Gedoopt: jouw naam staat in Gods boek

Laatst preekte ik als gastpredikant in GKV ‘Het Noorderlicht’ in Assen-Peelo. Het was een doopdienst. De doopouders krijgen dan altijd deze prachtige doopkaart. De kinderen mochten bij de doop naar voren komen. Ik liet ze deze doopkaart zien en vertelde ze:

Kijk, dit is een doopkaart. En wat staat daar op? “Ik heb jou je naam gegeven, jij bent van Mij!” Dat zegt de HERE God tegen dit kleine baby’tje. Maar weet je? In de hemel, zegt de Here Jezus, is ook een heel groot boek. En in dat grote boek in de hemel worden ook namen opgeschreven. Elke keer als er een kindje gedoopt wordt, wordt er in de hemel weer een naam in het boek van God bij geschreven. In dat boek staat: jij hoort bij Mij en bij de Here Jezus. En wie z’n naam wordt er straks in de hemel in dat boek geschreven? De naam van dit baby’tje, want die wordt nu gedoopt.

Ik kreeg daar een vraag over. Houdt dit in, dat kinderen die te vroeg geboren zijn of tijdens de bevalling overleden zijn, niet in het boek van God geschreven staan? Komt hun naam daar niet in voor? De Bijbel leert ons toch iets anders in Psalm 139:16 en ook in de Dordtse Leerregels I.17 zegt hier toch iets heel anders over, namelijk dat alle kinderen die op jonge leeftijd door de HERE geroepen worden leven met Hem?

Eerlijk is eerlijk: de vergelijking klopt inderdaad niet helemaal. Dat heb je gauw bij een voorbeeld voor de kinderen. Dan wordt alles toch wat meer in grote lijnen uitgelegd.

Ik liet de kinderen deze keer dus de doopkaart zien met de tekst uit Jesaja: ‘Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij.’ Ik legde uit dat de doop ook betekent dat God onze namen in het boek van het leven schrijft. Wat ik daarmee bedoelde is dit: de doop is het teken van het verbond dat God in zijn genade met ons en onze kinderen sluit.

Uiteraard is de doop geen voorwaarde om bij dat verbond te horen. De doop is er teken en zegel van. Dat teken en zegel is door onze Heer Jezus Christus zelf ingesteld en dus kostbaar in Gods ogen. Daarom zal ik nooit zeggen dat het ‘slechts’ een teken en zegel is. Dat is onderschatting van de doop.

Anderzijds mag je de doop ook niet overschatten, zoals vroeger in de rooms-katholieke kerk gebeurde: de doop als voorwaarde voor het beërven van het heil – vandaar de nooddoop door artsen en verloskundigen, want anders zou een kindje dat meteen na de geboorte overlijdt niet in de hemel komen.

Wat ik bedoelde met het voorbeeld ligt in de lijn van de betekenis van de doop. De doop onderstreept aan het baby’tje persoonlijk dat het echt door de HERE is aangenomen als zijn kind en dat het mag delen in zijn rijke beloften. Maar dat wil niet zeggen dat wie niet gedoopt is, daar niet in deelt. Het mag voor ouders van wie het kind in de moederschoot of bij of vlak na de geboorte overlijdt juist een troostvolle zekerheid zijn dat God zijn genadeverbond ook met hen gesloten heeft, zoals prachtig in de Dordtse Leerregels I.17 beschreven staat.

Over de wil van God kunnen wij ons alleen uitspreken op grond van zijn eigen Woord. Dit verzekert ons ervan, dat de kinderen van de gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, waartoe zij met hun ouders behoren. Daarom moeten godvrezende ouders niet twijfelen aan de uitverkiezing en het behoud van hun kinderen, die God zeer jong uit dit leven wegneemt. (Gen. 17:1, Jes. 59:21, Hand. 2:39, 1 Kor. 7:14)

De doop is dus een zichtbaar bewijs dat iemand echt bij Gods verbond hoort en door Hem uitverkoren is – met het bevel tot geloof en bekering bij het opgroeien. Tegelijk sluit dat de niet-gedoopte, vroeg gestorven kinderen van gelovige ouders zeker niet uit. Want niet de doop zelf, maar de belofte van hemelse Vader is grond voor het behoud van ons én onze kinderen.

Op kinderniveau heb ik dat bij de doopkaart met die prachtige tekst dat de HERE ons bij onze naam geroepen heeft, duidelijk willen maken: de naam van dit kleine baby’tje en van alle gedoopte kinderen wordt nu ook in de hemel door God in het boek van het leven geschreven.

Voor een kindmoment is het wat te kort en ook niet zo geschikt om uit te leggen dat dit niet door de doop zelf gebeurt, omdat de doop geen voorwaarde is, maar bevestiging van het feit dat God onze namen in zijn handpalm gegrift heeft. Hij kent al zijn kinderen bij name kent, ook al degenen die al heel vroeg mogen jubelen voor zijn troon.

