9 andere tegenstemmers zich door de synodepreses lieten overhalen om blanco te stemmen (want dan telde hun stem niet mee voor die 80%).

Een dag later kwamen nagenoeg dezelfde 31 synodeleden die vóór het kerkmodel ‘Witzier’ gestemd hadden met een voorstel om de synode definitief te sluiten, omdat het kerkverband niet meer te redden valt.  Maar, werd erbij gezegd, de synode kan nog wel weer bij elkaar komen “wanneer kerken in groten getale aangeven terug te zullen keren binnen de bedding vd genomen synodale besluiten die vast en bondig zijn, wanneer zij eerst daarvan zijn afgeweken.” Oftewel: alle CGK-kerken die nu vrouwen in de ambten bevestigd hebben, moeten nadrukkelijk beloven om dat alsnog terug te draaien.

De patstelling is hiermee kompleet. Het meest progressieve deel van de synode torpedeert het laatste reddingsplan. En de behoudende meerderheid kaatst daarna de bal terug en legt die neer bij de meest progressieve kerken.

De partij van Euodia en de partij van Syntyche kunnen en willen elkaar op geen enkele manier meer bereiken.

Maar op alle synodezittingen zijn alle 52 afgevaardigden toch elke keer met een open Bijbel, gevouwen handen en een loflied op de lippen de vergadering begonnen?

Waar was dan de  trouwe vriend om beide zusters weer bij elkaar te brengen? Het moderamen zag het niet zitten om die rol te spelen en wierp de handdoek in de ring.

Was er dan niemand die zei: beste 12 progressieve broeders die niet op deze voorwaarden het kerkmodel van A-kerken en B-kerken accepteren. Kunnen jullie er echt niet mee leven dat je het gevoel hebt door de behoudende broeders slechts getolereerd te worden in plaats van volwaardig geaccepteerd? Waarom nemen jullie geen voorbeeld aan de Gereformeerde Bond binnen de PKN, die in dezelfde situatie zit, maar er bewust voor kiest om binnen de PKN te blijven? Is het zo moeilijk voor jullie, progressieve broeders, om de minste te zijn en om zo de CGK met haar Theologische Universiteit in Apeldoorn en haar zendingswerk wereldwijd te redden? Jullie strijden toch samen voor het Evangelie? Jezus Christus heeft toch van jullie allemaal met zijn bloed de namen in het levensboek van God geschreven?

Was er dan niemand die zei: beste 31 behoudende broeders die nu aan plaatselijke CGK-kerken een ultimatum stellen. Zijn jullie zo teleurgesteld dat het uiterste bod om samen verder te gaan gesneuveld is, dat jullie de schuld voor de dreigende breuk nu bij die plaatselijke kerken neerleggen? Zijn jullie werkelijk niet bereid om nog één mijl met de 21 progressieve broeders mee te gaan door een allerlaatste oproep te doen om alsnog in te stemmen met het kerkmodel CGK-A / CGK-B? Jullie strijden toch samen voor het Evangelie? Jezus Christus heeft toch van jullie allemaal met zijn bloed de namen in het levensboek van God geschreven?

Ondertussen zien de plaatselijke Christelijke Gereformeerde Kerken het met verbijstering aan en blijven ze in verwarring achter. Op het Convent in 2024, waar 180 van de 181 kerken aanwezig waren, wilde 2/3 niet ontvlechten, maar elkaar vasthouden. Na de synodevergadering in 2025, waar een eerder interim-model sneuvelde, deden in elk geval 90 van de 181 kerken + tientallen ambtsdragers (predikanten, ouderlingen, diakenen, emeriti en professoren) een dringende oproep aan de synode om geen verdere stappen te nemen die zouden leiden tot ontvlechting van het kerkverband, maar om een weg te zoeken om samen verder te gaan.

Samen. Maar samen komen Euodia en Syntyche er op de synode niet uit. Euodia wil eerst volledige erkenning dat haar visie op een aantal zaken legitiem en gelijkwaardig is aan de visie van Syntyche. En Syntyche wil eerst de royale erkenning van Euodia dat ze ongehoorzaam is geweest aan de gemaakte afspraken.

Here Jezus, wilt U als trouwe Helper zorgen voor trouwe vrienden, opdat die twee zusters in de Heer samen één kunnen en willen blijven. Ze staan immers voor hetzelfde Evangelie? Hun namen staan immers in hetzelfde boek?

Als een roze olifant door de NGK-porseleinkast

De Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK) worstelen met hun visie op homoseksuele relaties. Een eerder voorstel op de landelijke synode om geen concrete uitspraken te doen over homoseksuele relaties werd door de opstellers van het studierapport Ruimte en richting als ‘een rode kaart’ ervaren. Daarom besloot de synode dat er een herziene besluittekst moest komen met een betere Bijbelse onderbouwing. Deze voorstellen zijn op 8 maart op de synode besproken. De twee meest omstreden voorstellen (besluit 4 en besluit 5) zijn met een meerderheid van 60% (door resp. 34 en 33 van de 55 afgevaardigden) aangenomen.

Helaas gaat wat nu op tafel ligt veel verder dan het studierapport. Dat bood, naast veel waardevolle informatie, in mijn optiek nog wel enige richting. Maar deze voorstellen bieden een zee aan subjectieve ruimte met een onderbouwing die Bijbels gezien kant noch wal raakt. Daarmee geeft men plaatselijke kerken geen enkele richting, maar laat ze stuurloos ronddobberen. Met daarbij als levensgroot risico dat gereformeerde kerken die wel op Bijbelse gronden bepaalde grenzen stellen in de hoek van homofobe christenen geplaatst worden. Op dezelfde dag dat de NGK-synode deze besluiten nam, verscheen op Twitter een spreuk van de grote anglicaans-gereformeerde theoloog J.C. Ryle. Te toevallig om niet te melden, vind ik.

