Psalm 87 gaat over Pinksteren (niet over Jeruzalem of Israël)

Ieder in z’n eigen taal – dat is Pinksteren. Want de Geest doorbreekt de grenzen die door mensen zijn gemaakt. Ieder hoort in z’n eigen taal over Gods grote daden – dat is Pinksteren. Ja, de Geest van Christus gaat wereldwijd.

In Psalm 87 wordt dat al aangekondigd. Er komt een tijd, dat uit alle volken de mensen graag bij de God van Israel willen horen. En dat ze graag deel willen uitmaken van dat volk van God. Ja, dat ze er trots op zijn, dat ze in de stad van God, in Sion, hun plek gevonden hebben.

Van de Korachieten, een psalm, een lied.

Boven alle steden van Jakob heeft de HEER de poorten van Sion lief, zijn vesting op de heilige bergen. Van u wordt met lof gesproken, stad van God. ‘Ik noem Rahab en Babel mijn getrouwen. Filistea, Tyrus en Nubië zijn alle hier geboren.’ Met recht kan men van Sion zeggen: ‘Welk volk ook, het is hier geboren, de Allerhoogste houdt Sion in stand.’ Bij de namen van de volken schrijft de HEER: ‘Dit volk is hier geboren.’ En dansend zingen zij: ‘Mijn bronnen zijn alleen in u.’

Psalm 87 gaat over Jeruzalem, zeggen veel mensen. Maar je kunt beter zeggen: Psalm 87 gaat over Pinksteren. Pinksteren verbroedert mensen uit allerlei volken en culturen. Zoals we zingen in Psalm 122 en in Psalm 133 en in een lied als ‘U maakt ons een, U brengt ons tezamen, wij loven en aanbidden U.’

Pinksteren verbroedert. Dat is heel bijzonder. De Heilige Geest maakt mensen één: samen in de naam van Jezus. Hoe bijzonder dat is, laat Psalm 87 al horen: want op Nubië na zijn de andere vier volken niet bepaald de beste vriendjes geweest van Israel. Tyrus, om het rijtje verder van achteren naar voren af te werken, was in de tijd van David en Salomo een bondgenoot, maar wordt in de profetieën van Jesaja en Jeremia nadrukkelijk als vijand genoemd. Neem verder de Filistijnen, wat hebben die het de Israelieten jarenlang lastig gemaakt na de intocht tot ver in de tijd van David en Salomo. Denk ook eens aan Babel – was het niet Nebukadnessar die de tempel verwoestte en heel de bevolking naar Babel deporteerde? Vergeet tenslotte Egypte niet, hier met Rahab aangeduid. Nou, daar hebben de Israelieten in de vier eeuwen tussen Jozef en Mozes in geen prettige tijd gehad! Als zelfs je aartsvijanden zich thuis gaan voelen in jouw stad en bij jouw volk, wat is er dan aan de hand? Dan is er dit aan de hand: ze zijn zich thuis gaan voelen bij jouw God!

Dát gebeurt vanaf Pinksteren. Uit allerlei volken en talen voelen mensen zich thuis bij de God van Jakob. Bij de Allerhoogste. Ja, de HERE schrijft alle volken persoonlijk in als bewoners van zijn stad, van Sion. Psalm 87 brengt in poëzie dezelfde boodschap als Jesaja in zijn profetie (Jes. 19:23-25). Ook daar zie je hetzelfde: er komt een tijd, dat God Zelf mensen bij elkaar brengt, die normaal tegenover elkaar staan:

Op die dag zal er een weg lopen van Egypte naar Assyrië. Dan zullen de Assyriërs naar Egypte komen en de Egyptenaren naar Assyrië, en samen zullen zij de HERE dienen. Op die dag zal Israel zich als derde bij Egypte en Assyrië voegen, tot zegen voor de hele wereld. Want de HEER van de hemelse machten zal hen zegenen met de woorden: ‘Gezegend is Egypte, mijn volk, en Assyrië, werk van mijn handen, en Israel, mijn bezit.’

Wij zeggen wel eens: sport verbroedert – en dat zal bij de Olympische Spelen ook best wel zo zijn. Maar je kunt beter zeggen: de Heilige Geest verbroedert. Hij maakt mensen één met Jezus en zo één met elkaar. Dan herken je elkaar als medechristen. Of je nu blank bent of bruin. Waar je ook vandaan komt. Dat wil Psalm 87 zeggen. Jeruzalem wordt Sion genoemd. Het gaat niet langer om die stad en dat lapje grond aan de Middellandse Zee op zich. Het gaat om de plaats waar God woont.

Vanaf Pinksteren woont God overal waar twee of drie mensen in de naam van Jezus samenkomen. Daar komt dan Gods volk bij elkaar. Daar wordt Gods lof bezongen. Daar wordt erkend dat God de Allerhoogste is, die aan de wereld zijn Zoon Jezus Christus gegeven heeft als diepste bron van blijdschap. Van Hem gaat het hart zingen en gaan de voeten dansen. En iedereen die in Hem gelooft, hoort bij die mensen uit ‘welk volk ook’, zoals Psalm 87 zegt, die ‘hier geboren’ zijn. Waar is ‘hier’? ‘Hier’ is overal waar Jezus Christus zijn gemeente bouwt, het nieuwe Jeruzalem. ‘Hier’ is overal waar de Heilige Geest aan mensen in hun eigen taal vertelt, wie God is en wie Jezus Christus is en hoe die Twee hebben laten zien, hoe lief ze de hele wereld hebben.

Dat mooie bericht gaat vanaf Pinksteren wereldwijd. Vóór die tijd, ook in Psalm 87, dacht iedereen nog: als die tijd komt, zullen uit heel de wereld de gelovigen zich in Jeruzalem verzamelen. Allemaal naar één plek toe dus. De pijlen naar binnen gericht. Zelfs de apostelen dachten dat nog, vlak voor de Hemelvaart: Heer, gaat U binnenkort het koningschap over Israel herstellen? Maar Jezus zei toen al: Nee, maar wanneer de Heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van Mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.’ Voel je, wat hier gebeurt? Met Pinksteren wordt de richting omgekeerd! De apostelen mogen niet meer denken: bij het nationale volk Israel moet iedereen zijn, want híer bij ons woont God. Nee, zegt Jezus, het is juist omgekeerd: jullie moeten erop uit, want overal waar mensen tot geloof komen, dáár woont God. De pijlen naar buiten gericht dus. Zo leert Jezus de apostelen ‘om te denken’ om het eens modern te zeggen. Er is niet meer één volk en er is niet meer één land, maar dankzij Jezus Christus hebben wij door de Geest toegang tot de Vader en zijn we allemaal burgers en huisgenoten van God (Ef. 2:18+19). Vanaf Pinksteren is de belofte: ‘Dan wordt u gezegend met een lang leven in het land dat de HERE, uw God, u geven zal’ (Ex. 20:12b) uitgebreid tot ‘Dan zul het u goed gaan en zult u lang leven op aarde’ (Ef. 6:2).

Met Pinksteren gaan de deuren open. De tijd van afzondering is voorbij. Gods Geest gaat wereldwijd. Gods Woord gaat internationaal. De eerste echte buitenlander die Jezus in geloof als Redder en Heer aanneemt … komt uit Nubië! De kamerling uit Morenland. En daarna volgen er nog velen, want tot aan de uiteinden van de aarde moet iedereen in zijn eigen taal het goede nieuwe over Jezus Christus horen. Zijn Geest maakt onze tongen los: “Prijs de Heer, de weg ligt open tot de Vader, tot elkaar!”

KERK zijn met HOOFD en HART en HANDEN – de valkuilen

Hoofd hart handen ingelijstDank, dank nu allen God, met hoofd en harten en handen. Met een variatie op een bekend gezang zou je kunnen zeggen dat dit de drie basic-manieren waarmee je als christen uiting geeft aan je geloof. Dat geloof is en geschenk van de Heilige Geest. Als Hij mij niet voortdurend motiveert en in vlam zet om als christen voor God, mijn hemelse Vader, en voor Jezus, mijn Redder en Heer te leven, wordt het bij mij al heel snel een vorm- en regeltjesgeloof, omdat het van God of de omgeving moet. Maar helaas … veel christenen (ikzelf niet uitgezonderd) zien dat altijd veel scherper bij een ander dan bij zichzelf. Daarom wil ik hier de valkuilen benoemen van alle drie de geloofstypes. Want overal waar het zaad van het Evangelie gezaaid wordt, vertelt onze Heer in een gelijkenis, is de duivel er als de kippen bij om het opkomende geloof de nek om te draaien. Dat geldt ook voor de tritst Hoofd – Hart – Handen. Welk type je ook bent, in alle drie de gevallen probeert de duivel het geloof weg en eruit te drukken. Daarvoor heeft hij drie verschillende taktieken, denk ik wel eens.

