Krijgt het begrip ‘doopouder’ een nieuwe dimensie?

Het dopen van kinderen in corona-tijd is een hot issue in de katholieke, protestantse en gereformeerde kerken. Voor volwassendoop bij baptisten en evangelischen, en uiteraard ook in alle andere kerken, zal hetzelfde gelden, maar de discussie gaat vooral over de kinderdoop. Hoe kun je die als voorganger bedienen als je anderhalve meter afstand moet houden?

In de GKV Zeewolde trokken de predikant en de doopouders zich er op het hoogtepunt van de corona-crisis niets van aan. De doopvader en de dominee bogen zich boven de doopvont gewoon naar elkaar toe. Er vanuit gaande dat de gemiddelde doorsnee van een doopvont zo’n 50 centimer is, stonden, stonden ze bijna neus tegen neus tegenover elkaar. Absoluut onverstandig, vonden velen, waaronder ikzelf.

Heel veel kerken zeiden: stel de doop maar uit tot het weer op de gewone manier mag van de overheid. Want de doop is niet noodzakelijk voor kleine kinderen om behouden te worden. Dat is de weg van de minste weerstand. In mijn optiek ondergraaf je daarmee de betekenis van de doop. Net als bij het avondmaal heeft Jezus deze twee sakramenten ingesteld als onderstreping van Gods genadige goedheid en aanwezigheid. Daarvan kun je niet zomaar zeggen, als het niet op de gewone manier kan: ‘Nou, dan stellen we het toch gewoon een half jaartje uit’?  Dat doen we in corona-tijd ook niet met verjaardagen, trouwerijen en moederdag. We bedenken alternatieven om toch zulke bijzondere dagen toch nog enigszins fleur te geven. Als doop en avondmaal door Jezus bedoeld zijn om ons geloofsleven juist in moeilijke tijden op te fleuren, kan uitstel voor onbepaalde tijd nooit de eerste oplossing zijn.

Doopschelp

Museum Catharijneconvent, CC0, via Wikimedia Commons

Dus kwam het moderamen van de PKN met een creatief advies: bedien als predikant de doop met een verlengde arm, namelijk een doopstok met aan het einde een kleine schaal of een schelp. Want, is de redenering, de doop wordt bediend door de predikant, dus die moet zowel de doopformule uitspreken als de handeling uitvoeren. Net als bij het avondmaal horen de woorden en de handeling bij elkaar. Maar het wordt wel een gekwengel met water voor al die ongeoefende voorgangers. Moet je dit wel willen? Ook principieel gezien: is een geldige doop echt afhankelijk van de persoon die hem bedient?

Ja, wel binnen alle kerken met een ambtelijke struktuur. De doop is een teken en zegen van God waardoor je wordt opgenomen in zijn verbond en daarmee lid van de christelijke gemeente.  Die christelijke gemeente heeft voor het bedienen van doop en avondmaal speciale mensen aangewezen, namelijk apostelen en oudsten. In deze kerkelijke traditie wordt de doop bediend en het avondmaal gevierd in het midden van de gemeente. Dat kun en mag je dus niet zelf doen.

Alleen: is het persé noodzakelijk dat de voorganger zowel de woorden uitspreekt als de besprenkeling of de onderdompeling uitvoert? Als één van de eersten pleitte Robert Roth, GKV-predikant in Hengelo, in zijn blog ‘Dopen in coronatijd 1’ voor de optie dat de voorganger de doopformule uitspreekt en één van de daarbij het doopwater over het kind uitgiet. Hij pleit er daarbij voor om dat in een officiële kerkdienst te doen, met een beperkt aantal  aanwezigen, terwijl  de rest van de gemeente de dienst via een livestream op internet meebeleeft. Anderen vinden het zelfs een optie dat de doopouders thuis hun kind ten doop houden in een online-dienst, waarbij de predikant de woorden uitspreekt.

Wat moet je hier nu van vinden? Ik vind het lastig. Voor mijn gevoel horen de doopformule en het doopwater als twee kanten van één medaille bij elkaar. Het voelt voor mij toch een beetje als een loskoppeling wanneer de predikant op anderhalve meter afstand uit zou spreken: ‘Karla Jolien Leeftink, je wordt gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’, terwijl gelijktijdig één van de ouders hun dochter met het doopwater besprenkelt. Het heeft niet mijn voorkeur.

Maar de andere opties vind ik allemaal nog slechter. Het kunstmatige van een doopstok met een schaaltje of een schelp suggereert dat de geldigheid van de doop deels afhangt van degene die de doop bedient. Het is een vorm van hoogliturgisch denken waarbij  onder alle omstandigheden de handeling en de woorden gekoppeld moeten zijn aan het ambt. Een doop op afstand waarbij de dominee in de kerk staat en de doopouders thuis met een kommetje water of een kinderbadje voor zich hun kind besprenkelen of onderdompelen maakt van de doop een familiefeestje, terwijl de doop, net als het avondmaal, toch echt een sakrament van en voor de christelijke gemeente is. En wie zonder na te denken de doop voor onbepaalde tijd wil uitstellen draagt, misschien wel geheel onbewust, bij aan de onderwaardering van de doop. Ik ben nooit voor de vroegdoop geweest, maar je mag de Drie-Enige God ook niet te lang laten wachten als Hij je kind zijn prachtige belofte wil overhandigen.