Angst om kleur te bekennen

Ik vraag me af hoe dat komt. Mijn analyse: we willen als NGK op geen enkele manier in de hoek van homohaters geplaatst worden, dus we bieden ruimte voor elke opvatting die onder christenen voorkomt, zodat de maatschappij om ons heen ons als heel tolerant beschouwt. Dat lijkt me een misvatting, want elke christelijke beperking van de 100 procent individuele keuzevrijheid in onze samenleving wordt meteen als bekrompen conservatief beschouwd.Erger is, dat we als kerken geen kleur durven bekennen als het om belangrijke keuzes gaat. We verwarren christelijke vrijheid die tot fleurige veelkleurigheid leidt met christelijke vrijblijvendheid die tot verwaterde kleurloosheid leidt. En misschien, ik moet het als ras-GKV-er erkennen, zit er ook een stukje onzalig vrijgemaakt DNA in deze voorstellen. De Anglicaanse Kerk worstelt nog met de theologische doordenking van het zegenen van homorelaties en probeert tegelijkertijd de eenheid binnen de kerk te bewaren. In contrast daarmee is het typisch vrijgemaakt om snel een beslissing te nemen, zelfs als dat grote gevolgen heeft. Volgens de huidige synodevoorzitter is het dan ook realistisch dat deze verregaande voorstellen, als ze worden aangenomen, sommigen ertoe zullen bewegen de NGK te verlaten.

Terug naar het commissievoorstel. Wat gaat er hier fout? Als het gaat om de hoofdlijnen weinig. Men sluit aan bij een belangrijkste conclusie van het studierapport dat bij de bijbelschrijvers een diepgewortelde homoseksuele oriëntatie / geaardheid / gerichtheid niet op het netvlies stond en van gelijkgeslachtelijke seks moet worden onderscheiden. Ook sluit men zich terecht aan bij de oproep van het studierapport om twee gelovige broers of zussen die wel een duurzame relatie met elkaar aangaan, niet af te houden van het avondmaal. Maar verder walst de commissie als een roze olifant door de porseleinkast van gevoeligheden binnen de breedte van NGK. Ik zie dat heel duidelijk op vier punten in de onderbouwing van een aantal besluiten.

1. Visie op homoseksualiteit als zodanig

Besluit 2 stelt voor om uit te spreken dat we als kerken niet eenstemmig zijn over de vraag of Gods Woord ruimte biedt voor het aangaan en onderhouden van een homoseksuele relatie. In de onderbouwing wordt verwezen naar de drie ‘lenzen’ die het studierapport noemt: de lens van de scheppingsorde die homoseksualiteit verbiedt; de lens van de gebrokenheid die tot barmhartigheid leidt; en de lens van variatie die homoseksualiteit als een natuurlijke aanvulling en verrijking beschouwd.In het studierapport werden deze drie visies alleen maar genoemd als verschillende duidingen van het bestaan van een homoseksuele gerichtheid. Bij de lens van variatie werden geen gereformeerde theologen aangehaald, op prof. dr. Ad de Bruijne na, die zelf aangegeven heeft dat hij deze visie niet aanhangt, maar homoseksualiteit liever vooral vanuit de herschepping bekijkt.In het besluit dat men nu voorstelt worden deze drie visies geijkt tot gelijkwaardige acceptabele visies binnen de gereformeerde kerken die zich alle drie willen baseren op Gods Woord. Dat is de omgekeerde wereld: een nieuwe visie, die de gevolgen van de zondeval ontkent, zonder enige onderbouwing binnenhalen als passend binnen de bandbreedte van een gereformeerde visie op de Bijbel.

2. Visie op het huwelijk

Besluit 5 stelt voor om materiaal te ontwikkelen dat gebruikt kan worden ‘om kerkelijk aandacht te besteden aan een homoseksuele relatie’. Op zich ben ik daar niet op tegen. Als kerken besteden we ook aandacht aan een gelovig gezien gemengd huwelijk of aan een tweede huwelijk na een ongeoorloofde echtscheiding of aan een huwelijk na jarenlang samenwonen.

Maar wat dit voorstel bedoelt met het wat vage ‘kerkelijk aandacht besteden’ komt in de onderbouwing naar voren: het moet mogelijk zijn om een homohuwelijk op dezelfde manier in te zegenen als het Bijbelse huwelijk tussen man en vrouw, inclusief beloften van liefde en trouw en het ontvangen van Gods zegen op de knielbank. Want men zegt nog wel als eerste: “Het huwelijk als vaste verbinding tussen man en vrouw is vanaf het begin een instelling van God (Genesis 2:18,24).” Maar vervolgens effent men de weg voor de kerkelijke bevestiging van homoseksuele relaties door te zeggen, dat die ook ‘trekken heeft van een huwelijk’. En als we als kerken ‘ruimte bieden voor dergelijke relaties, is het gepast om ook dan christelijke beloften te vragen over liefde en trouw en te bidden om Gods zegen’.Ook hier gaat men veel verder dan het studierapport. Dat sprak namelijk op bladzijde 109 nadrukkelijk uit, als het om de plaats van huwelijk en seksualiteit in de schepping: ‘de seksuele omgang tussen man en vrouw is … meer dan een variant binnen het spectrum van de menselijke seksualiteit. Tegelijkertijd erkennen we in de werkelijkheid van mensen om ons heen een breedte van variaties waar we respectvol nabij willen zijn.’

In het besluit wordt het huwelijk tussen één man en één vrouw als instelling van God en een duurzame homoseksuele relatie als look-a-like huwelijk wél op een lijn met elkaar gesteld. Dat getuigt volgens mij van weinig respect voor Gods Woord en is eerder een knieval voor wat het studierapport (ook op blz. 109) ‘de dominante visie in onze cultuur’ noemt, waarbij ‘iedere seksuele oriëntatie, iedere seksuele- en genderidentiteit van een gelijke orde is en ook helemaal in orde is’. Hoe dan ook haalt de NGK, als dit voorstel wordt aangenomen, de PKN links in, want daar wordt nog wel onderscheid gemaakt tussen de kerkelijke inzegening van het Bijbelse huwelijk tussen man en vrouw en een zegen vragen over homorelaties die in liefde en trouw worden aangegaan.

3. Visie op de ambten

Besluit 4 stelt voor om het aan de kerken over te laten om het ambt van diaken, ouderling of predikant open te stellen voor broers of zussen die in een homoseksuele relatie leven. Met dit voorstel gaat men ‘op onderdelen iets verder’ dan het studierapport, zegt de commissie er eerlijk bij.