Op weg naar Pasen – Jezus liep de weg naar volledige verzoening

Psalm Pasen TourTot aan Pasen trekt The Psalm Project heel Nederland door met hun Psalm Pasen Tour. Op 17 maart traden ze bij ons in ‘Het Noorderlicht’ op.  Voor veel aanwezigen was het een bemoedigende dienst. Vanaf het moment dat onze Heer Jezus Christus Lazarus levend uit het graf liet komen begon voor Hem de lijdensweg naar het kruis. Maar Hij overwon en stond Zelf ook weer op, als eerste in onsterfelijkheid. God heeft zijn offer voor onze zondige levens aanvaard! Dat evangelie werd verteld en telkens afgewisseld met oude bekende psalmen in een nieuw, toch herkenbaar melodisch jasje en met eigentijdse berijmingen en bewerkingen, zoals ‘Groen is het land’ (Psalm 23 – https://www.youtube.com/watch?v=SCjw2Tay_e4).

Het heeft mij weer doen beseffen dat Christus voor mij en ons ‘heel de weg gelopen heeft’ (om het niet met een psalm, maar met een lied van Sela te zeggen). De weg van de verzoening. Volledige verzoening zelfs.

#1#  Verzoening met God – we zijn vooral Hem zo vaak kwijtgeraakt in ons leven of schuiven Hem achteloos aan de kant.

#2#  Verzoening met elkaar – we leven zo gemakkelijk langs elkaar heen of gunnen elkaar het licht in de ogen niet.

#3#  Verzoening met de schepping – de aarde waarvan God zei dat Hij haar na zes dagen hard werken perfekt gemaakt had, zucht met name de laatste 100 jaar onder de uitbuiting van ons mensen.

#4#  Verzoening met jezelf – zoveel mensen die onzeker zijn over zichzelf, want bij wie kun je echt jezelf zijn als je weet dat je niet perfekt bent?

‘Zonder geloof vaart niemand wel’ is een oude uitdrukking. Zonder geloof houdt niemand de goede richting in het leven vast, betekent dat. Zonder geloof in Jezus blijven mensen onzeker of het wel goed komt met God, met elkaar, met de schepping en met henzelf.

Op weg naar Pasen is het goed om daar opnieuw bewust bij stil te staan.

De tulp van Dordt

De afgelopen maanden heb ik in de middagdiensten over de Dordtse Leerregels gepreekt. De rode draad in dat derde Formulier van Eenheid is: ‘Alles aan mijn verlossing is voor 100% Gods werk! En daar ben ik Hem eeuwig dankbaar voor!’ Voor veel mensen zijn de Dordtse Leerregels een struikelblok. Wat moeten we met al die stellige uitspraken over ‘de vrije wil’ en ‘de uitverkiezing’? Maar ik ben er de afgelopen tijd weer achter gekomen dat de Dordtse Leerregels vooral bedoeld zijn als een principieel kader om mensen pastoraal op weg te helpen en te houden. Op de weg van Pasen – de weg van de volledige verzoening door Jezus Christus alleen.

Dan blijven er wel vragen over. Bijvoorbeeld: voor wie heeft Jezus zijn leven gegeven? De strengste calvinisten zijn helemaal overtuigd van de TULIP-gedachte. Dat is de Engelse samenvatting van de gereformeerde leer over de uitverkiezing.

Tulip calvinismeT = Wij zijn 100% zondig in Gods ogen.

U = Er zijn geen voorwaarden waaraan mensen moeten voldoen om door God uitgekozen te worden

L = Jezus gaf zijn leven alleen voor wie in Hem gelooft.

I = Als God mensen uitkiest, kunnen ze die genade niet weerstaan.

P = Als God mensen uitkiest, raken ze hun geloof nooit meer kwijt.

Vijf punten die niet op veel sympathie kunnen rekenen bij de buitenwacht. Veel te pessimistisch over de zonde, veel te weinig ruimte voor onze eigen vrije wil, zeggen veel mensen. Toch is het, naar mijn mening, de waarheid die God en Jezus ons in de Bijbel leren.

Op één punt na. Dat is de L van ‘beperkte verzoening’. Daarover verschillen ook bijbels-gereformeerde christenen met elkaar van mening. Johannes zegt dat Christus niet alleen verzoening brengt voor onze zonden, maar voor die van de hele wereld (1 Joh. 2:2). Paulus roept zonder onderscheid iedereen op om zich met God te laten verzoenen, want is God die door Christus de wereld met Zichzelf verzoend heeft (2 Kor. 5:18-21). Want God wil dat alle mensen gered worden en de waarheid leren kennen (1 Tim. 2:4).

Door van ‘beperkte verzoening’ te spreken, wek je de indruk alsof God een bepaald getal in zijn hoofd heeft. Hij heeft een vast en groot aantal mensen in Christus tot het heil uitgekozen (D.L. I,7), maar uiteindelijk geldt: vol = vol.

Die opvatting is bijbels gezien onjuist. Gods liefde voor de wereld is juist onbeperkt. Anders zou Jezus voor ons de weg naar het kruis niet gegaan zijn. Toch worden, volgens de Bijbel, niet alle mensen gered. Er is geen sprake van een ‘al-verzoening’. Mensen die bewust God hun leven lang afwijzen, worden door de HERE volledig serieus genomen. Wat dat betreft is er dus wel sprake van een ‘beperkte verzoening’. Alleen wie Jezus aanvaardt als Redder en Heer laat zich volledig met God verzoenen.

