Christelijk onderwijs heeft al 450 jaar bestaansrecht

Binnen de gereformeerde gezindte bestaat al heel lang de gedachte, dat gezin, kerk en school een onverbrekelijke driehoek vormen. Aan de opvoeding van de kinderen die God ons geeft, wordt vooral op deze drie fronten gewerkt. Het mooiste is, dat die drie fronten niet drie verschillende werelden vormen, maar elkaar steunen. Gelukkig staat deze ‘triangel-gedachte’ niet echt ter diskussie. Toch hoor je steeds vaker, dat gereformeerde ouders niet meer automatisch voor het gereformeerde onderwijs te kiezen. We zijn de vanzelfsprekendheid voorbij. Ook in de samenleving is er steeds minder begrip voor het bijzonder onderwijs. GroenLinks wil alleen nog maar openbare scholen waar de overheid toeziet op strikte neutraliteit als het om religieuze zaken (en dus haar staatsideologie aan alle burgers opdringt). In dit artikel wil ik duidelijk maken dat we met de keus voor bijzonder onderwijs in een traditie van meer dan 400 jaren staan. Sinds de Reformatie hebben de gereformeerde kerken zich sterk gemaakt voor zo goed mogelijk christelijk onderwijs.

Onderwijzen en laten onderwijzen

Als iemand vraagt: “Waarom zijn er naast christelijke scholen ook gereformeerde scholen?”, is mijn antwoord: “Dat heeft alles te maken met de doopbelofte van ouders in de gereformeerde kerken.” Het doopformulier is door Petrus Datheen in 1566 uit het Duits vertaald en meteen in de  gereformeerde kerken ingevoerd. In de derde doopvraag beloven christelijke ouders twee dingen. Allereerst, dat ze zelf  hun kinderen bij het opgroeien zo goed mogelijk zullen onderwijzen in de leer van het Oude en Nieuwe Testament. En in de tweede plaats, dat ze hun kinderen naar vermogen, dat is: zo goed mogelijk zullen laten onderwijzen in de christelijke leer. Ik denk, dat we deze volgorde zo moeten laten staan. Het gezin neemt bij de geloofsopvoeding dus belangrijkste plaats in. Tegelijk hebben we elkaar daarbij nodig. Bij het ‘laten onderwijzen’ mag je in eerste instantie denken aan het kerkelijk onderricht, vooral de catechisaties. Maar vanaf het allereerste begin van de Reformatie hebben de Gereformeerde Kerken het ook belangrijk gevonden, om zorg te dragen voor goed christelijk onderwijs.

Christelijk onderwijs in de kerkorde

De eerste landelijke vergadering van gereformeerde kerken (een synode) werd in 1571 gehouden. Toen was er nog geen godsdienstvrijheid. Drie jaar later was Nederland voor een groot deel van de Spanjaarden bevrijd was. De volgende synode, die van Dordrecht, sprak in 1574 uit dat het van groot belang was om overal christelijke scholen op te richten. Twaalf jaar later wordt dat in de kerkorde vastgelegd en vanaf die tijd, 1586, heeft het tot 1978 in de kerkorde van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) gestaan:

De kerkeraden zullen alom toezien, dat er goede schoolmeesters zijn, die niet alleen de kinderen leren lezen, schrijven, spraken en vrije kunsten, maar ook dezelve in de godzaligheid en in de Catechismus onderwijzen.

In de tijd van de Reformatie tot aan de Franse Tijd (van zeg maar 1570 tot 1800) was de overheid in naam gereformeerd. De Gereformeerde Kerken drongen er in die eeuwen bij de overheid op aan, dat er christelijk onderwijs gegeven werd. In de tijd na de Afscheiding en de Doleantie was de Hervormde Kerk voor een groot deel liberaal en wilde de overheid neutraal zijn. Toen is, van ongeveer 1860 af tot 1920, de schoolstrijd gevoerd: ouders wilden hun kinderen christelijk onderwijs laten volgen, en omdat de overheid dat niet meer kon en wilde garanderen, stichtten ouders eigen christelijke scholen. Rond 1920 leidde dat tot de volkomen gelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Daarbij veranderde ook de taak van de kerken. De Generale Synode van Dordrecht 1893 sprak uit, dat het “de roeping der kerken is, de ouders tot de stichting van zulke scholen aan te sporen, waar ze nog niet zijn.” En in 1923 (dus ruim voor de Vrijmaking) schrijft Joh. Jansen in zijn Korte Verklaring van de Kerkenordening: “De kerken moeten steeds toezien, dat er christelijke scholen zijn en dat er op die scholen inderdaad ook christelijk onderwijs gegeven wordt. Alleen maar, zij dringen deze zaak thans niet bij de overheid, maar bij de ouders aan.” In 1978 werd de kerkorde grondig herzien. Ook artikel 21 was hoognodig aan vervanging toe. Dus kwam in artikel 57 te staan:

De kerkeraden zullen erop toezien, dat de ouders, zoveel zij kunnen, hun kinderen onderwijs laten volgen dat in overeenstemming is met de leer van de kerk, zoals zij dit bij de doop beloofd hebben.

De deputaten die de herziening van de Kerkorde voorbereid hebben, gaven als toelichting: “Dit is art. 21 (oud), gewijzigd. Het zwaartepunt ligt nu bij het toezicht op de ouders. Plaatsing van dit artikel bij de bepaling met betrekking tot de doop ligt daarom voor de hand.” In de nieuwe Kerkorde die sinds 2014 geldig is in onze kerken, zijn doopbelofte en christelijk onderwijs nog steeds nauw met elkaar verbonden. In artikel C47 staat nu:

1. Ouders verplichten zich bij de doop hun kinderen te onderwijzen in de leer van de Schriften en hen op te voeden tot een leven met God. 2. De kerkenraad spoort de ouders aan om voor hun kinderen zoveel mogelijk gebruik te maken van onderwijs dat overeenstemt met de leer van de kerk. 3. De kerken streven naar goede relaties met het gereformeerd en ander christelijk onderwijs.

In hun toelichting kiezen de deputaten die de nieuwe kerkorde opgeteld hebben, er bewust voor “om naast het helpen nakomen van de doopbelofte van de ouders ook het gereformeerd en christelijk onderwijs nadrukkelijk binnen het beeld van de kerken en de ambtsdragers te houden. School, gezin en kerk dienen elkaar te vinden in een driehoek die opkomt voor de grote waarde van christelijk-gereformeerd onderwijs dat kinderen en jongeren vormt en opvoedt voor een leven in Gods dienst.”

Als konklusie uit dit korte historische overzicht mag je dus wel trekken, dat gereformeerde scholen geen vrijgemaakte eigenaardigheid zijn. Altijd al hebben kerk en ouders het samen belangrijk gevonden, dat er christelijk onderwijs was voor de kinderen van het verbond. Logisch, want er moet toch eenheid zijn in geloofsopvoeding tussen gezin, kerk en school?

Waarom gereformeerde scholen?

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er twee nieuwe soorten christelijke scholen: de gereformeerde (=vrijgemaakte) en de reformatorische. De belangrijkste reden van het ontstaan van gereformeerde en reformatorische scholen ligt volgens mij in de secularisatie van het christelijk onderwijs. Wanneer personeel niet meer achter de bijbelse boodschap staat, niet meer in de kerk komt en kinderen van allerlei afkomst zondermeer toegelaten worden op een christelijke school, is het niet te verwonderen, dat de sfeer op een school dermate verandert, dat gereformeerde ouders  zich afvragen, of ze zo hun kinderen naar vermogen kunnen laten onderwijzen in de christelijke leer. Tegelijk wil ik er wel een kanttekening bij plaatsen. Na de Vrijmaking hebben wij als vrijgemaakten ons sterk gemaakt voor de ‘doorgaande reformatie’. De ‘reformatie van het onderwijs’ (zo werd dat in die tijd echt genoemd!) was daarbij een van de belangrijkste speerpunten. Op zich terecht, vind ik, want juist de christelijke school ligt het dichtst tegen de kerk aan. De oprichting van andere G-organisaties, zoals G.P.V. (één van de twee voorlopers van de ChristenUnie) of het Gereformeerd Gezinsblad (nu Nederlands Dagblad) zijn niet gefundeerd op de doopbelofte die gebaseerd is op Deuteronomium 6:7 en Handelingen 2:39. De keus voor chistelijk onderwijs wel. Maar ook het ‘ethisch konflikt’ heeft in die tijd een belangrijke rol gespeeld. Men kon als ‘vrijgemaakten’ en ‘synodalen’ niet meer met elkaar in één kerk zitten, en dus ook door de week niet meer met elkaar door één deur. Ik denk echt, dat er in de jaren vijftig ook sprake was van een flinke portie onzuivere profileringsdrang bij ons als vrijgemaakten. Vóór 1944 werd er nauwelijks over gedacht om ‘eigen scholen’ te gaan stichten. De Christelijke Gereformeerde Kerken wilden dat toen, en K. Schilder heeft dat in 1929 fel afgekeurd. De ‘School met de Bijbel’ was niet de school van een bepaalde kerk, maar van de gereformeerde gezindte. En A. Janse schreef in 1936, dat er op de lagere school geen kritiek gegeven mocht worden op andere kerken, want “dat is niet des kinds. Dat zou het kind zetten tot rechter in een zaak waar het nog geen beoordelaar mag zijn.” Toch was volgens mij de inhoudelijke keus voor gereformeerd onderwijs uiteindelijk belangrijker. “De kinderen van het verbond, die door God zijn aangenomen als zijn kinderen en die in de kerk hun plaats hebben gekregen, behoren te worden opgevoed in de sfeer van de kerk en behoren te worden onderwezen naar de leer van de kerk. De verbinding tussen gezin, school en kerk is niet veranderd, ook al is de tijd voortgeschreden.” (H. van Leeuwen, ‘Een kostbaar bezit’, cahier 45 uit de serie Woord en Wereld, blz. 63)

Gereformeerd onderwijs vandaag? Jazeker!