Hoofd hart handen 2Valkuil 1: veel weten = eigenwijs

Voor ‘HOOFD-christenen’ is dit volgens mij een risiko. Je kennis maakt je eigenwijs. Je ziet neer op andere christenen, die niet zo serieus de Bijbel bestuderen. Die zijn dan al snel in jouw ogen ‘minder principieel’. Als gereformeerde kerken zijn we lange tijd heel sterk geweest in bijbelkennis en het doordenken van wat de HERE God op grond van zijn Woord vandaag van ons vraagt. Maar daardoor hebben we ook de naam gekregen, het allemaal wel heel erg goed te weten. Op christenen uit andere kerken keken we neer – die zaten in de foute kerk, dus mochten ze niet deelnemen aan, lid worden van of werken bij het gereformeerd onderwijs, de gereformeerde politiek en allerlei andere organisaties. Als GKV-kerken hebben we daarmee een slechte naam opgebouwd. Gelukkig ligt die tijd nu wel echt achter ons. Maar die betweterige houding kom ik nog steeds wel tegen: kerkleden die heel goed weten wat er in de Bijbel staat en hoe het hoort en daar anderen mee om de oren slaan. Dat is niet goed.

Aan de andere kant: wanneer je door de Heilige Geest gezegend bent met een goed inzicht in de Bijbel en een goed kunnen doordenken wat dat betekent voor vandaag, ben je niet een ‘mindere’ christen dan een Hart- of Hand-type. Integendeel: je moet wel weten wat je gelooft en waarom je gelooft. Zonder kennis over Mij gaat het volk te gronde, zegt God in Hosea 4. En om Mij echt te kennen, moet je de Bijbel bestuderen, zegt de Here Jezus in Johannes 5.

Hoofd hart handenValkuil 2: heel enthousiast = zelfingenomen

Voor ‘HART-christenen’ is dit volgens mij een risiko. Met ‘zelfingenomen’ bedoel ik dan, dat jouw invulling van het geloof de maat wordt waarmee je de ander meet. Je hart staat in vuur en vlam voor Christus en dat blijkt uit de manier waarop je zingt, leest, bidt en heel je leven op zondag en van maandag tot zaterdag invult en vorm geeft. Maar voor je het weet, veroordeel je je broer of zus in het geloof, die niet op dezelfde manier zijn of haar geloof beleeft of in praktijk brengt. Je vergeet dan, dat de Heilige Geest niet van iedere gelovige een ‘HART-christen’ gemaakt heeft. En je vergeet ook heel gemakkelijk, dat God niet kijkt naar de mate waarin mensen zich voor Hem inzetten, maar naar het hart: hoe zit het met jouw liefde voor Hem en voor je naaste? Laatst zat ik met wat mensen hierover door te praten. Iemand vond dat er in onze gemeente enthousiaster gezongen zou moeten worden met de handen omhoog en dat er ook veel meer leden aktief mee zouden kunnen in gebedskringen.  Iemand anders zei toen: ik vind het persoonlijke gebed voor mijzelf heel belangrijk en haal vaak heel veel troost en bemoediging uit een bekende psalm of een mooi gezang bij het orgel. Een derde vond het mooi dat het in onze kerkelijke gemeente allemaal mogelijk is. Dat vind ik ook, en ik gebruik deze reaktie hier om te onderstrepen, dat we op die manier ook aan elkaar gegeven zijn in de gemeente: niet om mijn manier van geloofsbeleving boven die van de ander te stellen, maar om elkaar aan te vullen en aan te vuren.

Aan de andere kant: het hart is wel dé plek bij uitstek waar de Heilige Geest ons wil raken. In de psalmen wordt (ik heb het niet precies geteld) wel 100x opgeroepen om de HERE te loven met heel ons hart. En ook Petrus schrijft: “Erken Christus als Heer en eer Hem met heel uw hart.” En waar het hart vol van is, loopt de mond van over, zeggen we allemaal. Dus als er weinig enthousiasme voor de Heer zichtbaar is in een gemeente, is dat een slecht teken. Dan moeten we juist meer ruimte voor beleving toelaten, in de kerkdiensten én als opdracht voor onszelf.

Hoofd hart handen engelsValkuil 3: lekker praktisch = laat maar zitten

Voor ‘HANDEN-christenen’ is dit volgens mij een risiko. Bij een bekende voetbalclub zingt men ‘geen woorden maar daden’. En natuurlijk is het waar, dat geloof zonder daden een dood geloof is, zoals Jakobus schrijft. Levend geloof = de handen uit de mouwen voor je naaste en een bemoedigend woord voor iedereen. Maar juist als de meeste gemeenteleden in een gemeente meer praktisch ingesteld zijn, loop je het risiko om alles wat met ‘Hoofd’ en ‘Hart’ te maken heeft, maar aan anderen over te laten. Dus schiet bijbelstudie er gemakkelijk in. Als de bijbel open moet bij bijzondere gebeurtenissen of bij moeilijke vragen, daar heb je de dominee en de ouderling voor. En samen zingen, samen bidden of samen evangeliseren, dat laat je maar liever aan die enthousiaste of zweverige types over. Zelf hou je je maar liever wat op de achtergrond.

Op die manier maken vele handen geen licht werk, maar komt 3/4 van het werk op de schouders van een paar mensen neer. En dat is nog niet het ergste. Als bijna niemand meer zegt waarom we de handen uit de mouwen steken voor elkaar en voor anderen, wordt de naam van onze Heer Jezus Christus niet meer genoemd. Dan wordt geloven een vorm en snappen je kinderen niet meer, om Wie het echt gaat. Of de kerk wordt een gezellige club mensen. Met dat laatste is niets mis, want waar liefde woont, gebiedt de HEER zijn zegen. Maar besef, dat we wel wat meer zijn: de plek waar God mensen bij elkaar brengt die uit de duisternis gered zijn en nu in het licht van zijn liefde mogen leven, op weg naar een schitterende toekomst! Als je daar echt van overtuigd bent geraakt, dan mag je dat, vanuit een dankbaar hart, met woorden én daden laten zien. En je hoeft niet eens bang te zijn dat je het niet zo goed kunt verwoorden, want de Heilige Geest zal, als het zo eens ter sprake komt, je de woorden wel in de mond leggen, heeft Jezus al zijn volgelingen beloofd.

Aan de andere kant: één gebaar zegt meer dan 100 woorden. Dus als ‘omzien naar elkaar’ de sterke kant is van jouw gemeente, moet je daar niet negatief over doen, maar juist enorm blij mee zijn. In de kleine en gewone dingen trouw zijn, zonder meteen af te haken bij tegenslag – dat is een mooie eigenschap van een christen. En ook van een echte ‘HAND-gemeente’. Maar laat het geen excuus zijn om voor de rest zelf maar wat achterover te hangen. De meeste leerlingen van Jezus waren ook niet van die praters. Toch wisten ze in woord én daad het Evangelie heel goed over te brengen.

KERK zijn met HOOFD en HART en HANDEN – de praktijk

Hoofd hart handen engelsDe trits HOOFD – HART – HANDEN kun je goed gebruiken om te ontdekken wat voor type christen je bent. Dus kun je het ook als thermometer gebruiken om het functioneren van de plaatselijke kerk gaat. In een fijne gemeente bestaat er een goede wisselwerking tussen deze drie onderdelen.  In mijn vorige blog verwees ik naar de eerste christengemeente in Jeruzalem. Die bloeide en groeide volgens de beschrijving in Handelingen 2:41-47 . De bloei was te danken aan de manier waarop ze samen gemeente waren, nl. met hoofd (vers 42a, 43) en hart (vers 42d, 47a) en handen (vers 42b, 44, 45, 46). De groei gaf Christus Zelf (vers 47).