Maar in de Dordtse Leerregels gaat het over iets anders. Het is een subtiel onderscheid, maar wel belangrijk. Wat de Dordtse Leerregels afwijzen is de ’algemene verzoening’. En dan in de betekenis: Jezus brengt aan het kruis van Golgota het offer van zijn leven en daar kan iedereen die het wil nu gebruik van maken. Dat klinkt mooi, maar snap je wat hier gebeurt? Het accent verschuift van Gods keus voor mij naar mijn keus voor God. Uiteindelijk bepaal ik of ik gebruik maak van een algemeen aanbod van Jezus. Daarmee wordt op een subtiele manier God toch weer afhankelijk van mijn gelovige of ongelovige reaktie.

Die move wijzen de Dordtse Leerregels af. Tegenover ‘algemene verzoening’ leggen ze de nadruk op ‘partikuliere verzoening’. Het gaat niet om de theoretische vraag of er een limiet zit op het aantal mensen dat gered wordt. Het gaat Jezus erom dat Hij mensen persóónlijk komt redden. Dat benadrukt Paulus als hij schrijft: ‘Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft prijsgegeven (Gal. 2:20).

Vol verwondering nadenken over verzoening

Kruis na PasenIk begon met de Psalm-Pasen-Tour van The Psalm Project. En eindig met ‘al-verzoening’ / ‘beperkte verzoening’ / ‘algemene verzoening’ / ‘partikuliere verzoening’. Op weg naar Pasen kun je zingen over Jezus die de weg naar de volledige verzoening voor mij gelopen heeft. Op weg naar Pasen kun je nadenken over Jezus die de weg naar de volledige verzoening voor mij gelopen heeft. Met allebei is niets mis. Integendeel! Geloven doe je immers met heel je verstand en met heel je hart!

Als ik maar dicht bij mezelf blijf in de verwondering over Gods liefde voor mij als zijn kind, voor ons als gelovigen samen en voor alle mensen in zijn wereld. Dat is de enige manier waarop ik persoonlijk en wij als christenen samen geloofwaardig anderen kunnen laten zien en op te roepen hoe geweldig het is om volledig met God verzoend te zijn dankzij Jezus Christus, mijn Redder en Heer.

De schapen, de bokken en de ‘middengroep’ – hoe loopt het af met de mensen die nooit over Jezus gehoord hebben? –

In hoofdstuk 2 van de Dordtse Leerregels staat dat de dood van Christus meer dan genoeg is om de zonden van de hele wereld te verzoenen (art. 3 – 1 Johannes 2:2) en dat aan alle volken en mensen tot wie God naar zijn welbehagen zijn evangelie zendt, zonder onderscheid de belofte dat ieder die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft (art. 5 – Johannes 3:16). Zo kiest God uit het hele menselijke geslacht een vast en groot aantal mensen, nl. een onafzienbare menigte, in Christus uit tot het heil (H 1, art. 7 – Openbaring 7:9). Die mensen heeft Christus met zijn bloed gekocht en zijn afkomstig uit alle landen, volken, stammen en talen (art. 8 – Openbaring 5:9 en 7:9).

Toen ik over dit hoofdstuk preekte, kreeg ik van te voren de volgende vraag: “Hoe zit het met de mensen die nooit van Jezus Christus gehoord hebben? Gaan die voor eeuwig verloren?”

Ik heb die vraag aan het eind van de preek beantwoord door er twee dingen over te zeggen. Iemand vroeg mij om het nog eens uit te leggen. Dat doe ik graag.

1/ Maak de middengroep kleiner

Toen ik op catechisatie zat, zei de dominee eens tegen ons: ‘Er zijn vandaag nog steeds mensen die de God van de Bijbel niet kennen en nog nooit gehoord hebben dat God zijn Zoon Jezus als Verlosser gezonden heeft. Dat is, zeg maar, de middengroep. We moeten ons niet alleen afvragen hoe het met hen zal aflopen, maar we moeten als christenen vooral zorgen dat die groep steeds kleiner wordt, want onze Heer Jezus Christus heeft gezegd dat wij het Evangelie moeten verkondigen tot aan de uiteinden van de aarde.’ Hij bedoelde daarmee, dat iedereen die wél over God gehoord heeft en weet wie Jezus Christus is, nooit meer kan zeggen: ‘Dat heb ik nooit geweten’. Wanneer mensen het Evangelie horen, maken ze altijd een keus: ’Wie niet voor Mij is is tegen Mij’, zegt Jezus.

Wie neutraal wil blijven, is onverschillig en kiest dus ook tegen Jezus. Zo ontstaan de twee groepen bij de wederkomst van onze Heer, die Hij Zelf met ’schapen’ en ’bokken’ aanduidt.

2/ Geen neutrale middengroep

Lammetje KarlaChristus onze Heer zal bij zijn terugkomst alle mensen verdeelt in twee groepen: de schapen en de bokken (Matteüs 25) Maar  hoe zit het dan met de middengroep – alle mensen  die tijdens hun leven op aarde nooit van Jezus gehoord hebben? Denk aan al die volken in de tijd van het Oude Testament? Alleen het volk Israel wist wie God was en dat Hij een Messias beloofd had. De volken erom heen wisten er ook iets van. Maar hoe konden in die tijd de Chinezen, de Aboriginals, de Inca’s en de Eskimo’s de enige ware God kennen? Zij horen tot de middengroep.