En die tijd is hard voortgeschreden! Nederlanders zijn in meerderheid niet-christelijk en gaan massaal voor het eigen genot en de eigen carrière. Steeds luider klinkt ook de roep dat elke vorm van religie en geloofsopvoeding alleen maar achter de voordeur mag plaatsvinden. Aan alle kanten worden wij en onze kinderen daardoor beïnvloed. Hoe verantwoord is het dan om je kinderen naar openbare of meer algemeen dan christelijke scholen te sturen?  Zou het niet eerder zo zijn, dat we extra hard scholen nodig hebben die dezelfde normen en waarden hanteren als in het eigen gezin en in de kerk? Samen met andere christenen die dat ook heel belangrijk vinden? Dan gaat het er niet meer om of iedereen in de jaren vijftig overtuigd was van het nut van de oprichting van gereformeerde scholen. Als ze toen niet gesticht waren, zouden we vandaag zeker zo’n school oprichten. En waarom? Omdat kerkenraden en gereformeerde ouders al vanaf de Reformatie veel belang gehecht hebben voor zo goed mogelijk christelijk onderwijs. Je hebt namelijk bij de doop wel iets aan je kind(eren) iets beloofd!

 

De doop van Johannes de Doper en de christelijke doop (2)

In deel 1 ben ik ingegaan op de vraag naar de verhouding tussen de doop van Johannes de Doper en de christelijke doop. Die twee dopen kun je volgens mij niet aan elkaar gelijkstellen. Maar hoe zit het dan met de eerste volgelingen van de Heer Jezus? Zijn zij twee misschien twee keer gedoopt? En wat betekent dat voor vandaag als mede-christenen zich laten herdopen? Daar wil ik in dit tweede artikeltje iets over zeggen.

Zijn een aantal van de eerste christenen die tot geloof kwamen twee keer gedoopt?

Op deze vraag zijn twee antwoorden te geven.

JA – sommige van de eerste christenen zijn door Johannes én door Jezus of zijn apostelen gedoopt.

Een heel opmerkelijk stukje in de Bijbel kun je vinden in Hand. 18:24 – 19:6. Daar staat eerst dat er een rondreizend prediker is met de naam Apollos die alleen nog maar bekend was met de doop van Johannes en de mensen er nu op wees dat ze zich klaar moesten maken voor de komst van de Heer. En even later gaat het over een groep van zo’n 12 gelovigen die alleen nog maar met de doop van Johannes gedoopt zijn. Zij worden door Paulus ‘bijgepraat’ en daarna in de naam van de Heer Jezus gedoopt. Als het om de doop van Johannes en de christelijke doop gaat is het dus wel zeker dat sommige mensen twee keer gedoopt zijn. Misschien gebeurde dat al wel in de tijd van Johannes de Doper zelf. Er gDoop Jezus Jordaan glas in loodingen immers veel mensen van Johannes naar Jezus toe. Johannes stimuleerde dat ook, want als de bruidegom gekomen is, moet die alle aandacht krijgen en niet de ceremoniemeester. Andreas was één van de eersten die op advies van Johannes achter Jezus aan ging (Joh. 1:35-39). Volgens prof. dr. J. van Bruggen is het goed mogelijk dat hij en alle anderen die Jezus erkenden als het Lam van God en als Christus hun Heer, zich ook door Hem of door zijn apostelen hebben laten dopen. Ook is het aannemelijk, zoals dr. P.L. Voorberg schrijft, dat er onder de 3.000 mensen die zich met Pinksteren door Petrus en de andere apostelen lieten dopen, een flink aantal geweest is dat een aantal jaren ervoor zich door Johannes de Doper heeft laten dopen.

Zelf denk ik dat het ook een verklaring zou kunnen zijn voor het feit dat Petrus en de andere apostelen alleen de ‘nieuwe’ gelovigen met Pinksteren dopen. Zijzelf en de 120 andere leerlingen christenen die met Pinksteren bij elkaar waren, waren immers tijdens het leven van Jezus op aarde al volgelingen van de Heer geworden? Het lijkt mij aannemelijk dat ze door Jezus Zelf of door zijn eerste apostelen gedoopt zijn. Maar zeker weten doen we het niet. Wat niet duidelijk in de Bijbel staat en wat je ook niet uit de grote lijnen kunt afleiden, moet je er ook persé niet in willen lezen.

Maar er is nog een tweede antwoord mogelijk op de vraag of sommige christenen in het N.T. twee keer gedoopt zijn. En dat antwoord is:

NEE – niemand van de eerste christenen is twee keer met de christelijke doop gedoopt. 

Algemeen wordt erkend dat de doop van Johannes de Doper een voorbereidingsdoop is. Het was een tijdelijk symbool. De christelijke doop is een andere doop. Het is een blijvend teken. Met de doop in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest word je voor de rest van je leven aan de Drie-Enige God verbonden, samen met de andere gelovigen. Deze doop wordt in heel de Bijbel nooit herhaald, omdat het Jezus Zelf is die in de doop door zijn Heilige Geest mensen toevoegt tot de kring van hen die behouden worden (Hand. 2:47 – NV’51). Alle gelovigen zijn door de ene Geest van Christus tot één lichaam gedoopt (1 Kor. 12:13 – NV’51). In heel het Nieuwe Testament wordt die doop nooit in twijfel getrokken. Je doop is wel telkens een motivatie om als christen Christus ook echt te volgen in je leven. En een herinnering dat God je altijd als zijn geliefd kind ziet, hoe ver je ook afgedwaald bent. De christelijke doop gaat een leven lang mee. Die kan en mag en hoeft nooit opnieuw herhaald te worden. Want voor God geldt: Als wij Hem ontrouw zijn, blijft Hij ons trouw, want Zichzelf verloochenen kan Hij niet (2 Tim. 2:13).

Waterdruppel  1De christelijke doop in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest is dus eenmalig en onherhaalbaar. Toch komt herdoop nog steeds voor. In de oude kerkgeschiedenis soms bij afvallige gelovigen die weer tot inkeer kwamen (rond het jaar 200 na Christus) of omdat men na een kerkscheuring de doop in de andere kerk niet erkende ((rond het jaar 400 na Christus). Sinds de tijd van de Reformatie tot vandaag toe omdat wederdopers en baptisten het geloof van de dopeling als absolute voorwaarde voor de doop zien. In beide gevallen werd ontkend dat de eerdere doop een echte doop was. Dus vond men zelf ook niet dat er sprake was van een herdoop.

Pas sinds een jaar of 50 is er een stroming binnen de evangelische beweging die vindt dat het helemaal niet erg is om je doop te herhalen. En dan wordt al snel de doop van Johannes de Doper aangehaald als argument: Paulus herhaalde die doop ook in Hand. 19:1-6. Dat is volgens mij dus geen goed argument, want het zijn twee verschillende dopen.

Duif KruisDe christelijke doop is per definitie niet-herhaalbaar. Want het is een teken van God, net als de besnijdenis. Het begint ermee dat God volwassenen roept (Abraham in het O.T. / alle aanwezigen op de Pinksterdag) en iedereen die die oproep van God in geloof aanneemt, wordt mét zijn kinderen besneden of gedoopt. En voortdurend klinkt dan de oproep om het niet bij de buitenkant te laten, maar ook je hart steeds weer te laten besnijden en je innerlijk steeds weer te laten schoonwassen, zodat de Heilige Geest alle ruimte krijgt om het geloof in jou te groeien. Want dat is Gods verlangen met iedereen die Hij in zijn royale goedheid een plekje dicht bij Hem gegeven heeft. Dat plekje héb je als je in het O.T. besneden was en in het N.T. gedoopt bent. En het antwoord van het geloof is net zo belangrijk, maar daar hangt de geldigheid van Gods beloften in besnijdenis of doop niet vanaf. 

Daarom is alle eeuwen door steeds de overdoop afgewezen en zal daar in onze kerken ook nooit gelegenheid voor gegeven worden (uitzonderingen daargelaten, bv. wie in een echte sekte gedoopt is – maar dat is een ander verhaal). Wie als kind van gelovige ouders op latere leeftijd besluit zichzelf nog een keer te laten dopen, verklaart daarmee dat de doop als kind geen echte doop was, hoe goed de ouders het ook bedoelden en hoe serieus ze ook op grond van die kinderdoop werk van de geloofsopvoeding gemaakt hebben. Zo’n overdoop is een dwaling. Want wat God begonnen is, kun je niet overdoen. Je bent door de doop al op Naam van Jezus gezet. Hij vraagt alleen maar aan je om zijn keus voor jou met geloof te beantwoorden. Jouw geloof is de vervulling van zijn belofte om jou met zijn Geest te vervullen.

De doop van Johannes de Doper en de christelijke doop (1)

Begin dit jaar preekte ik over de doop van onze Heer Jezus in de Jordaan. Die doop werd in eerste instantie door Johannes geweigerd. Verder houden we tussen Kerst en Pasen in onze kerk een tiental Markus-avonden n.a.v. het materiaal van Christianity Explored. Ook daar kwam de doop van Johannes de Doper aan bod. Tenslotte had ik de laatste twee weken van januari studieverlof. Ik las veel over de betekenis van de doop en ben bezig met het schrijven van overdenkingen bij het doopformulier. Ook hier komt de doop van Johannes telkens om de hoek kijken.