Dus als het echt niet anders kan, kom ik toch uit bij een doopdienst in de kerk waarbij de predikant keurig op anderhalve meter van de doopvont staat en de doopformule uitspreekt, terwijl de doopouders het water over hun kleine uitgieten. Zo krijgt het woord ‘doopouder’ wel een hele indringende betekenis.

baby commodeHoewel: toen ik deze blog klaar had, zei Karla tegen mij: wat een ingewikkeld gedoe allemaal. Waarom moeten doopouders persé hun kind vasthouden bij de doop? Laat de vader of moeder hun baby op een doopkussen leggen en daarna samen een stap achteruit doen, zodat de dominee de kleine gewoon kan dopen incl. de besprenkeling, desnoods met wegwerphandschoenen aan.

Waarschijnlijk hoeft het trouwens met al die alternatieven helemaal niet zover te komen. Per 1 juni worden de corona-beperkingen versoepeld. Kerken mogen een maand gaan oefenen met maximaal 30 personen. Bij dat oefenen kan ook het dopen horen zoals we dat altijd deden. Want het predikantschap is een contact-beroep. Dus voordat er gedoopt wordt: eerst een gezondheidscheck bij voorganger en doopouders + baby, eerst handenwassen door de predikant, en bij de doop met gestrekte armen de kleine ten doop houden. Dan kan de predikant met gestrekte arm de doop bedienen: precies op anderhalve meter. Zo wordt zichtbaar wat David in Psalm 139 al zong: HEER, U legt uw hand op mij.

Stille Zaterdag – Jezus op meer dan 1½ meter afstand

Anderhalve meter afstand. Dat is de nieuwe norm voor de komende maanden en misschien wel jaren. Opeens krijgt het woord afstand een hele bijzondere betekenis. We moeten allemaal afstand houden. Opeens viel het mij op dat bij de dood van Jezus het woord ‘afstand’ drie keer genoemd wordt. Nadat Jezus gestorven is, schrijft Matteüs: “Op een afstand stonden veel vrouwen toe te kijken” (27:55a). Ook Markus schrijft: “Op een afstand stonden ook vrouwen toe te kijken” (15:40a). Lukas beschrijft het zo: “Alle mensen die Jezus gekend hadden waren op een afstand blijven staan, ook de vrouwen die hem vanuit Galilea gevolgd waren en alles hadden zien gebeuren” (23:49). Ik heb er altijd overheen gelezen. Pas nu merk ik dit opvallende detail op.

Op afstand. Deze hele corona-crisis kan je ook op afstand van God en Jezus plaatsen. Je wilt wel dichterbij, maar je kunt het niet. Het is niet eens een kwestie van niet mogen (zoals toen), maar het lukt je niet. Iemand zei tegen mij: alle mooie woorden die we altijd zeggen en zingen, ze komen gewoon niet bij mij binnen. God en Jezus staan voor mij op afstand.

Tussen Goede Vrijdag en Pasen valt Stille Zaterdag. Het is geen stilte die tot inkeer brengt. Maar een verlammende stilte. Voor de vrouwen, de apostelen en de andere leerlingen van Jezus toen. Hun Messias ligt in het graf en ze hebben geen enkele verwachting meer. Ja, Hij was een Man van God, maar nu is Hij bij God. En wij … geen idee hoe we verder moeten zonder Hem.

Deze corona-crisis kon wel eens een hele lange Stille Zaterdag worden. We geloven dat Jezus leeft. Maar Hij voelt zo ver weg. Op minstens 1½ miljoen kilometer afstand. Zelfs als we Pasen vieren.

Bemoedigende woorden zijn fijn. Maar geven soms ook goedkope troost. Als het Stille Zaterdag is, kun je alleen maar klagen: ‘Dode Man, sta op!’ En dat doet Jezus ook. Maar misschien zal Stille Zaterdag in het jaar 2020 wel heel lang duren. Klaag je nood dan maar uit bij die Dode Man, waarvan je weet dat Hij leeft, maar de afstand is zo groot. Luister dan naar dit christelijk klaaglied in corona-tijd: https://www.youtube.com/watch?v=kiuQ7zIIswY

Een advies van Maarten Luther in corona-tijd

Luther Playmobil 2In de Middeleeuwen was de pest de meest gevaarlijke ziekte in Europa.  In de 13e eeuw kostte de ‘Zwarte Dood’ het leven van ongeveer 1/3 van de bevolking. Ook in de tijd van Luther en Calvijn braken er nog regelmatig pestepidemieën uit. In 1527 ging de pest rond in Wittenburg en andere Duitse steden. Veel mensen waren erg bang om besmet te raken en wilden de stad ontvluchten. Luther schreef toen het boekje ‘Ob man vor dem sterben fliehen möge’. In Nederlandse vertaling is het hier te bestellen. Luther geeft aan hoe je als christen alle onnodige risico’s om besmet te raken moet voorkomen, en tegelijk als christen hulp moet bieden waar het echt nodig is. De heer Hugo (H.C.) van Woerden, die de site www.maartenluther.com beheert, gaf mij het volgende citaat. Het zou voor vandaag geschreven kunnen zijn!