Het studierapport gaf alleen aan dat als er plaatselijk genoeg draagvlak voor was, ook leden die in een homoseksuele verbintenis samenleven tot het ambt van ouderling en diaken te roepen. Nu geeft men de volgende onderbouwing: ‘Wanneer er geen reden is om iemand het avondmaal te ontzeggen, staat in beginsel ook de weg naar de ambtsdienst open.’ Dit lijkt mij een totaal misplaatst argument. Deelnemen aan het avondmaal en dienen in het ambt zijn twee verschillende zaken. De Bijbel stelt niet voor niets hogere eisen aan het laatste. Niet alleen, zoals in de onderbouwing terecht gezegd wordt, op moreel gebied, namelijk dat ambtsdragers ‘onberispelijk’ en ‘waardig’ moeten zijn een ‘een goede reputatie’ moeten hebben. Maar ook door heel concreet aan te wijzen wat voor deelname aan het avondmaal géén belemmering is, maar voor het vervullen van het ambt van ouderling en diaken wel een belemmering is, zoals aan de wijn verslaafd, hebzuchtig, geldzuchtig en, in dit verband nogal belangrijk, ‘de man van maar één vrouw’ (1 Tim. 3:2 / Titus 1:6). Onbegrijpelijk dat er geen woord gerept wordt over deze vereiste, die mijns inziens duidelijk verwijst naar de instelling van het huwelijk als een levenslange relatie tussen één man en één vrouw.

4. Ook gelijk maar predikanten die in een homoseksuele relatie leven?

Volgens het commissievoorstel moet ook meteen het ambt van predikant maar opengesteld worden. Want, aldus de gronden, ‘er is geen principieel verschil tussen de ambten’. Er is alleen ‘verschil in taken en bevoegdheden, waardoor de afweging anders kan uitpakken.’ Dat is de hele onderbouwing! Het studierapport vroeg om een vervolgopdracht, want daar zag men nogal wat principiële en kerkrechtelijke problemen opdoemen. ‘Een predikant heeft de bevoegdheid om in alle kerken Gods Woord en de sacramenten te bedienen (…) en wordt beroepbaar gesteld door een regionale vergadering (…). Het openstellen van het ambt van predikant voor wie in een homoseksuele verbintenis veronderstelt dat daarvoor binnen de kerken als geheel en binnen de regio’s voldoende draagvlak bestaat. Is dat er? En, wanneer en op welke gronden wordt dat geacht ‘voldoende’ te zijn?’ (blz. 134). Vragen die mij zeer terecht lijken! Maar het blijft allemaal onbenoemd en wordt dus simpelweg van tafel geveegd met de opmerking: er is geen principieel verschil tussen een ouderling en een dominee.

Vrijblijvendheid troef

De voorstellen die nu op de synodetafel liggen noemen wel wat bijbelteksten, maar blijven steken in algemeenheden zonder op de essentiële bijbelteksten in te gaan. Ook doen ze helemaal niets met één van de belangrijkste opmerkingen uit het studierapport, namelijk dat het Bijbelse huwelijk tussen man en vrouw een unieke instelling van God is en geen variatie op allerlei relatievormen. En dat alles omdat men binnen de kerk niemand met een eigen subjectieve invulling van het christen-zijn voor het hoofd wil stoten in een samenleving die elke grens of beperking op het gebied van de beleving van seksualiteit fundamentalistisch vindt.

Worden we daar als NGK een veelkleurige kerk waarin alle facetten van de Bijbel als een diamant prachtig glanzen? Helaas niet. Want christelijke vrijheid is iets anders dan christelijke vrijblijvendheid. Als de NGK-synode deze verregaande voorstellen overneemt zonder eerst over de impact hiervan na te denken, zet ze de eenheid binnen de NGK kerken ongelooflijk onder druk. Dan is mijn NGK verworden tot een kleurloos kerkverband, waarin Gods oorspronkelijke goede schepping waarin homoseksualiteit niet voorkwam (Genesis 1 en 2) niet meer serieus genomen wordt, waarin het huwelijk tussen man en vrouw zoals God dat bedoeld heeft niet meer in alle omstandigheden in ere gehouden wordt (Hebreeën 13:4) en waarin het ambt, dat aan gemeenteleden hogere eisen stelt dan aan iedere avondmaalsganger, niet meer hoog gehouden wordt (1 Timotheüs 3:1-13 en Titus 1:5-9).

(Hetero)huwelijk en homorelatie

door dr. Erik A. de Boer, emeritus-hoogleraar TUU en emeritus-predikant NGK Devente

Beleidskader voor kerkenraden bij gelijkgeslachtelijke relaties in de gemeente

Handreiking bij de te verwachten kerkelijke uitspraak over homoseksualiteit en relaties op de generale synode van de Nederlandse Gereformeerde Kerken te Deventer.

Binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerken heeft de synode van Deventer een rapport over homoseksualiteit in behandeling. Op 8 maart 2025 staat de vervolgzitting gepland en conceptbesluiten van de synodecommissie zijn gepubliceerd,

Mijn bestudering van het deputatenrapport Ruimte en richting, lezing van het boek van dr. A.L.Th. de Bruijne, Verbonden voor het leven, en kennisname van de conceptbesluittekst van de synodecommissie die de zitting van 8 maart 2025 voorbereidt leidde mij tot het overdenken en formuleren van een beleidskader. Dat kan misschien de plaatselijke kerken helpen om met de (te verwachten) besluiten aan de slag te gaan. Ik voelde mij daartoe gedrongen omdat in het rapport en de besluittekst de zeven bijbelse passages waarin gelijkgeslachtelijke seks afgewezen wordt buiten beeld lijken te raken.

In paragraaf 1 formuleer ik zo’n kader in de vorm van stellingen. In paragraaf 2 volgen enkele gedachten bij de bestudering van het deputatenrapport en De Bruijnes boek. Tenslotte geef ik in paragraaf 3 nog enkele exegetische beschouwingen bij de zeven bijbelgedeelten die over gelijkgeslachtelijke seks spreken en typeer deze als grenswoorden.

1. Beleidskader

  1. Huwelijk

1.1 De Schriften laten de samenlevingsvorm die de christelijke kerk het huwelijk noemt, als een eenheid van man(nelijk) en vrouw(elijk) zien. ‘Het huwelijk is geen uitvinding van mensen maar een instelling van God’, zegt het huwelijksformulier (zie Gen. 1:26-27; 5:1-3; Mat. 19:5-6).