Hoe vul je dat praktisch in?

Als het erom gaat dat je gemeente en christen bent met je HOOFD is volgens mij een belangrijke vraag: Hoe kun je elkaar stimuleren om meer werk te maken van het leren kennen van God als je hemelse Vader en Jezus Christus als je Redder en Heer, en hoe je Hen dient en volgt in je dagelijks leven? Want geloven met je HOOFD betekent, dat je steeds meer wilt weten wie God is, wat Hij gedaan heeft. Geloven kan niet zonder de kennis van je hoofd.

Als het erom gaat dat je gemeente en christen moet zijn met je HART is volgens mij een belangrijke vraag: Hoe word je persoonlijk en samen steeds weer geraakt door het evangelie van Gods liefde die Hij via onze Heer Jezus Christus en via de Heilige Geest naar ieder van ons laat toekomen? Geloven met je HART is namelijk, dat je steeds meer God gaat liefhebben boven alles en de naaste als jezelf. Dat kan niet zonder beleving en ervaring.

Als het erom gaat dat je gemeente en christen moet zijn met je HANDEN is volgens mij een belangrijke vraag: Hoe verbind je het ‘doen’ met je geloof? Geloven met je HANDEN betekent dat je ook praktisch naar elkaar omkijkt, zowel binnen de gemeente als daarbuiten.  Dit onderdeel van het geloof krijgt in Handelingen 2:41-47 de meeste aandacht, maar staat wel in goed verband met de andere twee aspekten.

Een goede mix

Een goede mix tussen alle drie de aspekten is niet vanzelfsprekend. Voor je het weet zoeken gelijkgezinde christenen elkaar op. En dus krijg je ook bepaalde types kerkgemeenschappen. Gereformeerden worden vaak getypeerd als hoofd-christenen. Evangelischen lijken vooral hart-christenen te zijn. Bij het Leger des Heils kom je vooral christenen met de handen tegen. Ook legt elke tijdsperiode z’n eigen accenten. Als ik het zo inschat, vonden we in de GKV-kerken de bijbelse leer lange tijd erg belangrijk (hoofd), stond in de afgelopen twintig jaar het gevoel en de beleving behoorlijk centraal (hart) en verschuift de aandacht nu meer naar het praktisch christen zijn (handen).

Hoofd hart handenHou krijg en behoud je een goede balans binnen de gemeente? Misschien helpt het om bewust werk van de trits ‘Hoofd-Hart-Handen’ te maken op de volgende drie gebieden:

*A*  Op zondag. In de kerkdienst krijgen zowel bijbellezing en bijbeluitleg als zingen en bidden evenveel aandacht, terwijl rondom de kerkdienst de onderlinge ontmoeting  er ook echt bij hoort

*B*  De taak van ambtsdragers. Zij krijgen van Jezus Christus de opdracht om ervoor te zorgen dat zijn gemeente ook echt als een geestelijk lichaam functioneert (Ef. 4:11-16). Hoe geef je als kerkenraad en diakonie aandacht aan en stimuleer je bijbelstudie (hoofd)  en gebed (hart) en het omzien naar elkaar (handen)?

*C* Als gemeente / wijk / kring. Welke activiteiten organiseer je als gemeente en onderneem je als wijk of kring? Zit er voldoende evenwicht in?

Heel praktisch is dit tweede deel niet geworden. Dat kan ook niet echt, denk ik, want elke gelovige heeft zijn of haar eigen gaven van de Heer gekregen en iedere gemeente van Christus is uniek qua samenstelling. Ik hoop wel dat alles wat hierboven staat kan helpen om het christen-zijn met Hoofd & Hart & Handen vorm te geven, persoonlijk en als kerkgemeenschap.

KERK zijn met HOOFD en HART en HANDEN – de theorie

Hoofd hart handen ingelijstWat is de ideale kerk? En hoe kunnen wij dat vandaag zijn? Daarvoor moeten we terug naar de Bijbel. Twee omschrijvingen die ikzelf erg waardevol vind, komen van Jezus Zelf. Hij zegt op een gegeven moment tegen zijn twaalf de leerlingen, dat de gelovigen samen een gemeente vormen., want “waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben Ik in hun midden.” (Matteüs 18 vers 20). Op een heel ander moment zegt Jezus tegen een halve heiden (de Samaritaanse vrouw), dat je sinds zijn komst overal God kunt aanbidden, namelijk wanneer men “de Vader echt aanbidt, in Geest en waarheid. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie Hem aanbidt, moet dat doen in Geest en in waarheid.” (Johannes 4 vers 23 en 24). Een christelijke gemeente is dus een verzameling van gelovigen die in de naam van Jezus en één van Geest samenkomen om God de Vader te aanbidden. Maar dat klinkt nogal theoretisch. Wat gebeurt er allemaal in een gemeente, waar God de Vader, Jezus de Verlosser en de Heilige Geest centraal staan? Dat staat heel mooi beschreven in Handelingen 2:41-47. Meteen na de uitstorting van de Heilige Geest op Pinksteren ontstaat er in Jeruzalem een grote christelijke gemeenschap van meer dan 3.000 leden. Het leven van de eerste gemeente ziet er zo uit:

41 Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. 42 Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed. 43 De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichtten, vervulden iedereen met ontzag. 44 Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. 45 Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. 46 Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. 47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.

Als je deze omschrijving op je laat inwerken, denk je al gauw: ‘Wow, wat een fijne gemeente!’ Toch schetst Lukas, de schrijver van het bijbelboek Handelingen, niet alleen maar een ideaal. Nee, het was écht zo goed daar, in die begintijd. En zo gaat dat wereldwijd en overal, dat er fijne gemeentes van Jezus Christus zijn, waar je graag bij wilt horen. En waar dan de duivel ook als de kippen bij is om onenigheid te veroorzaken. In beide gevallen, in goede tijden en in slechte tijden, mag je je dan weer spiegelen aan het leven van de eerste gemeente. Met als onderliggende gedachte, dat je pas echt gemeente van Christus bent, als je oprecht samenkomt in zijn Naam, in Geest en waarheid, om God de Vader te ontmoeten.

Boven binnen buitenOp grond van deze bijbelse lijnen is vaak gezegd, dat een ideale gemeente drie speerpunten kent, namelijk de drie B’s van

  • BOVEN
  • BINNEN
  • BUITEN

Voor een bijbelse visie op kerk-zijn is dat een hele goeie drieslag.

Maar als het erom gaat, hoe we samen een aansprekende, attractieve gemeente van Christus willen zijn, vind ik een andere indeling nog aansprekender, nl. die vanHoofd hart handen 2

  • HOOFD
  • HART
  • HANDEN

Hoofd en Hart en Handen: in Handelingen 2:41-47 kom je in de eerste christelijke gemeente van Jeruzalem deze drie aspekten van gemeente-zijn allemaal duidelijk tegen. Check het zelf en je zult zien dat ze alle drie een ruime voldoende scoren. De gevolgen blijven dan ook niet uit: De Heer (Jezus Zelf, door zijn Geest) breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden. Er kwamen dus elke dag (!!) nieuwe mensen tot geloof die lid werden van de gemeente van Jezus Christus in Jeruzalem.

BOVEN – BINNEN – BUITEN gaat meer over de gerichtheid en de struktuur van elke kerk. Binnen die drie deelgebieden kunnen gemeenteleden zich met hun gaven inzetten.

HOOFD – HART – HANDEN gaat meer over manier waarop in elke kerk het geloof in God en Jezus vorm krijgt. Zonder een goede wisselwerking tussen deze drie kun je als mens niet goed funktioneren. Ook in de gemeente van Christus heb je deze drie aspekten nodig om samen een fijne kerk te vormen en zelf in je geloofsleven opgebouwd te worden:

  • HOOFD   Hoe kunnen we elkaar in de gemeente stimuleren om werk te maken van het leren kennen van de HERE en zijn wil voor het dagelijks leven, en hoe hou je het persoonlijke kontakt met God levend? Want geloven met je hoofd betekent, dat je steeds meer wilt weten wie God is, wat Hij gedaan heeft. Geloven kan niet zonder de kennis van je hoofd.
  • HART   Hoe worden we in de gemeente steeds weer geraakt door het evangelie van Gods liefde die Hij via Jezus onze Heer en via de Heilige Geest naar ieder van ons laat toekomen? Geloven met je hart is namelijk, dat je steeds meer God gaat liefhebben boven alles en de naaste als jezelf.
  • HANDEN   Hoe verbinden we als gemeente het ‘doen’ met het geloof? Want het geloof in Christus niet kompleet als het niet doorwerkt in praktisch handelen en in  betrokkenheid op elkaar en op de mensen om ons heen Geloven met je handen betekent dat je als gemeenschap elkaar ontmoet en er voor elkaar bent.