Sommigen weigeren om medicijnen in te nemen, en mijden geen plaats of persoon waar hun aanwezigheid niet is vereist. Zó gaat het niet goed lieve vrienden!

Gebruik de medicijnen, neem en doe wat zou kunnen helpen, ontsmet je huis, tuin en straat. Mijd ook personen en plaatsen, waar je naaste je niet nodig heeft. En gedraag je als iemand die graag een grote stadsbrand wil helpen blussen. Want wat is de pest anders dan een vuur, dat geen hout en stro, maar lichaam en leven opvreet.

LutherroosIk zal God bidden dat Hij ons genadig wil bewaren en beschermen. Dan wil ik ook helpen met het uitroken(1), de lucht in huis verversen, medicijnen geven en nemen, én plaats en persoon mijden waar men mij niet nodig heeft, opdat ik mijzelf niet zal verwaarlozen en bovendien ook anderen zou aansteken en besmetten, en dat ik zó door mijn nalatigheid de oorzaak van andermans dood zou zijn.
Wil God mij echter wegnemen, dan zal Hij mij wel weten te vinden. In dat geval heb ik toch gedaan wat Hij wilde dat ik zou doen, en ben ik niet schuldig aan mijn eigen dood of aan de dood van andere mensen.

Waar echter mijn naaste mij nodig heeft, wil ik geen plaats of persoon mijden, maar onbezorgd gaan en helpen zo goed ik kan, zoals al eerder is gezegd.

Kijk, dat is een echt godvrezend geloof, dat niet roekeloos of vermetel is, en God ook niet verzoekt.

(1)  Uitroken van huizen waarin iemand overleden was, waarbij ook kleding en huisraad en beddengoed werden verbrand.

Bloed, zweet en tranen in Getsemané

Ook op zondag 5 april is er weer een video-opname vanuit de kerk. Alles bij elkaar precies 22 minuten en deze keer met: * gezongen votum; * een korte preek over ‘Bloed, zweet en tranen’ – het lijden van Jezus in de hof van Getsémane; * een kindmoment; * een gebed; * Gods zegen; * Opwekking 268 – ‘Hij kwam bij ons heel gewoon’.

Bijbellezingen staan per abuis niet vermeld: Lukas 22:39-46 en Johannes 18:1-11.

Daarna in de playlist vier versies van ‘Nearer, my God, to Thee’.

Digitaal Avondmaal vieren – ja of nee?

Sinds 15 maart hebben we in Nederland kerkloze zondagen. En dat gaat nog wel even duren, minstens tot 31 mei, de zondag van Pinksteren. Het gemis aan verbondenheid, zowel met God en Jezus als met elkaar, doet zich bij veel mensen voelen.

En dan is het op 10 en 12 april ook nog Goede Vrijdag en Pasen. Juist als je het moet missen, besef je dat dat echt twee hoogtepunten voor het christelijk geloof zijn. Geen wonder dat de vraag naar boven komt: kunnen we met Goede Vrijdag en/of Pasen toch het Avondmaal met elkaar vieren, ja of nee?

Daar wordt in de pers stevig over gediskussieerd. Wie zich in wil lezen, vindt hier vier artikelen, twee van voorstanders en twee van tegenstanders van een Avondmaalsviering waarbij de meeste gemeenteleden het thuis mee vieren.

Een van de tegenstanders is Miranda Klomp. docent liturgiewetenschap aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam. Zij is tegenstander van digitaal Avondmaal vieren. ‘Daarmee slaat u de plank mis’ is de ondertitel van haar opiniestuk in het dagblad Trouw. Op Groot Nieuws Radio (vanaf 2:16:40 – 2:48:00) ging ze er in een interview nog wat dieper op in.

