Het boek ‘Oer’ maakt onder christenen de tongen los over de vraag hoe je de schepping van hemel en aarde precies moet opvatten. Maakte God gebruik van krachten en mogelijkheden die Hij Zelf in zijn schepping gelegd heeft en die zich in de loop van miljoenen jaren ontwikkeld hebben? Of heeft Hij eens, ruim 6000 jaar geleden, gesproken en het was er in zes dagen?
In antwoord op één van de reakties op mijn blog over het boek ‘Oer’ zei ik, dat ik niet alle aannames van de schrijvers deel, maar wel met hen het principieel uitgangspunt deel dat we God op twee manieren kunnen kennen: via zijn schepping -zijn eerste boek- en via de Bijbel – zijn tweede boek-. En ik voegde daaraan toe: “Met het creationisme daarentegen loop ik volledig vast.”
Iemand vroeg me of ik kon aangeven waar dat ‘vastlopen in het creationisme’ hem dan in zit. Goed, ik zal een poging doen. Maar het is een herhaling van zetten, want in de 10 eerdere blogs die ik al over schepping en evolutie schreef, staat het allemaal ook al.
En ik geef mijn mening maar voor wat het waard is. Ik ben namelijk geen deskundige op het gebied van evolutie, biologie en natuurwetenschappen. Een goede kennis van me schreef: jouw blogs zijn “een beetje te intern-kerkelijk qua perspectief”, dus “iemand van buiten of een studerende jongere kan daar niet zoveel mee.” Dat kan ik me goed voorstellen. Ik neem als theoloog alle informatie in me op en neem dus ook als theoloog een standpunt in.
Wat is dat standpunt dan? Kort en bondig gezegd: de Bijbel is geen wetenschappelijk boek en de wetenschap kan geen uitspraken doen over geloofszaken. Je hebt ze wel allebei nodig om Gods schepping te bestuderen en te begrijpen. Het is daarbij de kunst om beide in de goede verhouding tot elkaar te zien. Want, zoals gereformeerde christenen belijden in art. 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: we kunnen God op twee manieren kennen. Allereerst door de manier waarop God de hele wereld geschapen heeft en nog steeds in stand houdt en regeert. Daarin zie je zijn eeuwige kracht en goddelijkheid. Ten tweede maakt God Zich persoonlijk nog duidelijker en volmaakter bekend via de Bijbel met als bedoeling dat wij Hem eren en zelf gered worden.
Mijn bezwaar tegen het creationisme is, dat het meestal de resultaten van de natuurwetenschap volledig ondergeschikt maakt aan een letterlijke interpretatie van de Bijbel. Met als gevolg bv. alle vondsten van menselijke activiteiten in het verleden niet ouder dan 6.000 jaar kunnen zijn, omdat de zondvloed zo’n 4.000 jaar voor Christus heeft plaatsgevonden. En dat het onmogelijk is vóór de zondeval dat leeuwen af en toe eens een antilope scoorden en de zwaluwen op muggenjacht gingen, omdat God zei dat alles zeer goed was. En dat de zondvloed ervoor gezorgd heeft dat alle fossielen, incl. de dinosauriërs, in de diverse aardlagen terecht gekomen zijn.
Ik vind dat een geforceerde manier van omgaan met de resultaten van de natuurwetenschap. Want dat is juist een stuk kennis waarin wij als intelligente schepselen Gods eeuwige kracht en goddelijkheid waarnemen (wanneer we tenminste in Hem geloven). Die uitkomsten moet je m.i. als christen volledig serieus nemen als christen. Anders neem je je Schepper niet serieus.
Lever ik me dan met huid en haar uit aan de resultaten natuurwetenschap? Zeker niet! Want naast dit ‘boek der natuur’ is er ook nog het ‘Boek van behoud’. En wat ik daarin lees over mijn Schepper is net zo waar. Omdat het allebei zijn boeken waarin Hij iets van Zichzelf laat zien, kúnnen ze zelfs niet met elkaar in tegenspraak zijn. Daarom neem ik ze allebei even serieus.