1.2 De kerk ziet het huwelijk van een man en een vrouw als de unieke samenlevingsvorm die de Schepper instelde en waarin – als God het geeft – kinderen (zonen en/of dochters) verwekt en verwacht, geboren en opgevoed kunnen worden. Zodat deze kinderen met een vader en moeder, uit wie zij voortkomen, mogen opgroeien (zolang God dat in zijn goedheid geeft dat beiden leven mogen).

1.3 Het christelijk huwelijk tussen een man en een vrouw beeldt iets af van het verbond tussen God en zijn volk en van het geheim van de liefde tussen Christus en zijn gemeente als bruidegom en bruid (Ef. 5).

  • De celibataire Heer
    • Anders dan in Israël verwacht werd bleef de oudste zoon van Maria en Jozef ongetrouwd en riep als rabbi in Israël mannen en vrouwen Hem te volgen. In Hem is zichtbaar wat Paulus noemt: ‘Een ongetrouwd man draagt zorg voor de zaak van de Heer en wil de Heer behagen’. Zo ook vestigt hij de aandacht op ‘een ongetrouwde vrouw en een meisje dat nog niet getrouwd is’ en zegt: zij ‘dragen zorg voor de zaak van de Heer, en wel zo dat ze God met heel hun lichaam en geest zijn toegewijd’ (1 Kor. 7:32-33). Ook nu kunnen mannen en vrouwen zich geroepen weten tot absolute toewijding en celibatair leven. Dit geldt hetero- en homoseksuele christenen. Hun voorbeeld kan anderen inspireren en steunen. Jezus eert het huwelijk als instelling van God (Mat. 19:1-10). Bevraagd op ruimte om te scheiden vraagt Hij aandacht voor de eunuch, de man die geen vervuld huwelijk kan beleven door schade aan zijn geslachtsdelen. Door de eunuch die met zo’n defect geboren is eerst te noemen, eert de Heer hen die in seksueel opzicht een beperking te dragen hebben. Ook heeft Hij oog voor de man die door mensenhand gecastreerd was (19:11-12). Zo vervulde de Mensenzoon de profetie voor de eunuch ‘die keuzes maakt naar mijn wil, die vasthoudt aan mijn verbond’ (Jes. 56:3-5). Wie afzien van een liefdesrelatie ‘omdat zij zichzelf onvruchtbaar gemaakt hebben met het oog op het koninkrijk van de hemel’ doen dat niet primair wegens een lichamelijke of psychologische conditie. Het is een levenswijding waarvan Hij die het zegt stilzwijgend het voorbeeld is (vgl. 2.1).
    • De Heer Jezus legt dit niet als een gebod op, maar daagt ons allen uit: ‘Laat wie bij machte is dit te begrijpen, het begrijpen!’ (vs 12). Dit woord te vatten is een gave (vs. 11).
  • Homoseksualiteit
    • In de Bijbel ontmoeten we geen Israëlieten of christenen die zich als homoseksueel identificeren. Wel ontmoeten we de Mensenzoon die alleen zijn weg gaat te midden van zijn vrienden en vriendinnen. Hij heeft oog voor wie lichamelijk-seksueel niet tot een vervuld huwelijk in staat is of in een beschadigd huwelijk leeft (Mat. 19:10-12). Omdat de Heer ons voorgaat op de weg van het celibaat, zullen we broers en zusters in het bijzonder eren die Hem op die weg willen navolgen. Leerlingen van de Heer die zich homoseksueel noemen en celibatair willen leven verdienen in de gemeente een ereplaats. Zij zouden een bijzondere erkenning en ‘stand’ in de gemeente moeten krijgen, vergelijkbaar met als de ‘ware weduwe’ (“zij die er alleen voorstaat”) in de gemeente van Efeze (1 Tim. 5). De gemeente kan hen roepen om pastoraal anderen te begeleiden die met geslacht of gender worstelen. Mensen die Christus als Heer van hun leven erkennen en zich als homo of lesbienne identificeren kunnen naar een relatie van liefde en trouw verlangen. Wanneer zij zich in alle eerlijkheid niet herkennen in typeringen als die van Romeinen 1:24-27, is het mogelijk dat zij zo’n relatie aangaan en dat de christelijke kerk dit in liefde draagt (Gal. 6:1-5). Vriendschap, liefde en intimiteit zijn zoveel breder dan het seksuele spel dat tot het hoogtepunt leidt. Er is een bandbreedte die verkend kan worden en waarin homoseksuele kerkleden zoeken naar vormen van intimiteit die heilig en veilig zijn.
    • Het seksuele aspect van die relatie laat de kerk voor hun verantwoordelijkheid tegenover de Heer. In de christelijke kerk geldt de intieme aard van het samenleven van twee mensen als behorend tot wat persoonlijk is en wat eventuele zonde betreft als ‘geheim’ (in onderscheid van publieke zonde). In de vertrouwensrelatie van pastoraat kan dat aspect ter sprake gebracht worden.
  • Homohuwelijk
    • Artikel 143 van het Burgerlijk wetboek bepaalt sinds 2003: ‘Een huwelijk kan worden aangegaan door twee personen van verschillend of van hetzelfde geslacht’. De kerk erkent het zgn. homohuwelijk niet als huwelijk in zin van de Bijbel. Dat geldt ook ten opzichte van gemeenteleden die toch zo’n burgerlijk huwelijk, bedoeld als in artikel 143, sluiten. Welke vorm een relatie van a. in de Heer (1 Kor 7:39; 2 Kor 6:14), b. in liefde en c. met een belofte van trouw krijgen kan, kan op dit moment het beste in een samenlevingscontract geregeld worden. De kerk bevestigt een dergelijke vorm van samenleven niet in de zin van Kerkorde NGK art. C46.3 (‘De huwelijksbevestiging vindt plaats in een kerkdienst en behoeft de instemming van de gemeente’).
    • Hoe een dergelijke relatie aan Gods zegen opgedragen kan worden is voorwerp van nadere bezinning.
  • Roeping tot de ambten
    • De Schrift geeft bij de roeping tot het ambt van oudste de bepaling: ‘Hij kan slechts de man van één vrouw zijn’ (1 Tim. 3:2; Tit. 1:6). We vatten dat zo op dat leidinggevende personen hun trouw in het huwelijk laten zien. Het is meer dan aan het begin van de relatie een belofte van liefde en trouw afgelegd te hebben. Immers, het ambt van oudste ging in de vroegchristelijke kerk hand in hand met de leeftijd van wijsheid en levenservaring (zie ook de ‘oudere vrouwen’ in Tit. 2:3). Dat illustreert dezelfde bepaling bij de erkenning van een oudere vrouw als weduwe (in de ware zin van het woord, 1 Tim. 5:9). Het gaat daar om vrouwen ‘boven de zestig jaar die maar één man gehad hebben’. Ook als we nu geen leeftijdscriterium meer aan de ambten stellen, is de stabiliteit van het huwelijk (de relatie) belangrijk. Er ligt een verbinding tussen het criterium ‘man-van-één-vrouw’ en het geheim dat Paulus in Efeziërs 5 aanwijst. De liefde van man en vrouw is een afspiegeling van de liefde van Christus voor zijn gemeente. Daarbij is Hij de bruidegom en zij de bruid. Dat legt ons de vraag voor of dat ook op een gelijkgeslachtelijke relatie mag worden toegepast en of zo’n iemand in zo’n relatie de gemeente in een van de ambten kan representeren.
    • Of een gelovige broeder of zuster die in een gelijkgeslachtelijke relatie tot een van de ambten kan worden geroepen is onderwerp van nadere bezinning en gebed. In de Nederlandse Gereformeerde Kerken kan een gemeente daar niet toe overgaan zonder instemming van het kerkverband.