Ik heb er met stijgende verbazing naar geluisterd. Volgens Klomp verliest het Avondmaal als sakrament zijn kracht als je het digitaal viert. Het is eigenlijk een onmogelijkheid, want de kern van het Avondmaal is volgen haar, dat het ene brood, dat staat voor het lichaam van Christus, gebroken en gedeeld wordt. Dat gebeurt niet als iedereen thuis z’n eigen stukje brood en glaasje wijn of druivensap klaarzet. De interviewer vraag nog: Moet je dat ene brood echt zo letterlijk opvatten?  Ja, zegt Klomp, want de eenheid bij het Avondmaal zit niet alleen in de verzamelde gemeente, maar ook in het ene brood dat je heel reëel met elkaar deelt. Dat brood kun je niet eten van een scherm. Want virtueel is wel echt, maar dat is wat anders dan reëel. We moeten het materiële teken van het sakrament niet minder belangrijk maken, dus je kunt het ene brood en de ene beker die verwijzen naar het konkrete lichaam en bloed van Christus niet zomaar weglaten. Bovendien is het Avondmaal een sakrament, en dat neem je, net als bij de Doop, niet tot je, maar dat ontvang je van een ander (de voorganger) namens de Ander (God/Jezus).  Dat kan bij de Doop ook niet digitaal. Je kunt het Avondmaal ook niet zomaar als gezin vieren wanneer jouw gereformeerde, protestantse of katholieke kerk dat niet doet, vindt Klomp. Het is namelijk in alle kerkelijke stromingen, op de evangelisch-baptistische kerken na, gebruikelijk dat het Avondmaal door de voorganger bediend wordt. Thuis zijn er volgens haar wel andere manieren te bedenken dan met je eigen brood en wijn digitaal klaar te zitten om heel konkreet stil te staan bij de betekenis van Goede Vrijdag en Pasen. Dat kan door het bijbelgedeelte over het laatste Avondmaal samen te lezen of samen bidden en een kaars aan te steken. Je moet als kerk dus geen digitale viering willen aanbieden. Als je het al doet, zou een voorganger wél het brood kunnen breken en de wijn kunnen uitschenken, maar niet kunnen eten en drinken. Zo voel je de pijn van de crisis en de gebrokenheid waar we nu samen inzitten en hou je het verlangen naar betere tijden levend. En je moet ook niet vergeten dat in bv. vluchtelingenkampen christenen helemaal geen Avondmaal kunnen vieren. Dus ook met hen ben je solidair als je geen Avondmaal viert.       

Ik schreef al, dat ik met stijgende verbazing naar dit interview heb geluisterd.  Ik ben zeker geen voorstander van ‘thuisvieringen’. Het Avondmaal is geen individueel feestje, maar de geloofsmaaltijd van de plaatselijke gemeente. Dat kun je al uit Handelingen 2 afleiden, en nog duidelijker uit 1 Korintiërs 11. Maar als dan, door de nood van deze tijd, er geen kerkdiensten meer belegd kunnen worden waar alle gemeenteleden lijfelijk aanwezig zijn, dan is een live-dienst die bijna alle gemeenteleden via internet kunnen volgen, een uitkomst. Ook als het om Avondmaal vieren gaat. Of je het moet willen, is punt twee. Maar het gaat mij om het principe. Bij het verhaal van Miranda Klomp heb ik dan ook een aantal kritische vragen.

Ze heeft een erg ‘hoge’ Avondmaalsvisie die grenst aan de rooms-katholieke visie op de aanwezigheid van onze Heer Jezus Christus in de tekenen van brood en wijn. Het Avondmaal wordt zo iets heiligs, dat als je het virtueel viert, het wel echt is, maar niet reëel. Je moet als gemeente fysiek aanwezig zijn om van hetzelfde ene brood te eten en van dezelfde ene beker met wijn te drinken. Dat lijkt bij Klomp een absolute voorwaarde om het Avondmaal te mogen vieren. Ze zegt het niet met zoveel woorden, maar het lijkt alsof bij haar Christus reëel in de tekenen van het brood en de wijn die de voorganger in handen heeft, aanwezig is – de lutherse en rooms-katholieke opvatting. Maar in de gereformeerd-protestantse traditie is het zo dat we in het Avondmaal met de mond van het geloof Christus als geestelijk voedsel ontvangen.  Trouwens, waarom maakt Klomp dan wel een uitzondering met glutenvrij brood maakt voor individuele gelovigen. En zou ze het dan ook verkeerd vinden dat in veel kerken er deels wijn, deels druivensap uitgereikt wordt?

Ook de opmerking dat gelovigen, net als bij de Doop, het Avondmaal ontvangt en niet tot je neemt klopt niet. De Doop onderga je passief: mensen laten zich dopen. Het Avondmaal vier je aktief. Brood en wijn neem je zelf aan uit de hand van de dienaar, staat in Zondag 28:75 van de Heidelbergse Catechismus. Sterker nog, Jezus onze Heer heeft niet gezegd: ‘Ontvang het brood en de wijn’, maar ‘Neem, eet en drink tot mijn gedachtenis.’

Verder vind ik het een raar idee dat je thuis wel allerlei creatieve ideeën mag bedenken om symbolisch vorm te geven aan de behoefte om je geloof in deze bijzondere tijd extra te laten voeden, maar dat dat niet kan door bewust samen, weliswaar op afstand, hét symbool van verbondenheid met Jezus Christus en met elkaar te vieren. Waarom thuis wél het verhaal over hoe Jezus het Avondmaal ingesteld heeft samen lezen – en het dan niet vanuit de kerk digitaal als gemeente met elkaar vieren? Waarom thuis wel zien hoe de predikant het brood breekt en de beker volschenkt – maar er dan niet van eten en drinken? Omdat Christus niet reëel aanwezig is als gemeenteleden hun eigen brood en wijn/druivensap klaarzetten? Ik vind dit allemaal toch wel heel erg hoog-kerkelijk-liturgisch.

