Er is wat rumoer ontstaan over de eerste doopvraag binnen de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Die is in het nieuwe Gereformeerde Kerkboek van 2017 door Deputaten Eredienst eigenmachtig veranderd. In mijn vorige blog (klik hier) ging ik daar al op in.
In deze blog roep ik Deputaten Eredienst op om openlijk te erkennen dat de nieuwe formulering misverstanden oproept en dat het beter is om terug te keren naar de formulering die in 2011 officieel door de landelijke synode van de GKV is vastgesteld.
Die eerste doopvraag luidt binnen de GKV alsvolgt:
Erkent u dat uw kind zondig en schuldig ter wereld is gekomen en daarom aan allerlei ellende en zelfs aan het eeuwig oordeel onderworpen is, en dat hij toch in Christus voor God heilig is daarom als lid van zijn gemeente gedoopt behoort te zijn?
Deze tekst is in 2011 door de Generale Synode van Harderwijk definitief vastgesteld en drie jaar later, in 2014, sprak de Generale Synode van Ede uit, dat alle liturgische formulieren “in de tekst die is vastgesteld door de GS Harderwijk 2011 en deze synode” moest worden opgenomen in de nieuwe editie van het Gereformeerd Kerkboek.
Enkele kleine taalkundige aanpassingen
In het najaar van 2017 kwam dat nieuwe Gereformeerde Kerkboek uit. Dat viel samen met de Generale Synode van Meppel. De deputaten die verantwoordelijk waren voor de uitgave van het kerkboek lieten de synode weten dat ze nog een taalcheck hadden uitgevoerd voordat alles naar de drukker was gestuurd. In hun beleidsrapport vertellen ze wat men zich daarbij moest voorstellen:
Alle formulieren zijn voor definitieve opname in het Gereformeerd Kerkboek nog een keer door deputaten gecheckt op taalfouten, onnodig moeilijke taal of kerkelijk jargon. Dat heeft enkele kleine wijzigingen opgeleverd (vanzelfsprekend zonder de inhoud te veranderen). Drie voorbeelden:
– In het formulier voor bevestiging Predikanten staat o.a. bij hun taak: ‘zij ontmaskeren de vruchteloze praktijken van de duisternis’. Deze woorden komen uit Efeze 5. In een voorgelezen formuliertekst zijn dit echter woorden van een hoge moeilijkheidsgraad. We hebben de tekst daarom veranderd in: ‘Ze ontmaskeren de zonde als een macht die het leven kapotmaakt.’
– Bij de gebeden aan het slot van de formulieren voor bevestiging Predikanten en bevestiging Ouderlingen en Diakenen is een voetnoot opgenomen na de zin: ‘Dan zal hij eens met al uw trouwe dienaren welkom zijn bij het feestmaal van zijn Heer.’ Die voetnoot luidt: ‘Op deze plaats zou voorbede voor de gezinsleden van de predikant toegevoegd kunnen worden.’
– In het formulier voor Openbare Geloofsbelijdenis wordt gevraagd naar ‘de ware en volkomen leer’. Bij een kleine enquête onder belijdeniscatechisanten bleek dat ze massaal vielen over het woord ‘ware’ en dat associeerden met het GKv denken over de ware kerk. We hebben ‘ware’ op grond daarvan veranderd in ‘echte’.
Maar toen het Gereformeerd Kerkboek uitkwam stond het er zo:
Erkent u dat naam zondig en schuldig ter wereld is gekomen en uit zichzelf niets goeds kan doen, en dat hij van nature blootstaat aan Gods toorn, maar dat hij toch in Christus voor God heilig is daarom als lid van zijn gemeente gedoopt behoort te zijn?
Afschuiven van verantwoordelijkheid
Het Nederlands Dagblad besteedde op 9 februari uitgebreid aandacht aan de moeiten die er in de vrijgemaakte kerken met deze formulering zijn. Bij een aantal kerken en voorgangers komt ook de officiële formulering te hard over. Daar ga ik nu verder niet op in. Maar volgens het ND vinden insiders dat deze nieuwe formulering “overduidelijk meer het werk is van taalkundigen dan van theologen.” Dat vind ik ook. Het is echt meer dan een ‘kleine wijziging’. Ook vraag ik me oprecht af of ‘blootstaan aan Gods toorn’ nu echt een verbetering is ten opzichte van ‘aan het eeuwig oordeel onderworpen’. Volgens mij is dat minstens net zulke ‘onnodig moeilijke taal of kerkelijk jargon’.