2. Deputatenrapport en Verbonden voor het leven

Conclusie uit de bestudering van de Bijbel in het derde hoofdstuk van het Deventer rapport is ‘dat de in de Bijbel alleen teksten aantreffen die gelijkgeslachtelijke seks afkeuren’. Daarnaast staat een tweede conclusie: ‘Nergens gaat het over aantrekkingskracht, verliefdheid, intimiteit of zielsverwantschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht’.[1] In de bedoelde teksten krijgen persoonlijke gevoelens of intenties van mensen van hetzelfde geslacht geen stem. In hoofdstuk 6 vinden we de voorstellen die tot besluiten kunnen leiden. De eerste conclusie die we hierboven aanhaalden, horen we niet terug in de voostellen of in stellingen als de volgende: ‘binnen de gemeente van Christus mag er, heeft er ruimte (te) zijn voor homo’s, ook als zij in liefde en trouw samenleven’.[2] Daarom ook: ‘Is iemand vrij in zijn of haar geweten en vindt hij of zij een partner voor het leven? Laat er ook voor deze broeders en zusters een plek zijn in de gemeente en aan de tafel van de Heer’. De intentie van liefde en trouw en het persoonlijk geweten geven de doorslag.

Ik vroeg mij af: is het zinvol nóg eens de Bijbelse passages te bestuderen (waarin gelijkgeslachtelijke seks afgekeurd wordt) of zijn de paden van de exegese platgetreden? Zijn er nieuwe inzichten te verwachten of is alles in de vloed aan literatuur (waarnaar ook in het rapport verwezen wordt) al gezegd? Mijn insteek is anders. Ik ga niet op zoek naar nieuwe inzichten maar herlees de Bijbelse passages – ná lezing van het commissierapport. Met de vraag: komt Gods Woord in deze teksten nog ter sprake en spreken de woorden Gods ons nog aan nadat we ruimte constateerden tussen de teksten van toen en de omstandigheden van nu? Het vervolg van deze notitie gaat ook het gesprek met het boek van dr. A.L.Th. de Bruijne en het rapport Ruimte en richting aan.

Ethicus Ad de Bruijne oppert tijdens zijn uitleg van de Bijbelgedeelten de gedachte ‘dat de Bijbel zich in de genoemde teksten waarschijnlijk helemaal niet uitlaat over het fenomeen waarvoor wij op zoek zijn naar een bijbelse duiding’.[3] Het rapport Richting en ruimte: ‘Er zijn wel teksten in de Bijbel die wij met homoseksualiteit associëren, omdat ze betrekking hebben op seksuele gemeenschap tussen mensen van hetzelfde geslacht. Maar zoals zal blijken, wordt er nergens gesproken over romantische aantrekkingskracht of verliefdheid tussen mensen van hetzelfde geslacht’.[4] Deze stelling leidt tot een positieve visie op een relatie van liefde en trouw waarin homoseksuele kerkleden samenleven.

            Zowel in het doorwrochte boek van de Bruijne als in de empathische studie van NGK- deputaten lijken de specifieke Bijbelgedeelten over ‘seksuele gemeenschap tussen mensen van hetzelfde geslacht’ niet verder ter sprake te komen bij (wat consequent genoemd wordt) ‘een relatie van liefde en trouw’. De Bruijne concludeert: ‘Vanuit de kennis die wij vandaag bezitten, kunnen wij niet anders dan vaststellen dat de reikwijdte van Paulus’ woorden voor het thema homoseksualiteit beperkter is dan vaak gedacht’.

Tijdens het lezen van het genoemde boek en rapport maakte ik kanttekeningen bij de exegetische passages. Vooral bij het rapport had ik soms de indruk dat een minimale uitleg gegeven wordt, terwijl er meer te zeggen is.

Een voorbeeld: de zonde van de mannen in Sodom. Genesis 19 wordt in één zin samengevat, gevolgd door een conclusie uit (elders gedocumenteerde) studie: ‘Latere Joodse geschriften waarin gelijkgeslachtelijk seksueel verkeer ten zeerste wordt afgekeurd, verwijzen daarvoor vaak naar dit Bijbelhoofdstuk.’[5] Deputaten weerleggen dat met de stelling: ‘Steun in het Oude Testament krijgen ze hiervoor niet. Nergens wordt Sodom expliciet in verband gebracht met gelijkgeslachtelijk seksueel verkeer’. Nergens? Bij de verwijzing naar Ezechiël 16 had het Hebreeuws hen op andere gedachten kunnen brengen. Vers 50: de mannen van Sodom en Gomorra ‘verhieven zich boven de anderen, wat ze deden vond Ik gruwelijk’ (NBV21). Het Hebreeuws heeft hier to’ebah, ‘ze deden wat gruwelijk in mijn ogen is’. Dat is het schokkende woord dat de heiligheidswet in Leviticus 18:20 én 20:13 gebruikt: ‘Wie met een man het bed deelt als met een vrouw, begaat een gruweldaad’. De dreiging van de mannen van Sodom aan het adres van de gasten (‘Breng ze naar buiten, we willen ze nemen!’) is homoseksuele groepsverkrachting. Ezechiël 16:50 roept dat in herinnering. Dat is een conclusie die reden geeft te overwegen of de ‘gruwel’ van Leviticus iets van opzettelijke daden met een bepaald doel betreft.