Nu kan ik met  de typering van een middengroep de indruk wekken, dat er een neutrale groep mensen bestaat die allemaal het voordeel van de twijfel krijgen als Jezus terugkomt, omdat ze het Evangelie nooit gehoord hebben. Dan zou ’onwetendheid’ een reden voor eeuwige redding zijn. En dat dat niet klopt met wat er in Romeinen 3:23 staat: alle mensen derven (=missen) de heerlijkheid van God omdat iedereen gezondigd heeft.

Maar dat is niet wat ik ermee bedoel. Ik geloof niet in een neutrale groep.  Alle mensen zijn 100% zondig en verdienen daarom de hel. Dat is het uitgangspunt van ons mensheid. Dat geldt ook voor de gelovigen. Van nature horen we allemaal bij de bokken. Maar dan komt God naar ons toe met zijn Evangelie. Meteen al na de zondeval. En overal waar dat Evangelie verkondigd wordt, komen mensen voor een keus te staan. Wie tot geloof komt, krijgt weer deel aan de heerlijkheid van God. Niet op grond van werken, maar enkel uit genade, opdat niemand roeme in zichzelf, zegt Paulus in Efeziërs 2:8-9. En wie dat aanbod van de liefde, de goedheid en de genade van God afwijst, op hem en haar blijft Gods toorn rusten, zeggen Jezus en Johannes de Doper in Johannes 3:18+36.

Maar hoe zit het met de middengroep? Die is er niet als het om de zondeval gaat. Iedereen heeft gezondigd en derft de heerlijkheid Gods. En die is er niet als Jezus terugkomt. Er zijn maar twee wegen: de één leidt naar de eeuwige heerlijkheid, de andere naar het eeuwige verderf.

Maar hier op aarde is er wel een middengroep, namelijk: iedereen die nooit van Christus gehoord heeft. Tegen de mensen in Athene zegt Paulus, dat de HERE God alle volken hun eigen tijd en plaats gegeven heeft, ”opdat zij Hem zouden zoeken, of zij Hem al tastende vinden mochten.” (Handelingen 17:27). Maar nu Jezus is gekomen geldt: ”God dan verkondigt, met voorbijzien aan de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen.” (Handelingen 17:30).

De tijden van onwetendheid betekent volgens mij, dat ze nooit van de God de Bijbel gehoord hebben. Daarmee zijn ze niet te verontschuldigen, want Gods eeuwige kracht en goddelijkheid zijn sinds het begin van de schepping uit zijn werken met het verstand doorzien, zegt Paulus ergens anders (Romeinen 1:20).

Alleen, je kunt niet zeggen dat alle mensen die nooit van Jezus gehoord hebben, straks automatisch bij de bokken worden ingedeeld. Dan zouden er mensen verloren gaan, puur omdat ze de pech hadden het Evangelie nooit gehoord te hebben.

Hoe moet je daar dan tegen aankijken? Een hele belangrijke tekst die antwoord geeft op deze vraag is volgens mij Romeinen 2:12-16.

Paulus schrijft daar, dat er heidenen zonder wet zijn, bij wie wel de werken van de wet in het hart geschreven zijn. Ze leven van nature de wet van God na. Hun geweten klaagt hen aan of verontschuldigt hen. Het gaat hier dus om mensen die nog nooit van God gehoord hebben, maar wel diep van binnen beseffen dat er een God moet zijn, dat ze zelf zondig zijn en dat ze genade en vergeving nodig hebben. Maar ze weten niet waar ze het zoeken moeten, omdat ze Christus nooit gekend hebben als hun Verlosser.

Daar oordeelt God op de dag van de wederkomst door Jezus Christus over, zegt Paulus in Romeinen 2:16. Paulus zegt niet, dat God al die onwetende heidenen veroordeelt.

Deze groep mensen noem ik ‘de middengroep’, omdat ze tijdens hun leven op aarde nooit van Christus gehoord hebben. Die mensen komen bij de terugkomst van Christus ook voor Hem te staan. En dan moeten al die onwetende heidenen worden ingedeeld bij óf de schapen óf de bokken.

Volgens mij zullen dan die heidenen, die al tijdens hun leven oprecht op zoek waren naar de God van wie ze nooit gehoord hadden, dan vol blijdschap uitroepen: ‘Jezus! U bent het naar wie wij ons hele leven gezocht en verlangd hebben!’ Omdat ze ter plekke Christus als Verlosser en Heer erkennen, zullen ze door Hem bij de schapen ingedeeld worden. En alle andere heidenen, die zonder God puur voor zichzelf geleefd hebben, worden bij de bokken ingedeeld.

Hebben die gewetensvolle heidenen dan zelf voor God gekozen en krijgen ze op grond van hun eigen keus het eeuwige leven? Zeker niet! Als wij tijdens ons leven zeggen dat we door genade behouden zijn en dat ons geloof te danken is aan Gods genade in ons, geldt dat ook voor hen. Als zij op de jongste dag Christus voor het eerst zien en Hem aanbidden, zullen ze zeggen dat hun verlangen naar de genadige God die ze nooit gekend hebben, ook Gods werk in hen was.