De twee vragen die vooral naar voren komen zijn deze: 1/ Hoe is het verband tussen de doop van Johannes en de christelijke doop vanaf Hemelvaart en Pinksteren? En 2/ Zijn de twaalf apostelen en de mensen die met Pinksteren tot geloof kwamen, twee keer gedoopt?

Dat zijn interessante vragen. De moeite waard om over na te denken. Soms hoor je ook nog wel eens zeggen, dat het helemaal niet zo erg is als je voor de tweede keer gedoopt wordt, omdat de leerlingen van Jezus en veel gelovigen met Pinksteren waarschijnlijk ook twee keer gedoopt waren – eerst door Johannes de Doper en daarna door Jezus Zelf of door de apostelen.

Het verband tussen de doop van Johannes en de christelijke doop

Doop Jezus Jordaan glas in loodSommige gereformeerde theologen stellen de doop van Johannes de Doper en de christelijke doop in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest aan elkaar gelijk. Volgens prof. dr. H. Bavinck heeft God de doop ingesteld bij Johannes (Luk. 3:2+3 en Mat. 21:25). Jezus heeft die doop Zelf ondergaan én overgenomen, zodat zijn leerlingen in die tijd ook al gelovige Joden gingen dopen in zijn naam (Joh. 3:22 en 4:1+2). Na zijn opstanding gaf Jezus zijn leerlingen de opdracht deze doop uit te breiden tot de gelovigen uit alle volken. Bavinck haalt daarbij ook nog als argument aan, dat Petrus op Pinksteren net als Johannes de Doper er bij de mensen die naar hem komen luisteren op aandringt dat ze zich laten dopen na bekering tot vergeving van hun zonden (Hand. 2:38)

Andere gereformeerde theologen vinden dat er toch echt wel een verschil tussen beide dopen zit. Prof. dr. J. van Bruggen is van mening dat de doop van Johannes de Doper het karakter van boetedoening heeft. Johannes zelf sprak daarbij geen doopformulering uit, want de mensen deden zelf belijdenis van hun zonden. Door de christelijke doop word een dopeling met een officiële verklaring aan de Drie-Enige God verbonden. Dr. P.L. Voorberg geeft daarbij aan, dat de doop van Johannes nog bij het Oude Testament hoort. Hij noemt de doop van Johannes ‘een preparatiedoop’: daarmee wees Johannes vooruit naar de komst van Messias en de mensen die zich lieten dopen bereidden zich voor op zijn komst. Het was dus een tijdelijke doop met een ander karakter dan de christelijke doop. Die is teken van Gods verbond en lijft de gelovigen in bij het volk van God, zoals dat in het Oude Testament door de besnijdenis gebeurde.

De doop van Jezus en zijn leerlingen

Ik geloof dat deze laatste visie het meest aannemelijk is. Maar wie deze mening is toegedaan zit wel met een probleem(pje). Namelijk: in het Evangelie van Johannes staat, dat Jezus en zijn leerlingen ook in de Jordaan doopten (Joh. 3:22 en 4:1-2). Hoe moet je die doop zien? Was dat een soort uitbreiding van de doop van Johannes? Of is dat een nieuwe doop als vervolg op die van Johannes? Of moet je het zelfs beschouwen als het begin van de christelijke doop die na Pinksteren wordt uitgebreid tot alle volken?

Duif KruisUit het Evangelie van Johannes kun je duidelijk opmaken dat het bij de volgelingen van Johannes de Doper overkomt als concurrentie. Maar Johannes ziet dat zelf heel anders. Het is juist goed dat de mensen naar Jezus gaan, want Hij is de Messias en de Bruidegom, dus “Hij moet groter worden en ik kleiner” zegt Johannes (Joh. 3:30). Wie dus naar Jezus overloopt, doet precies wat altijd de bedoeling van Johannes is gewest: bereid je erop voor om volgeling van de Messias te worden. Dat gebeurt als mensen zich laten dopen door Jezus en zijn leerlingen.

De doop van Johannes is dus een voorbereidingsdoop. De doop van Jezus en zijn apostelen is een doop waarbij men Hem erkent als de gekomen Verlosser, de beloofde Zoon van God en het Lam van God dat de zonden van de wereld wegneemt. Volgens prof. dr. J. van Bruggen en dr. P.L. Voorberg lijft de doop die Jezus en zijn apostelen in zijn naam bedienden, de mensen in de gemeenschap van Christus en maakte het de mensen tot volgeling en leerling van Christus. Dat gebeurde in een eerste fase dus al gelijktijdig met de doop van Johannes (die dan ook al snel van het toneel verdween). Het zou een verklaring kunnen zijn waarom je in het Bijbelboek Handelingen regelmatig leest dat mensen ‘op/in de naam van Jezus’ gedoopt worden. En het zou ook kunnen verklaren waarom je aan het eind van Mat. 28 niet leest, dat Christus de doop echt instelt, zoals bij het Avondmaal wel het geval is, maar dat Hij alleen maar de opdracht geeft om alle volken in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest te dopen. Binnen Israel waren namelijk al een heleboel mensen op naam van Jezus gezet. Na Goede Vrijdag, Pasen en Pinksteren gaat de christelijke doop zijn tweede, wereldwijde fase in en wordt het ook echt het nieuwe verbondsteken die bij het vernieuwde verbond van God hoort.

Ik geloof wel in deze gedachtegang, maar er zitten wel een paar haken en ogen aan. Dr. P.L. Voorberg zegt nl. ook dat de christelijke doop vóór de Hemelvaart een vervolg-johannesdoop was, nog niet met water én Geest en een doop zonder woorden. Pas na Pinksteren wordt het echt een doop waarmee iemand met zoveel woorden op naam van de Drie-Enige God gezet wordt. Door deze typeringen te gebruiken wordt het verschil al stukken minder groot. In die tijd heeft men in de praktijk niet zoveel verschil gezien tussen de doop van Johannes de Doper en die van Jezus met zijn eerste apostelen. Maar ook al zie je het verschil niet zo goed, het karakter van de doop van Jezus is inderdaad wel een andere dan die van Johannes de Doper.

Wanneer laat je je kind dopen?

‘Ik heb de indruk dat ouders de doop van hun pasgeboren kind tegenwoordig wat uitstellen. Als die indruk klopt, waar komt dat dan door? En wat vinden we daar van?’ Daarover raakten we als ouderlingen en predikant met elkaar in gesprek op een kerkenraadsvergadering.

Na veertien dagen of na anderhalve maand?

De eerste vraag die beantwoord moet worden is natuurlijk of de indruk van de ouderling die dit onderwerp aankaartte klopt. Ik denk dat het antwoord ‘JA’ is. Vroeger lieten ouders hun pasgeboren kindje vaak op de tweede of derde zondag na de geboorte dopen. Dat gebeurt nog wel, maar het komt ook wel vaak voor, dat er een maand of anderhalve maand tussen geboorte en doop zit. Wat zou daar de reden van zijn? En hoe erg is het om de doop een paar weken uit te stellen?

Liever een paar week later, want …

Waterdruppel 1Ik herken de tendens om kinderen iets later te laten dopen. Als ik  voor mezelf na ga waar dat door komt, denk ik aan de volgende redenen:

  1. Een aantal keren heb ik van jonge moeders gehoord, dat ze de doop van hun eerste kind niet helemaal bewust hebben meegemaakt, omdat ze toen nog ‘netjes’ hun kleine op de tweede of derde zondag lieten dopen. Daarom nemen ze bij een tweede kind liever wat langer de tijd om te herstellen, zodat ze de doop goed mee kunnen beleven.
  2. Soms is de baby te vroeg geboren of moet de moeder echt herstellen van de bevalling. Bij een vroeggeboren baby of als de kleine ziek in de eerste weken ziek wordt is het goed te begrijpen dat de doop een aantal weken opgeschoven wordt. En het lijkt mij ook goed te verdedigen dat je met de doop van je zoon of dochter wacht totdat de moeder weer fit genoeg is om bij de doop aanwezig te zijn.
  3. Een doopdienst is tegenwoordig meer dan vroeger ook een hoogtepunt in de familie. Daar willen vooral de grootouders (en soms zelfs de overgrootouders) graag bij aanwezig zijn. En vaak ook de kersverse ooms en tantes. Dat betekent wel dat er veel agenda’s op elkaar afgestemd moeten worden.
  4. Vaak vinden ouders het ook prettig wanneer de eigen predikant de doop bedient. En omgekeerd is dat, als ik voor mezelf spreek, ook het geval. Ook dan is het wel even goed kijken naar de meest geschikte zondag, omdat de dominee niet altijd in de eigen gemeente voorgaat (of plotseling ziek wordt) en er regelmatig speciale diensten op het rooster staan.
Zo spoedig mogelijk?

In de kerkorde die tot 1 juli 2015 in onze kerken geldig was staat in artikel 56: Aan de kinderen van de gelovigen zal de doop als zegel van Gods verbond zo spoedig mogelijk bediend worden in de openbare eredienst. In de nieuwe kerkorde die vanaf 1 juli 2015 is ingevoerd staat in artikel C39.1: De heilige doop wordt als zegel van Gods verbond bediend aan de pasgeboren kinderen van de gelovigen. ‘Zo spoedig mogelijk’ is dus vervangen door ‘pasgeboren’.

doopvont Jozefkerk AssenMaar hoe snel moet je de doop dan bedienen? In onze gereformeerde traditie van de afgelopen 150 jaar is er twee keer een periode geweest dat veel kerkleden zeiden: zo snel mogelijk is in principe meteen op de eerste zondag na geboorte. De aanhangers van deze gedachte werden de ‘vroegdopers’ genoemd. Rond 1890 werd deze gedachte nogal sterk gepromoot door Abraham Kuyper. En meteen na de Vrijmaking in 1944 waren er ook veel predikanten die erg nadrukkelijk voor de vroegdoop waren.