Maar ook al zou er meer te zeggen zijn betreffende de exegese, brengt dat ons als christenen en kerkleden verder? Er is een brede aanvaarding van relaties tussen mensen van het gelijke geslacht gegroeid, ook in de christelijke kerk. Voor mij weegt zwaarder dat genderdysforie en transseksualiteit het beeld van homoseksualiteit nog eens extra complex gemaakt heeft. De verstoring van lichamelijke en psychische ontwikkeling die genderdysforie heet, kan niet buiten beschouwing blijven.

            Mijn voorstel is om conclusies te trekken uit het materiaal dat op tafel ligt. En om daarbij nóg eens de betreffende Bijbelgedeelten te lezen. In de theologie spreken we van de ‘hermeneutische cirkel’. Dat wil zeggen: je leest de Bijbel, denkt daar met de theologie en in de praktijk van het leven over na én gaat met je bevindingen terug naar de Bijbel. Zo leg je dezelfde weg steeds opnieuw af. Zo blijft de Bijbel als heilige Schriften en Woord van God de eerste bron. Zo laten we ook zien dat we de Bijbel ernstig blijven nemen en ons van zijn gezag niet afmaken.

3. Grenswoorden

Het deputatenrapport overweegt dat de homoseksuele identiteit vandaag niet identiek lijkt aan de in de Bijbel afgekeurd praktijken. Daarin zou het kunnen gaan om homoseksuele promiscuïteit of homoseksueel experiment van heteroseksuele mensen. Het lijkt alsof het rapport de betreffende Bijbelgedeelten tussen haakjes zet. Nadat we overwegen of er ruimte kan zijn voor een relatie van homoseksuele geliefden, is het goed de Bijbel nog eens ter sprake te brengen. Blijft er een grens aan de intimiteit van homo’s en lesbiennes? Hebben we oog voor zonde die zij elkaar in de relatie kunnen aandoen?

3.1 Paulus leest Leviticus

In de wetswoorden van Leviticus 18-20 verbiedt de God van Israël allerlei zonden van seksuele aard, zoals zijn volk dat uit Egypte kende en in Kanaän zou aantreffen. In den vreemde en in het beloofde land riep de HEER tot het volgen van de leven-gevende leefregels (18:1-5). Het herhaalde verbod of gelijkgeslachtelijke seks staat in het kader van allerlei grove zonden (Lev. 18:22; 20:23).

  • In Leviticus 18 gaan aan het verbod ‘Je mag niet het bed delen met een man zoals met een vrouw’ direct vooraf gemeenschap bij menstruatie (vs 19), overspel met de vrouw van een ander (vs 20) en offeren van kinderen aan Moloch (vs 21). Erop volgt het verbod op seks met een dier (vs 23).
  • Dat strenge wetswoord komt terug in Leviticus 20:13: ‘Wie met een man het bed deelt (jiskab) als met een vrouw, begaat een gruweldaad. Beiden moeten ter dood gebracht worden en hebben hun dood aan zichzelf te wijten’. Ook hier worden in het directe verband genoemd het verbod op overspel, seks in nabije, incestueuze familierelaties en bestialiteit. De doodstraf duidt op bijzondere ernst.
  • In Lev 20:19 stond al: ‘Heb geen gemeenschap met een vrouw wanneer zij vanwege haar menstruatie onrein is’. Hoewel dit in Lev 15:24 genoemd is als iets dat man en vrouw alleen voor zeven dagen onrein maakt (en niet als zonde benoemd wordt), lijkt het in Lev. 20 om een opzettelijke daad te gaan. Alsof in de aanraking van het bloed van de vrouw bijzondere levenskracht gezocht wordt. Ook in Lev 20:18 volgt: ‘Wanneer iemand het bed met een vrouw die ongesteld is en gemeenschap met haar heeft – wanneer hij dus de bron van haar bloeding ontbloot of zij voor hem de bron van haar bloeding ontbloot – zullen beiden uitgestoten worden’. De ‘bron van haar bloed’ heeft een krachtige betekenis die wij niet meer kennen. Er lijkt een relatie te liggen naar het voorafgaande hoofdstuk, Leviticus 17, waar het ‘gebruik’ van bloed streng verboden wordt. Het lijkt te gaan om opzettelijk gebruik van het bloed als levenskracht (vs. 14). Daarvan is sprake in Afrikaanse landen waar mannen denken van Aids genezen te worden wanneer zij een meisje dat nog maagd is verkrachten.

Het directe verband van a. seks tijdens de menstruatie, b. een buitenechtelijke relatie, c. homoseks en d. bestialiteit lijkt te bestaan in penetratie als bevrediging van lust.

De apostel Paulus gebruikt termen uit deze grensgeboden uit Leviticus (in de Griekse vertaling, zoals die ten tijde van het Nieuwe Testament bekend was). Hij smeedt die tot een woord dat hij in 1 Korinthe 6:9 en 1 Timoteüs 1:10 gebruikt (arseno-koitès: een man die een man ‘beslaapt’). De ‘huiver van Leviticus’ gaat mee in het apostolisch onderwijs.

3.2 Bekering, heiliging, vrijspraak

Paulus laat dit woord arseno-koitès (‘een man die een man beslaapt’) vallen in het kader van een waarschuwing tegen verschillende zonden tegen de Tien geboden, die een mens kunnen typeren (6:9-11).