Dat doe ik vanuit mijn vakgebied als theoloog. Daarom deel ik niet alle suggesties van christenen die geloven in een evolutionair scheppingsmodel. Ik denk bv. dat als Jezus in één klap van honderden liters water zomaar wijn kan maken, God Zelf ook in één keer een kant-en-klare wereld in elkaar kan zetten. Dat Hij er zes dagen over doet, is zelfs aan de lange kant, zei Henk Binnendijk eens. Met ingeschapen ouderdom heb ik ook niet zoveel problemen. Met de aanwezigheid van de biologische dood buiten de hof van Eden (die Adam en Eva moesten bewerken én bewaken, staat er) ook niet.
Wat ik niet goed mee kan maken is de hypothese van een groep mensachtigen waarvan twee leden opeens door God worden aangesproken. En de pretentie dat alle leven uit elkaar is ontstaan, daarvoor ontbreken m.i. nog steeds de fysieke bewijzen als het om de overgangsvormen gaat. In mijn optiek is het net zo redelijk om te veronderstellen dat God dezelfde biologische principes op de verschillende soorten van leven heeft toegepast. Dus is de mens biologisch een zoogdier, maar als het gaat om het enorme verschil gaat tussen de mens en de rest als het om morele, kunstzinnige en religieuze eigenschappen gaat, heeft de natuurwetenschap voor deze ‘Cambrische explosie’ nog steeds geen logische verklaring kunnen geven.
Ik wil dus de wetenschap niet ondergeschikt maken aan een letterlijke interpretatie van de Bijbel. Want daarvoor is de Bijbel niet bedoeld, zegt onze gereformeerde belijdenis. De Bijbel gaat niet over de oudheid van de aarde. De Bijbel gaat over de eer van God en de redding van de mens door het bloed en de Geest van Jezus Christus.
Ik wil ook de Bijbel niet ondergeschikt maken aan de resultaten van de natuurwetenschap. Die zijn namelijk gebaseerd op zeer aannemelijke hypotheses, ook als het om de oorsprong van het heelal en het ontstaan van het leven op aarde gaat. Maar natuurwetenschappers, ook de christenen onder hen, rekenen niet met een goddelijk ingrijpen. Dat staat namelijk niet in Boek 1. Ze geloven er wel in, maar dat leiden ze af uit Boek 2. Die twee moet je niet door elkaar halen. Of het ene boek alles laten bepalen ook al lijkt het andere boek iets heel anders te zeggen.
Zowel christenen die het creationisme aanhangen als christenen die zich erg thuis voelen bij het evolutionair theïsme lopen het risiko om teveel waarde te hechten aan maar één bron van informatie. Bij het creationisme is die ene bron (bij hen: de Bijbel) het uitgangspunt van alle onderzoek geworden. Dat is een principiële keus. Het evolutionair theïsme erkent tenminste dat er twee bronnen zijn, ook al leunen sommigen wel heel sterk op één been (bij hen: de natuurwetenschap). Dat is een valkuil.
Juist hierom kan ik met het creationisme niet zo goed uit de voeten. In mijn ogen doet het evolutionair theïsme meer recht aan God als onze Schepper, ook al zie ik in de uitwerking wel de nodige eenzijdigheden, waardoor de bijbelse inbreng wat tekort gedaan wordt. Tenminste, dat vind ik als theoloog.
over MVEA vergadert. Daarna heeft de redactie van het blad Nader Bekeken (waartoe ook sommige woordvoerders behoren) besloten om als SRV-wagen de complete nota bij alle abonnees thuis te bezorgen. Wat moet je van zo’n huis-aan-huis-actie zeggen?