Er is dus geen neutrale groep mensen die het eeuwige leven krijgt omdat ze toevallig nooit over Christus gehoord hebben. Maar op grond van Romeinen 2:12-16 kun je ook niet zeggen: ‘Alle mensen die door de zending nooit bereikt zijn, zijn per definitie verloren omdat ze van nature zondig waren.’ Heidenen die zonder wet wel oprecht God gezocht hebben, worden door God in Christus geoordeeld op de jongste dag (Romeinen 2:16a). Als alle onwetende heidenen bij de groep van de bokken zouden horen, had er wel gestaan veroordeeld. Dat is blijkbaar niet zo. Hoe het dan precies zit, weet ik niet. Maar ik weet wel dat Gods oordeel, of dat nu positief (voor de schapen) of negatief (voor de bokken) uitvalt, altijd eerlijk en rechtvaardig is. En over dat oordeel gaan wij gelukkig niet, want alleen God weet, wat er in de verborgen gedachten en gewetens van mensen heeft geleefd (Romeinen 2:16b). En als dat oordeel positief uitvalt, geldt voor iedereen die bij de schapen hoort: door genade bent u behouden/gered; het is een gave/geschenk van God. (Efeziërs 2:8)

 

De DORDTSE LEERREGELS – een leesrooster

Bijna 400 jaar werd in Nederland de synode van Dordrecht gehouden. Die synode duurde een half jaar, van november 1618 t/m mei 1619.  Op die synode ging het vooral om de vraag: ‘wie kiest voor wie’ als het om geloven gaat. Kiest God voor jou en geeft Hij jou daarom de wil en kracht om te geloven? Of heb jij een vrije en en geeft God jou, als je voor Hem kiest, de kracht om te geloven? Uiteindelijk deed de synode van Dordrecht daar een uitspraak over en wezen ze een aantal meningen die niet bijbels waren, af. Ze Dordrecht Ode aan de synodenoemden die uitspraak ‘De Dordtse Leerregels’. De Nederlandse kerken besloten om die uitspraak net zo belangrijk te vinden als de Nederlandse Geloofsbelijdenis van 1561 en de Heidelbergse Catechismus van 1563. Vanaf die tijd vormen ze de ‘Drie Formulieren van Eenheid’. In de stad Dordrecht wordt daarom vanaf november 2018 t/m mei 2019 veel aandacht besteed aan ‘400 jaar Dordt’ (http://www.synode400.nl)

Radicale GenadeDe Dordtse Leerregels in één jaar

Er is in 2016 ook een heel aardig ‘Bijbels dagboek bij de Dordtse Leerregels’ verschenen. Het is geschreven door Wim van Gen en Arjan van Noort, allebei verbonden aan het reformatorische Pieter Zandt College. Het heet Radicale genade! en is bestemd ‘voor jongeren & jeugdige ouderen’. Het is verschenen bij uitgeverij Groen in Heerenveen en bij het dagboek kun je ook gratis de app downloaden. Elke dag één bladzijde met een bijbeltekst, een bijbelgedeelte om zelf te lezen, een hele korte passage uit de Dordtse Leerregels en een helder stukje dat lekker prikkelt. Alleen de geciteerde vertaling van de Dordtse Leerregels is qua taalgebruik nog erger dan de Psalmberijming van 1773, maar daar kun je dus gewoon de GKV-versie voor in de plaats nemen – zie hieronder :-).

Leesrooster voor de Dordtse Leerregels

Veel predikanten binnen de gereformeerde gezindte zijn van plan om dit najaar over de Dordtse Leerregels te preken. Misschien is er dan behoefte aan een leesrooster. Ieder kerkgenootschap heeft (helaas) een eigen vertaling. Ik gebruik de versie uit 1978 zoals die binnen de GKV gebruikt wordt en in het Gereformeerd Kerkboek (klik hier). Het leesrooster is ook te downloaden (klik hier).

Wie begint met het lezen van de Dordtse Leerregels zal er, denk ik, achterkomen, dat die 400 jaar oude artikelen niet saai en achterhaald zijn, maar nog steeds spannend en actueel.

Leesrooster Dordtse Leerregels Hoofdstuk 1

*1*  Lees D.L. I art. 1-5

a) Wat verdienen de mensen volgens art. 1?

b) Hoe heeft God het volgens art. 2-4 mogelijk gemaakt dat we aan zijn straf ontkomen?

c) Aan wie moeten we volgens art. 5 ongeloof en geloof toeschrijven?

*2*  Lees D.L. I art. 6

a) Hoe wordt hier Gods besluit van verwerping omschreven?

b) En hoe Gods besluit van uitverkiezing?

*3*  Lees D.L. I art. 7

a) Hoeveel beter zijn, volgens dit artikel, zij die door God uitgekozen zijn, dan anderen?

b) Wannéér heeft God hen uitgekozen?

*4*  Lees D.L. I art. 8-11

a) Waarom heeft God ons volgens art. 9 níet uitverkoren?

b) En waarom heeft God ons volgens art. 9 wél uitverkoren?

c) Waarin bestaat Gods welbehagen volgens art. 10 níet?