  • De Schrift waarschuwt tegen het doen van onrecht. ‘Weet u niet dat wie onrecht doet geen deel zal hebben aan het koninkrijk van God?’
  • Vervolgens ‘ontuchtplegers,
  • afgodendienaars,
  • overspelplegers (Grieks: pornoi),
  • mannen die zich laten misbruiken of die andere mannen misbruiken,
  • dieven en geldwolven,
  • dronkaards,
  • lasteraars,
  • uitbuiters.

De vraag is of een mens door een bepaalde zonde beheerst worden, zodat die zonde hem of haar als zondaar typeert. Paulus vervolgens in aanspraak van de gemeente: ‘Sommigen van u zijn dat ooit geweest, maar u bent gereinigd, u bent geheiligd, u bent rechtvaardig verklaard in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God’ (1 Kor 6:11). De vraag is dus bij elke specifieke zonde: of er bekering van die levensstijl, heiliging en vrijspraak heeft plaatsgevonden. Innerlijk en in de gemeente.

De homoscene in Nederland is een wereld van promiscuïteit. Wie zich in het nachtleven stort heeft een omkeer naar het licht nodig (Ef 5). Zo moeten we ook in de christelijke kerk rekenen met de seksuele zonden in gelijkgeslachtelijke relaties, zoals we dat ook doen in heteroseksueel verkeer (in en buiten het huwelijk). En Gods Woord laten spreken.

3.3 De apostel van de volken en de Romeinse cultuur

Paulus noemt de (seksuele) omgang van man en vrouw ‘natuurlijk’ en de gekozen (seksuele) omgang van vrouw met vrouw en van man met man ‘tegennatuurlijk’ (Rom 1:26-27). Daarmee is de natuur bedoeld zoals de Schepper die bedacht en vormgegeven heeft. Mannelijk en vrouwelijk passen lichamelijk-geslachtelijk bij elkaar, zodat zij ‘één vlees’ kunnen worden. Alsof zij in de lichamelijke beleving tot één mens versmelten. In die zin is homoseksualiteit ‘tegen de natuur’.

  • Twee mannelijk- of vrouwelijk-identieke geslachtsorganen kunnen niet tot die eenheid komen.
  • Uit de vereniging van twee mensen van hetzelfde geslacht kan geen nieuw leven voortkomen. ‘Verwekken’ of ‘ontvangen’ van kinderen is niet op natuurlijke wijze mogelijk.

Verderop in de brief aan de Romeinen gebruikt Paulus het contrast ‘natuurlijk’ (kata phusin) en ‘tegen de natuur’ (para phusis) nog een keer. Daar maakt hij onderscheidt tussen duidt in de plantkundige classificatie aan van de soorten olijfboom (edel of wild) en de takken (11:21). Zwaarder is de term ‘tegennatuurlijk’ niet: zoals het biologisch in de schepping en verzorging van Gods wereld is.

             In Romeinen 1 contrasteert Paulus dus ‘de natuurlijke omgang’ (tèn phusikèn chrèsin) van man en vrouw (tweemaal) met ‘die tegen de natuur’ (tèn para phusin, 1:26-27), zoals wanneer ‘vrouwen de natuurlijke omgang (met een man) hebben verruild voor de tegennatuurlijke’ en ‘ook mannen de natuurlijke omgang met vrouwen hebben losgelaten’. De Bruijne legt dit uit als de door deze mensen in de eerste eeuw zelf zo ervaren handelwijze. ‘Deze mensen geven wat zij zelf als “natuurlijk” ervaren, tegen beter weten in prijs voor homoseksueel verkeer’ (263).[6]

Van Loon stelt terecht dat Paulus hier aan het scheppingsverhaal herinnert door de bijvoeglijke naamwoorden arsèn en thèlus, zoals hij die in de Septuagint aantrof, te gebruiken (gesubstantiveerd).[7] ‘De vrouwen hebben de natuurlijke omgang verruild voor de tegennatuurlijke, en ook de mannen de natuurlijke [omgang] “met het vrouwelijke” (tès thèleias) losgelaten en zijn in hartstocht voor elkaar ontbrand’.

Het zijn niet alleen de mensen die de seksuele switch maken die dat typeren als overgang van het ‘natuurlijke’ naar het ‘tegennatuurlijke’, maar het is eerst Paulus die dat zo typeert. Is dat misschien extra reden om de achtergrond van Leviticus ook in Paulus’ gebruik van phusis in Romeinen 1 te beluisteren? Ik herinner eraan dat het door Paulus gevormde woord arsenokoitai in 1 Korinte 6:9 en 1 Timoteüs 1:10 de inhoud van de Levitische verboden in de nieuwtestamentische ethiek opneemt. Wat is het verband tussen die twee typeringen en Romeinen 1:24-27? Paulus zegt in Romeinen 1 breder welke seksuele praktijk hij met het zelfstandig naamwoorden in de lijsten van 1 Korinthe en 1 Timoteüs op het oog heeft.

Concreet: wat geven de betreffende Bijbelgedeelten aan homoseksuele geliefden te overdenken wanneer zij een relatie aangaan en die voor Gods aangezicht willen vormgeven?

‘Natuurlijk’ is volgens de onderscheidenlijk geschapen lichaamsbouw en ‘tegennatuurlijk’ is tegen de evidente, c.q. biologische natuur en structuur van het mannelijk en vrouwelijk lichaam in de vereniging van die lichamen.

  • De geslachtsdaad van anale penetratie bij mannen heet dan ‘tegen de natuur’.
  • Bij vrouwen ligt het anders, omdat de genitale vereniging van de lichamen daar altijd uitwendig blijft. De onmogelijkheid (of ongewenstheid) van vaginale penetratie kan in alle nuchterheid ook ‘tegen de natuur’ genoemd worden.
  • Bij mannen en vrouwen van hetzelfde geslacht is er geen mogelijkheid tot natuurlijke bevruchting en het verwekken van kinderen. Het is alleen buiten de natuurlijke weg om mogelijk kinderen door middel van een draagmoeder of met donorzaad te verwekken.

Bij deze herlezing van de Bijbelgedeelten vroeg ik me steeds af: is het passend en nodig om zo concreet over penetratie (of het ontbreken ervan) te spreken? Spreken we dan niet weer óver homo’s in plaats van hen veiligheid in de gemeente te bieden? Het is vanwege de ernst en samenhang waarin deze grensgeboden in der Bijbel ter sprake komen dat ik meen dat we die niet ongelezen kunnen laten. Ook homoseksuele broers en zusters die voor een relatie gekozen hebben zullen die woorden in de Bijbel steeds weer tegenkomen. Laten we hen en onszelf helpen door te vragen wat de Geest ons ermee in de gemeente zeggen wil.