Ik denk dat het voor een plaatselijke kerk belangrijk is, dat deze drie aspekten alle drie een plek krijgen in het gemeenteleven. Zowel op zondag als door-de-week. Vooral, omdat het volgens mij de drie belangrijkste manieren zijn waarop de Heilige Geest het geloof van ieder gemeentelid vormt en voedt. Ga maar bij jezelf na op welke manier het geloof bij jou het beste binnenkomt en wat je in je eigen gemeente het meeste waardeert.

Over de praktische invulling van elk van de drie geloofstypes valt ook nog wel een en ander te zeggen. Evenals over de valkuilen die elke type met zich mee brengt. Daarover gaan de volgende twee blogs.

Eerder schreef ik een korte blog over hoe je met de gaven van ‘Hoofd – Hart – Handen’ kunt meewerken om Gods gave gemeente nog gaver te maken.

 

Openbare geloofsbelijdenis met een aangepast formulier

Belijdenisgroep collagePinksteren 2017: acht jongeren in onze gemeente ‘Het Noorderlicht’ te Assen-Peelo komen er openlijk voor uit dat ze in God geloven, dat ze bij Jezus Christus willen horen en dat de Heilige Geest hun motiveert om als christen te leven. In onze kerken gebruiken we daarbij altijd een kort belijdenisformulier. Deze keer hebben we dat (net als vier jaar geleden) aangepast tot een ‘Belijdenisformulier in Gewone Taal’ om het begrijpelijk te maken voor alle acht de jongeren. Uiteraard gebruiken we in zo’n dienst dan ook de ‘Bijbel in Gewone Taal’.

Graag plaats ik hier dit aangepaste belijdenisformulier voor gelovigen met een verstandelijke beperking. Gebruik ‘m in je eigen gemeente als je denkt dat het een goed alternatief is voor het officiële formulier.

Formulier voor openbare geloofsbelijdenis (aangepast voor gemeenteleden met een verstandelijke beperking)

Geliefde broers en zussen,

Jullie staan hier voor God en zijn gemeente om je geloof te belijden. Ik vraag je eerlijk te antwoorden op de volgende vragen.

1/ Je bent gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Geloof je in die God?

  • in de Vader, die de hemel en de aarde gemaakt heeft
  • in de Zoon, Jezus Christus, die ons gered heeft aan het kruis
  • in de Heilige Geest, de nieuwmaker, die ons geloof wil geven en het sterker wil maken

2/ Geloof je dat je al vanaf je geboorte zonde in je hebt? En dat je vaak niet het goede doet?  En dat God daarom terecht boos op je is?  Heb je spijt van alles wat je verkeerd hebt gedaan en wat je verkeerd hebt gezegd en wat je verkeerd hebt gedacht?

3/ Geloof je dat je bij de Here Jezus en zijn gemeente mag horen? Geloof je dat God je ál je zonden vergeeft door Jezus’ bloed en door zijn gebroken lichaam? Geloof je dat jij zo helemaal schoon kunt zijn voor God?

Kruis Muur Assen4/ Geloof je dat alles waar is wat er in de Bijbel staat? In het kort staat dit ook in de geloofsbelijdenis. Beloof je dat je dit zolang je leeft zult blijven geloven, met de hulp van de Heilige Geest?

5/ Wil je God en de andere mensen liefhebben? Wil je vechten tegen je slechte gedachten en woorden en daden en wil je respect hebben voor God? Wil je luisteren naar aanwijzingen van andere christenen als je fouten maakt? Wil je trouw naar de kerkdiensten komen met de gemeente en naar de preken luisteren? Wil je het Avondmaal meevieren?

Wat is daarop je antwoord?  JA

Zegenbede:

God heeft je geroepen om het goede te doen. Hij zal je ook sterk maken zodat je het vol kunt houden. Zo kun je blijven geloven en zo kun je zijn wil doen. De Heilige Geest zal je helpen en Jezus zal je schoon maken van de zonde. Alle eer is voor Hem, nu en voor eeuwig! Amen.

Zegenlied

Dit aangepaste formulier is in 2013 opgesteld n.a.v. catechisatie/bijbelonderwijs aan kerkleden met een verstandelijke beperking door Karla Leeftink-Huizinga. De foto van de christenen die met Pinksteren belijdenis deden in GKV ‘Het Noorderlicht’ te Assen-Peelo is gemaakt door Philip Roorda. 

Avondmaal aan huis – de lijn van Calvijn

Waar vier je het Avondmaal? In de kerk of bij mensen thuis? Als gemeente of ook op conferenties en congressen? In Nederland is men binnen de protestants-gereformeerde kerken vanaf het allereerste begin (1570) erg terughoudend geweest met het vieren van het Avondmaal buiten de kerkdiensten om. Dat is voor een deel terecht, denk ik. Het Avondmaal is geen maaltijd van christenen, maar een maaltijd van de christelijke gemeente. Samen als gemeente vieren we dat Jezus onze Heer er zijn leven voor over had om ons weer met God te verzoenen. En dat Hij zijn Heilige Geest gegeven heeft om ons te motiveren tot een nieuw, christelijk leven. Het past dan niet zo goed om ‘kerkje te spelen’ op allerlei plekken waar christenen bij elkaar komen, vind ik. Maar hoe zit het met gemeenteleden die niet meer in de kerk kunnen komen? Kunnen zij het Avondmaal aan huis ontvangen?

Avondmaal Helmantel (3)In onze gemeente is het al zo’n 15 jaar mogelijk dat gemeenteleden die ernstig ziek zijn of langdurig aan huis gebonden zijn het Avondmaal thuis vieren als zij dat willen. Dat was, zo rond 2000, een nieuwe ontwikkeling. Ruim 400 jaar golden de volgende argumenten om het ‘Avondmaal aan huis’ niet te stimuleren: a) de viering van het Avond­maal moet in de gemeente plaats vinden; b) het ontvangen van het Avond­maal is niet noodzakelijk om behouden te worden; c) de werking van het Avond­maal komt, dankzij de Heilige Geest, ook ten goede aan gemeenteleden die het Avond­maal niet kunnen meevieren.

Maar vanaf het allereerste begin van de Reformatie klinkt er al een tegengeluid. En het is niet de eerste de beste die zich nadrukkelijk vóór de bediening van het Avondmaal bij ernstige zieken thuis uitspreekt. Johannes Calvijn was één van de overtuigde voorstanders van de mogelijkheid om zieken thuis het Avond­maal te laten meevieren. Volgens hem hebben langdurig of ernstig zieke gemeenteleden het recht om het Avond­maal te ontvangen en heeft de kerk de plicht om daaraan te voldoen.