*5*  Lees D.L. I art. 12-14

a) Hoe krijgen de gelovigen er volgens art. 12 zekerheid over dat God hen uitverkoren heeft?

b) Wordt een gelovige volgens art. 13 zorgeloos, als hij zekerheid bezit over z’n uitverkoren zijn?

c) Hoe moet de uitverkiezing volgens art. 14 onderwezen worden?

*6*  Lees D.L. I art. 16-17

a) Wie nog niet zo sterk zijn in het geloof, hoe moeten die zich volgens art. 16 ertegen opstellen dat God mensen verwerpt?

b) Wat voor troost bestaat er volgens art. 17 voor gelovige ouders, waarvan een baby sterft voordat die gedoopt kan worden?

c) Waarom geldt die troost dan volgens dit artikel?

*7*  Lees D.L. I art. 15+18

a) Hoe omschrijft art. 15 Gods verwerpen van mensen?

b) Waarom hebben we volgens art. 18 geen reden om opstandig te zijn over Gods uitkiezen en verwerpen?

 

Leesrooster Dordtse Leerregels Hoofdstuk 2

*8*  Lees D.L. II art. 1-5

a) Wat is volgens art. 3 de waarde van Christus’ dood?

b) Waarom heeft Christus’ dood deze waarde volgens art. 4

c) Welke dubbele boodschap kom je in art. 5 tegen? Wat weegt het zwaarste?

*9*  Lees D.L. art. II 6-9

a) Hoe komt het volgens art. 6 dat vele mensen niet geloven?

b) Wie wilde God volgens art. 8 door het offer van Christus verlossen?

c) Hoe staat de kerk tegenover Christus (= art. 9)?

 

Leesrooster Dordtse Leerregels Hoofdstuk 3/4

*10*  Lees D.L. III/IV 1-3

a) Welke drie kanten van de mens zijn volgens art. 1 door z’n ontrouw aan God aangetast?

b) Welke dwaling wordt in art. 2 bestreden?

c) Waartoe is de mens volgens art. 3 níet in staat?

*11*  Lees D.L. III/IV 4-6

a) Wat behoudt de mens volgens art. 4 door het licht van de natuur?

b) In welk opzicht is volgens art. 4 dit licht van de natuur onvoldoende?

c) Wat kan volgens art. 5 de wet on níet bezorgen?

*12*  Lees D.L. III/IV 7-9

a) Op grond waarvan heeft God volgens art. 7 het ene volk wel en het andere niet zijn ‘heilgeheim’ bekendge­maakt?

b) Er wordt wel gezegd: ‘Evangelisatie heeft toch geen zijn, want mogelijk is de luisteraar niet uitverkoren.’ Waarom klopt dit niet volgens art. 8?

c) Wie is verantwoordelijk voor ongeloof (zie art. 9)?

*13*  Lees D.L. III/IV 10-11

a) Dat God mensen uitkiest en tot geloof brengt, waarom doet Hij dat volgens art. 10?

b) Wat doet God volgens art. 11 met behulp van zijn Geest met het hart en de wil van de mens?

*14*  Lees D.L. III/IV 12-14

a) Hoe duidt art. 12 onze nieuwe geboorte aan?

b) Wat zegt art. 14 over de oorsprong van ons geloof?

*15*  Lees D.L. III/IV 15-16

a) Hoe moeten we ons volgens art. 15 tegenover anderen opstellen?

b) Worden we volgens art. 16 door onze ontrouw aan God beroofd van ons mens zijn?

c) Over iemand die christen is geworden wordt wel eens gezegd: ‘Ik herken hem/haar niet meer wat hij/zij is zichzelf niet meer.’ Dit klopt niet met art. 16, want hoe werkt volgens dit artikel onze nieuwe geboorte?

*16*  Lees D.L. III/IV 17

a) Hoe zorgt God volgens dit artikel voor dat iemand opnieuw geboren wordt: door regelrecht op hem in te werken?

b) Hoe wordt het evangelie hier aangeduid?

 

Leesrooster Dordtse Leerregels Hoofdstuk 5

*17*  Lees D.L. V 1-5

a) Wat doet God volgens art. 1 wel en wat niet?

b) Waarvoor draagt God volgens art. 3 zorg?

c) Waarvoor moeten de gelovigen oppassen (= art. 4)

*18*  Lees D.L. V 6-7

a) Hoe diep vallen Gods uitverkorenen volgens art. 6 niet?

b) En waarom vallen zij volgens art. 7 niet zo diep?

c) Wat wordt in art. 7 over ‘ervaren’ gezegd?

*19*  Lees D.L. V 8-10

a) Waarom kunnen echte gelovigen volgens art. 8 niet verloren gaan?

b) Hoe komen de gelovigen volgens art. 10 aan de zekerheid dat ze bewaard worden?

*20*  Lees D.L. V 11-13

a) Waartoe spoort de zekerheid van de volharding de gelovigen volgens art. 12 aan?

b) Hoe belangrijk is volgens art. 13 Gods gunst voor de gelovigen?

*21*  Lees D.L. V 14-15

a) Waardoor houdt God volgens art. 14 zijn werk-in-ons in stand?

b) Op welke negatieve manieren wordt de leer dat de gelovigen volharden benaderd, volgens art. 15?