De reden daarvoor was niet, zoals bij de Rooms-Katholieke kerk, dat de doop de erfzonde wegwast en dat baby’tjes die ongedoopt stierven, niet in de hemel konden komen. Maar in de tijd van Kuyper en bij een aanzienlijke minderheid na de Vrijmaking vond men het erg belangrijk dat je de Drie-Enige God niet liet wachten om zijn teken en zegel op het voorhoofd van je kind te zetten. Als de HERE zulke prachtige beloften aan je kind wil geven, hoe haal je het dan in je hoofd om te zeggen om Hem twee of drie weken of zelfs anderhalve maand te laten wachten? Soms zette de vader deze mening zelfs door terwijl de moeder daar helemaal niet blij mee was. Ik herinner mij uit mijn jeugd een situatie dat de moeder bij de derde zwangerschap zei: ‘Ik hoop maar dat de baby op zondag geboren wordt, dan kan ik er deze keer op de volgende zondag hopelijk wel bij zijn.’

Toch hebben de aanhangers van de vroegdoop nooit de meerderheid gekregen in de Gereformeerde Kerken. En in het Noorden van het land al helemaal niet. Want daar waren de meeste kerken uit de Afscheiding (1834 – Hendrik de Cock) afkomstig en niet uit de Doleantie (1886 – Abraham Kuyper). Hendrik de Cock stond erom bekend, dat hij graag beide doopouders bij de doopvont zag verschijnen.

Van uitstel komt geen afstel

Dat betekent niet, dat wie niet voor de vroegdoop zijn, de kinderdoop onnodig willen uitstellen. Het argument om te wachten met de doop totdat ook de moeder erbij kan zijn, is juist goed te verklaren vanuit de doopvragen. Daarin beloven beide ouders dat ze hun kind gelovig zullen opvoeden. Die taak rust namelijk op de schouders van beide ouders. En in het doopformulier staat ook de zin, dat we in de kerk de doop bedienen ‘tot eer van God, tot versterking van ons geloof en tot opbouw van de gemeente’. Die tweede reden geldt toch zeker ook voor de moeder! Juist als het allemaal niet zo vlotjes gegaan is tijdens de zwangerschap, bij de bevalling of in de weken erna. In een vorige gemeente was dit het argument van een moeder die pas twee maanden na de bevalling weer in staat om in de kerk te komen. Dat kun je toch geen onverantwoord uitstel van de doop noemen? Het was juist een hele blijde en bemoedigende zondag voor deze moeder dat ze na zo’n moeilijke periode van bijna een jaar bij de doopvont stond om haar JA-woord te geven en samen met haar man haar kind ten doop te houden!

Niemand wil God onnodig laten wachten

Doop - eerste belofteHet klopt wel dat de doop in onze kerken de laatste jaren wat wordt uitgesteld. Ook worden er in sommige vrijgemaakt-gereformeerde kerken aparte doopzondagen belegd. Maar voor zover ik weet is dat overal 1x per maand en nergens 2x of 3x per jaar, zoals je in andere kerken nog wel eens ziet. Het komt dus bijna nooit voor dat een baby pas na een aantal maanden gedoopt wordt. In de doopgesprekken (en die doe ik in alle gevallen altijd zelf) merk ik ook bij niemand dat men heel gemakkelijk de doop uitstelt. Men vindt het eerder jammer als het toch wat langer duurt, ook al zijn de redenen daarvoor goed te begrijpen. De periode tussen geboorte en doop blijft dus beperkt. Want God wil iets heel moois geven aan weer een nieuw klein kindje van Hem: zijn eeuwige beloften als Vader, Zoon en Heilige Geest. De doop is daar teken en zegel van. Dat moment is zo waardevol, dat in onze kerken niemand die zondag onnodig uit wil stellen.

Over het goed recht van de kinderdoop schreef ik al eerder een paar blogs:
Sela over de doop
Te vroeg of te laat, maar niet dubbel
Kinderdoop normaal – uitstel soms – herdoop nooit

Pastorale problemen en een verschuivende geloofsleer

Je loopt als gelovige ergens tegen aan. De praktijk botst met wat je altijd zo geleerd hebt. En je vraagt je af: klopt de bijbelse leer wel? Je denkt er over na en je gaat studie maken van het onderwerp dat je zo bezig houdt. Aan het eind kom je tot de konklusie: in zijn Woord spreekt de HERE er anders over dan ik altijd gedacht heb. Onze gereformeerde leer zoals we die in de belijdenisgeschriften geformuleerd hebben, komt niet helemaal overeen met wat de Bijbel erover zegt.Vervolgens schrijf je een boek of een artikel om anderen te laten delen in je nieuwe visie op dit onderwerp. Of je draagt het uit bij een inleiding op de bijbelstudievereniging of, als je predikant bent, vanaf de kansel.

DENKPROCES

Niets mis mee, zou je zeggen. Zo moet dat toch? Bestudeer de Bijbel, want zo wil de Heilige Geest je wijsheid geven. (Johannes 5:39 en 2 Timoteüs 3:15). En dan is het toch prima als je samen tot nieuwe konklusies komt? Het Woord van onze God moet immers in alle tijden een aktuele toepassing krijgen? Toch vraag ik mij af of het denkproces wat hier plaats vindt wel juist is. Wat mij al een tijd lang opvalt is, is het volgende. Vanuit de praktijk wordt de theorie geherformuleerd. Maar dan wel op een wijze, die volgens mij te weinig recht doet aan de bijbelse fundering van dat specifieke stukje geloofsleer waar men tegen aan loopt.  Deze manier van denken vind ik te kort door de bocht.  Dat zal ik straks uitleggen. Eerst een aantal voorbeelden.

1) GEREFORMEERD MAAKT DEPRESSIEF

Veel gereformeerde mensen staan niet echt blij in het leven. Integendeel, ze hebben een negatief zelfbeeld en zijn daarom sneller depressief. De oorzaak is ook bekend: in de Heidelbergse Catechismus staat het zinnetje: ‘Wij zijn zo verdorven, dat wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad.’ Zie je wel, dat de gereformeerde leer depressieve mensen maakt? En daarom kom je vanuit de liefde van God tot een positiever mensbeeld.

2) WIE LIJDT ER HET MEEST?

Als christen kom je om je heen en in je eigen leven soms zoveel leed tegen, dat het bijna niet te dragen is. Hoe kun je daar pastoraal mee omgaan, als je tegelijk in de kerk hoort, dat de Here Jezus gelukkig het ergste lijden voor ons aan het kruis gedragen heeft? Daarmee suggereer je tegenover mensen in grote nood: je eigen moeiten en verdriet kunnen nog zo erg zijn, maar vergeleken met het lijden van Jezus Christus valt het daarbij in het niet. Vanuit je pastorale bewogenheid kom je vervolgens tot de theorie, dat de Here Jezus juist met ons kan meevoelen, omdat Hij als mens precies hetzelfde lijden heeft doorgemaakt als wij.

3) IN LIEFDE TROUW ZIJN

Je kent persoonlijk een paar medechristenen met een homoseksuele geaardheid. Je wilt graag pastoraal naast deze broeders en zusters gaan staan. Want je merkt, hoe oprecht en gelovig velen van hen verlangen naar een man of vrouw om het leven mee te delen. Vanuit je grote bewogenheid met hen kom je na diepgaande studie tot de conclusie, dat in de Bijbel het grote gebod van de liefde, gepaard met levenslange trouw aan de HERE en de naaste, centraal staat. En die nuance vind je ook bij Paulus terug, als hij zegt: ‘Alles is toegestaan, maar niet alles is goed.’ (1 Korintiërs 6:12 en 10:23)

4) MEER VAN DE GEEST

Je ervaart bij jezelf en in de Gereformeerde Kerken een gebrek aan geloofsbeleving. Het lijkt wel, alsof er geen verlangen naar de doorwerking van de Heilige Geest is. Hoe is dat zo gekomen? Na onderzoek in de Bijbel trek je de conclusie dat de gereformeerde belijdenisgeschriften vooral rationalistisch en verstandelijk over het werk van Christus vóór ons spreken en dat er te weinig aandacht is voor het werk van de Geest van Christus ín ons. Tegelijk lees je in deze Bijbel dat daar veel meer ruimte geboden wordt voor (bijzondere) ervaringen van de Geest dan in onze gereformeerde kerken altijd geleerd is.

5) JE MOET DANKBAAR ZIJN

In gesprekken met mede-kerkgangers signaleer je dat velen van hen de verlossing uit de macht van de zonde als een genade-werk van Jezus Christus bestempelen. Maar als je doorvraagt wat dat voor hen betekent, krijg je van diezelfde gereformeerden vervolgens te horen, dat ze nu graag aan God willen laten zien dat ze Hem daar erg dankbaar voor zijn. En je ziet dat ze dat proberen te doen door zelf uit eigen kracht een perfekt gereformeerd leven te leiden. Je komt tot de conclusie, dat de Heidelbergse Catechismus daar mede aanleiding toe geeft door te spreken van Ellende –  Verlossing – Dankbaarheid. Want jezelf verlossen kun je niet, maar je kunt wel zelf laten zien hoe dankbaar je bent. En dat is niet bijbels: ook je heiliging en je christelijke leven is iets wat de Heilige Geest in jou bewerkt en dus een genadegeschenk van God.