In deze corona-crisis hebben we in elk geval 12 weken te maken met kerkloze zondagen. Veel christenen merken nu hoe erg ze de verbondenheid met elkaar en met God die dankzij Jezus hun hemelse Vader is op zondag missen. Dan hoef je niet persé alles in de lucht te houden door zoveel mogelijk ‘gewoon’ door te gaan. Bijvoorbeeld met complete kerkdiensten die live uitgezonden worden. Of door ‘gewoon’ de Avondmaalsviering op een willekeurige zondag door te laten gaan. Ik kan goed begrijpen dat kerken die reguliere Avondmaalsviering laten vervallen.

Het gemis doet zich juist voelen op kerkelijke feestdagen als Goede Vrijdag of Pasen. Juist dan moet je als kerk in naam van Jezus Christus maximaal dichtbij de mensen zijn. We brengen bij langdurig en ernstig zieken het Avondmaal aan huis. Dat vinden we individuele noodsituaties waarin zij de versterking van hun geloof door brood en wijn als teken van Christus die voor hen gestorven is, niet mogen missen. Calvijn was daar al 100% voor, in tegenstelling tot de meeste gereformeerden van zijn tijd en later.

Nu zitten we met elkaar in een echte noodsituatie. Heel veel gemeenteleden maken zich grote zorgen. Samen zijn we al drie weken verstoken van de zondagse verbondenheid met God en Jezus en met elkaar. Ik vind het dan een zegen dat we in elk geval de mogelijkheid hebben om na te denken over een gezamenlijke Avondmaalsviering op Goede Vrijdag of Pasen – dagen waarvan we nu pas ervaren hoe waardevol ze voor ons geloofsleven zijn. In die afweging  passen in mijn beleving geen theologische hoogstandjes als: ‘digitaal Avondmaal vieren is wel echt, maar niet reëel’ bij.

Tenslotte: ik hoorde zowel in het interview met Miranda Klomp als in het artikel van Huijgen en van ’t Slot (ND 1 april 2020) dat we in onze crisis solidair zijn met christelijke vluchtelingen zoals op Lesbos die in hun situatie helemaal geen Avondmaal kunnen vieren. Dat vind ik een flauw argument. Daarmee praat je degenen die graag, al is het dan in verbondenheid op afstand, het Avondmaal willen vieren, ten onrechte een schuldcomplex aan. Ik denk dat christenen op Lesbos en op andere plaatsen waar het inderdaad veel moeilijker is om het geloof in Jezus als Heer vorm te geven, heel creatief zijn in het vinden van manier om daar toch uiting aan te geven. Volgens mij zouden zij verbaasd staan dat hún situatie als argument gebruikt wordt om in Nederland het Avondmaal gewoon maar een tijdje niet te vieren terwijl wij wel de mogelijkheden ervoor hebben om de dood van Christus tot verzoening van al onze zonden gezamenlijk te gedenken en te vieren.

Is corona ergens goed voor?

Pasen begint met Goede Vrijdag

Ik weet niet hoe het jullie in deze corona-crisis-tijd vergaat, maar tussen alle bezigheden door probeer ik ook nog wat te lezen. Het valt mij op dat er veel mensen zijn die een verklaring proberen te geven aan het hele corona-gebeuren. Of het nu gelovige of niet-gelovige mensen zijn, het lijkt wel alsof iedereen wil weten waar deze crisis goed voor is.

Een straf van God?

Is corona een straf van God omdat we als mensheid Hem aan de kant geschoven hebben of nauwelijks rekening met Hem houden? Het zou kunnen. In de Bijbel straft God soms ook. Maar dat werd altijd aangekondigd en uitgelegd door profeten. Nu is dat veel onduidelijker. Bovendien is het volgens mij te gemakkelijk. Jeremia zegt in zijn Klaagliederen (3:39): ‘Wat klaagt een mens zolang hij nog leeft? Laat hij klagen over zijn ​zonden!’ Oftewel: als ik denk dat corona een straf van God is, hoor ik niet met mijn vinger naar anderen te wijzen, maar na te denken over wat ikzelf in mijn relatie naar God toe verkeerd gedaan heb. EN dan nog: is de HERE een God die vooral wil straffen of een God die ons, soms hardhandig, bij Hem terug wil halen?

Een ‘wake-up call’?