Nu zijn we 50 jaar verder. In 2017 vonden GKV en NGK elkaar op bijna alle punten die met de Bijbel en de belijdenis te maken hebben. Men besloot toen om in 2020 de volgende stap richting een fusie te zetten. Dus hebben we begin februari twee dagen samen vergaderd, als Landelijke Vergadering van de NGK en Generale Synode van de GKV. Dat waren twee prachtige dagen. Er is veel tijd besteed aan het verleden. Wat zijn er toen, in het heetst van de strijd, van beide kanten veel mensen beschadigd geraakt! Dat hebben we uitgesproken naar elkaar toe. Hoe goed was dat! En we spraken met elkaar door over hoe we vandaag als gelovigen en als kerken Christus willen volgen door midden in de samenleving te staan én trouw te zijn aan zijn Woord, de Bijbel. Ook daarin herkenden we elkaar. Ook hoorden we dat de geestelijke herkenning plaatselijk sterk is toegenomen in de afgelopen jaren. Dus konden we unaniem (!!) besluiten: voort te gaan op de weg naar de vorming van één kerkgemeenschap met de NGK en de GKV
De gezamenlijke vergadering werd afgesloten met een Avondmaalsviering. Dat deden we niet op eigen houtje als GKV-synodeleden en landelijke NGK-afgevaardigden. We vierden het in een kerkdienst die belegd was door de sinds kort gezamenlijke NGK-GKV-gemeente van Nunspeet. We zongen er o.a. Psalm 133 en Opwekking 767 bij.
Dat is niet alleen in de jaren zestig van de vorige eeuw voorgekomen, zoals de commentator stelt. Al op de Synode van Dordrecht in 1618 diende zich een dubbele afvaardiging uit de provincie Utrecht aan: een remonstrantse en een contraremonstrantse. De eerste werd geweigerd, de tweede toegelaten.
Dat is de mooie naam van de kerk in Graz waar ds. Peter Drost op D.V. 20 oktober 2019 bevestigd zal worden. Afgelopen zomer vertrok het gezin Drost naar Oostenrijk. Daar ging een jaar aan voorbereiding aan vooraf. Ook voor de kinderen ging Oostenrijk steeds meer leven, zoals blijkt uit de tekening van een van de dochters van Peter en Francien.
Op wonderlijke wijze voorzag de HERE in een prachtige woning in Übelbach, een dorp dat vlak boven Graz ligt. De start was wat anders dan ze zich hadden voorgesteld: één van de kinderen kreeg begin augustus een blindedarmontsteking. Inmiddels voelt het in Oostenrijk voor de familie Drost redelijk vertrouwd. Dus kan er uitgekeken worden naar zondag 20 oktober. In de Christkönigskirche in Graz-Wetzelsdorf zal ds. Henk Drost, de vader van Peter, de bevestigingspreek houden, wordt de bevestiging zelf verricht door ds. Reinhard Mayer uit Rankweil en volgt daarna de intredepreek van de nieuwe missionaire predikant van Graz.
Daarnaast belegde hij op 14 en 28 juli en op 11 augustus drie Nederlandstalige kerkdiensten voor vakantiegangers in het magazijn van een sportgroothandel onder zijn woning. De opkomst was verrassend hoog: 40, 75 en 85 christenen uit de hele breedte van kerkelijk Nederland. Klaas had dus niet voor niks 64 stoelen klaar gezet. Gelukkig stonden er nog een aantal inpaktafels, een magazijnkar en zelfs nog ergens een leren bank, die meteen in bezit genomen werd door een paar kinderen. Tijdens de kerkdienst volgde Klaas de liturgie van de ERKWB van Rankweil. Zo konden de gasten ervaren hoe een ‘Oostenrijkse’ kerkdienst er uit ziet.