6) BLIJVEN STEKEN BIJ DE ZONDE

Tegelijk constateer je in diezelfde gesprekken, dat veel gereformeerde broeders en zusters blijven steken in het ‘ik-ellendig-mens-geloof’ van Romeinen 7. Ze hebben een ‘ja-maar’ geloof en komen maar niet toe aan een nieuwe christelijke levensstijl door de kracht van de Geest, zoals Romeinen 8 daar over spreekt. Als je daar wat dieper over nadenkt, zie je opeens de relatie met de wekelijkse voorlezing van de Tien Geboden en de vele zondagen van de Catechismus over de Wet. Daardoor krijg je als christen ook gemakkelijk een schuldgevoel aangepraat. Want je moet dankbaar zijn, maar wat brengen je ervan terecht? En dus ga je nog beter je best doen met het leven onder de wet. Zet daar de Bijbel eens tegenover! Die heeft toch duidelijk ook oog voor die andere insteek, nl. de roeping om vrij te zijn en het ‘ik-vermag-alle-dingen-door-Hem-die-mij-kracht-geeft-geloof’.

7) MET DE KINDERDOOP DE GENADE OP ZAK

Je ergert je aan zoveel lauwheid bij al die gereformeerde gelovigen. Tegelijk zeggen ze allemaal wel, dat ze kind van God zijn en bij het verbond horen. Net alsof je dan automatisch ‘binnen’ bent! En plotseling besef je, dat de kinderdoop daar een belangrijke oorzaak van is. Dat wekt de indruk dat je Gods genade altijd paraat hebt. Maar in de Bijbel lees je, dat mensen zich bewust tot God bekeren moeten, want ‘wie gelooft en zich laat dopen zal gered worden’ (Markus  16:16). Zie je wel? Door al die nadruk op het verbond en de kinderdoop kweek je gemakzuchtige gelovigen.

LANGE HALEN – SNEL THUIS

Ik herken heel vaak de pastorale problemen in bovenstaande situaties. Maar naar mijn bescheiden mening wordt er bij de oplossingsrichting een denkfout gemaakt. We signaleren een pastoraal probleem en we denken dat het aan de gereformeerde leer ligt. En dus doen we ons best om aan te wijzen waar de gereformeerde manier van omgaan met de Bijbel niet klopt. Of waar de gereformeerde belijdenisgeschriften het aan het verkeerde eind hebben. Die analyse is, denk ik, meestal niet terecht. Met als gevolg, dat de oplossing ook niet deugt.

In de meeste gevallen is er wat anders aan de hand. Niet de gereformeerde leer is de oorzaak van persoonlijke moeiten of een gezamenlijke eenzijdigheid. Nee, het zijn de kloven tussen geloof en ervaring en tussen leer en leven die ons vaak parten spelen. Dan is het mij te gemakkelijk om te zeggen, dat de gereformeerde leer de oorzaak van alle ellende is.

Het is volgens mij niet moeilijk om bij elk van de zeven genoemde voorbeelden vanuit de Bijbel, maar zeker ook vanuit de gereformeerde belijdenisgeschriften aan te tonen, dat de geschetste problematiek vooral z’n oorzaak vindt in onze eenzijdigheid.

1) De gereformeerde leer maakt mensen niet depressief, want er wordt een reële uitweg uit de ellende aangewezen.

2) De gereformeerde leer erkent de diepte van het lijden en ziet reikhalzend uit naar de verlossing van geest, ziel, lichaam en schepping.

3) De gereformeerde leer ontkent niet dat iedere christen tegenover God zichzelf mag zijn, maar wil graag dat we onze individuele keuzes op die van Jezus onze Heer afstemmen.

4) De gereformeerde belijdenis staat vol van ervaringen door de Geest, waardoor we Jezus leren omhelzen en van binnen volstrekt bovennatuurlijk, liefdevol en wonderbaar worden aangeraakt.

5) De gereformeerde belijdenis leert ons juist om niet naar onze prestaties te kijken, maar naar onze motivatie.

6) De gereformeerde belijdenis zelf geeft duidelijk aan dat Christus ons door zijn Heilige Geest vernieuwen wil.

7) En de gereformeerde belijdenis neemt juist duidelijk afstand van de gedachte dat als God in de doop met jou zijn verbond sluit, je vanzelf automatisch de hemel binnen komt.

DE ‘BASICS’ WEER VAN ZOLDER HALEN

De gepresenteerde oplossingen gaan allemaal teveel uit van de praktijk. Om die kloppend te maken bij pastorale nood of om te vormen naar de eigen wenselijkheid, wordt de oorzaak bij de gereformeerde theologie gezocht. Die moet dan worden aangepast.

Het is veel moeilijker om eerst zelf als gereformeerd christen en zelf als gereformeerde kerken kritisch voor de spiegel van Gods Woord te gaan staan. En om daarna te constateren, dat we op een bepaald gebied scheefgegroeid zijn, terwijl onze papieren (de Bijbel én onze belijdenissen) heel evenwichtig zijn en daarom heel goed in staat zijn onze geloofsleer en ons geloofsleven prima in balans te houden.

Vervolgens is het nog moeilijker om te belijden, dat het dus onze eigen persoonlijke en collectieve schuld is, dat we in bepaalde eenzijdigheden zijn vervallen, en dat we daarom terug moeten keren naar de weg die God Zelf ons allang in de Bijbel heeft aangewezen en waar onze voorvaders in de gereformeerde belijdenissen allang oog voor gehad hebben.

Voor mij ligt de uitdaging hem hierin, om weer persoonlijk en gezamenlijk te gaan beleven, wat we allang als geloofskennis in onze bijbel en in onze belijdenisgeschriften hebben staan. Dan schuiven we de oorzaak van allerlei moeiten en ontwikkelingen niet langer op onze gereformeerde geloofsleer, maar maken we ons, door de Geest geleid, weer eigen wat we in Christus al lang op papier hebben staan.

KINDERDOOP NORMAAL – UITSTEL SOMS – HERDOOP NOOIT

– over de doop van kinderen  in de eerste driehonderd jaar na Pinksteren –

Er zijn christenen die tegen het dopen van kinderen zijn. Daarom doen ze het op latere leeftijd nog een keer over. Soms heel erg eerlijk (‘de kinderdoop is onbijbels, dus nu laat ik me pas echt dopen’), soms wat omfloerst (‘ik waardeer mijn kinderdoop wel, maar ik laat me nu op geloof dopen’). In beide gevallen wordt vaak gezegd, dat er in het Nieuwe Testament en in de eerste 300 jaar van de christelijke kerk geen kinderen gedoopt werden. De kinderdoop zou pas ingevoerd zijn, toen het christendom tot staatsgodsdienst werd verklaard door keizer Constantijn. Klopt dat? Nee dus.

Het DOPEN van KINDEREN: een PRAKTIJK zonder DOGMA

Strange - kinderen in de vroeg-christelijke kerkIk heb al meer dan 15 jaar een heel mooi boekje in mijn kast staan met als titel ‘Kinderen in de vroeg-christelijke kerk’. Het is geschreven door dr. W.A. Strange en in 1999 verschenen bij Uitgeverij Barnabas.  Ik sla nu even over wat dr. Strange allemaal zegt over  de plek van de kinderen in die tijd. In elk geval wordt duidelijk, dat Jezus de kinderen voor vol aanzag (‘Laat de kinderen bij Me komen, hou ze niet tegen’ – Markus. 10:14). Ook Petrus zegt bij de uitstorting van de Heilige Geest nadrukkelijk, dat Gods belofte van vergeving van zonden en van de Heilige Geest  ook voor de kinderen van de gelovigen geldt (Handelingen 2:39). In de rest van Handelingen kun je lezen, dat  als volwassenen tot geloof komen en toetreden tot de kerk, ze zich laten met heel hun gezin laten dopen. En voor Paulus en Johannes horen de kinderen er helemaal bij in de christelijke gemeente (Efeziërs 6:1-3, Kolossenzen 3:20, 1 Johannes 2:12-14).

Maar betekent dit ook, dat vanaf het eerste begin de kinderen ook gedoopt werden?

Ja, toont dr. Strange overtuigend aan. Kinderen werden in de vroeg-christelijke kerk gewoon op dezelfde manier in de gemeente opgenomen als hun ouders die, zeker in de eerste eeuwen, op volwassen leeftijd tot geloof kwamen en gedoopt werden. “Kinderen waren onlosmakelijk verbonden met het gezin, en daarom was het vanzelfsprekend voor ouders dat bij hun bekering ook de kinderen, samen met hen, de doop zouden ontvangen. De gedachte dat het kind als zelfstandig individu te zijner tijd vrij is zelf te beslissen, is een visie van onze tijd, die echter vreemd is aan de wereld van het Nieuwe Testament. Wij moeten onze opvattingen niet projecteren op het Nieuwe Testament en zijn schrijvers.” (blz. 123/124) Op grond van o.a. Efeziërs en Kolossenzen komt hij tot de conclusie: “Zo  moet een christelijke gemeente van de eerste eeuw er hebben uitgezien. Zij die van buiten kwamen, gingen de gemeente binnen door de poort van de doop. Zij die binnen de gemeenschap geboren werden, gingen binnen door dezelfde poort, want, zegt Efeziërs: ‘er is één Here, één geloof, één doop’.” (Efeziërs 4:5 – blz. 125) Het was dus gebruikelijk in de christelijke kerk van de eerste eeuwen geweest, dat ook de kinderen van de gelovigen gedoopt werden. Het was alleen ‘een praktijk zonder dogma’ en dus kwam er ook kritiek op.