In 1543 waren er een aantal predikanten die Calvijn hierover om advies vroegen. Calvijn geeft dan als antwoord, dat men de gewoonte van de ‘ziekencommu­nie’ (zo werd het Avondmaal aan huis vaak genoemd) mag toelaten waar het nodig en passend is. De enige voorwaarde die Calvijn eraan verbindt is “dat het werkelijk een communio is, dat wil zeggen, dat het brood in de gemeen­schap van gelovigen gebroken wordt.”

calvijn-portret-nlPrecies twintig jaar later, in 1563, schrijft Calvijn nog een keer uitvoerig over de bediening van het Avondmaal bij ernstig zieken thuis. Hij doet dat in een brief aan Caspar Olevianus, één van de opstellers van de Heidelberg­se Cate­chismus. Wanneer je naar het doel van het Avond­maal kijkt, schrijft Calvijn, “meen ik te mogen opmaken, dat zij die of aan een langdurige ziekte lijden of in levensgevaar zijn, niet van een zo groot goed beroofd mogen worden.” Het Avond­maal dient tot versterking van het geloof en is een wapen dat Chris­tus ons aanreikt in de geestelijke strijd die we te voeren hebben. Juist in tijden van een ernstige ziekte en een naderend sterven wordt een gelovige door veel verzoekingen overval­len en beang­stigd. “Mogen wij nu dit bijzonder hulpmiddel van hem wegnemen, waardoor zijn vertrouwen zo versterkt wordt, dat hij zich met vreugde in de strijd begeeft en de overwinning behaalt?” Daarom mag men de zieken volgens Calvijn niet van het Avond­maal weren. “Juist het Avond­maal is symbool van de heilige eenheid van Gods kinderen.” Calvijn bestrijdt, dat het Avond­maal zo een privézaak wordt. “In werkelijkheid is het Avondmaal aan huis een onderdeel van de openlijke viering.” Tenslotte is hij van mening, dat voorkomen moet worden, dat zieken uit bijgeloof, eerzucht of nieuwsgierigheid het Avond­maal willen ontvangen. Daarom wil Calvijn slechts in uitzonder­lijke situaties en wanneer de kerkeraad goed op de hoogte is van de werkelijke toestand van de zieke broeder of zuster, de Avond­maalsviering bij hem of haar thuis toe­staan. Bovendien moet de viering helemaal overeenkomen met de instelling van Chris­tus. Daarom acht Calvijn het wenselijk, dat het Avond­maal “slechts in de kring van de gelovigen en niet zonder onderwijs en liturgie, evenals bij de openlijke viering, gehouden wordt.”

In zijn eigen kerk in Genève gaf de kerkenraad geen gelegenheid voor de ziekencommunie. Het Avond­maal mocht alleen in de zondagse kerkdiensten gevierd worden. Calvijn heeft zich hierbij neergelegd, maar bleef het ermee oneens. Hij zelf zou het brood en de wijn graag aan ernstig of langdurig zieken uitreiken. Juist in hun situatie mag de troost die Christus hen door het Avondmaal geven wil, hen niet onthouden worden, vond hij. Daarom schrijft Calvijn ook in 1558 aan een kerke­raadslid uit Heidelberg: “Dat het Avond­maal bij ons aan de zieken niet bediend wordt, mis­haagt ook mij. En het ligt werkelijk niet aan mij, dat zij die gaan sterven deze troost niet genieten. Zoveel wilde ik wel, dat bij het nage­slacht duidelijk bekend blijft, wat ik gewenst heb.”

In onze vrijgemaakte kerken is ds. E.A. de Boer (nu hoogleraar in Kampen) een van de eersten geweest die weer een pleidooi voerde voor het vieren van het Avondmaal aan huis. In het weekblad ‘De Reformatie’ schreef hij hier in 1988 vier artikelen over. Zijn conclusie was duidelijk: “Ik meen dat kerkeraden, aan wie de herderlijke zorg en de bediening van de sacramenten is toever­trouwd, gezien hun taak en recht en in het licht van het verleden, de ruimte hebben om aan de ernstig en langdurig zieken thuis het Heilig Avond­maal te bedienen. De criteria, waaraan de ziekencommunie moet voldoen, zijn we al tegengekomen. Het Avond­maal moet naar Chris­tus’ instelling gegeven, door een dienaar van het Woord bediend en door een kring van gelovi­gen meege­vierd worden. Het mooiste is, wanneer deze viering plaats­vindt op de Avond­maalszondag.”

kruis-hart.jpgZo doen we het in 2016 in onze gemeente ook. In een huiskamer komen  de predikant, de kringouderling, de kringdiaken en een paar gemeenteleden bij elkaar. De bediening van het Avondmaal vindt plaats in een korte samenkomst waarin we ook samen bidden, uit de bijbel lezen en zingen. Daarmee volgen we helemaal de lijn van Calvijn. Hij vond het o zo belangrijk dat gelovige kinderen van God juist als ze het heel erg moeilijk hebben, het Avondmaal als geloofsmedicijn ontvangen. Om in alle angsten en benauwenissen het oog op de Heer gericht te houden en op Hem te blijven hopen (Psalm 25:15-22). Juist dan wil Jezus onze Heer met het Avondmaal ons geloof versterken en ons ‘bemoedigen met kracht in onze ziel’ (om het met Ps. 138:3b uit de NV’51 te zeggen).

Verwacht een wonder – creëer je eigen teleurstelling

Het is weer raak in christelijk Nederland. Voor- en tegenstanders van gebedsgenezing gaan met elkaar de discussie aan. En op straat wordt met mensen gebeden en gebeuren dezelfde wonderen van genezing als in de tijd van Handelingen. In het Nederlands Dagblad van 4 augustus voerde Hans Maat, de direkteur van het Evangelisch Werkverband binnen de PKN, een pleidooi voor meer geloof in gebedsgenezing, want “Geloof in wonderen is het werk van de heilige Geest” (klik hier). Volgens mij slaat hij, hoe vriendelijk en voorzichtig hij het ook zegt, de plank flink  mis. Wie wonderen verwacht, creëert keer op keer zijn eigen teleurstellingen. 

(De afbeeldingen zijn afkomstig uit ‘Asterix de Galliër’ – editie Lekturama 1989)

Asterix 00011Hans Maat reageert op twee eerdere artikelen in het ND, namelijk een kritische bijdrage over de foute trucs van gebedsgenezing van Wouter van der Toorn (ND 12 juli) en de persoonlijke bijdrage van Annemieke Bosman over het leven met ziekte en pijn (ND 15 juli). Die twee artikelen (evenals een derde, die van Marijke Volgers over Gods waanzinnige reddingsmethoden – ND 18 juli) schuift Hans Maat subtiel  aan de kant, want het zijn “minder goede ervaringen” die “de ruimte voor wonderwerken en tekenen niet [mogen] inperken.” Hier komt de aap al uit de mouw. Ook al gaat er veel mis, toch kiest Hans Maat de kant van christenen die valse verwachtingen wekken als het om wonderen gaat. Dat blijkt uit minstens drie passages uit zijn artikel.

Zo geeft hij als praktisch voorbeeld aan, dat  hij heeft meegemaakt dat “door eenvoudige handoplegging en gebed … je rug geneest, je been wordt verlengd of de kanker verdwijnt.” Ik vind het niet alleen erg ongenuanceerd om deze drie kwalen zomaar op één lijn te plaatsen. Ik vind het ook getuigen van hoogmoed om te verwachten dat God vooral op gebed mensen van kanker  geneest. Volgens mij heeft onze Heer ons in deze eeuw gezegend met voortreffelijke medische  voorzieningen. Daar stellen we misschien wel teveel ons vertrouwen op. Maar het is toch werkelijk God verzoeken als we van Hem iets rechtstreeks willen verwachten, terwijl Hij ons Zelf  de middelen geeft waarlangs Hij genezing wil bewerken.

Asterix 10011

Erger nog vind ik de opmerking, dat het “ervaring en openbaring vereist om te zien wat de redenen zijn waarom iemand niet geneest.” Genezing op gebed zou dus de normale gang van zaken zijn in de tijd tussen Pinksteren en de terugkomst van Jezus. En als het niet gebeurt? Dan moet je maar accepteren dat God soeverein is en als er geen genezing volgt gewoon zeggen, “Ik weet het niet.” Volgens Hans Maat is dat antwoord genoeg. Verbijsterend vind ik dat. Hiermee kweek je valse verwachtingen en creëer je je eigen teleurstellingen. In het Nieuwe Testament zie ik vaker dat gewone gelovigen zieken bezoeken en voor ze bidden, dan dat gewone gelovigen zieken genezen. Ik zie dat in de Bijbel wonderen van genezing de uitzondering zijn op de regel dat God alle dingen doet meewerken ten goed. Ik ben er met Paulus van overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat de heerlijkheid die in de toekomst voor ons is weggelegd. En héél soms ontvangen mensen nu al die heerlijkheid in plaats van het lijden. Dat noemen we dan een wonder. Dank de Heer daar voor, zou ik zeggen. Maar verwacht niet zulke wonderen. Groei liever in de genade en de kennis van onze Heer en Redder Jezus Christus, zeg ik Petrus met zijn laatste woorden na (2 Petrus 3:18).