Het valt me daarom tegen dat de voorzitter van Deputaten Eredienst in het ND niet wil ingaan op de kritiek dat de tekst wel degelijk inhoudelijk is aangepast. Hij maakt zich er maar wat van af door te zeggen dat er vanuit de vorige synode geen vragen kwamen toen deputaten meldden dat ze in 2015 in alle formulieren die net in 2011 en 2014 waren vastgesteld ‘enkele kleine wijzigingen’ hadden aangebracht. En het is helemaal flauw om te zeggen: laat de volgende synode er maar over oordelen. Waarom zou dat moeten? Deputaten Eredienst hebben zelf zonder de synode de nieuwe teksten te laten zien gezegd dat het allemaal niet zoveel voorstelde. Nu komt er gefundeerde kritiek, o.a. van de Kamper hoogleraar Erik de Boer, die op Twitter zegt: “De doopvragen zijn eeuwenoud en in goed overleg ontstaan. Een grove verandering, zónder overleg ontstaan, moet gewoon teruggedraaid.” En wat doen Deputaten Eredienst? De verantwoordelijkheid voor hun eigenmachtige verandering afschuiven door te zeggen: laat de volgende synode het maar uitzoeken.
Herroep de omstreden doopvraag!
Ik zou het sterker gevonden hebben als men ruiterlijk erkend had: dit is inderdaad geen kleine taalkundige aanpassing. Dus had het niet op deze manier in het nieuwe Gereformeerde Kerkboek terecht moeten komen. En dus roepen wij als Deputaten Eredienst alle kerkenraden en predikanten op om de formulering van de eerste doopvraag zoals die zonder expliciete toestemming van de Generale Synode van Meppel 2017 in het nieuwe kerkboek terecht gekomen is, voorlopig niet te gebruiken en terug te keren tot de formulering die officieel door de Generale Synode van Harderwijk 2011 is vastgesteld en waarvan de Generale Synode van Ede 2014 aangegeven heeft dat die in het nieuwe kerkboek had moeten worden opgenomen.
Wrang is het allemaal wel. Deputaten Eredienst hebben in 2014 en 2017 nadrukkelijk gezegd dat kerken zelf mogen weten op welke manier ze met het onderwijzend deel van de liturgische formulieren omgaan, maar dat de vragen bij doop en belijdenis en bevestiging en de formules bij brood en wijn niet zomaar door eigen probeersels vervangen mogen worden. Vervolgens zijn ze toch zelf gaan knutselen met die vragen en zitten we nu met een omstreden doopvraag opgescheept in het nieuwe gereformeerd kerkboek.
Daarin staan nog wel een paar dingen die mij opvielen trouwens. Er is best veel taalkundig gewijzigd in de formulieren. Het woordje ‘genade’ is bijna aldoor vervangen door ‘liefdevol’ of iets dergelijks. In het grote Avondmaalsformulier is de passage ‘zoals Hij [God] onder het oude verbond aan de aartsvaders beloofd had’ vervangen door ‘God had dat al beloofd aan Abraham, Isaak en Jakob’. En even verderop is de passage ‘het nieuwe verbond van genade en verzoening’ vervangen door ‘een nieuw verbond met God’. Proef ik hier de invloed van een bepaalde Israel-visie die ons als gereformeerden nu opgedrongen wordt? Verder staat in twee Avondmaalsformulieren niet meer dat Christus aan de rechterhand van de Vader ‘voor ons pleit’, maar ‘voor ons opkomt’ – en dat terwijl in de beide bijbelteksten waar naar verwezen wordt nog steeds ‘pleiten’ staat. Ook staat plotseling toch één van de 51 gezangen die niet in de nieuwe bundel mochten worden opgenomen (Gezang 19 – Zingt en speelt voor de Heer van ganser harte’) er als Psalm 96a in. En het viel mij op dat er in de laatste regel van vers 8 van Psalm 40 een woordje vervangen is. Er staat nu niet meer ‘o toef niet langer, kom!’, maar ‘o wacht niet langer, kom!’. Op zich een verbetering, maar het is een Liedboek-psalm die ook in het nieuwe Liedboek van 2013 nog steeds als laatste regel ‘o toef niet langer, kom!’ kent.