Beide predikanten zijn beroepen door de ERKWB van Rankweil. Deze kleine gereformeerde kerk kan de financiële lasten hiervoor niet dragen en heeft daarvoor een beroep gedaan op de SSRO in Nederland. In vertrouwen op Christus als Heer van zijn kerk heeft de SSRO toegezegd om, samen met de thuisfrontcommissies van ds. Rozema en de fam. Drost, de komende vier jaar in het levensonderhoud van beide predikanten te voorzien. Jaarlijks heeft de SSRO daar een bedrag van € 50.000 voor nodig. De SSRO is dankbaar dat in 2019 al veel broeders en zusters speciaal voor Innsbruck en Graz een gift gegeven hebben, zodat er dit jaar nog maar € 25.000 nodig is. Wilt u overwegen om dit mooie werk in de Alpenlanden mede mogelijk te maken? Een gift aan de SSRO is fiscaal aftrekbaar. Wilt u op de hoogte blijven van de voortgang van het Evangelie in Oostenrijk en Zwitserland? Dan kunt u het kwartaalblad van de SSRO, het Oostenrijk-Bulletin, aanvragen via 
Maar is daarmee het besprenkelen van kinderen en volwassenen bij de doop verkeerd? Sommige christenen beweren, dat de besprenkeling pas opgekomen is toen vanaf de 3e eeuw de kinderdoop werd ingevoerd. Daarvoor was er alleen maar sprake van onderdompeling. Als bewijs daarvoor wordt de doop van Johannes de Doper aangevoerd. In de Jordaan werd iedereen, zelfs Jezus, ondergedompeld.
Maar er is meer bewijs . Rond het jaar 90 na Christus (dus ruim 50 jaar na Pinksteren!!) is een brief bewaard gebleven waarin het gaat over de manier waarop de doop bediend moet worden. Het geschrift wordt de Didache (Grieks voor ‘onderwijs’) genoemd. De volledige titel is Het onderwijs van de twaalf apostelen aan de volken. In 2017 is het door Dr. Jos M. Strengholt opnieuw uit het Grieks vertaald en van voetnoten en gespreksvragen voorzien. Volgens sommigen is de apostel Barnabas de schrijver van de Didache. In hoofdstuk VII van de Didache staat het volgende over de manier van dopen:
Inmiddels zijn we meer dan 30 jaar verder. Het is 2019. De Vrijmaking vond 75 jaar geleden plaats. En professor Douma brengt zijn allerlaatste boek uit: een autobiografie. Daarin kijkt hij volgens de tekst op de achterkant terug op zijn ‘werkzame leven dat voor een groot deel samenvalt met de geschiedenis van de vrijgemaakte kerken.’ Ik heb het boek met veel plezier gelezen. Douma (het klinkt wat kil en kaal, ik schrijf liever ‘professor Douma’ maar dat is weer zo officieel, en ik vind het niet zo passend om ‘Jochem’ te zeggen) heeft een prettige schrijfstijl. Als de materie je interesseert, lees je zo hele hoofdstukken weg. Er staan ook amper storende fouten in het 460 bladzijden dikke boek (ik kwam ergens een dubbeling tegen en op blz. 224 staat een verkeerd jaartal onder een foto – 1961 moet 1981 zijn). Een paar dingen die mij opvielen wil ik noemen.
*1* Douma eindigt zijn boek met het vierde vers van Gezang 440 uit het oude Liedboek (‘Ik heb de vaste grond gevonden’). Laat dat nou net een lied zijn dat in zijn nieuwe kerkverband tijdens de kerkdiensten niet gezongen mag worden. Want toen op de GKN-synode van maart 2016 uitsprak, dat de eenheid van het kerkverband niet in gevaar kwam omdat sommige gemeente ook een aantal liederen uit het oude Liedboek zongen, werd daar direkt bezwaar tegen gemaakt. De GKN-synode van oktober 2016 wees die bezwaren af, maar besloot meteen om deze vrije liederen vast te leggen in een lijst van 36 toegestane gezangen. Maar daar zit Gezang 440 niet bij – die mag op zondag in de GKN-kerkdiensten niet gezongen worden.