Asterix 20011

Volgens mij claimen veel mensen die in gebedsgenezing geloven ten onrechte het gezag van Jezus Zelf en de apostelen. Dat gebeurt mede omdat mensen als Hans Maat schrijven: “Als je in geloof bidt, dan gebeuren de dingen die je vraagt, dat is althans de kracht van het geloof. Ik ga daarvan uit en heb een diep vertrouwen: wanneer God spreekt, dan is het er; als God gebiedt, dan staat het er.” Maar sinds wanneer spreekt God  als ik iets van Hem vraag? En sinds wanneer heb ik het recht om ziektes te gebieden iemand te verlaten? En waar in de Bijbel vertelt Jezus mij, dat lichamelijke genezing de regel is bij het ‘Bid en u zal gegeven worden’ (Mat. 7:7 / Luk. 11:9)? Hij belooft Zelf iets anders: ‘Hoeveel te meer zal uw Vader in de hemel het goede / de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden.’ (Mat. 7:11b / Luk. 11:13b). Laten we de invulling daarvan alsjeblieft aan God Zelf overlaten. En ons wat meer concentreren op de kracht van het geloof als het grootste geschenk van de Heilige Geest in alle omstandigheden dan op wonderen van lichamelijke genezing.

Asterix 30011

Geloof ik dan niet in wonderen van lichamelijke genezing? Jawel. Ik heb er heel af en toe uit betrouwbare bron van gehoord en ik heb ze heel af en toe zelf ook meegemaakt. Maar ik verwacht geen wonderen. Dan zou ik het namelijk normaal gaan vinden dat God mensen van ziektes geneest. En tegelijk zou ik, denk ik, ook heel snel mijn geloof verliezen, omdat de ziekenhuizen nog steeds vol met mensen die niet genezen, terwijl er wel voor hen gebeden wordt (maar meestal niet met hen door die zgn. gebedsgenezers, want die doen dat alleen maar op straat of in hun eigen ‘hall of fame’). Gelukkig heeft God ons iets anders beloofd, denk ik dan maar. Namelijk dat Hij er altijd bij is, hoe de levensweg ook gaat.

Tenslotte: er zijn ook evangelische christenen die erg kritisch tegenover de bewering dat wij vandaag op dezelfde manier de zieken kunnen en mogen genezen als onze Heer Jezus Christus en zijn apostelen toen. Dat kun je nalezen in mijn blog over ‘Dove kwartels en blinde vinken’.

GAAF om met je GAVEN Gods gemeente nog GAVER te maken

In onze kerkelijke gemeente (GKV “Het Noorderlicht” in Assen-Peelo) draaien we twee weken lang het projekt GAAV! Voor een christen is het vooral GAAF om bij God te mogen horen. Paulus heeft dat ontdekt in Romeinen 12. God is zo goed en zo barmhartig voor ons is. En dus zegt hij:  Denk niet van jezelf dat je geweldig bent. Nee, wees verstandig en bedenk dat er voor God maar één ding belangrijk is: dat je gelooft in Jezus Christus. (Rom. 12:3 – Bijbel in Gewone Taal). Het gaat dus allereerst om je houding en je motivatie. Wat voor christen wil jij zijn? Eentje die zichzelf geweldig vindt? Of eentje die heel erg blij is met God als Vader en Jezus als Redder en Vriend?Gewoon Doen 01

Vervolgens mag je dat ook laten zien. Hoe kun je dat? Nou, zegt Paulus: gewoon doen! In beide opzichten. Doe maar gewóón! En dóe maar gewoon!  Gewoon doen waar je goed in bent vanuit je geloof Jezus Christus. Zonder hoge pretenties de gaven die je van God gekregen hebt inzetten. Zo ontdek je vanzelf je plekje in de kerk, in het lichaam van Christus. Want iedereen kan en mag meedoen. Met hoofd en hart en handen.

Mensen die met hun handen werken hebben die gave van God gekregen. Neem Besaleël, een goudsmit, en Oholiab, een tapijtenwever. Dat waren in de tijd van Mozes twee vaklieden die alle voorwerpen in de tabernakel, de tentkleden, de priesterkleding en alle versieringen mochten ontwerpen en uitvoeren. Want God had hun uitzonderlijke talenten op dit vakgebied geschonken, zodat ze al die technieken beheersten. Naast deze twee begaafde personen waren er nog meer vakmensen aan wie de HERE de wijsheid en het inzicht gegeven heeft die hiervoor nodig zijn. Ook die waren graag bereid om mee te bouwen aan een huis voor God. Heel het volk werd er enthousiast van, ze brachten zoveel geschenken en materiaal voor de bouw van het heiligdom, dat ze binnen de kortste keren genoeg hadden. (Lees het na in Exodus 35:30 – 36:7). Merk je hoe waardevol jij bent als je goed met je handen kunt werken? Laat maar gewoon je handen wapperen in de gemeente. Het is een talent dat je van God gekregen hebt.

Ook mensen met een goed verstand hebben die gave van God gekregen. Neem koning Salomo. Hij mocht vragen wat hij maar wilde toen hij vrij jong al zijn vader David moest opvolgen. En wat koos hij? Geen roem, geen rijkdom, geen lang leven. Hij ging voor wijsheid. Wijsheid om Gods volk zo goed mogelijk te kunnen besturen. En God gaf hem dat ook. Zelfs de moeilijkste kwesties, zoals met die twee vrouwen – wie van hen was de echte moeder van het  nog levende kind? (Lees het na in 2 Koningen 3:1-28). Zie je dat jouw gave om goed leiding te kunnen geven net zo waardevol is in de ogen van God? Gebruik maar gewoon je hoofd in de gemeente. Het is een talent dat je van God gekregen hebt.

En dan heb je ook nog mensen die vooral hun hart volgen. Ook dat is een grote gave van God. Neem de arme weduwe die in de tempel kwam. Jezus zag wat ze deed: ze gooide een  paar muntjes  in de offerkist. Twee keer 20 eurocent zeg maar. Het stelde niet zoveel voor in vergelijking met de briefjes van 20 en 50 die veel andere tempelgangers er in stopten. Maar in de ogen van Jezus was deze gift het meest waardevol. Want ze gaf blijmoedig van haar armoede alles wat ze had. Zoveel hield ze van God en van zijn huis, de tempel. (Lees het na in Markus 12:41-44). Voel je hoe blij Jezus is als jij vandaag vanuit je hart je inzet voor God en mensen? Laat maar gewoon je hart spreken in de gemeente. Het is een talent dat je van God gekregen hebt.Gewoon Doen 02

‘Maar waar moet ik beginnen?’ Nou, zou ik zeggen: begin maar gewoon, gewoon doen, elke dag een stukje beter. Ieder op z’n eigen plek. Ieder in z’n eigen functie. Maar allemaal met dezelfde motivatie: dat je gelooft in Jezus Christus. Dan is het GAAF om je GAVEN in te zetten om Gods gemeente nog GAVER te maken.

Pastorale problemen en een verschuivende geloofsleer

Je loopt als gelovige ergens tegen aan. De praktijk botst met wat je altijd zo geleerd hebt. En je vraagt je af: klopt de bijbelse leer wel? Je denkt er over na en je gaat studie maken van het onderwerp dat je zo bezig houdt. Aan het eind kom je tot de konklusie: in zijn Woord spreekt de HERE er anders over dan ik altijd gedacht heb. Onze gereformeerde leer zoals we die in de belijdenisgeschriften geformuleerd hebben, komt niet helemaal overeen met wat de Bijbel erover zegt.Vervolgens schrijf je een boek of een artikel om anderen te laten delen in je nieuwe visie op dit onderwerp. Of je draagt het uit bij een inleiding op de bijbelstudievereniging of, als je predikant bent, vanaf de kansel.