Bij de sluizen op weg naar het industrieterrein Peelerpark staat een kunstwerk. Het is een grote ‘toetertoren’. Een soort roeptoeter dus. Zo kun je ook tegen de corono-crisis aankijken. Het is geen straf van God, maar een alarmsignaal om ons tot nadenken te stemmen. Maar als je dat als christen echt vindt, moet je volgens mij er ook zeggen, dat bij ‘nadenken’ ook de oproep hoort om tot God terug te keren. Anders blijf je aan de oppervlakte steken. Er gaat op dit moment een getuigenis rond van de 38-jarige arts Julian Urban die in Lombardije fulltime bezig is met de behandeling van corona-zieken. Hij geeft aan dat het in zijn ziekenhuis één grote nachtmerrie is en dat hij, als 100% atheïst, er nu van overtuigd is dat we God nodig hebben en dat alleen de vrede die Hij geeft, rust kan brengen. Dus vraagt hij nu, met als veel andere artsen en verpleegkundigen, in de paar vrije minuten die hij heeft, God om hulp. Ook al is het verhaal waarschijnlijk verzonnen, het is wel een voorbeeld van hoe christenen nadenken over wat God met de corona-crisis ons wil zeggen.

Een teken van de eindtijd?

Er zijn ook christenen die in de corona-crisis één van de plagen van de eindtijd herkennen. Het zal nu echt niet lang meer duren voordat Jezus terugkomt. Vóórdat dat gebeurt, gieten de engelen een aantal schalen met plagen over de wereld uit, staat er in de Openbaring aan Johannes. Mijn moeite met deze verklaring is, dat dit al bijna 2000 jaar bij elke grote ramp geroepen is. In de Middeleeuwen vaagde de pest bijvoorbeeld 1/3 van de bevolking van Europa weg. En in de tijd van de Reformatie dachten veel christenen dat met de vervolging door de rooms-katholieke Inquisititie en de dreiging van de Turken die voor Wenen lagen de eindtijd aangebroken was.

Rust voor de schepping?

Onder christenen en niet-christenen hoor je ook de opvatting, dat God met het corona-virus ervoor wil zorgen dat zijn schepping weer tot rust en bloei kan komen.  Joachim Löw, de bondscoach van het Duitse voetbalelftal, vindt dat de natuur zich door het corona-virus tegen de mensheid keert. En de bekende evangelische voorganger Henk Stoorvogel denkt dat God nu op de reset-knop drukt om de natuur de gelegenheid te geven zich te herstellen. En natuurlijk klopt het, dat er opeens weer vogels fluiten in Wuhan, dat het water in Venetië weer zo blauw is dat je de vissen ziet zwemmen en dat de lucht boven Nederland er op de kaart stukken schoner uitziet. Maar zou dat Gods ultieme bedoeling met het corona-virus zijn?

Oproep tot naastenliefde?

Een andere verklaring die ik tegenkwam was deze: juist in deze crisis zie je weer hoeveel mensen om elkaar geven. Kijk naar de mensen in de zorg. Kijk naar alle creativiteit waarmee mensen elkaar helpen en naar elkaar omzien. En, zeggen sommigen, daarin mogen en horen christenen voorop te gaan, net als in de tijd van het Romeinse Rijk. Toen groeide het christendom vooral heel snel in de periode dat er een grote, zeer besmettelijk pokkenepidemie uitbrak. Iedereen vluchtte weg en dacht aan zichzelf, maar de christenen bleven in hun dorp en stad achter en verzorgden de zieken en stervenden. Vaak raakten ze zelf ook besmet en kwamen te overlijden. Maar omdat christenen geloven dat Jezus is opgestaan en er een beter, eeuwig leven is na dit aardse leven vol met zorgen, vinden ze naastenliefde belangrijker dan de angst voor de gevolgen van een besmettelijke ziekte. En misschien zal, als de corona-crisis langer duurt dan we verwachten, dat ook in 2020 zo zijn, dat christenen van allerlei soort aan de frontlinie blijven staan, terwijl veel andere mensen vooral aan zichzelf denken en hun eigen hachje proberen te redden. Maar, denk ik dan, is dat niet eerder een bij-effect van deze crisis? Ik kan me moeilijk voorstellen dat God het corona-virus bewust op ons afstuurt om ons tot naastenliefde te bewegen.

Staat God er grotendeels buiten of boven?