 

Leesrooster Dordtse Leerregels – Slotwoord

*22*  Lees het eerste deel van het slotwoord van de D.L. (t/m de eerste regel na de acht misplaatste verwijten)

a) Welke visie wordt de gereformeerden onterecht toegeschreven als het om God Zelf gaat?

b) Welke visie wordt de gereformeerden onterecht toegeschreven als het om Gods verwerpen van mensen gaat?

WIE KIEST VOOR WIE? – over de verhouding tussen geloof en uitverkiezing en over 400 jaar synode van Dordrecht

Lang geleden, 400 jaar geleden om precies te zijn, is er in Nederland een internationale synode gehouden, de synode van Dordrecht. Van november 1618 t/m mei 1619 is daar meer dan 180 keer vergaderd. Er waren afgevaardigden vanuit alle kerken in Nederland aanwezig en ook nog eens bijna 60 Nederlandse theologen en 30 buitenlandse theologen uit heel Europa. Op die synode ging het vooral om de vraag: ‘wie kiest voor wie’ als het om geloven gaat. Kiest God voor jou en geeft Hij jou daarom de kracht om te geloven? Of kies jij voor God en geeft God jou dan de kracht om te geloven? Uiteindelijk deed de synode van Dordrecht daar een uitspraak over en wezen ze een aantal meningen die niet bijbels waren, af. Ze noemden die uitspraak ‘De Dordtse Leerregels’. De Nederlandse kerken besloten om die uitspraak net zo belangrijk te vinden als de Nederlandse Geloofsbelijdenis van 1561 en de Heidelbergse Catechismus van 1563. Vanaf die tijd vormen ze de ‘Drie Formulieren van Eenheid’.

Dordrecht 1618 synodeOver de uitverkiezing kun je heel lang nadenken. Er kunnen zomaar vragen bij je opkomen zoals:

  • Wie mogen er later bij God in de hemel komen?
  • Hoe kan ik zelf zeker zijn van mijn uitverkiezing?
  • Kan mijn beste vriendin wel tot geloof komen als ze niet uitverkoren is?
  • Past het wel bij Gods liefde dat er ook mensen naar de hel gaan?

Nadenken mag, maar …

Ik wil er een paar opmerkingen over maken.

*1* NADENKEN over de UITVERKIEZING leidt niet tot de oplossing van alle vragen.

*2* NADENKEN over de UITVERKIEZING maakt wel een aantal zaken beter te begrijpen.

*3* NADENKEN over de UITVERKIEZING doe je niet door logische, sluitende redeneringen te bedenken.

*4* NADENKEN over de UITVERKIEZING doe je ook niet door af te gaan op wat je het meest sympathiek en menselijk vindt.

*5* NADENKEN over de UITVERKIEZING doe je door je te laten leiden door wat God er Zelf in de Bijbel over zegt. Dat is vertroostend.

Welke kant van de medaille?

medailleHoe belangrijk is de vraag naar de uitverkiezing eigenlijk? Niet onbelangrijk. ‘Wie kiest voor wie’ gaat over de vraag of God het echt over alles, dus ook over onze keuzes, te zeggen heeft. Dat is van belang voor de zekerheid van je geloof. Maar dan moet je wel eerst tot geloof gekomen zijn en je leven in handen van die betrouwbare, liefdevolle God gelegd hebben! Dat is, om het maar een zo te zeggen, de voorkant van het Evangelie: de oproep tot geloof. De achterkant daarvan (of, om een andere vergelijking te gebruiken, de andere kant van de medaille) is de uitverkiezing.

In de Bijbel begint het nooit met die achterkant. In heel de Bijbel kom je nooit de oproep tegen: DENK NA EN GA NA OF JE WEL UITVERKOREN BENT! Je komt wel steeds weer de oproep tegen: GELOOF IN GOD EN IN JEZUS CHRISTUS!

Als je positief ingaat op die oproep en in Jezus gaat geloven, kun je je wel eens afvragen: hoe kom ik aan mijn geloof? En dan kan, als je daarover nadenkt, je conclusie geen andere  zijn dan deze drie stappen:

  • Mijn geloof is mijn keuze voor God.

Want mijn geloof is echt iets van mijzelf. Ik geloof niet in God en in Jezus omdat het van mijn ouders of van mijn vrienden moet. Tegelijk denk je er dan bij:

  • Mijn geloof is een geschenk van God.

Ik merk echt dat ik het niet uit mijzelf kan volhouden. Ik ben ook beslist niet de meest perfekte gelovige die hier op aarde rondloopt. God Zelf moet mijn geloof steeds op peil houden. Dan kun je zomaar verwonderd tot de konklusie komen:

  • Achter mijn keus voor God zit Gods keus voor mij.

Hij heeft mij uitgekozen om zijn kind te zijn en om bij Jezus te horen. En zijn Heilige Geest vult mijn geloof steeds weer aan.

Dat kom je ook tegen in de volgende twee bijbelgedeeltes: Lukas 13:22-30 en Handelingen 13:42-49.