DENKPROCES

Niets mis mee, zou je zeggen. Zo moet dat toch? Bestudeer de Bijbel, want zo wil de Heilige Geest je wijsheid geven. (Johannes 5:39 en 2 Timoteüs 3:15). En dan is het toch prima als je samen tot nieuwe konklusies komt? Het Woord van onze God moet immers in alle tijden een aktuele toepassing krijgen? Toch vraag ik mij af of het denkproces wat hier plaats vindt wel juist is. Wat mij al een tijd lang opvalt is, is het volgende. Vanuit de praktijk wordt de theorie geherformuleerd. Maar dan wel op een wijze, die volgens mij te weinig recht doet aan de bijbelse fundering van dat specifieke stukje geloofsleer waar men tegen aan loopt.  Deze manier van denken vind ik te kort door de bocht.  Dat zal ik straks uitleggen. Eerst een aantal voorbeelden.

1) GEREFORMEERD MAAKT DEPRESSIEF

Veel gereformeerde mensen staan niet echt blij in het leven. Integendeel, ze hebben een negatief zelfbeeld en zijn daarom sneller depressief. De oorzaak is ook bekend: in de Heidelbergse Catechismus staat het zinnetje: ‘Wij zijn zo verdorven, dat wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad.’ Zie je wel, dat de gereformeerde leer depressieve mensen maakt? En daarom kom je vanuit de liefde van God tot een positiever mensbeeld.

2) WIE LIJDT ER HET MEEST?

Als christen kom je om je heen en in je eigen leven soms zoveel leed tegen, dat het bijna niet te dragen is. Hoe kun je daar pastoraal mee omgaan, als je tegelijk in de kerk hoort, dat de Here Jezus gelukkig het ergste lijden voor ons aan het kruis gedragen heeft? Daarmee suggereer je tegenover mensen in grote nood: je eigen moeiten en verdriet kunnen nog zo erg zijn, maar vergeleken met het lijden van Jezus Christus valt het daarbij in het niet. Vanuit je pastorale bewogenheid kom je vervolgens tot de theorie, dat de Here Jezus juist met ons kan meevoelen, omdat Hij als mens precies hetzelfde lijden heeft doorgemaakt als wij.

3) IN LIEFDE TROUW ZIJN

Je kent persoonlijk een paar medechristenen met een homoseksuele geaardheid. Je wilt graag pastoraal naast deze broeders en zusters gaan staan. Want je merkt, hoe oprecht en gelovig velen van hen verlangen naar een man of vrouw om het leven mee te delen. Vanuit je grote bewogenheid met hen kom je na diepgaande studie tot de conclusie, dat in de Bijbel het grote gebod van de liefde, gepaard met levenslange trouw aan de HERE en de naaste, centraal staat. En die nuance vind je ook bij Paulus terug, als hij zegt: ‘Alles is toegestaan, maar niet alles is goed.’ (1 Korintiërs 6:12 en 10:23)

4) MEER VAN DE GEEST

Je ervaart bij jezelf en in de Gereformeerde Kerken een gebrek aan geloofsbeleving. Het lijkt wel, alsof er geen verlangen naar de doorwerking van de Heilige Geest is. Hoe is dat zo gekomen? Na onderzoek in de Bijbel trek je de conclusie dat de gereformeerde belijdenisgeschriften vooral rationalistisch en verstandelijk over het werk van Christus vóór ons spreken en dat er te weinig aandacht is voor het werk van de Geest van Christus ín ons. Tegelijk lees je in deze Bijbel dat daar veel meer ruimte geboden wordt voor (bijzondere) ervaringen van de Geest dan in onze gereformeerde kerken altijd geleerd is.

5) JE MOET DANKBAAR ZIJN

In gesprekken met mede-kerkgangers signaleer je dat velen van hen de verlossing uit de macht van de zonde als een genade-werk van Jezus Christus bestempelen. Maar als je doorvraagt wat dat voor hen betekent, krijg je van diezelfde gereformeerden vervolgens te horen, dat ze nu graag aan God willen laten zien dat ze Hem daar erg dankbaar voor zijn. En je ziet dat ze dat proberen te doen door zelf uit eigen kracht een perfekt gereformeerd leven te leiden. Je komt tot de conclusie, dat de Heidelbergse Catechismus daar mede aanleiding toe geeft door te spreken van Ellende –  Verlossing – Dankbaarheid. Want jezelf verlossen kun je niet, maar je kunt wel zelf laten zien hoe dankbaar je bent. En dat is niet bijbels: ook je heiliging en je christelijke leven is iets wat de Heilige Geest in jou bewerkt en dus een genadegeschenk van God.

6) BLIJVEN STEKEN BIJ DE ZONDE

Tegelijk constateer je in diezelfde gesprekken, dat veel gereformeerde broeders en zusters blijven steken in het ‘ik-ellendig-mens-geloof’ van Romeinen 7. Ze hebben een ‘ja-maar’ geloof en komen maar niet toe aan een nieuwe christelijke levensstijl door de kracht van de Geest, zoals Romeinen 8 daar over spreekt. Als je daar wat dieper over nadenkt, zie je opeens de relatie met de wekelijkse voorlezing van de Tien Geboden en de vele zondagen van de Catechismus over de Wet. Daardoor krijg je als christen ook gemakkelijk een schuldgevoel aangepraat. Want je moet dankbaar zijn, maar wat brengen je ervan terecht? En dus ga je nog beter je best doen met het leven onder de wet. Zet daar de Bijbel eens tegenover! Die heeft toch duidelijk ook oog voor die andere insteek, nl. de roeping om vrij te zijn en het ‘ik-vermag-alle-dingen-door-Hem-die-mij-kracht-geeft-geloof’.

7) MET DE KINDERDOOP DE GENADE OP ZAK

Je ergert je aan zoveel lauwheid bij al die gereformeerde gelovigen. Tegelijk zeggen ze allemaal wel, dat ze kind van God zijn en bij het verbond horen. Net alsof je dan automatisch ‘binnen’ bent! En plotseling besef je, dat de kinderdoop daar een belangrijke oorzaak van is. Dat wekt de indruk dat je Gods genade altijd paraat hebt. Maar in de Bijbel lees je, dat mensen zich bewust tot God bekeren moeten, want ‘wie gelooft en zich laat dopen zal gered worden’ (Markus  16:16). Zie je wel? Door al die nadruk op het verbond en de kinderdoop kweek je gemakzuchtige gelovigen.

LANGE HALEN – SNEL THUIS

Ik herken heel vaak de pastorale problemen in bovenstaande situaties. Maar naar mijn bescheiden mening wordt er bij de oplossingsrichting een denkfout gemaakt. We signaleren een pastoraal probleem en we denken dat het aan de gereformeerde leer ligt. En dus doen we ons best om aan te wijzen waar de gereformeerde manier van omgaan met de Bijbel niet klopt. Of waar de gereformeerde belijdenisgeschriften het aan het verkeerde eind hebben. Die analyse is, denk ik, meestal niet terecht. Met als gevolg, dat de oplossing ook niet deugt.

In de meeste gevallen is er wat anders aan de hand. Niet de gereformeerde leer is de oorzaak van persoonlijke moeiten of een gezamenlijke eenzijdigheid. Nee, het zijn de kloven tussen geloof en ervaring en tussen leer en leven die ons vaak parten spelen. Dan is het mij te gemakkelijk om te zeggen, dat de gereformeerde leer de oorzaak van alle ellende is.

Het is volgens mij niet moeilijk om bij elk van de zeven genoemde voorbeelden vanuit de Bijbel, maar zeker ook vanuit de gereformeerde belijdenisgeschriften aan te tonen, dat de geschetste problematiek vooral z’n oorzaak vindt in onze eenzijdigheid.

1) De gereformeerde leer maakt mensen niet depressief, want er wordt een reële uitweg uit de ellende aangewezen.

2) De gereformeerde leer erkent de diepte van het lijden en ziet reikhalzend uit naar de verlossing van geest, ziel, lichaam en schepping.

3) De gereformeerde leer ontkent niet dat iedere christen tegenover God zichzelf mag zijn, maar wil graag dat we onze individuele keuzes op die van Jezus onze Heer afstemmen.

4) De gereformeerde belijdenis staat vol van ervaringen door de Geest, waardoor we Jezus leren omhelzen en van binnen volstrekt bovennatuurlijk, liefdevol en wonderbaar worden aangeraakt.

5) De gereformeerde belijdenis leert ons juist om niet naar onze prestaties te kijken, maar naar onze motivatie.