Een geluid wat je soms ook hoort is, dat we maar niks moeten zeggen over ‘God en corona’, omdat God van een totaal andere orde is dan alles wat er op deze wereld gebeurt. Deze wereld is het speelveld van allerlei krachten. Daar staat God ver boven en het gaat grotendeels buiten Hem om. Volgens mij kom je deze opmerkingen vooral bij wat meer moderne gelovigen tegen. Ik vind het meer een boeddhistische dan een christelijke van geloven. Want als God er boven en buiten staat, moet je als mens je ook proberen los te maken van alle emoties die deze corona-crisis bij je teweeg brengen. In Bijbel lees ik voortdurend, dat God er juist wel bij is. In Psalm 107 staat: ‘God sprak en ontketende een storm, hoog zweepte Hij de golven op.’ In Psalm 46 staat: ‘Gods donderstem klinkt – de aarde siddert.’ En in Klaagliederen 3:38 zegt Jeremia: ‘Niets gaat buiten de Allerhoogste om, het goede niet, het kwade niet.’  Geen wonder dat gereformeerde christenen 500 jaar geleden, midden in een nog veel onzekerder tijd als die van ons, hebben uitgesproken: “God, de Almachtige, is om zijn Zoon Jezus Christus míjn God en míjn Vader. Daarom vertrouw ik zo op Hem, dat ik er niet aan twijfel, of Hij zal mij voorzien van alles wat ik voor lichaam en ziel nodig heb, en ook elk kwaad, dat Hij mij in dit moeitevol leven toedeelt, voor mij doen meewerken ten goede. Want alle dingen vallen ons niet bij toeval, maar uit zijn vaderhand ons ten deel. Zo kan ik in alle tegenspoed geduldig en in voorspoed dankbaar zijn, en heb ik voor de toekomst dit vaste vertrouwen in mijn trouwe God en Vader, dat geen schepsel mij van zijn liefde scheiden zal, omdat Hij ze allemaal in zijn hand heeft.”

De hand op de mond?

Een journalist schreef een paar week terug: “Er bestaat zoiets als geestelijk hamsteren. Dat je als het ware té snel té veel duiding inslaat om je te wapenen tegen de rampspoed.” (Karel Smouter in het NRC). Ik moest daarbij denken aan Job. Hij zat niet collectief, maar persoonlijk diep in de ellende. Ook zijn geloof kwam in de crisis. Zijn vrienden hadden er zo hun verklaringen voor. Die klopten voor geen meter, vond Job. Zijn eigen verklaring was veel logischer: ‘Het is oneerlijk, God! Meer nog: het is oneerlijk van U!!!’ Maar aan het eind trekt Job zijn grote woorden in: Ik leg mijn hand op mijn mond (39:4). Daarom herroep ik mijn woorden en buig ik mij (40:6).

Voor mijzelf vind ik dit laatste iets om over na te denken. We vieren de komende week Goede Vrijdag en Pasen. Misschien hebben we als westerse christenen met onze welvaart altijd al de neiging gehad om elke vorm van tegenslag en lijden te willen verklaren en te willen oplossen. Grepen we altijd al te snel in onze persoonlijke nood vooruit naar het Hosanna van Pasen, terwijl we nog niet eens het Heer! Ontferm U! van Goede Vrijdag op ons hadden laten inwerken. Nu zitten we met z’n allen in crisis die iedereen raakt.

Hoe vier je dan Pasen? Door eerst bewust bij Goede Vrijdag stil te staan. Zoals Jezus, die eerst bad: Vader, als U het wilt, neem deze beker van Mij weg. (Luk. 22:42) en daarna, toen Hij kracht kreeg van een engel om door te gaan op zijn lijdensweg, tegen Petrus zei: Zou ik de beker die de Vader mij gegeven heeft niet drinken?’  (Joh. 18:11).

Laten wij in deze tijd onze Heer proberen te volgen op de weg die we de komende periode samen moeten gaan.

 

 

Op berenjacht met David, Amos en Jesaja

Knuffelberen zijn lief. Echte beren zijn gevaarlijk.  Ga je vechten, vluchten of vriendschap sluiten?

Deze WeekBreek bevat weer een korte overdenking, een (kinder)lied ‘Stel mijn vertrouwen op de Heer, mijn God’ en een kort gebed.

De HEER waakt over de hele aarde; iedereen die hem met ​hart​ en ziel is toegedaan, biedt hij krachtige hulp. (2 Kronieken 16 vers 9)

Het is lente – kijk naar de vogels en de bloemen!

Hieronder vind je de tekst van de WeekBreek van woensdag 25 maart.

Door God geliefde mensen, mijn broer en mijn zus,

Een paar dagen geleden zat ik bij ons achter het huis lekker in het zonnetje. Het was net 21 maart geweest. Het is lente! En terwijl ik mij zorgen zat te maken, bedacht ik opeens: maar de vogels en de bloemen hebben nergens Puttertjelast van! ‘Kijk eens naar de vogels,’ zegt Jezus in Matteüs 6 en Lukas 12, ‘God geeft ze te eten.’ Dat heb ik toen dus maar eens gedaan. Weet je wat ik toen bij ons in de tuin zag? Een puttertje! Een aantal zelfs, want ze komen altijd in groepjes langs. En ik hoorde ook de merel fluiten. Prachtig, hoe dat klinkt! De zwarte is het mannetje, de merel-kerel. En de bruine is het vrouwtje. Ze zingen elkaar in beurtzang toe. Ik heb nog niet ontdekt wie van de twee het mooiste zingt.