Jezus over geloof en uitverkiezing

In Lukas 13 vers 23 stelt iemand Jezus de vraag: “Heer, zijn er maar weinigen die gered worden?” Dat is de vraag naar de uitverkiezing. Daar geeft onze Heer wel een antwoord op (“Ik zeg jullie: velen zullen proberen naar binnen te gaan maar er niet in slagen”), maar met veel meer nadruk zegt Jezus: “Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan.” Dat is de oproep tot geloof. Het geloof in Jezus Zelf. Als je gelovig bent opgevoed, toen als Jood, nu als christen, ben je heel dicht bij het eeuwige geluk dat God beloofd heeft. Want de Joden in het O.T. keken uit naar de Messias en in het N.T. stond de beloofde Messias pal voor hun neus. En als je in een gezin opgroeit en in een kerk komt waar Jezus als Verlosser en Heer gekend en gepreekt wordt, ben je er net zo dicht bij. Dat is een geweldig voorrecht. Maar het is niet je redding! Niet je plaats (dicht bij of ver weg) geeft de doorslag, maar of je in Hem gelooft – Jezus, je Redder en Heer! Dus zegt Jezus vóór zijn sterven al, dat er veel mensen van verre zullen komen die wél in Hem zullen gaan geloven, terwijl er veel Joden als eerste genodigden buiten komen te staan.

Paulus over geloof en uitverkiezing

Dat wordt werkelijkheid in Handelingen 13. Paulus en Barnabas zijn in Antiochië gastvrij onthaald in de synagoge. Ze kregen zelfs de gelegenheid om vanuit het Oude Testament te laten zien “dat God overeenkomstig zijn belofte, een Redder voor Israel heeft voorgebracht, Jezus” (vers 23). En als ze dat de week erop verder mogen uitleggen, eindigt dat met de aansporing van Paulus en Barnabas aan al die mensen die met grote belangstelling hebben geluisterd: “Geef je over aan de goedgunstigheid / aan de genade van God” (vers 43). Dus éérst houden de mensen Gods uitnodiging voor!  Nog een week later blijkt dan, dat de Joodse leiders jaloers zijn en Paulus + Barnabas voor ketters uitmaken. Paulus laat hun weten, dat dat hun eigen keus is, maar wel met vergaande consequenties (vers 46): “U wijst de boodschap van God af en acht uzelf het eeuwige leven niet waard” en dus zullen Paulus en Barnabas zich nu tot de heidenen wenden (de vervulling van de woorden van Jezus over de eersten en de laatsten). Die heidenen zijn vervolgens erg blij en vol lof over de goedheid van de Heer. Maar ze mogen ook weten dat achter hun keus voor Jezus Christus Gods keus voor hen ligt: “Allen die voor het eeuwige leven bestemd waren aanvaardden het geloof” (vers 48).

Het begint dus nooit met de vraag: ‘Heeft God mij wel uitgekozen?’ Veel belangrijker is de oproep: ‘Geloof in Jezus Christus en je bent gered!’

De Dordtse Leerregels over geloof en uitverkiezing

Dordrecht Ode aan de synode

Ook de Dordtse Leerregels beginnen niet met de vraag: ‘Ben je uitverkoren?’ Nee, als je bijvoorbeeld de eerste vijf artikelen van hoofdstuk 1 leest,, merk je dat het begint met het verlangen van God om mensen tot geloof te brengen. Om jou en mij tot geloof te brengen.

Hoofdstuk 1

Artikel 1  Alle mensen hebben in Adam gezondigd en verdienen Gods vloek en de eeuwige dood1. Daarom zou God niemand onrecht gedaan hebben, als Hij besloten had het hele menselijke geslacht aan zonde en vervloeking over te laten en vanwege de zonde te veroordelen. De apostel zegt immers: De hele wereld staat schuldig voor God, want iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God (Rom. 3:19, 23). En: Het loon van de zonde is de dood (Rom. 6:23).

Artikel 2  Maar hierin is de liefde van God geopenbaard, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

Artikel 3  Om de mensen tot het geloof te brengen zendt God in zijn goedheid verkondigers van deze zeer blijde boodschap tot wie Hij wil en wanneer Hij wil. Door hun dienst worden de mensen opgeroepen tot bekering en tot geloof in Christus, de gekruisigde. Want hoe kunnen ze in Hem geloven als ze niet over Hem gehoord hebben? En hoe kunnen ze over Hem horen als Hij niet verkondigd wordt? En hoe kan iemand verkondigen als hij niet uitgezonden is? (Rom. 10:14, 15).

Artikel 4  Op hen die dit evangelie niet geloven, blijft de toorn van God. Maar zij die het aannemen en de Verlosser Jezus met een echt en levend geloof omhelzen, worden door Hem van de toorn van God en van de ondergang verlost, en zij ontvangen door Hem het eeuwige leven.

Artikel 5  Van dat ongeloof is God volstrekt niet de oorzaak. De mens draagt de schuld ervan, evenals van alle andere zonden. Daarentegen is het geloof in Jezus Christus en ook het behoud door Hem een genadegave van God, zoals geschreven is: Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God (Ef. 2:8). Evenzo: Aan u is de genade geschonken in Christus te geloven (Filip. 1:29).

Lukas 13 én Handelingen 13 én de Dordtse Leerregels plaatsen je voor Jezus Christus. Dichterbij kan niet. Die Jezus wil jouw Redder zijn en je laten delen in het eeuwige geluk met en door Hem. Wat voor antwoord geef jij daarop?