UITSTEL van de DOOP

Toen theologen als Tertullianus en Origines zich later (rond het jaar 200) met de fundering van de doop bezig gingen houden, hadden ze allebei theologisch gezien moeite met de kinderdoop. Beiden vonden, dat je de vergeving van de zonden en het nieuwe leven in geloof zo serieus moest nemen, dat het beter was om als kind van christelijke ouders te wachten met de doop tot je als jongvolwassene steviger in je schoenen stond.  Origines bleef trouw aan de kinderdoop die, schreef hij, ‘een traditie van de kerk’ is. Tertullianus adviseerde ouders om de doop van hun kinderen uit te stellen. Maar, zegt Strange, Tertullianus heeft nergens als argument aangevoerd “dat de kinderdoop iets nieuws was, dat enkele generaties daarvoor in de kerk was ingevoerd.” Voor het afwijzen van de kinderdoop kon Tertullianus “de sterkste troefkaart niet uitspelen: het verwijzen naar het gezag van de apostelen.” (beide citaten op blz. 114) Tertullianus hoorde in 200 na Christus dus tot de vernieuwers in de kerk. En zelfs als vernieuwer wilde Tertullianus de kinderdoop niet afschaffen. “Hij ontkende niet dat jongere en oudere kinderen gedoopt mochten worden. Hij vroeg zich alleen af of het van wijsheid getuigde kinderen bloot te stellen aan het veeleisende leven van gedoopte christenen.” (blz. 117) Omdat Tertullianus een gezaghebbende kerkvader was, heeft zijn standpunt wel wat invloed gehad in de vroeg-christelijke kerk. Het kwam in de 3e en 4e eeuw regelmatig voor dat christenen de doop van hun kinderen uitstelden totdat  die de ‘jaren des onderscheids’ bereikt hadden.  Dat overkwam ook Augustinus, die rond 400 na Christus leefde. Zijn moeder Monica was christen en heeft haar zoon gelovig  opgevoed, maar niet als kind laten dopen. Dat heeft Augustinus altijd betreurd. Hij zegt ergens dat het jammer is dat “zelfs vandaag de dag” christenen hun kinderen niet meteen als baby laten dopen. (blz. 118) De vernieuwers verloren blijkbaar alweer terrein.

Augustinus zelf was de theoloog die de praktijk van ‘één doop tot vergeving van zonden’ theologisch zo heeft uitgelegd, dat voor iedereen duidelijk werd, waarom de christelijke kerk in de eerste eeuwen ook de kinderen van de gelovigen heeft gedoopt.  Dat kon Augustinus doen, zegt Strange, omdat de leer over de kinderdoop “een uitvloeisel was van wat sinds de tijd van het Nieuwe Testament altijd al stilzwijgend is aangenomen.”  (blz. 127) Hoe je het ook wendt of keert, in de vroeg-christelijke kerk was de kinderdoop normaal, kom je ook tendensen tegen om de doop uit te stellen, maar lees je nergens dat wie als kind gedoopt was, nog een keer de doop kon ontvangen.

DOOP in het teken van DISCIPELSCHAP

Dr. Strange trekt in zijn laatste hoofdstuk een aantal lijnen door naar vandaag.

Doop - eerste belofteAllereerst zegt hij, dat volgens hem “de christelijke kerk vanaf  het eerste begin kinderen  gedoopt heeft.” (blz. 140) Maar dat gebeurde nooit uit gewoonte. Dus  mag ook vandaag de dag het dopen van kinderen nooit een geïsoleerd ritueel zijn van ouders die “menen lid te kunnen zijn  van een kerk zonder actief aan het kerkelijk leven deel te nemen.”  Want bij de doop gaat het, bijbels gezien, naast vergeving van zonden ook om het leven in Gods koninkrijk.  “Als de kinderdoop van vandaag een voortzetting wil zijn van de doop in het Nieuwe Testament, dan moet er een nauw verband zijn tussen doop en discipelschap.” (beide citaten op blz. 141)

Verder benadrukt dr. Strange heel sterk, dat de belangrijkste geloofsopvoeding binnen het christelijke gezin plaatsvindt. Want in de Bijbel benadert Jezus de kinderen altijd via de ouders. Dus op dat thema moeten we “blijven hameren (…), namelijk dat ouders ernst moeten maken met hun vitale taak in het voorgaan van hun kinderen in gebed en discipelschap.” (blz. 148)

Toch blijft er ook een belangrijke taak over voor de christelijke gemeente. Daarin heeft Jezus aan kinderen een volwaardige, ja zelfs centrale plaats gegeven. Dus moeten kerken ook vandaag hun best doen met de aanwezigheid van kinderen rekening te houden en aan kinderen een plaats te geven in de diensten.  Dat kan op verschillende manieren, als het maar de bedoeling is om ze niet op een zijspoor te zetten, maar bij de kerkdiensten te betrekken met als motivatie “het brengen van kinderen tot kennis van en liefde voor de Here.”  Zo’n kerk “staat dichter bij de nieuwtestamentische kerk, dan een kerk waarin kinderen niet welkom  zijn, of waar ze geheel  aangewezen zijn op eigen activiteiten.” (beide citaten blz. 140) Want, is de laatste zin van het boek van Strange: “Een kerk die trouw is aan haar Heer, kan die trouw niet beter laten zien dan in haar zorg voor kinderen, die Hij zo intens heeft liefgehad.” (blz. 146)

 

Over de kinderdoop schreef ik nog een paar blogs:
Wanneer laat je je kind dopen?
Sela over de doop
Te vroeg of te laat, maar niet dubbel

Wat jammer dat ik een geboren Nederlander ben!

ernstje 2De dag nadat ik geboren ben, ging mijn vader naar het gemeentehuis. Daar werd ik officieel ingeschreven als burger van het  koninkrijk der Nederlanden. Als kleine Lodewijk Ernst Leeftink hoefde ik er niet eens persoonlijk bij te zijn. Maar Nederlander was ik! En ben ik nog steeds. Ergens rond mijn 18e moest ik wel zelf een paspoort ophalen (met een prachtige pasfoto uiteraard), want ik mocht niet langer bij mijn ouders op het paspoort staan. Al die jaren heb ik er nooit aan getwijfeld of ik wel echt Nederlander was. En of het ook op een andere manier had gekund.

Tot een jaar of tien geleden. Toen kwam ik erachter, dat je ook op latere leeftijd Nederlander kunt worden.  Als je als gastarbeider of als vluchteling naar Nederland komt, of je trouwt met een Nederlander, word je niet zomaar Nederlander. Nee, dan moet je eerst een inburgeringscursus volgen. En aan het eind daarvan, als je voor de diverse toetsen en examens geslaagd bent, ontvang je officieel het Nederlanderschap. Dat gebeurt sinds 2005 elk jaar op 15 december: Naturalisatiedag. Wie op deze manier Nederlander wordt, is verplicht om de naturalisatieceremonie bij te wonen. Tijdens die plechtigheid wordt aandacht geschonken aan de betekenis van de Nederlandse nationaliteit en de verbondenheid met de Nederlandse samenleving. Ook wordt stilgestaan bij de rechten en pnaturalisatiedag afoortlichten die bij het Nederlanderschap horen. Uiteraard wordt ook het Wilhelmus gezongen en is het voor iedereen een feestelijke happening. Job Cohen, toen nog burgemeester van Amsterdam, feliciteerde op 15 december 2015 de nieuwe landgenoten met deze woorden: “Vanaf het moment dat u Nederlander bent geworden, maakt u deel uit van onze gemeenschap en bepaalt u er mede de toekomst van. Wat er nu verandert is dat u zegt: Nederland kan op mij rekenen zoals ik op Nederland kan rekenen.” Eén van de nieuwe Nederlanders gaf de burgemeester als antwoord: “Ik ben blij. Je krijgt echt het gevoel dat je welkom bent en dat je onderdeel bent geworden van de maatschappij.”

NaturalisatiedagToen dacht ik bij mezelf: ‘Dat is niet eerlijk! Ik heb nooit kunnen bewust kunnen ervaren hoe het is om Nederlander te worden.’ Dus ben ik vorige week naar de gemeente Assen gestapt en heb me aangemeld voor een inburgeringscursus met het verzoek om aan het eind van het jaar op feestelijke wijze tot Nederlander genaturaliseerd te worden. Enigszins overmoedig verwacht ik namelijk, dat ik gewoon op alle punten glansrijk voor dat inburgeringsexamen zal slagen. Bovendien gaat het me niet om het examen op zich. Ik wil gewoon graag op 15 december bewust meemaken dat ik tot Nederlander verklaard word! Want alleen als ik het ervaar, is het waar.

Marco Out

Foto: Ronn, via Wikimedia Commons 

Helaas zette de ambtenaar op het stadhuis me hardhandig weer met beide benen op de grond. ‘Meneer Leeftink, u komt niet in aanmerking voor een inburgeringscursus en u kunt al helemaal niet op de nationale Naturalisatiedag uit de handen van burgemeester Marco Out een officiële verklaring ontvangen waaruit blijkt dat u Nederlander bent geworden. Want u bent het al. Eenvoudig weg omdat één van uw ouders u ruim 50 jaar geleden vlak na uw geboorte heeft aangegeven op het gemeentehuis van uw geboorteplaats.’