Jezus zegt  ook: ‘Kijk eens naar de bloemen. Ze zijn prachtig. Het is God die het gras met die prachtige bloemen versiert.’ Dus dacht ik: ik ga eens kijken wat er bij ons in de tuin staat. Nou, daar staan dus een aantal mooie lentebloemen! Hoeveel lentebloemen ken jij trouwens? Vraag het maar eens aan je kinderen of kleinkinderen of het overbuurmeisje. Weet je wat me ook opviel? Al die lentebloemen komen in een bepaalde volgorde. Ik kan er zo vijf achter elkaar opnoemen. Haast per maand: in januari begint het met de sneeuwklokjes, dus die zie je nu niet meer. En in mei zie je overal de pinksterbloemen staan. De rest zit er dus tussen.

Bosanemoon KarlaAchter ons huis hebben we een sloot. Daar staat een klein groepje bosanemomen in de berm staat. Ja, die bloemsoort kennen veel mensen niet.  Maar het ziet er prachtig uit. Kijk maar, zo mooi en teer! Vlakbij zie ik ook nog van die paarse en gele bloemen. Van die paarse weet ik de naam niet. Van de gele wel: dat is speenkruid.

Wist je trouwens, dat elke bloem z’n eigen vaste tijd heeft, dat ‘ie open gaat? En dat elke vogelsoort op z’n eigen vaste tijd ’s morgens begint te zingen? Ze gaan niet allemaal tegelijk open en ze beginnen niet allemaal tegelijk te fluiten. Nee, alles heeft z’n eigen plek en tijd in de natuur. Zo mooi heeft God het op elkaar afgestemd!

Het zijn bijzondere weken en maanden waar we in leven. Mensen maken zich grote zorgen. Maar vergeet dan ook de kleine mooie dingen niet. Kijk naar de bloemen en kijk naar de vogels.

Ik heb ook nog een idee voor de creatievelingen onder ons. Maak een natuurklok. En let dan de komende dagen en weken goed op, wanneer de bloemen in je tuin en in de berm open gaan. Welke bloem wint het van de rest? En welke bloem gaat pas als allerlaatste open? Daarnaast kun je, als je echt een vroege vogel bent, op de natuurklok ook zetten in welke volgorde de vogels beginnen te zingen. Of anders noteer je gewoon het moment, waarop je een mus hoorde tjilpen of de koolmees hoorde fluiten.

En sta er dan af en toe bij stil en zing: God die ’t gras gemaakt heeft, de bloemen in de wei, de bomen, vruchten, vogels, zorgt ook voor mij.

Heer in de hemel,

U bent het die alles gemaakt hebt. Ook nu, in deze  bizarre tijd, hebt U alles in de hand. Als we om ons heen kijken, lieve Vader, zien we een schepping in bloei. Het is volop lente, heel de natuur komt tot leven.

Dank U voor de vogels om ons heen die af en aan vliegen om hun nesten te bouwen. Help ons  om in deze tijd toch te kunnen genieten van hun lied.

Dank U voor de bloemen die in kleuren en geuren vertellen dat er een nieuw seizoen aangebroken is. Help ons in deze tijd toch te kunnen genieten van al die prachtige creaties in tuin en gras en berm.

Dank U voor bomen en struiken die uitbotten en binnenkort weer volledig in het blad staan. Help ons in deze tijd toch te kunnen genieten van de schaduw die ze geven.

Grote God, U bent de Schepper van alles wat leeft. Vogels leven bij dag en leven uit uw hand. Bloemen zijn door u in al hun variatie ontworpen om een paar dagen te bloeien. Zo bent U voor heel uw schepping goed.

Lieve God, U bent dankzij Jezus Christus ook onze hemelse Vader. U roept ons op om te leven aan uw hand. Dat vinden we best wel moeilijk, zeker in deze tijd waarin de plaag van het corona-virus ons land en de wereld overspoelt. En waarin de angst als tweede golf daar automatisch op volgt.

Help ons om rust te vinden bij U. Want U, die alles maakte, zorgt ook voor mij. Ja, U, die ons Jezus gaf, blijft steeds voor ons zorgen. Geef ons door uw Heilige Geest dat vertrouwen, dat geloof.

In Jezus naam vraag ik U dat. AMEN  

 

 

Een vaste burcht is onze God – Psalm 46

Maarten Luther zong graag Psalm 46 als hij het moeilijk had. Wij maken ook moeilijke tijden door. Psalm 46 is een lied vol geloofsvertrouwen: zingend in de nacht in en zingend de nacht door. Want God laat, ook al weet ik niet precies hoe en waarom, ook vandaag zijn donderstem klinken – en heel de aarde siddert (Psalm 46 vers 7b). Maar tegelijk is God de Heer van de hemelse machten die alles ook in de hand heeft. Hij is, dankzij Jezus Christus, onze Immanuel – God met ons (Psalm 46 vers 8 + 12).

Over deze Psalm gaat mijn tweede online-preek, deze keer opgenomen in ons kerkgebouw ‘Het Noorderlicht’  in Assen-Peelo en met beeldmateriaal van, hoe kan het ook anders, natuurfotograaf Karla Leeftink. Vergeet niet om na preek + gebed + zegen ook de beide liederen (‘Geen Angst’ & ‘Schuilplaats’ ) te beluisteren.