[1] De aanhaling zijn uit de bij het rapport gevoegde leeswijzer, onder 3.4 (Ruimte-en-richting-Leeswijzer-en-samenvatting.pdf).

[2] Ruimte en richting, 134. Alleen de woorden die Paulus gebruikt voor ‘de mannen die een passieve en actieve rol vervulden in de gelijkgeslachtelijke seks’ worden genoemd (135), voorzien van de stelling dat er geen isgelijk-teken kan worden gezet tussen de malakoi en de arsenokoitai en onze homoseksuele broers en zusters’.

[3] Ad de Bruijne, Verbonden voor het leven. Een theologisch-ethisch voorstel rond homoseksualiteit en seksuele diversiteit (Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers, 2022), 268.

[4] Ruimte en richting. Rapport van het Studiedeputaatschap ‘Homoseksualiteit in de kerk’. Voor de synode van Deventer 2023 (https://ngk.nl/nieuws/ruimte-en-richting-rapport-studiedeputaatschap-homoseksualiteit-in-de-kerk/), 58.

[5] Ruimte en richting, 62.

[6] J. van Bruggen: ‘Voor de apostel is de perversie van de seksualiteit wanneer een mens haar of zijn eigen aard (die wel degelijk gericht was op het ándere geslacht) op enig moment inruilt voor homoseksuele en lesbische praktijken’ (Romeinen. Christenen tussen stad en synagoge [CNT3] (Kampen: J.H. Kok, 2006),43).

[7] Maarten van Loon, In liefde en trouw of tegennatuurlijk?, in: Ad de Bruijne (red.), Open en kwetsbaar. Christelijk debat over homoseksualiteit [TU Bezinningsreeks 11] (Barneveld: de Vuurbaak, 2012), 33 (31-43).

Henk Helmantel steekt zijn geloof in God niet onder stoelen of banken

Vandaag, 22 februari 2025, wordt Henk Helmantel 80 jaar. De Groninger kunstschilder van kerkinterieurs en stillevens werd de avond ervoor geïnterviewd door RTVNoord (zie foto en artikel). In prachtig gesproken Gronings, want dat is de taal van Helmantels hart.

Naast echte Grunneger is Henk Helmantel overtuigd christen. Hij steekt zijn geloof in God en Jezus niet onder stoelen of banken. Dat heb ik zelf uit zijn mond gehoord op zaterdag 24 november 2018 in Dordrecht.

Samen met mijn collega Bert Altena organiseerden wij vanuit Assen een excursie naar Dordrecht in het kader van het 400 jubileum van de Dordtse Leerregels. Onder de slogan ‘Ode aan de Synode’ werden daar dat jaar tal van aktiviteiten georganiseerd. Dus bezochten we met zo’n 40 belangstellenden in het Dordts Museum de tentoonstelling ‘Werk, Bid en Bewonder’, die haar bezoekers een ‘nieuwe kijk op kunst en calvinisme’ wilde geven.

Daarna bezochten we de Grote Kerk van Dordrecht. Daar werden 400 jaar geleden alle vergaderingen van de ‘Synode van Dordt’ gehouden. Het was er echt stervenskoud, want de buiten lag de temperatuur rond het vriespunt. Onder leiding van een deskundige gids kregen we alle ins en outs te horen over de rijke geschiedenis van deze kerk. Ons was ook verteld, dat we in de kerk een ‘compacte Helmantel-tentoonstelling’ konden bezichtigen.

Wat we niet wisten was, dat die tentoonstelling op die 24e november door Henk Helmantel zelf geopend zou worden. We vielen dus met onze neus in de boter. En hoe! Ik weet niet meer precies hoe hij het zei, maar in een kort (voor een Groninger tamelijk lang) openingswoord zei hij ongeveer het volgende:

Geachte dames en heren, het is een enorm voorrecht om in deze kerk te mogen exposeren. En ik waardeer het dat u hier bij de opening aanwezig bent. Maar ik wil u dit zeggen: veel mensen komen in de kerk vanwege de architectuur of de kunst die er te bekijken is. Maar het bewonderen van kunst en cultuur heeft maar weinig waarde als je het vergelijkt met het geloof in de levende God die onze Schepper is, en in Jezus Christus, die onze Verlosser is. Persoonlijk heb ik veel liever dat u daarvoor naar de kerk gaat dan dat u mijn schilderijen komt bewonderen. Maar dat laatste vind ik uiteraard ook heel fijn. En hierbij verklaar ik de tentoonstelling voor geopend.

In alle bescheidenheid, niet met een geheven vingertje vanuit je eigen motivatie aangeven waarom je in God en Jezus gelooft en dat iedereen gunt. Geweldig!

Daarna gebeurde er nog iets. Henk Helmantel liep gewoon wat tussen de mensen door na de opening. Dus maakte ik van de gelegenheid gebruik en zei tegen hem: ‘Meneer Helmantel, mag ik joe wat vroagen?’ Dat mocht. Dus vroeg ik hem of ik een foto van dat prachtige nieuwe schilderij over het Avondmaal mocht nemen en dat mocht gebruiken bv. tijdens kerkdiensten op de beamer of voor een artikel zoals dit. Dat vond hij helemaal prima. ‘Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend’ – om het maar even in een oudere bijbelvertaling te zeggen.

Een tijdje later belde ik naar Westeremden om Henk Helmantel te vragen als spreker op één van de Thema-avonden Noorderlicht. Ik vroeg hem: ‘Zollen joe nait n moal noar Assen kommen willen om wat te zeggen over hou joe joen geleuf als kristen ien t schildern tot uutdrukken brengen?’ Maar Henk was daar op een Gronings-direkte manier erg duidelijk over: ‘Ik ben nait zo’n proater, loat mie moar schildern.’

Dat feestje ging dus niet door. Maar vandaag is het wel feest: onze goede God gaf aan Henk Helmantel 80 jaren in goede gezondheid. Dat er onder zijn zegen bij leven en welzijn nog vele goede jaren en mooie schilderijen mogen volgen!