Toen ik zei dat ik het wel onrechtvaardig vond dat een groot deel van de Nederlanders de kans ontnomen wordt om echt te ervaren hoe het is om officieel het Nederlanderschap te ontvangen, keek hij mij wat bevreemdend aan en zei: ‘Meneer Leeftink, sommige dingen kun je niet terugdraaien en moet je ook niet eens terug willen draaien. Wees blij dat u al uw hele leven hier in Nederland woont.’ Hij zag blijkbaar, dat dit antwoord mij niet echt tevreden stelde, dus zei hij erbij: ‘En mag ik u een tip geven? Er is toch niets op tegen om je als Nederlander nog eens extra te verdiepen in wat het Nederlanderschap allemaal inhoudt? Volgens mij is dat uw diepere verlangen: u wilt graag bewuster omgaan met uw identiteit. Nou, dat kan op veel manieren. Volgens mij hebben we hier in Assen nog enthousiaste Nederlanders nodig om nieuwe landgenoten te helpen bij hun inburgeringscursus op weg naar de komende Naturalisatiedag op 15 december. Is dat niet wat voor u?’

Span u in om door de samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft: één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen is, door allen en in allen. (Efeziërs 4 vers 3-6)

Wij belijden één doop tot vergeving van de zonden. (Geloofsbelijdenis van Nicea 325/381 na Chr.)

Een ZEGEN voor KINDEREN aan het AVONDMAAL

Hoe betrek je de kinderen in de kerk bij het Avondmaal? Eén van de manieren waarop dat in de Gereformeerde Kerk van Assen-Peelo gebeurt is, door de kinderen die mee naar voren komen, in Jezus’ naam te zegenen. In onze gemeente vieren we het Avondmaal regelmatig doordat alle avondmaalsgangers in een lange rij naar voren komen om het brood en de wijn als betrouwbare tekenen van Christus’ lichaam en bloed uit de hand van de predikant en de ouderling te ontvangen en met de mond te genieten (zoals het wat plechtig  in Zondag 28:77 van de Heidelbergse Catechismus staat).

Bij die gaande viering nemen veel ouders hun kinderen mee als ze naar voren komen. Die kinderen krijgen dan ieder persoonlijk van mij een hand op hun voorhoofd. Als ze tenminste niet helemaal achter papa of mama schuil gaan en zelf zo ver mogelijk uit mijn buurt proberen te blijven. “Waarom doe je dat?” hebben verschillende mensen mij al eens gevraagd. “Omdat de kinderen er ook echt bij horen” is dan mijn reactie. In het buitenland is de gaande viering in grotere kerken heel gebruikelijk. Het komt daar regelmatig voor dat ouders dan ook hun kinderen, meestal tot een jaar of tien, mee naar voren nemen. De dominee legt al die kinderen de hand op en zegent hen in de naam van Jezus. Toen ik van dat gebruik hoorde, dacht ik: dat is heel bijbels. We kennen allemaal het verhaal van de ouders die hun kleine kinderen bij Jezus brengen omdat ze graag willen dat Hij hen zegent. De leerlingen vinden dat niet nodig, maar onze Heer zegt nadrukkelijk: ‘Laat de kinderen bij Me komen, houd ze niet tegen!’ (Mk. 10:14) Daarna zegent Hij ze door hen de handen op te leggen.

Bij het Avondmaal deelt Jezus Christus Zichzelf uit in brood en wijn. De volwassen gelovigen die zichzelf kunnen en horen te beproeven (1 Kor. 11:28), mogen het tot versterking van hun geloof vieren. Maar kinderen zijn net zo hartelijk welkom bij Jezus. Ze worden door hun ouders meegenomen naar de zondagse samenkomsten. Ze worden regelmatig aangesproken op hun niveau. Vaak komen ze bij de doop ook naar voren, zodat ze goed kunnen zien wat er gebeurt als de Drie-Enige God zo’n baby’tje door de doop opneemt in zijn verbond. In onze gemeente komen kinderen regelmatig met huAvondmaal kinderen zegenen Jezusn papa en mama mee naar voren bij de viering van het Avondmaal. Van mij krijgen ze dan een hand opgelegd. Niet boven hun hoofd, maar echt op hun hoofd. Dan zegen ik ze in de Naam van Jezus, die ook voor hen de Goede Herder is die zijn leven heeft gegeven voor alle schapen van de kudde, groot en klein. Dat mogen ze zien bij de schaal en bij de beker. Dat mogen ze ook zelf ervaren – nog niet door te eten en te drinken tot zijn gedachtenis, maar wel door zijn zegen te ontvangen door de handoplegging. Ik spreek die zegen meestal zachtjes uit. Soms zelfs helemaal niet. Het gebaar zelf is al veelzeggend genoeg. Als het maar begrepen en uitgelegd wordt. Dat kan op andere momenten en plaatsen. Het is vooral een taak voor papa en mama. Zo is het Avondmaal ook tot versterking van het geloof van de kinderen van de gelovigen. En wat ik zo mooi vind is: het gebeurt steeds vaker in onze gemeente, dat ouders hun kinderen meenemen.

Kinderen aan het Avondmaal?

Misschien is iemand benieuwd naar de vraag: mogen kinderen het Avondmaal ook echt meevieren? Daar ga ik hier geen uitvoerig antwoord op geven. We hebben als Gereformeerde Kerken altijd de lijn gehanteerd: Doop –> Belijdenis –> Avondmaal. En als iemand op latere leeftijd tot geloof komt, is de volgorde Belijdenis –> Doop –> Avondmaal. Die volgorde is volgens mij op grond van de Bijbel de meest logische. Er zijn predikanten (en anderen) in onze kerken, die voor de lijn Doop –> Avondmaal –> Belijdenis kiezen en daarom ook de kinderen van de gemeente willen toelaten aan het Avondmaal. Ik denk dat die lijn vanuit de Bijbel ook te onderbouwen is. Wat bijbels gezien volgens mij niet kan is de lijn Avondmaal –> Belijdenis –> Doop. Tot mijn stomme verbazing merkte ik een tijd geleden, dat dit in sommige evangelische kerken toch praktijk is. Daar worden de kinderen gewoon uitgenodigd om het Avondmaal mee te vieren. Iemand uit zo’n gemeente verdedigde dat met de opmerking: ‘Waar staat in de Bijbel dat er 2009-03 Avondmaaleen leeftijdsgrens aan het Avondmaal verbonden is? Ook kinderen kunnen oprecht geloven dat God van ze houdt en dat Jezus voor hun zonden stierf. En mogen dus het Avondmaal meevieren.’ Jazeker mag dat. Maar dan moet je ook consequent zijn. Als kinderen hun geloof kunnen belijdenis, horen ze allereerst gedoopt worden. Ook daar staat in de Bijbel geen leeftijdsgrens voor. Integendeel, in het Nieuwe Testament worden complete gezinnen gedoopt als een volwassen tot geloof komt en belijdenis doet. Want de Doop is bijbels gezien het teken van de inlijving in de gemeente van Jezus. Daarna geeft Jezus ook nog het Avondmaal: het teken van de onderhouding van de band met Jezus. Wie gelooft en zich laat dopen viert daarna in de christelijke gemeente het Avondmaal met elkaar. Dan wringt het in mij ogen behoorlijk als je zegt: bij ons in de gemeente dopen we geen kinderen, maar we laten ze wel alvast het Avondmaal meevieren. Is het Avondmaal dan niet voor de kinderen bestemd? Nee, nog niet helemaal. Maar gelukkig zijn er genoeg manieren te bedenken om de kinderen toch bij het Avondmaal te betrekken zonder ze toe te laten. Door ze bijvoorbeeld te zegenen in Jezus in Naam en de handen op te leggen!

VERLAAT DE GEVANGENIS ZONDER BETALEN – over de uitwerking van de doop

Ik moet iets opbiechten. Ik schaam me er wel een beetje voor, want het is eigenlijk niet zo mooi. ‘t Is alweer zo’n 30 jaar geleden. Toen eh … toen ik 18 jaar was. Ja, toen heb ik een tijdje gezeten. Echt waar. In de gevangenis. Ik weet nog heel goed, dat m’n broer en zus allebei tegen me zeiden: ‘Het is je eigen schuld, Ernst, dat je in de gevangenis zit. Wij gaan je niet helpen. Je moet zelf maar weer zien, hoe je eruit komt.’ 

Daar zat ik dan. In de gevangenis. Weet je hoe ik daar terecht gekomen was? Nou, ik was in Groningen, want daar ben ik geboren. In de stad. Op de Grote Markt. En toen kwam ik die politie politie-agent tegen. Die stuurde me direkt naar de gevangenis. Ja, ik moest er meteen naar toe. Want ik had 7 gegooid. Met Monopoly. Vanaf de Grote Markt kom je dan  meteen op ‘Ga direkt naar de gevangenis’. Toen moest ik betalen – 5000 gulden. Anders mocht ik er Monopoly ga direktniet uit. M’n broer en zus Monopoly slechts op bezoekde wilden niet voor me betalen. En ik had geen geld meer. Maar gelukkig had ik nog wel die kaart, je weet wel: ‘Verlaat de gevangenis zonder te betalen.’ Die heb ik meteen ingeleverd. Dus mocht ik de volgende beurt gewoon weer meedoen.

In zijn eerste brief vertelt Petrus iets over de doop. Hij zegt in hoofdstuk 3 vers 21:

Door het water van de doop word je nu gered, want  de doop is een vraag aan God om een zuiver geweten. Hierom kun je vragen dankzij de opstanding van Jezus Christus.