6) De gereformeerde belijdenis zelf geeft duidelijk aan dat Christus ons door zijn Heilige Geest vernieuwen wil.

7) En de gereformeerde belijdenis neemt juist duidelijk afstand van de gedachte dat als God in de doop met jou zijn verbond sluit, je vanzelf automatisch de hemel binnen komt.

DE ‘BASICS’ WEER VAN ZOLDER HALEN

De gepresenteerde oplossingen gaan allemaal teveel uit van de praktijk. Om die kloppend te maken bij pastorale nood of om te vormen naar de eigen wenselijkheid, wordt de oorzaak bij de gereformeerde theologie gezocht. Die moet dan worden aangepast.

Het is veel moeilijker om eerst zelf als gereformeerd christen en zelf als gereformeerde kerken kritisch voor de spiegel van Gods Woord te gaan staan. En om daarna te constateren, dat we op een bepaald gebied scheefgegroeid zijn, terwijl onze papieren (de Bijbel én onze belijdenissen) heel evenwichtig zijn en daarom heel goed in staat zijn onze geloofsleer en ons geloofsleven prima in balans te houden.

Vervolgens is het nog moeilijker om te belijden, dat het dus onze eigen persoonlijke en collectieve schuld is, dat we in bepaalde eenzijdigheden zijn vervallen, en dat we daarom terug moeten keren naar de weg die God Zelf ons allang in de Bijbel heeft aangewezen en waar onze voorvaders in de gereformeerde belijdenissen allang oog voor gehad hebben.

Voor mij ligt de uitdaging hem hierin, om weer persoonlijk en gezamenlijk te gaan beleven, wat we allang als geloofskennis in onze bijbel en in onze belijdenisgeschriften hebben staan. Dan schuiven we de oorzaak van allerlei moeiten en ontwikkelingen niet langer op onze gereformeerde geloofsleer, maar maken we ons, door de Geest geleid, weer eigen wat we in Christus al lang op papier hebben staan.

Wat wil God in mijn leven? Hoe ontdek ik zijn plan met mij?

Ik denk dat elke christen zich deze vraag wel eens stelt. Dan gaat het over Gods leiding in mijn leven. Kan ik die ontdekken? Hoe weet ik zeker, dat het Gods wil is dat ik een bepaald richting zal inslaan of een bepaalde keuze zal maken?

pijl-rechtsIn het boek De christen als tijdgenoot van John Stott kwam ik een heel goed advies tegen. Hij zegt daar: “In het algemeen gesteld, is het terecht als we zeggen dat Gods wil voor zijn volk te vinden is in het Woord van God.” En even later: “De bijzondere wil van God is echter niet in de Schrift te vinden. De bijbel bevat echter wel uitgangspunten die relevant zijn voor bijzondere vragen. “ (allebei op blz. 126). Vervolgens noemt hij er vijf. Daar heb ik zelf veel aan gehad en dus geef ik ze graag door. Inclusief de bijbeltekst die John Stott aan elke tip verbindt.

Tip 1: Verleen altijd voorrang aan Gods bekende wil

Je eigen wil is vaak het grootste struikelblok voor de ontdekking van Gods wil. Iedereen kent wel het verkeersbord dat aangeeft dat je andere voertuigen voorrang moeten verlenen. Zo moet je ook voorrang verlenen en toegeven aan Gods bedoeling. In de Bijbel kom je veel dingen tegen die de HERE gebiedt of verbiedt. Zo maakt Hij zijn wil bekend aan wie bereid zijn die te volgen. Denk aan Psalm 25 vers 9: Wie nederig zijn leidt Hij in het rechte spoor, Hij leert hun zijn paden te gaan.

Tip 2: Bid tot God als je vragen hebt

God maakt zijn wil alleen maar aan jou bekend als je die werkelijk wilt kennen. Een vage overgave is niet voldoende. Je moet er aanhoudend en vol verwachting om vragen. Want God is je hemelse Vader. Hij verwent zijn kinderen niet, maar wil dat je je wensen in gebed aan Hem kenbaar maakt. Jezus moedigt je in Matteüs 7 vers 7 aan: Vraag en er zal je gegeven worden. Kinderen die niet vragen, worden volgens Jakobus overgeslagen: U krijgt niets, omdat u niet bidt. (hoofdstuk 4 vers 2).

Tip 3: Praat veel met anderen

In het protestantse christendom is ‘het recht op eigen oordeel’ een van haar sterkste punten. Toch moet je je niet inbeelden dat dit betekent dat je al je beslissingen alleen moet nemen. Integendeel, God geeft je familie en vrienden en een christelijke gemeente. Voel je niet te goed om met anderen te praten en hen om advies te vragen.  In Spreuken 13 vers10 staat: Wie goede raad ter harte neemt, is wijs. Dus maak van je beslissingen groepsbeslissingen, die door kring van mensen waarin God je geplaatst heeft, gedragen worden.

Tip 4: Gebruik je verstand

Ook al moet je je overgeven aan wat de Bijbel zegt, God bidden om raad en anderen om advies vragen, uiteindelijk moet je zelf de beslissing nemen. Gods wil niet dat je bent zoals paarden en ezels die geen verstand hebben, maar met bit en toom bedwongen worden (Psalm 32 vers 8+9). Hij wil je niet door dwang of door irrationele voorgevoelens een bepaalde richting in laten slaan, maar heeft je daarvoor vooral het verstand gegeven, waardoor je persoonlijk bij het maken van keuzes de voor- en nadelen kunt afwegen.

 Tip 5: Neem de tijd en wacht rustig af

Mensen maken meer fouten door overhaast een besluit te nemen dan door een beslissing uit te stellen. Neem er de tijd voor om te ontdekken wat Gods plan met jouw leven is, want als je haast hebt of ongeduldig wordt, ben je verkeerd bezig. Het duurde ongeveer tweeduizend jaar voor God zijn belofte aan Abraham, dat Jezus Christus geboren zou worden, vervulde. Het duurde tachtig jaar om Mozes voor te bereiden op zijn levenswerk. Het volwassen worden van de mens duurt ongeveer vijfentwintig jaar. Als je een beslissing moeten nemen binnen een bepaalde tijdsperiode moeten we dat natuurlijk doen. Maar als je niet aan een bepaalde tijd gebonden bent nog steeds geen zekerheid hebt, is het verstandiger om te wachten. Bedenk dan, dat God tegen jou hetzelfde zegt als tegen Jozef en Maria, toen Hij hen met het kind Jezus naar Egypte zond: ‘Blijf daar tot Ik je weer roep.’ (Matteüs 2 vers 13).

Gods wil is zo klaar als een klontje … achteraf bekeken

Ik kwam bij John Stott z’n adviezen terecht bij het maken van een preek over Handelingen 16 – het moment van de oversteek van het Evangelie van Azië naar Europa.

‘Kom over en help ons!’ – deze oproep wordt in christelijke kringen regelmatig gebruikt als er dringend mensen nodig zijn voor de het kerkelijk werk, de evangelisatie, de zending of het christelijk barmhartigheidswerk.

Asia NT‘Kom over en help ons!’ – bij Paulus zijn het geen mensen die een beroep op hem doen, maar is het God Zelf die via een visioen Paulus Europa instuurt. Dat staat in Handelingen 16 vers 9+10. Maar als je de drie verzen ervoor leest, valt het op, dat de Heilige Geest Paulus eerst een aantal keren tegen houdt om een andere weg in te slaan. Eerst verhindert de Geest Paulus om Gods Woord in Asia te verkondigen. Hij mag dus niet linksaf slaan om richting Efeze te gaan. Daarna staat de Geest het hem niet toe om rechtsaf te slaan, richting Bitynië aan de Zwarte Zee. Er staat niet bij, dat Paulus rechtstreekse ingevingen van de Heilige Geest kreeg. Misschien was de weg naar Efeze te onveilig of kreeg Paulus net op het moment dat de karavaan naar Bitynië zou vertrekken buikgriep. Hoe dan ook, Paulus zal een paar keer gedacht hebben: ‘Wat is Gods plan met onze zendingsreis?’ Pas achteraf werd het hem duidelijk.

Soms moet ik van te voren wat meer vertrouwen hebben in de God die mijn leven leidt. Achteraf zie ik vaak beter waar alles toe dient en leidt.