Doop Inée Oosterhof

Petrus vergelijkt hier de doop met het Monoplykaartje ‘Verlaat de gevangenis zonder te betalen.’  Want elke keer als ik zonde doe, ben ik in overtreding. Dan ga ik in tegen de regels van God. Dan stapel ik schuld op bij God. Dan heb ik Hem verdriet gedaan. En daar is de HERE boos over, over al die fouten die ik en iedereen maakt. Over al die zonde. Dus verdient iedereen straf. Straf van God. En die straf, dat is uiteindelijk dat ik dood ga. En naar de hel ga. Dat is, zegt Petrus, de gevangenis waar je terecht komt doordat je aldoor zoveel zonde doet.

Doop Mats de Jong

Als ik daar  goed over nadenk, kan ik daar bang van worden. Want eh … als God echt zo’n strenge straf geeft aan mensen die zondigen, dan zou ik ook wel eens in die gevangenis kunnen komen. Inderdaad. Maar denk dan eens aan het Monopoykaartje ‘Verlaat de gevangenis zonder te betalen’. Zo’n kaartje is er ook bij de HERE God! Jazeker, echt waar! Dat kaartje is mijn doop! Toen ik door mijn gelovige ouders gedoopt werd, zei God tegen mij: ‘Klein kind van mij, Ik haal jou uit de gevangenis van de zonde. Je hoort vanaf nu bij Mij. En je mag voor Mij gaan leven.’ Dat heeft de HERE God bij de doop tegen mij gezegd. En die doop blijf mijn leven lang geldig. Bij Monopoly moet je die Kans- of Algemeen Fonds-kaart weer onderaan de stapel leggen. Maar bij de doop is dat niet zo. Nee, ik mag je doop elke keer weer gebruiken. Elke keer weer, als ik zonde gedaan hebt. Als ik besef: ‘Nu zal God wel boos op me zijn. Nu kom ik vast niet in de hemel, maar als ik zo doorga, kom ik in de hel’ – dan denk ik aan mijn doop. Want toen heeft Jezus, mijn Heer, mij al toegezegd: ‘Ik was al jouw zonden weg. Je bent weer schoon voor God. Ik zorg in eigen Persoon voor, dat God in de hemel al jouw zonden vergeeft. Hier heb je het bewijs: je doop.’

Ja, bij mijn doop heeft Jezus dat echt tegen míj gezegd. En elke keer als ik gelovig denkt aan mijn doop, vergeeft God mijn zonden weer en mag ik bij Hem opnieuw beginnen. Elke keer weer mag ik mijn Vader in de hemel het kaartje van mijn doop laten zien. Dan mag ik de gevangenis meteen weer verlaten, zonder te betalen. Want Jezus mijn Heer heeft al voor mij betaald. Dat is de betekenis van de doop, zegt Petrus. Een gekregen, levenslang geldig. Ik mag altijd een beroep doen op Gods genade. Dankzij Jezus Christus, die voor mij stierf en in mij is opgestaan.

Verlaat de gevangenis - voorkantVerlaat de gevangenis - jpeg achterkant

 

 

 

 

 

Dit verhaal heb ik als kindmoment gehouden bij een preek over 1 Petrus 3:21. Deze preek verschijnt binnenkort op de pagina ‘Preken’ onder ‘NT’.

 

 

 

Een kort DOOPFORMULIER voor de kinderdoop

We hebben vaak een doopdienst in onze kerk. Begin juli ook weer. Met een knipoog naar het Grunnens Laid heWaterdruppel  1b ik gepreekt over het thema DE DOOP: EEN PRONKJUWEEL MET GOUDEN RAND, ONTVANGEN UIT GODS VADERHAND n.a.v. Romeinen 4. De preek is hier na te lezen: Romeinen 4 vs 9b-12 preek en liturgie. Omdat we vaak dopen hebben, heb ik deze keer een kort doopformulier gebruikt. Die heb ik overgenomen uit het Gemeindebuch van de Evangelisch-altreformierte Kirche uit Duitsland. Net als het formulier voor belijdenis + volwassendoop uit ‘De werkers van het laatste uur’ van Stefan Paas (zie link) geef ik die hieronder graag weer. Misschien dat iemand ‘m kan gebruiken. Er is ook een versie in PowerPoint beschikbaar (klik hier). Verder kwam ik een bijzonder mooie weergave tegen op YouTube van het gedicht ‘Ik leg de namen van mijn kinderen in uw handen‘. Het wordt gezongen door Remco Hakkert en is echt de moeite van het beluisteren waard: http://www.youtube.com/watch?v=6_it6By5h2U.

Kort formulier voor de kinderdoop

Onderwijzing

NAAM en NAAM willen graag hun dochter/zoon NAAM laten dopen. We luisteren naar de woorden, waarmee Jezus Christus de doop heeft ingesteld: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’ (Matteüs 28:18-20)

We worden in de naam van God, de Vader, gedoopt, omdat wij door Jezus Christus Gods kinderen zijn. Hij zorgt voor ons als een goede Vader in de hemel. We worden in de naam van God, de Zoon, gedoopt, omdat wij in leven en sterven eigendom zijn van Jezus Christus, die ons gekocht heeft met zijn kostbaar bloed. We worden in de naam van God, de Heilige Geest, gedoopt, omdat Hij ons door het geloof met Christus verbindt, ons troost en altijd bij ons blijft.

Onze kleine kinderen begrijpen nog niet, wat de doop betekent, maar de toezegging dat zij Gods kinderen zijn is al over hun leven uitgesproken. Ook zij behoren tot het verbond van God en tot zijn gemeente. De doop is het teken van Gods genade. Dit teken kan niet herroepen worden. Gedurende ons hele leven, en ook wanneer we aan ons geloof twijfelen, moet dit teken ons er weer zeker van maken, dat wij bij Jezus Christus horen. Daarvoor zij God eer en dank, nu en in eeuwigheid.

Geloofsbelijdenis

Met alle christenen op aarde belijden we ons geloof in de Drie-enige God, in wiens naam dit kind gedoopt wordt. Apostolische geloofsbelijdenis en/of lied

Gebed

Wij zijn U onze dank schuldig, HERE onze God, want U hebt zich met ons in leven en dood verbonden. U hebt de aarde uit het water van de oervloed tot leven geroepen. U hebt door het water van de zondvloed een nieuw begin met uw schepping gemaakt. U hebt uw volk Israel uit de slavernij bevrijd en door het water van de Rode Zee naar het land van de belofte geleid. U hebt ons uw Zoon bekend gemaakt, toen Hij in het water van de Jordaan gedoopt werd. U hebt Hem als eerstgeborene van uw toekomstige wereld uit de dood opgewekt. U brengt dankzij Jezus Christus een gemeente bij elkaar, die met Hem gedoopt, gestorven en opgestaan is. Zij wordt door zijn Geest tot leven gewekt en is onderweg naar zijn toekomst.

Wij bidden U voor NAAM, die zo meteen de doop ontvangen zal. Noem hem/haar uw kind, red hem/haar door Jezus uw Zoon, leid en bescherm hen door uw Geest. Geef mensen om hem/haar heen, die hem/haar in liefde en trouw tot U en tot uw gemeente brengen. Laat hem/haar zo groeien in geloof, hoop en liefde, dat hij/zij een gelovige partner van uw verbond en een levend lid van het lichaam van Jezus Christus, onze Heer, zal worden. U, de HEER, zei eer en lof in eeuwigheid! AMEN

Doopvragen

Omdat God zijn verbond aangaat met ons en onze kinderen, moeten de kinderen van gelovige ouders gedoopt worden. Omdat ze zelf nog geen antwoord kunnen geven, vraag ik jullie als ouders:

  1. Erkennen jullie dat NAAM zondig en schuldig ter wereld is gekomen en daarom aan allerlei ellende en zelfs aan het eeuwig oordeel onderworpen is, maar dat hij/zij toch in Christus voor God heilig is, en daarom als lid van zijn gemeente gedoopt behoort te zijn?
  2. Belijden jullie dat de leer van het Oude en Nieuwe Testament, zoals die in de Apostolische Geloofsbelijdenis samengevat is en in deze gemeente verkondigd wordt, de ware en volkomen leer van de verlossing is?
  3. Beloven jullie dat je NAAM zult voorgaan in een christelijke manier van leven en hem/haar zo goed mogelijk zult onderwijzen en laten onderwijzen, om hem/haar te leren begrijpen wat het betekent gedoopt te zijn?

Vader en moeder NAAM wat is daarop jullie antwoord? JA

Doop + lied

Aanspraak gemeente

Geliefde gemeente, NAAM is geboren in het gezin NAAM en hoorde daardoor al bij de christelijk kerk. Nu hij/zij gedoopt is, heten wij hem/haar welkom in onze gemeente. Wij willen hem/haar met ons gebed begeleiden en er toe bijdragen dat hij/zij groeit in geloof, hoop en liefde. Laten we open blijven staan voor het zoeken en vragen van jonge mensen. Laten we bereid zijn, hen te begrijpen, en meehelpen, dat ze in onze gemeente een echt thuis vinden.

Gebed

Levende God, wij hebben dit kind in uw Naam gedoopt en opgenomen in de gemeenschap van uw gemeente. Wij hebben hem/haar het teken van het leven gegeven. Wij danken U, dat U ons dit kind toevertrouwt. Laat ons zien, hoe wij deze verantwoordelijkheid op de juiste manier kunnen uitvoeren. Hou dit kind in uw nabijheid, geef de ouders kracht, hem/haar goed op te voeden; laat hem/haar mensen ontmoeten die hem/haar serieus nemen, het goede met hem/haar voorhebben en hem/haar niet op dwaalwegen leiden. Help ons, dit kind zo te benaderen, dat het uw liefde ontdekt, uw vergeving ervaart en in de geloofsgemeenschap blijft, waarin hij/zij leven en ademen kan. AMEN

Doopkaart + lied